direct naar inhoud van Artikel 3 Woongebied
Plan: Woongebieden Providentia 1e fase
Status: vastgesteld
Plantype: uitwerkingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1658.upprovidentia-VS01

Artikel 3 Woongebied

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woningen, tuinen en erven;
  • b. zorgvoorzieningen;
  • c. nutsvoorzieningen;
  • d. groen- en speelvoorzieningen;
  • e. bos, waarbij ter plaatse van de aanduiding 'bos' uitsluitend het gebruik als bos is toegestaan;
  • f. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • g. voorzieningen voor verkeer en verblijf;
  • h. aan-huis-verbonden beroepen en aan-huis-verbonden bedrijven tot een maximum van 35% van het vloeropperlak per woning met een maximum van 50 m².

3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen
  • a. nieuwe woningen, geen zorgwoning zijnde, mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'bos' is geen bebouwing toegestaan, met uitzondering van erf- en terreinafscheidingen.

3.2.2 Hoofdgebouwen, woningen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen voor woningen, geen zorggebouw zijnde, gelden in aanvulling op 3.2.1 de volgende regels:

  • a. nieuwe woningen zijn uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. woningen mogen vrijstaand, halfvrijstaand of aaneen worden gebouwd, met dien verstande dat gestapelde bebouwing niet is toegestaan, een en ander met inachtneming van het bepaalde onder c van dit lid;
  • c. hoofdgebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht, met een maximale diepte van 15 meter;
  • d. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10,00 m en 15,00 m;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan:
    • 1. 3,00 m bij vrijstaande hoofdgebouwen;
  • f. de breedte van de voorgevel mag niet minder bedragen dan:
    • 1. 7,00 m bij een vrijstaand hoofdgebouw;
    • 2. 5,00 m bij overige hoofdgebouwen (stramienbreedte).
  • g. de maximale inhoud per woning bedraagt 1.000 m³.

3.2.3 Hoofdgebouwen, zorggebouwen

Voor het bouwen van zorggebouwen, geen woningen zijnde, gelden in aanvulling op 3.2.1 de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de maximale goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan respectievelijk 10,00 m en 15,00 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' dienen ten minste 20 wooneenheden in zorgwoningen en ten hoogste 50 wooneenheden in zorgwoningen gerealiseerd te worden, met dien verstande dat indien het betreffende vlak direct grenst aan de bestemming ‘Gemengd', het genoemde aantal wooneenheden in zorgwoningen ter plaatse van de aanduiding 'zorginstelling' en ter plaatse van de bestemming 'Gemengd' tezamen ten minste 20 dient en ten hoogste 50 mag bedragen;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van woongebied - zorginstelling -1' dienen ten minste 24 wooneenheden in zorgwoningen gerealiseerd te worden;
  • e. ten behoeve van zorgvoorzieningen, niet zijnde zorgwoningen, mag ten hoogste 975 m² bvo worden gebouwd;
  • f. ten behoeve van zorgwoningen mogen gebouwen met een gezamenlijke oppervlakte van ten hoogste 4.500 m² bvo worden gebouwd.

3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij woningen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij woningen, geen zorggebouw zijnde, gelden in aanvulling op 3.2.1 de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen én bijgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak en/of ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' worden opgericht;
  • b. de voorgevel van de aan- en uitbouwen én bijgebouwen moet achter de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd op een afstand van niet minder dan:
    • 1. 3,00 m bij vrijstaande hoofdgebouwen, mits de afstand tot aan de meest nabij gelegen rand van de openbare weg minimaal 5,00 m bedraagt en voorzien kan worden in voldoende parkeervoorzieningen op eigen terrein;
    • 2. 3,00 m bij overige hoofdgebouwen.
  • c. de goothoogte van aan- en uitbouwen én bijgebouwen mag ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'niet meer bedragen dan 3,50 m en de bouwhoogte niet meer dan 5,00 m;
  • d. voor de voorgevel van het hoofdgebouw mogen erkers, entreeportalen en vergelijkbare bouwwerken worden gebouwd, mits:
    • 1. de afstand van de voorgevel van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1,00 m bedraagt;
    • 2. de hoogte mag niet meer bedragen dan 0,30 m hoger dan de bovenkant van de scheidingsconstructie met de 2e bouwlaag van het hoofdgebouw;
    • 3. de breedte van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk niet meer bedraagt dan 70% van de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw indien de breedte minder is dan 6 m en niet meer dan 50% indien de breedte van de voorgevel van het hoofdgebouw meer is dan 6 m;
    • 4. de afstand van de erker, entreeportaal of vergelijkbaar bouwwerk tot de voorste perceelgrens minimaal 2,00 m bedraagt.
  • e. overkappingen mogen tot 1,50 m voor de voorgevel worden gebouwd, mits de afstand tot de voorste perceelgrens niet minder dan 3,00 m bedraagt en het voor de voorgevel gebouwde niet met enige wand omsloten is;
  • f. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • g. de totale oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken voor zover gelegen buiten het bouwvlak mag per woning ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer bedragen dan:
    • 1. 50 m²: bij een perceelsgrootte tot 250 m²;
    • 2. 75 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 250 m² tot 500 m²;
    • 3. 100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    • 4. 120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
  • h. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens mag niet minder bedragen dan 1,00 m, tenzij op de perceelgrens wordt gebouwd;
  • i. bij hoekpercelen mag de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens aan de zijde van het openbare gebied niet minder bedragen dan 3,00 meter.

3.2.5 Bijbehorende bouwwerken bij zorggebouwen

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij zorggebouwen, gelden in aanvulling op 3.2.1 de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen én (vrijstaande) bijgebouwen mogen alleen binnen het bouwvlak worden opgericht;
  • b. de goothoogte en bouwhoogte van aan- en uitbouwen én bijgebouwen mag niet meer bedragen dan 3,00 m;
  • c. de bouwhoogte van een overkapping mag niet meer bedragen dan 3,00 m.

3.2.6 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de hoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2,00 m en voor de voorgevel niet meer dan 1,00 m;
  • b. de hoogte van pergola's voor de voorgevel mag niet meer bedragen dan 2,70 m;
  • c. de bouw van antennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits de hoogte niet meer bedraagt dan 15,00 m;
  • d. de bouw van schotelantennes is toegestaan achter de achtergevel van het hoofdgebouw, mits
    • 1. de doorsnede niet groter is dan 2,00 m;
    • 2. de hoogte, gemeten vanaf het aansluitend terrein, niet meer bedraagt dan 3,00 m.
  • e. de hoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3,50 m.

3.2.7 Ondergronds bouwen

Voor ondergronds bouwen gelden de volgende regels:

  • a. ondergronds bouwen is alleen toegestaan als onderbouw onder hoofd- en aan-, uit- en bijgebouwen;
  • b. de verticaal gemeten diepte mag niet meer bedragen dan 4,00 m.

3.2.8 Openluchtzwembad

Voor het aanleggen van een openluchtzwembad bij een woning gelden de volgende regels:

  • a. de afstand van het zwembad tot de zijdelingse en achterste grens van het bouwperceel mag niet minder bedragen dan 5,00 m;
  • b. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m²;
  • c. het zwembad mag uitsluitend worden gesitueerd achter de achtergevel van het hoofdgebouw of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 m;
  • d. het zwembad mag uitsluitend voor hobbymatig gebruik worden benut.

3.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing, ten behoeve van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld en de gewenste beeldkwaliteit van het plan;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid.

3.4 Afwijken van de bouwregels
3.4.1 Algemene afwijkingen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaaalde in:

  • a. 3.2.2 onder c voor het vergroten van de diepte van de woning tot 17 meter;
  • b. 3.2.4 onder a op hoekpercelen ten behoeve van de bouw van een bijgebouw buiten het bouwvlak voor hoofdgebouwen en de zone voor bijgebouwen, mits deze niet minder dan 3,00 m en niet meer dan 12,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw waaraan wordt gebouwd is gelegen.

3.4.2 Voorwaarden

De in 3.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend, mits geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:

  • a. een samenhangend stedenbouwkundig beeld en de gewenste beeldkwaliteit van het plan;
  • b. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. de sociale veiligheid;
  • d. de verkeersveiligheid;
  • e. de milieusituatie.

3.4.3 Afwijken ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 3.2.7sub b voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwdiepte van maximaal 10 meter onder peil onder de voorwaarden dat:

  • a. de waterhuishouding niet wordt verstoord;
  • b. geen afbreuk wordt gedaan aan archeologische waarden

3.5 Specifieke gebruiksregels
3.5.1 Aan huis verbonden beroep

Gebruik van ruimten binnen de woning of in de bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een aan huis verbonden beroep, wordt als gebruik overeenkomstig de bestemming aangemerkt, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 35% van het vloeroppervlak van de woning en bijgebouwen, tot ten hoogste in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor het aan huis verbonden beroep
  • b. degene die de activiteiten in de woning uitvoert, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als onderschikte activiteit en wel in verband met die activiteit.

3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is ter plaatse van de aanduiding 'bos' verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het uitvoeren van heiwerken of het anderszins indringen van voorwerpen in de bodem;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of anderszins herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het vellen of rooien van bos en/of het verwijderen van houtopstanden;
  • d. het verwijderen van landschapselementen die ten tijde van het van kracht worden van het plan aanwezig waren;
  • e. het beplanten van gronden met bos, hoger dan 2,5 m, of met opgaand houtgewas in verband met boomteelt of houtteelt;
  • f. het aanleggen van landschapselementen;
  • g. het aanleggen en/of verharden van wegen of paden, dan wel het aanbrengen van andere niet onomkeerbare oppervlakteverhardingen groter dan 100 m²;
  • h. het verzetten van grond (verlagen, vergraven, ophogen of egaliseren) uit of op de bodem tot een omvang van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,30 m onder maaiveld;
  • i. de aanleg van drainage ongeacht de diepte tenzij het gaat om het vervangen van reeds bestaande drainage;
  • j. het verlagen van de waterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • k. het leggen van leidingen resp. het diepploegen of diepwoelen van de bodem op een diepte van meer dan 0,30 m;

3.6.2 Uitzonderingen

Het in 3.6.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden

welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen, dan wel van ondergeschikte betekenis zijn.
  • b. reeds in uitvoering zijn, dan wel krachtens een verleende vergunning reeds mogen worden uitgevoerd op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

3.6.3 Toelaatbaarheid

De in 3.6.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en/of de ontwikkeling van het bos, de bosgroeiplaats, de landschappelijke waarden, de natuurwaarden en/of de hydrologische waarden van de gronden. Alvorens te beslissen over het verlenen van de omgevingsvergunning winnen burgemeester en wethouders advies in bij het waterschap, voor zover de afweging mede betrekking heeft op hydrologische waarden.