direct naar inhoud van Artikel 3 Bedrijventerrein
Plan: Kanaaldijk Aarle-Rixtel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1659.BPARkanaaldijk-VG02

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven die zijn genoemd in de Staat van Bedrijfsactiviteiten onder de categorieën 1 en 2, met uitzondering van geluidzoneringsplichtige en risicovolle inrichtingen;
  • b. supermarkt;
  • c. para-medische dienstverlening;
  • d. sport- en bewegingscentrum;
  • e. detailhandel in:
    • 1. keukens, badkamers, sanitair en aanverwante artikelen;
    • 2. meubelen en woninginrichting;
    • 3. showroom ten behoeve van bouwmaterialen;
    • 4. tuincentrum / outdoorproducten;
    • 5. bruin- en witgoed;
    • 6. rijwielen, auto's en automaterialen, boten, caravans, tenten en overige kampeerartikelen;
  • f. detailhandel als nevenactiviteit van groothandel;
  • g. één dienstwoning ter plaatse van de aanduiding 'dienstwoning toegestaan' op de verbeelding;
  • h. ondergeschikte horeca, behorende bij de onder d en e bedoelde bedrijven
  • i. met daaraan ondergeschikt:
    • 1. parkeervoorzieningen, conform de parkeernorm zoals vastgelegd in de CROW-notitie no. 182 en het Parkeerbeleidsplan gemeente Laarbeek (maart 2008).
    • 2. groenvoorzieningen.

3.2 Bouwregels

Op deze gronden zijn toegelaten:

  • a. bedrijfsgebouwen;
  • b. ten hoogste één dienstwoning per bouwperceel, voor zover deze op de verbeelding is aangeduid, alsmede de daarbij behorende bijgebouwen;
  • c. kleine gebouwtjes en bouwwerken ten behoeve van openbaar nut, waaronder een antennemast voor telecommunicatieverbindingen;
  • d. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. tuinen;
  • f. verharding zoals ontsluitingswegen en parkeervoorzieningen;
  • g. groenvoorzieningen en waterpartijen.

3.2.1 (Hoofd)gebouwen

Voor het bouwen van (hoofd)gebouwen, gelden de aanwijzigingen op de verbeelding alsmede de volgende bepalingen:

  • a. de gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd, met uitzondering van een klein gebouwtje ten behoeve van openbaar nut;
  • b. het bouwvlak mag tot het op de verbeelding ter zake aangegeven percentage worden bebouwd; indien geen percentage ter zake op de verbeelding is aangegeven, mag het bouwvlak volledig worden bebouwd;
  • c. de maximale bouwhoogte van (hoofd)gebouwen mag ten hoogste de op de verbeelding aangegeven hoogte bedragen; in afwijking hiervan geldt dat de goothoogte van kleine gebouwtjes ten behoeve van openbaar nut maximaal 3 m mag bedragen met een maximale bouwhoogte van 5 m;
  • d. de oppervlakte van een klein gebouwtje ten behoeve van openbaar nut mag niet meer bedragen dan 15 m2;
  • e. per bouwperceel mag uitsluitend voor zover dit op de verbeelding is aangeduid maximaal één dienstwoning worden gebouwd, met dien verstande dat voor de bouw van de woning geldt dat:
    • 1. de woning, al dan niet in één bouwmassa met of aangebouwd aan de bedrijfsbebouwing, slechts mag worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak hoofdgebouw met bijgebouwen;
    • 2. de goothoogte mag niet meer bedragen dan op de verbeelding is aangegeven;
    • 3. de inhoud van de woning maximaal 750 m3 dient te bedragen.
  • f. het bouwen van gebouwen met een oppervlak van meer dan 35 m2 dient op hydrologisch neutrale wijze plaats te vinden.
  • g. de maximale bedrijfsvloeroppervlakte binnen het bouwvlak bedraagt 1.230 m² voor de vestiging van een supermarkt en 800 m² voor de vestiging van overige detailhandelsactiviteiten zoals genoemd in 3.1 en 3.6.

3.2.2 Bijgebouwen bij woningen

Voor het bouwen van bijgebouwen bij woningen, gelden de volgende bepalingen:

  • a. de bijgebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. de goot- en bouwhoogte van die bijgebouwen mogen ten hoogste 3 m respectievelijk 4,5 m bedragen.

3.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. op de gronden binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak mag ten hoogste 4 m bedragen, met uitzondering van:
    • 1. erfafscheidingen, waarvan de hoogte maximaal 2 m mag bedragen;
    • 2. vlaggenmasten, waarvan de hoogte maximaal 8 m mag bedragen.

3.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.2.1, sub a ten behoeve van een uitbreiding van de bedrijfsbebouwing buiten het bouwvlak, echter alleen onder de volgende voorwaarden:

  • a. een omgevingsvergunning kan worden verleend om af te wijken voor gronden waarvan het bouwvlak ingevolge het bepaalde in artikel 3.2.1, onder b volledig mag worden bebouwd;
  • b. de uitbreiding mag maximaal 10% van de oppervlakte van het bouwvlak bedragen;
  • c. de haalbaarheid/behoefte van de uitbreiding dient aannemelijk te zijn gemaakt;
  • d. de bebouwing dient zoveel mogelijk aansluitend aan de bestaande bebouwing te worden gebouwd, tenzij zulks om bedrijfseconomische dan wel stedenbouwkundige redenen niet verantwoord is;
  • e. de bebouwing wordt opgericht aan de van de weg gekeerde zijde van de op het perceel aanwezige bebouwing;
  • f. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens bedraagt ten minste 3 m;
  • g. voldaan dient te worden aan de minimaal vereiste afstanden op grond van de milieuwetgeving.

3.4 Nadere eisen

Het bevoegd gezag kan nadere eisen stellen ten aanzien van:

  • a. de situering en afmetingen van bouwwerken;
  • b. de aanleg en omvang van parkeergelegenheid

indien zulks noodzakelijk is:

    • 1. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 2. voor een verantwoorde en evenwichtige stedenbouwkundige inpassing en ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit;
    • 3. ter waarborging van verkeers-, sociale en brandveiligheid;
    • 4. in verband met de gewenste laad- en losruimte op eigen terrein;
    • 5. in verband met milieu- en hydrologische aspecten.

3.5 Specifieke gebruiksregels

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. woondoeleinden in de vorm van het gebruik van bijgebouwen als afhankelijke woonruimte en van vrijstaande bijgebouwen voor bewoning, alsmede het gebruik anders dan bedoeld in artikel 3.1;
  • b. de uitoefening van een andere tak van handel, bedrijf of dienstverlening dan volgens het bepaalde onder artikel 3.1 is toegestaan;
  • c. de opslag van goederen buiten het op de verbeelding aangegeven bouwvlak.

3.6 Afwijken van de gebruiksregels

Het bevoegd gezag kan bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in artikel 3.5, sub b ten behoeve van detailhandel in huishoudelijke artikelen, echter alleen onder de volgende voorwaarden dat aantoonbaar is dat:

  • a. bruto-vloeroppervlak niet beschikbaar is, en
  • b. voldoende parkeerplaatsen niet inpasbaar zijn;

in het centrumgebied.