Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Nachtegaallaan 1, Leende
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1658.BPnachtegaallaan1-vs01
1 Inleidende regels
 
Artikel 1 Begrippen
 
1.1 plan:
het bestemmingsplan ‘Nachtegaallaan 1, Leende’ met identificatienummer NL.IMRO.1658.BPnachtegaallaan1-vs01 van de gemeente Heeze-Leende.
 
1.2 bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bij-lagen;
 
1.3 aanbouw/uitbouw:
een gebouw dat als afzonderlijke ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw waarmee het in di-recte verbinding staat, dan wel als vergroting van een bestaande ruimte is gebouwd aan een hoofdgebouw, welk gebouw onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in archi-tectonisch opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.4 aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gron-den;
 
1.5 aan-huis-verbonden-bedrijf:
een bedrijf of het bedrijfsmatig uitoefenen van bedrijvigheid gericht op consumentenverzorging, geheel of gedeeltelijk door middel van handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende gebouwen, met behoud van woonfunctie, kan worden uitgeoefend;
 
1.6 aan-huis-verbonden beroep:
een dienstverlenend beroep, niet gericht op consumentenverzorging, dat in of bij een woning wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is. Gastou-der als bedoeld in de Wet Kinderopvang en Kwaliteitseisen Peuterspeelzalen (WKKP) is hieron-der begrepen;
 
1.7 afhankelijke woonruimte:
een bijgebouw dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning met een zelfstan-dige woonvoorziening waarin een huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is;
 
1.8 attentiezone waterhuishouding
gebied gelegen rondom en binnen het Natuur Netwerk Brabant waar fysieke ingrepen een ne-gatief effect kunnen hebben op de waterhuishouding
 
1.9 bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
 
1.10 bebouwingspercentage:
een in de regels aangegeven percentage, dat de grootte van het deel van een terrein aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd;
 
1.11 bedrijf:
een inrichting of instelling gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten;
 
1.12 bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, bestemd voor de huisvesting van (het huis-houden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;
 
1.13 bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
 
1.14 bijgebouw:
een op zichzelf staand, al dan niet vrijstaand gebouw, dat door de vorm onderscheiden kan worden van het hoofdgebouw en dat in architectonisch en functioneel opzicht ondergeschikt is aan het hoofdgebouw;
 
1.15 bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
 
1.16 bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
 
1.17 bouwlaag:
het doorlopende geheel van op gelijke of nagenoeg gelijke vloerhoogte gelegen ruimten in een gebouw met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van kelder, onderbouw, zolder en vliering;
 
1.18 bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar beho-rende bebouwing is toegelaten;
 
1.19 bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels be-paalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;
 
1.20 bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
 
1.21 cultuurhistorische waarde:
de aan een bouwwerk of gebied toegekende waarde, gekenmerkt door het beeld dat is ontstaan en door het gebruik dat de mens in de loop van de geschiedenis van dat bouwwerk of dat gebied heeft gemaakt, zoals dat onder meer tot uitdrukking komt in de beplanting, het reliëf, de verkaveling, het sloten- of wegenpatroon of de architectuur;
 
1.22 detailhandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verko-pen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Bedrijven ge-richt op consumentenverzorging, zoals kappers, schoonheidsspecialisten en nagelstudio's zijn hieronder begrepen;
 
1.23 detailhandel in branche vrije tijd:
detailhandel in consumentenartikelen ten behoeve van sport, toerisme en recreatie;
 
1.24 dienstverlening:
het verlenen van diensten aan derden, waarvan de uitoefening geschiedt in een rechtstreeks contact met het publiek, al dan niet door middel van een baliefunctie, met uitzondering van een seksinrichting;
 
1.25 extensief recreatief medegebruik:
een recreatief gebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan en waarbij het gebruik weinig invloed heeft op de doeleinden binnen de bestemming;
 
1.26 gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wan-den omsloten ruimte vormt;
 
1.27 groen-blauwe mantel:
gebieden als zodanig beschreven in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Bra-bant en welke gronden mede zijn bestemd voor behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden;
 
1.28 groothandel:
het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verko-pen of afleveren van goederen aan wederverkopers, dan wel aan instellingen dan wel personen ter aanwending in een andere bedrijfsactiviteit;
 
1.29 handel in volumineuze goederen:
detailhandel die vanwege de aard en omvang van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig hebben voor de uitstalling, zoals caravans, auto's etc. Bouwmarkten zijn hieronder tevens begrepen;
 
1.30 hoofdgebouw:
een gebouw, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige be-stemming van een bouwperceel en, gelet op die bestemming, het belangrijkste is;
 
1.31 horecabedrijf:
een bedrijf dat is gericht op het verstrekken van dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse, het exploiteren van zaalaccommodatie of nachtverblijf. Tot de hieronder genoemde begrippen Horeca 1 tot en met Horeca 3 worden mede begrepen de niet genoemde, maar naar aard, om-vang en uitstraling op het woon- en leefmilieu vergelijkbare horecasoorten:
 
Horeca 1 (daghoreca):
vormen van horeca-activiteiten die qua exploitatievorm en openingstijden aansluiten bij winkel-voorzieningen en waarbij de activiteiten primair gericht zijn op het bedrijfsmatig verstrekken van etenswaren of dranken voor nuttiging al dan niet ter plaatse en waarvan de exploitatie door-gaans geen of slechts in lichte mate een aantasting van het woon- en leefklimaat kan veroorza-ken, zoals broodjeszaken, ijssalons en lunchrooms.
 
Horeca 2:
een bedrijf waar bedrijfsmatig dranken of etenswaren voor gebruik ter plaatse worden verstrekt, zoals (eet)cafés, restaurants, brasserieën, cafetaria's etc., met uitzondering van een discotheek, een en ander al dan niet in combinatie met een vermaaksfunctie, met uitzondering van een ero-tisch getinte vermaaksfunctie.
 
Horeca 3:
een bedrijf waar bedrijfsmatig logies worden verstrekt met als nevenfunctie het verstrekken van maaltijden of dranken (aan de logerende gasten), zoals hotels en pensions.
 
1.32 huishouden:
een verzameling van één of meer personen die een huishouding voeren, waarbij sprake is van continuïteit in samenstelling en onderling verbondenheid;
 
1.33 kamerverhuur:
de verhuur van een woning of woongebouw geheel of nagenoeg geheel via kameruitgifte, waar-bij kamers geen zelfstandige woonruimte vormen door het ontbreken er in van wezenlijke voor-zieningen zoals een eigen kook- of wasgelegenheid of toilet;
 
1.34 kantoor:
een locatie die dient voor het bedrijfsmatig verlenen van diensten waarbij afnemers niet of slechts in ondergeschikte mate rechtstreeks te woord worden gestaan en geholpen;
 
1.35 kelder:
een geheel ondergronds gelegen ruimte, die grotendeels is gesitueerd onder een bijbehorend bovengronds bouwwerk;
 
1.36 landschappelijke waarden:
het geheel van waarden in verband met bijzondere landschappelijke kenmerken van een gebied of object, in de zin van karakteristieke verschijningsvorm, herkenbaarheid/identiteit en diversi-teit, dat bestaat uit aardkundige, archeologische, cultuurhistorische en visueel-ruimtelijke waar-den, afzonderlijk of in onderlinge samenhang;
 
1.37 maatschappelijke voorzieningen:
educatieve, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, als-mede voorzieningen ten behoeve van sportieve recreatie en voorzieningen ten behoeve van openbare dienstverlening;
 
1.38 mantelzorg:
het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband;
 
1.39 natuurlijke waarden:
de waarden in verband met de aanwezigheid van bijzondere planten, dieren en leefgemeen-schappen in onderlinge samenhang en in samenhang met hun leefomgeving (biotoop) en welke verband houden met zaken als verscheidenheid/zeldzaamheid, natuurlijkheid/ongestoordheid en kenmerkendheid voor het gebied;
 
1.40 overkapping:
een bouwwerk dat bestaat uit een dakconstructie met maximaal 2 wanden;
 
1.41 peil:
  1. bij nieuw te bouwen hoofdgebouwen en daarbij behorende aan- of uitbouwen: het straatpeil ter plaatse van de perceelgrens vermeerderd met 3 centimeter per meter afstand tussen de hoofdtoegang van het gebouw en die perceelgrens met een maxi-mum van 30 centimeter;
  2. bij nieuw te bouwen bijgebouwen en bouwwerken geen gebouw zijnde: de gemiddelde maaiveldhoogte van het aansluitend afgewerkte terrein;
  3. bij bestaande gebouwen: een denkbeeldig vlak op 5 centimeter onder het niveau van de afgewerkte begane grondvloer;
1.42 prostitutiebedrijf:
een bedrijf, waarin het zich beschikbaar stellen tot het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding als beroep wordt uitgeoefend;
 
1.43 seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte, waarin bedrijfsmatig of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch-pornografi-sche aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting worden in elk geval verstaan: een seksbios-coop, seksautomatenhal, sekstheater, een parenclub of een prostitutiebedrijf, waaronder tevens begrepen een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;
 
1.44 spiritueel centrum:
centrum voor het houden van lezingen, cursussen en workshops op het gebied van bewustwro-ding en persoonlijke groei;
 
1.45 vloeroppervlak:
de totale oppervlakte van hoofdgebouwen en aan- en bijgebouwen op de begane grond;
 
1.46 voorgevel:
de gevel van een gebouw, die is gekeerd naar de weg of het openbaar gebied waarop het bouwperceel overwegend georiënteerd is (bij een hoekgevel is er slechts sprake van één voor-gevel);
 
1.47 voorgevellijn:
de lijn waarin de voorgevel van een bouwwerk is gelegen alsmede het verlengde daarvan; 
 
1.48 water en waterhuishoudkundige voorzieningen:
al het oppervlaktewater zoals sloten, greppels, (infiltratie)vijvers, kanalen, beken en andere wa-terlopen, ook als deze incidenteel of structureel droogvallen. Alsmede voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer en waterberging, hemelwaterinfiltra-tie en waterkwaliteit. Hierbij kan gedacht worden aan duikers, stuwen, infiltratievoorzieningen, gemalen, inlaten et cetera;
 
1.49 woning:
een complex van ruimten, dat uitsluitend bedoeld is voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden;
 
Artikel 2 Wijze van meten
 
2.1 de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens
de kortste afstand van enig punt van een bouwwerk tot de zijdelingse grens van het bouwper-ceel;
 
2.2 de bebouwde oppervlakte van een bouwperceel
de gezamenlijke oppervlakten van de gebouwen, die op hetzelfde bouwperceel zijn of mogen worden opgericht op grond van een verleende vergunning of zijn opgericht op grond van artikel 2.3 lid 1 Bor juncto artikel 3 van bijlage 2 Bor, met inbegrip van de oppervlakten van (gedeelte van) gebouwen die volledig onder maaiveld zijn gelegen;
 
2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
 
2.4 de dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;
 
2.5 de goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeiboord, of een daar-mee gelijk te stellen constructiedeel;
 
2.6 de inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;
 
2.7 de lengte, breedte en diepte van een gebouw
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of de harten van scheidsmuren;
 
2.8 de oppervlakte van een bouwwerk
tussen de buitenwerkse gevelvlakken of hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojec-teerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
 
2.9 de ondergrondse bouwdiepte van een bouwwerk
vanaf het peil tot het diepste punt van het bouwwerk, de fundering niet meegerekend;
 
2.10 Ondergeschikte bouwdelen
Bij toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwde-len zoals plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 meter is.
 
2 Bestemmingsregels
 
Artikel 3 Bos
 
3.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Bos' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. instandhouding en aanplant van bos en bebossing;
  2. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  3. (half)verharde paden voor langzaam verkeer;
  4. in- en uitritten, uitsluitend ter plaatse van aanduiding 'ontsluiting';
  5. geluidswerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting geluidsscherm';
  6. het behoud, herstel en de duurzame ontwikkeling van de ecologische waarden en kenmerken van het Natuur Netwerk Brabant ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - Natuur Netwerk Brabant'.
3.2 Bouwregels
 
3.2.1 Gebouwen
Op of in deze gronden zijn uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, toegestaan.
 
3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen is maximaal 1 meter;
  2. de bouwhoogte van geluidswerende schermen is maximaal 5 meter;
  3. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.
3.3 Specifieke gebruiksregels
 
3.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
  1. het gebruik van gronden en bouwwerken als stand- of ligplaats voor kampeermiddelen;
  2. het permanent verwijderen van houtopstanden uitgezonderd ten behoeve van ontsluiting als bedoeld in artikel 3.1 onder e.
3.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.4.1 Verboden werken en werkzaamheden
Het is verboden, zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag, de volgende werken, geen bouwwerk zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:
  1. het aanleggen of verharden van wegen, paden of parkeergelegenheden en oppervlakteverhardingen;
  2. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  3. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen, egaliseren;
  4. het vellen en rooien van houtgewas;
  5. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  6. het aanleggen van picknickplaatsen, speel- en/of ligweiden.
3.4.2 Uitzondering
Het verbod als bedoeld in 3.4.1 is niet van toepassing op andere werken en/of werkzaamheden die:
  1. het normale onderhoud, gebruik en beheer ten dienste van de bestemming betreffen, waaronder het aanleggen van een geluidswal van 5 meter hoog;
  2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van het plan;
  3. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
3.4.3 Weigeringsgrond
De andere werken en/of werkzaamheden als bedoeld in 3.4.1 zijn slechts toelaatbaar voor zover geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden.
 
Artikel 4 Wonen
 
4.1 Bestemmingsomschrijving
 
4.1.1 Algemeen
De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. woningen, al dan niet met aan-huis-verbonden beroep;
met de daarbij behorende:
  1. erven en terreinen;
  2. verkeer- en parkeervoorzieningen;
  3. geluidswerende voorzieningen, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting geluidsscherm';
  4. groenvoorzieningen;
  5. water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
 
4.2.1 Hoofdgebouwen
Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:
  1. hoofdgebouwen mogen uitsluitend worden gesitueerd binnen het op de verbeelding aangegeven bouwvlak.
  2. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  3. de inhoud van een woning mag maximaal 1.000 m³ bedragen;
  4. het bruto bebouwd oppervlak van een woning zonder verdieping mag niet meer bedragen dan 200 m2;
  5. de goot- en bouwhoogte van hoofdgebouwen mogen niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum goothoogte (m), maximum bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  6. de afdekking van een gebouw moet worden uitgevoerd met een platte afdekking danwel als lessenaarsdak met een dakhelling van ten hoogste 20°;
  7. de afstand tot de zijdelingse perceelgrens bedraagt minimaal 5 meter.
4.2.2 Aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen
Voor het bouwen van aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende regels:
  1. aanbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 3 meter achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  2. de totale oppervlakte van de aanbouwen, bijgebouwen en overkappingen buiten het bouwvlak mag per hoofdgebouw niet meer bedragen dan:
    1.   75 m²: bij een perceelsgrootte tot 500 m²;
    2.   100 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 500 m² tot 2.000 m²;
    3.   120 m²: bij een perceelsgrootte vanaf 2.000 m²;
  3. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3,50 meter;
  4. de afdekking van een bijgebouw moet worden uitgevoerd met een platte afdekking;
  5. tot een afstand van 25 meter achter de voorgevel moet, bij vrijstaande woningen, aan één zijde van het perceel een zone van minimaal 3 meter uit de zijdelingse perceelgrens vrij blijven van bijbehorende bouwwerken. Indien de bestaande afstand minder bedraagt dan de genoemde 25 meter en 3 meter, geldt deze afstand als minimale afstand;
  6. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelgrens bedraagt minimaal 1 meter, tenzij in de perceelgrens wordt gebouwd;
4.2.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
  1. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd achter de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 2 meter;
  2. de bouwhoogte van erfafscheidingen gesitueerd vóór de voorgevellijn van het hoofdgebouw is maximaal 1 meter;
  3. de bouwhoogte van geluidswerende schermen is maximaal 5 meter;
  4. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, is maximaal 3 meter.
4.2.4 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken gelden de volgende regels:
  1. ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de ondergrondse bouwdiepte van ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter onder peil.
4.2.5 Openlucht zwembad
Voor het bouwen van een onoverdekt zwembad gelden de volgende regels:
  1. het zwembad dient te worden gebouwd achter de achtergevel van de woning of het verlengde daarvan, op een afstand van niet meer dan 50 meter;
  2. de afstand tot de zijdelingse en achterste perceelsgrens is minimaal 3 meter;
  3. de oppervlakte van het zwembad mag niet meer bedragen dan 100 m2;
  4. per bouwperceel mag maximaal 1 zwembad worden gebouwd;
  5. het zwembad mag niet hoger zijn dan 1 meter;
  6. de ondergrondse bouwdiepte van het zwembad bedraagt maximaal 2,50 meter.
4.2.6 Voorwaardelijke verplichting beeldkwaliteit
Een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' wordt alleen verleend indien naar oordeel van burgemeester en wethouders sprake is van een goede beeldkwaliteit, waarbij getoetst wordt aan Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Nachtegaallaan Leende, d.d. 13 maart 2023.
 
4.2.7 Voorwaardelijke verplichting 1e verdieping
Een omgevingsvergunning voor de activiteit 'bouwen' waar een 1e verdieping van een woning onderdeel van uitmaakt, wordt alleen verleend indien door de aanvrager van de vergunning middels een akoestisch onderzoek is aangetoond dat de woning voldoet aan de voorwaarden uit de Wet Geluidshinder.
 
4.3 Specifieke gebruiksregels
 
4.3.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik wordt in elk geval gerekend:
  1. het gebruik van bijgebouwen als zelfstandige woning en als afhankelijke woonruimte;
  2. het splitsen van een woning in meerdere woningen;
  3. het gebruik van de gebouwen voor kamerverhuur;
  4. het gebruik van de woning als recreatiewoning;
4.3.2 Aan-huis-verbonden beroep
Aan-huis-verbonden beroepen zijn toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit bij de woonfunctie, waarbij de volgende regels van toepassing zijn:
  1. de omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 45 m2;
  2. detailhandel mag alleen plaatsvinden ondergeschikt aan en in direct verband met het aan-huis-verbonden beroep;
  3. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
4.3.3 Voorwaardelijke verplichting geluid
Het gebruik van geluidsgevoelige objecten op de gronden met de bestemming 'Wonen' is alleen toegestaan indien:
  1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - voorwaardelijke verplichting geluidscherm' , een gesloten geluidsvoorziening in de vorm van een aarden wal met een hoogte van 4,5 m en een ononderbroken lengte van 180 m in stand wordt gehouden.
4.4 Afwijken van de gebruiksregels
 
4.4.1 Recreatiewoningen
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in artikel 4.1.1 ten behoeve van het gebruik van een woning als recreatiewoning met dien verstande dat:
  1. de recreatiewoning voor maximaal 10 personen gebruikt mag worden;
  2. de afstand tussen twee recreatiewoningen minimaal 150 meter bedraagt;
  3. indien de woning in gebruik wordt genomen als recreatiewoning er geen sprake mag zijn van reguliere bewoning;
  4. het bevoegd gezag kan de omgevingsvergunning intrekken indien 2 jaar geen gebruik is gemaakt van de functiewijziging tot recreatiewoning.
4.5 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.5.1 Wijzigingsbevoegdheid onbebouwde bouwvlakken
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om onbenutte of deels onbenutte bouwvlakken te verwijderen of het maximum aantal wooneenheden te verminderen, indien:
  1. het een onbebouwd bouwvlak betreft, waar binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  2. er binnen 2 jaar na sloop van een hoofdgebouw ter plaatse van het bouwvlak met een omgevingsvergunning geen nieuwe woonbebouwing is opgericht, danwel in oprichting is;
  3. er binnen 2 jaar na de inwerkingtreding van het bestemmingsplan met een omgevingsvergunning minder wooneenheden zijn opgericht danwel in oprichting zijn dan volgens de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' op de locatie is toegestaan.
3 Algemene regels
Artikel 5 Anti-dubbeltelregel
 
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
 
Artikel 6 Algemene bouwregels
 
6.1 Bestaande afwijkende maatvoering
 
Met betrekking tot bestaande maten gelden de volgende regels:
  1. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan met een verleende omgevingsvergunning toegestane afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen, die meer bedragen dan de maximale maten welke in hoofdstuk 2 zijn voorgeschreven, moeten als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
  2. de op het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan met een verleende omgevingsvergunning toegestane afstands-, hoogte-, inhouds-, hellings- en oppervlaktematen die minder bedragen dan de minimale maten welke hoofdstuk 2 is voorgeschreven, moeten als ten minste toelaatbaar worden aangehouden;
  3. in geval van herbouw is het bepaalde onder a en b slechts van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt, waarbij de afwijking niet groter mag zijn dan de vergunde situatie.
6.2 Parkeergelegenheid en laad- en losmogelijkheden bij of in gebouwen
 
6.2.1 Parkeergelegenheid bij of in gebouwen
Indien de omvang of de bestemming van een gebouw daartoe aanleiding geeft, moet ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's in voldoende mate ruimte zijn aangebracht in, op of onder het gebouw, dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij dat gebouw behoort. Deze ruimte mag niet overbemeten zijn, gelet op het gebruik of de bewoning van het gebouw, waarbij rekening moet worden gehouden met de eventuele bereikbaarheid per openbaar vervoer.
 
6.2.2 Afmetingen
De in 6.2.1 bedoelde ruimte voor het parkeren van auto's moet afmetingen hebben die zijn afgestemd op gangbare personenauto's. Aan deze eis wordt geacht te zijn voldaan indien de afmetingen:
  1. van bedoelde parkeerruimten bij langsparkeren ten minste 1,80 meter bij 5,00 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen;
  2. van bedoelde parkeerruimten bij haaksparkeren ten minste 2,40 meter bij 5,00 meter en ten hoogste 3,25 meter bij 6,00 meter bedragen;
  3. van een gereserveerde parkeerruimte voor een gehandicapte -voor zover die ruimte niet in de lengterichting aan een trottoir grenst- ten minste 3,50 meter bij 5,00 meter bedragen.
6.2.3 Laden en lossen
Indien de bestemming van een gebouw aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, moet in deze behoefte in voldoende mate zijn voorzien binnen de bestemming op eigen terrein.
 
6.2.4 Afwijken
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2.3:
  1. indien het voldoen aan die regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit;
  2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingruimte, dan wel laad- of losruimte wordt voorzien.
Artikel 7 Algemene aanduidingsregels
 
7.1 overige zone - groenblauwe mantel
 
7.1.1 Algemeen
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' zijn de gronden aangewezen als 'Groenblauwe mantel' conform de Verordening ruimte 2014. Hierbij is hoofdstuk 6 van de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant van toepassing.
 
7.1.2 Verbod
Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - groenblauwe mantel' is het, in afwijking van het gestelde in hoofdstuk 2, niet toegestaan werken en/of werkzaamheden uit te voeren die een negatief effect op het behoud, herstel of duurzame ontwikkeling van het watersysteem en de ecologische en landschappelijke waarden hebben.
 
7.1.3 Uitzondering
Het in 7.1.2 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en/of werkzaamheden die het normale beheer en onderhoud betreffen.
 
7.1 Overige zone - attentiezone waterhuishouding
 
7.1.1 Aanduidingsomschrijving
De gronden ter plaatse van de aanduiding 'Overige zone - attentiezone waterhuishouding' zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, tevens bestemd voor de bescherming tegen negatieve effecten op de waterhuishouding van het hierbinnen gelegen Natuur Netwerk Brabant.
 
7.1.2 Omgevingsvergunning ten behoeve van het uitvoeren van werken, geen bouwwerken zijne, en werkzaamheden
 
a. Omgevingsvergunningvereiste
  1. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en/of werkzaamheden uit te voeren:
  2. het verzetten van grond van meer dan 100 m³ of op een diepte van meer dan 0,6 m beneden maaiveld, voor zover geen vergunning is vereist in het kader van de Ontgrondingenwet;
  3. de aanleg van drainage ongeacht de diepte, tenzij het gaat om vervanging van een al bestaande drainage;
  4. het verlagen van de grondwaterstand anders dan door middel van het graven van sloten of het toepassen van drainagemiddelen, met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  5. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen of verharde oppervlakten van meer dan 100 m², anders dan een bouwwerk.
b. Uitzonderingsregel
Het in lid 7.1.2 sub a vervatte verbod geldt niet voor werken en/of werkzaamheden die:
  1. behoren tot normaal onderhoud en beheer ten dienste van de bestemming;
  2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de inwerkingtreding van het plan;
  3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende vergunning.
c. Voorwaarden
Een omgevingsvergunning voor werken of werkzaamheden als bedoeld in 7.1.2 sub a wordt door het bevoegd gezag niet eerder verleend nadat het betrokken waterschapsbestuur is gehoord.
 
Artikel 8 Algemene afwijkingsregels
 
8.1 Algemeen
 
Indien niet op grond van een andere bepaling kan worden afgeweken van deze regels kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het volgende:
  1. de bestemmingsregels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft;
  2. het oprichten van liftschachten en trappenhuizen als onderdeel van de hoofdbouw tot maximaal 3 meter boven de toegelaten goothoogte voor de hoofdbouw;
  3. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ter wering van geluidhinder of luchtverontreiniging, brand- en explosiegevaar, mits de hoogte ten hoogste 5 meter is;
  4. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, voor reclamedoeleinden direct nabij de openbare weg, mits de hoogte ten hoogste 2,50 meter is.
8.2 Aan-huis-verbonden bedrijf
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels om toe te staan dat een aan-huis-verbonden bedrijf in of bij een (bedrijfs-)woning mogelijk is, met dien verstande dat:
  1. de omvang van de activiteit niet meer bedraagt dan 45 m²;
  2. de woonfunctie de hoofdfunctie blijft;
  3. het gebruik geen onevenredige invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige toename van de parkeerbehoefte veroorzaakt;
  4. detailhandel alleen plaatsvindt ondergeschikt aan en in direct verband met de lichte bedrijvigheid;
  5. de activiteit wordt uitgeoefend door de bewoner.
8.3 Bed & breakfast
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning of bijgebouwen bij de woning voor bed and breakfast-voorzieningen, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. de voorzieningen dienen te worden gerealiseerd binnen de bestaande bebouwing;
  2. het maximaal aantal personen dat logies en ontbijt kan worden geboden bedraagt acht, met een maximum verblijfsduur van 6 weken;
  3. parkeren dient op eigen terrein plaats te vinden;
  4. er mag geen sprake zijn van een onevenredige verkeersaantrekkende werking;
  5. bedoeld gebruik mag geen hinder voor het woonmilieu opleveren en mag geen onevenredige afbreuk doen aan het woonkarakter van de wijk of buurt;
  6. bedoeld gebruik mag geen belemmering voor de omliggende bedrijven opleveren;
  7. het gebruik dient de woonfunctie te ondersteunen, dat wil zeggen dat degene die de activiteiten in het hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk uitvoert, tevens de gebruiker van het hoofdgebouw is;
  8. de maximale oppervlakte bedraagt in totaal 75 m², met dien verstande dat maximaal 50% van het vloeroppervlak van het hoofdgebouw ten behoeve van de Bed & Breakfast in gebruik mag zijn.
8.4 Internetverkoop
 
Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van de bestemmingsplanregels ten behoeve van het gebruik van ruimten voor internetverkoop, voor zover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de hoofdfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:
  1. er mag geen showroom of andersoortige winkelopstelling aanwezig zijn;
  2. het assortiment is alleen te bezichtigen via internet of catalogus;
  3. fysiek bezoek door klanten is niet toegestaan;
  4. levering van producten vindt alleen plaats via post of koeriersdiensten;
  5. de vestiging mag niet leiden tot onveilige c.q. overlastgevende (verkeers)situaties.
Artikel 9 Overige regels
 
Nieuwe ontwikkelingen dienen hydrologisch neutraal plaats te vinden. Hydrologisch neutraal ontwikkelen houdt in dat de ontwikkeling geen hydrologische achteruitgang ten opzichte van de referentiesituatie tot gevolg heeft. Om de aard en omvang van de benodigde maatregelen vast te stellen dient advies te worden ingewonnnen bij Waterschap de Dommel.
 
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 10 Overgangsrecht
 
11.1 Overgangsrecht bouwwerken
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
11.4 Overgangsrecht gebruik
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 11 Slotregel
 
Deze regels worden aangehaald als:
 
Regels van het wijzigingsplan ‘Nachtegaallaan 1, Leende'.