direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Welstandsnota Halderberge
Status: vastgesteld
Plantype: gemeentelijke structuurvisie
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.SVG0002-C001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Algemeen

In de gemeente Halderberge wordt gestreefd naar een aantrekkelijke gebouwde omgeving. De gevels van de gebouwen en andere bouwwerken vormen samen de dagelijkse leefomgeving van onze inwoners. Dat betekent dat de verschijningsvorm van een bouwwerk geen zaak is van de eigenaar van een bouwwerk alleen. Het doel van het welstandstoezicht is, om in alle openheid, een bijdrage te leveren aan die aantrekkelijkheid van de dagelijkse leefomgeving.

Deze welstandsnota vormt hiervoor een belangrijke basis. Het welstandsbeleid is hierin uitgewerkt en biedt de basis om de huidige en kenmerkende kwaliteiten van de bebouwde omgeving in Halderberge te behouden en verder te ontwikkelen.

De welstandsnota maakt de architectonische waarden van de bebouwde gebieden in Halderberge duidelijk inzichtelijk; zowel de vormgeving, het materiaal- en kleurgebruik als de inpassing in de omgeving. Deze inzichten vormen de basis om alles wat in Halderberge wordt gebouwd, verbouwd of aangebouwd, bij te laten dragen aan een aantrekkelijke en goed verzorgde omgeving. Dit resulteert weer in een verhoging van de economische waarde en de belevingswaarde van de bebouwing, wat ook het vestigingsklimaat versterkt.

Op 15 oktober 2015 heeft de gemeenteraad ingestemd met het Plan van Aanpak voor de herijking van het welstandsbeleid. Tijdens een informatie/discussieavond op 12 januari 2016 is met diverse genodigden gesproken over welstand en hoe de gemeente Halderberge de herijking van het huidige welstandsbeleid moet gaan vormgeven. De uitkomsten van de informatie/discussieavond hebben geleid tot enkele criteria die bij de opstelling van de nieuwe welstandsnota in acht dienen te worden genomen, welke binnen Hoofdstuk 4 nader worden gespecificeerd.

1.2 Waarom een nieuw welstandsbeleid?

Met de wijziging van de Woningwet per 1 januari 2003 werden gemeenten verplicht om, indien zij wilden toetsen aan redelijke eisen van welstand, een welstandsnota met criteria vast te stellen. Zonder een dergelijke nota is welstandstoezicht, door een welstandscommissie of stadsbouwmeester, niet mogelijk. De verplichting voor gemeenten was om per 1 juli 2004 te beschikken over een volwaardige welstandsnota. Ook de gemeente Halderberge heeft in 2004 een Welstandsnota vastgesteld, welke in 2008 is geüpdatet. Sinds het gebruik van deze nota zijn ervaringen hiermee opgedaan. Deze ervaringen vragen, in combinatie met de inwerkingtreding van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) per 1 oktober 2010, om een aanpassing van de welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0001.jpg"

1.2.1 De Wabo en het Bor: een veranderende wetgeving

De Wabo

De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) is op 1 oktober 2010 in werking getreden. Doel van deze wet is het komen tot een eenvoudigere en snellere vergunningverlening en een betere dienstverlening door de overheid door de introductie van de omgevingsvergunning. Met de invoering van de Wabo zijn de regels omtrent vergunningvrij bouwen versoepeld, waardoor meer bouwwerken vergunningvrij mogen worden gebouwd. Een belangrijke wijziging is het vervallen van de categorie 'licht bouwvergunningplichtige bouwwerken'. Er is slechts nog sprake van omgevingsvergunningplichtige en omgevingsvergunningvrije bouwwerken. De vorige welstandsnota kende nog een onderdeel 'sneltoetscriteria', welke voornamelijk waren bedoeld voor de 'licht bouwvergunningplichtige bouwwerken' zoals destijds was opgenomen in de wetgeving. Het opnemen van sneltoetscriteria is nu niet meer van toepassing.

Met de nieuwe Wabo zijn dus meer bouwwerken vergunningvrij verklaard. Voor vergunningvrije bouwwerken is het niet mogelijk om vooraf een welstandstoets uit te voeren, waardoor meer verantwoordelijkheid omtrent de afstemming van het uiterlijk van bouwwerken op de omgeving bij burgers en bedrijven is neergelegd. Ook deze landelijke deregulering vraagt om een herziening van het welstandsbeleid; een vereenvoudiging en versoepeling is noodzakelijk.

Het Bor

In bijlage II, artikel 2 en 3 van het Besluit omgevingsrecht, zijn enkele bouwwerken opgenomen waarvoor geen omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen aangevraagd hoeft te worden als er geen welstandsbeleid (welstandsvrij) van toepassing is. Enkele voorbeelden zijn:

  • een op de grond staand bijbehorend bouwwerk of uitbreiding daarvan in achtererfgebied, op minder dan 1 meter van het openbaar gebied;
  • een erf- of perceelafscheiding die niet hoger is dan 2 meter, maar zich bevindt op een afstand minder dan 1 meter van het openbaar gebied;
  • een dakkapel in het voordakvlak, een naar openbaar toegankelijk gebied gekeerd zijdakvlak.

In deze gevallen bepaalt het welstandsbeleid dus of een omgevingsvergunning voor de activiteit bouwen vereist is voor het betreffende bouwwerk. Goed moet dus worden nagedacht over de uitwerking van de welstandsnota en de consequenties die dit heeft (zie paragraaf 2.2 Welstandsvrij).

In de huidige welstandsnota zijn al enkele welstandsvrije bouwwerken opgenomen, die in voorliggende welstandsnota worden overgenomen. Aangezien aan- en uitbouwen (aan bestaande woningen of woongebouwen) in het achtererfgebied, en bijgebouwen in het achtererfgebied, welstandsvrij zijn, betekent dit dat deze ook omgevingsvergunningvrij zijn op een afstand van minder dan 1 meter vanaf openbaar toegankelijk gebied mits gelegen in het achtererfgebied. Dit is tevens van toepassing op erf- of perceelsafscheidingen. Voor deze bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn geen redelijke eisen van welstand van toepassing mits gelegen in het achtererfgebied.

Een dakkapel, die is gelegen in het voordakvlak, maakt onderdeel uit van kleine bouwkundige wijzigingen, waarvoor redelijke eisen van welstand zijn opgenomen in paragraaf 2.3. Voor deze activiteit dient dan ook een omgevingsvergunning voor de activiteit bouw te worden aangevraagd.

Op 1 maart 2013 is het Bor gewijzigd. Door deze wijziging mogen gemeenten, vooruitlopend op de nieuwe Omgevingswet, zelf bepalen of zij voor een bouwplan advies inwinnen bij een welstandscommissie; de 'kan-bepaling'. Hierdoor is de verplichting om altijd advies in te winnen bij een welstandscommissie komen te vervallen. De wijze waarop de gemeente Halderberge hiermee om gaat is beschreven in deze nota.

1.2.2 Ervaringen huidige welstandsnota

Door het gebruik van een welstandsnota sinds 2004, en de geüpdatet versie sinds 2008, is ervaring opgedaan met het huidige welstandsbeleid. Ook deze ervaringen hebben geleid tot de keuze om de welstandsnota te herzien. De belangrijkste ervaringen zijn hieronder beschreven.

Welstandsgebieden

Momenteel zijn, in de welstandsnota van 2004, circa 30 welstandsgebieden met elk een eigen beschrijving en een set van welstandscriteria opgenomen. De indeling is tot stand gekomen vanuit de stedenbouwkundige kenmerken van het gebied. Zo kent elk decennia zijn eigen stedenbouwkundige kenmerken met daaraan gekoppeld een eigen architectuurstijl. Dit is dan ook veelal per wijk terug te vinden. Er zijn echter ook veel overeenkomsten tussen de wijken en overige welstandsgebieden in Halderberge. Om meer overzicht en eenduidigheid te creëren in het welstandsbeleid, is het wenselijk om het aantal welstandsgebieden te verminderen door gebieden met vergelijkbare karakteristieken samen te voegen tot één nieuw welstandstype. Ook wordt hierdoor gekomen tot vereenvoudiging en versoepeling van het welstandsbeleid.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0002.jpg"

Begrenzingen

Bestemmingsplannen gaan niet direct over de ruimtelijke kwaliteit, maar over het gebruik en de bouwmogelijkheden van de gronden. De grenzen van bestemmingsplannen en deelgebieden uit de welstandsnota corresponderen echter niet met elkaar, wat resulteert in een verminderde leesbaarheid, begrijpelijkheid en eenvoud. Is deze nota is meer aangesloten op de grenzen van de geldende bestemmingsplannen.

Nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen

Sinds de vaststelling van de huidige welstandsnota, hebben diverse ruimtelijke ontwikkelingen in Halderberge plaatsgevonden; zowel de uitbreiding als transformatie van woongebieden en bedrijventerreinen . Hierdoor sluiten de huidige welstandsgebieden niet meer aan op de daadwerkelijke situatie.

1.3 Uitgangspunten welstandsnota Halderberge

Op basis van de veranderde wet- en regelgeving en de ervaringen vanuit de huidige welstandsnota, zijn uitgangspunten vastgesteld voor de nieuwe nota. Ten opzichte van het huidige welstandsbeleid moet het nieuwe welstandsbeleid in eerste instantie een sterke vereenvoudiging en versoepeling betekenen. De volgende uitgangspunten zijn hiervoor vastgesteld:

  • Begrenzing van de gebieden dienen zoveel mogelijk aan te sluiten bij vigerende bestemmingsplannen.
  • Vermindering van het aantal welstandsgebieden.
  • Bekeken dient te worden of welstandsregels in grensgebieden met buurgemeenten met elkaar afgestemd kunnen worden.
  • Beeldkwaliteitsplannen worden zoveel als mogelijk overgenomen in de nieuwe welstandsnota.
  • Er gaat overal een minimaal welstandniveau gelden en er komen geen welstandsvrije gebieden.
  • Een excessenregeling wordt opgenomen.

Daarnaast is het van belang dat het nieuwe welstandsbeleid een zo groot mogelijk maatschappelijk draagvlak heeft. Hiertoe is een klankbordgroep samengesteld. Met het welstandsbeleid wordt daarnaast ingezet op meer duidelijkheid. Hierdoor is het nieuwe welstandsbeleid slechts voor één interpretatie vatbaar en voor eenieder leesbaar. Het beleid moet rechtszeker, rechtsgelijk en handhaafbaar zijn. Tot slot moet het herijkte welstandsbeleid voldoen aan relevante en actuele landelijke wet- en regelgeving. Deze uitgangspunten zijn vertaald in deze welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0003.jpg"

1.4 Relatie met andere beleidsterreinen

Welstand is een onderdeel van het ruimtelijk kwaliteitsbeleid van een gemeente. Om te komen tot een effectief en praktisch hanteerbaar kwaliteitsbeleid, is het van belang de verschillende instrumenten goed op elkaar af te stemmen. Duidelijk moet zijn wat de reikwijdte van, en relatie tussen, ieder instrument is. Hierna is de relatie met de meest relevante instrumenten beschreven.

Relatie met het ruimtelijk beleid en bestemmingsplannen

Het bestemmingsplan regelt de functie, plaatsing en afmetingen van bouwwerken voor zover dat nodig is voor een goede ruimtelijke ordening. De architectonische vormgeving (verschijningsvorm in relatie tot de omgeving) van bouwwerken valt buiten de reikwijdte van het bestemmingsplan en wordt exclusief door het welstandsbeleid geregeld.

Relevant is dus dat datgene wat door het bestemmingsplan mogelijk wordt gemaakt, niet door welstandscriteria worden tegengehouden. De welstandsnota moet dus aansluiten op de vigerende bestemmingsplannen. Wanneer een bestemmingsplan alternatieve mogelijkheden biedt (zoals plaatsing van een bouwwerk of een afwisseling in goothoogte), kan een negatief welstandsadvies worden gegeven als de gekozen stedenbouwkundige of architectonische oplossing te sterk afbreuk doet aan de ruimtelijke beleving van het gebied. De welstandsnota moet in een dergelijk geval een argumentatie hiervoor geven. Belangrijk is dat, bij een strijdigheid tussen de criteria in de welstandsnota en de regels in het bestemmingsplan, de planregels in de bestemmingsplannen vóór de criteria in de welstandsnota gaan.

Relatie met de beeldkwaliteitsplannen

Voor grootschalige (woningbouw)ontwikkelingen kan het opstellen van een beeldkwaliteitsplan verplicht worden gesteld. Dit betreft een samenhangend pakket van aanbevelingen en/of richtlijnen om de ruimtelijke kwaliteit van een bepaald gebied te versterken. Een beeldkwaliteitsplan krijgt een juridische status wanneer deze wordt gekoppeld aan de welstandsnota. Om de ambities op ruimtelijke kwaliteit van de recent gerealiseerde plannen te kunnen continueren, zijn de ontwikkelingslocaties, waar reeds een beeldkwaliteitsplan voor is vastgesteld, opgenomen in deze nieuwe welstandsnota.

In totaal zijn in Halderberge momenteel nog 4 beeldkwaliteitsplannen die van toepassing zijn op locaties waarvan de ontwikkeling nog niet is afgerond. Deze beeldkwaliteitsplannen zijn als Bijlagen in deze welstandsnota opgenomen.

Toekomstige ontwikkelingen dienen zoveel mogelijk te worden getoetst aan de criteria van de voorliggende welstandsnota. Indien de ontwikkeling een zodanige omvang, of ruimtelijke impact heeft, kan door het College (of de Raad) van de gemeente Halderberge echter de uitwerking van een beeldkwaliteitsplan voor de ontwikkeling noodzakelijk worden geacht. Dit nieuwe beeldkwaliteitsplan wordt in de toekomst het toetsingskader voor welstand voor de ontwikkeling van het specifieke gebied en dient als plan onderdeel uit te gaan maken van de welstandsnota. Het beeldkwaliteitsplan wordt na vaststelling door het College (of de Raad) als afzonderlijke bijlage aan deze welstandsnota gekoppeld.

Monumentenbeleid

De gemeente heeft bijna 200 monumenten en voert een actief monumentenbeleid waarin aandacht wordt besteed aan onderzoek en inventarisatie van cultuurhistorische waarden, met inbegrip van de archeologische monumenten en waarden. De monumentencommissie is een onafhankelijk adviesorgaan, dat gevraagd en ongevraagd het gemeentebestuur kan adviseren over verbouwingen op- en aan monumenten. De monumentencommissie adviseert verder over allerlei beleidszaken met betrekking tot de gemeentelijke monumentenzorg. Ook is voor de commissie een belangrijke taak weggelegd in het selecteren en beoordelen van potentiële panden voor de gemeentelijke monumentenlijst.

Voor verbouw-restauratieplannen van gemeentelijke- en rijksmonumenten is zowel een welstandsadvies als een advies van de monumentencommissie benodigd. In beide adviezen zal worden ingegaan op vormgevingaspecten. Een integrale benadering kan in die gevallen zowel procedureel als inhoudelijk een meerwaarde opleveren.

De gemeente heeft de integrale advisering voor welstand en monumentenzorg op de volgende wijze georganiseerd:

  • Bij aanvragen die betrekking hebben op de verbouwing of restauratie van gemeentelijke of rijksmonumenten wordt de gemeentelijke monumentencommissie uitgebreid met een lid van de welstandscommissie. Het mandaat van de welstandscommissie kan beperkt zijn tot kleine verbouwingen of volledig zijn en voor alle verbouwings-restauratieplannen gelden.
  • Het lid van de welstandscommisie kan met een beperkt mandaat van de monumentencommissie in de welstandsvergaderingen tevens monumenten adviezen uitbrengen voor kleine verbouw–restauratieplannen van monumenten.

1.5 Nieuwe ontwikkelingen

Het komt regelmatig voor dat een bouwplan voor een nieuwe ontwikkelingen door een afwijkende functie niet past binnen de welstandscriteria die voor het desbetreffende gebied gelden. Het gevolg is dat een bouwplan niet adequaat kan worden beoordeeld op welstand.

Van toepassing verklaren van welstandscriteria van een ander bebouwingstype

De raad heeft bij de vaststelling van de nota besloten om het college van b&w te mandateren tot het wijzigen van de nota om, na inspraak, criteria van een ander bebouwingstype te verklaren voor een ontwikkeling van ondergeschikte betekenis. Bij zo’n mandaat is het volgende van toepassing.

Indien sprake is van een ontwikkeling kunnen burgemeester en wethouders (na raadpleging van de commissie) in hun besluit tot medewerking aan de functionele afwijking ook toestemming verlenen om bij de welstandstoetsing gebruik te maken van de welstandscriteria die vastgesteld zijn voor een welstandsgebied in de directe omgeving van de ontwikkeling, dat qua beschrijving overeenkomt met de beoogde ontwikkeling.

Het van toepassing verklaren van welstandscriteria van een ander welstandsgebied is uitsluitend mogelijk als het gaat om een bouwplan van ondergeschikte betekenis, dat niet past binnen het geldend bestemmingsplan en wanneer er dus een procedure noodzakelijk is om de ontwikkeling mogelijk te maken. Er is dan immers sprake van een besluitmoment van burgemeester en wethouders

Beeldkwaliteitsplan

Indien sprake is van een ontwikkeling kan het gemeentebestuur in hun besluit tot medewerking aan de functionele afwijking ook de eis formuleren dat voor het desbetreffende gebied een beeldkwaliteitplan wordt opgesteld. Het beeldkwaliteitplan dient door de raad te worden vastgesteld als onderdeel van de welstandsnota.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0004.jpg"

Geluidsschermen

Geluidsschermen zijn, met uitzondering van lage schermen, context specifiek. Dat wil zeggen dat het type geluidsscherm moet worden afgestemd op de omgeving waar het scherm geplaatst zal worden en ook de plaatselijke ruimtelijke ambities en welstandseisen van toepassing zijn. Hierbij wordt, voor de vormgeving en de verschijningsvorm van het geluidsscherm, het bewonersperspectief en het perspectief van de reiziger centraal gesteld en als uitgangspunt gehanteerd. Elke geluidwerende voorziening, voor zover deze niet vergunningvrij is, zal door de welstandscommissie worden getoetst aan de Algemene criteria zoals opgenomen in paragraaf 4.1. Hierbij wordt het volgende in ogenschouw genomen:

  • Geluidsschermen worden in vormgeving op elkaar aangepast, met als uitgangspunt eenheid in verscheidenheid.
  • Geluidsschermen worden naar de weg vormgegeven gericht op de snelheid van de passerende automobilist; naar het achterliggende gebied worden geluidsschermen meer gedetailleerd vormgegeven gericht op de beleving.
  • Geluidsschermen op een viaduct worden transparant uitgevoerd bij geluidsschermen op hoekpunten en knooppunten richting stad wordt transparant materiaal toegepast ten behoeve van oriëntatiemogelijkheden.

Ook kan het gemeentebestuur besluiten om een beeldkwaliteitplan op te stellen voor geluidsschermen in het stedelijk en het landelijk gebied. Na vaststelling van een beeldkwaliteitplan vormt dit plan het toetsingskader.

1.6 Welstandstoezicht

De gemeente Halderberge verricht sinds 1992 welstandstoezicht. Hiervoor waren algemene welstandscriteria opgenomen in de bouwverordening en in 2003 is een eerste welstandsnota opgesteld. Burgemeester en wethouders laten zich bij de afgifte van de omgevingsvergunningen voor bouw (bouwvergunningen) adviseren door een adviescommissie. De welstandscommissie is volgens artikel 1 lid 1r van de Woningwet 2002 een door de gemeenteraad benoemde commissie van onafhankelijke deskundigen. De commissievergadering (beraadslagingen en beoordeling ) vindt in openbaarheid plaats, tenzij op verzoek van de aanvrager en de gemeente hiervan om redenen die in de Wet Openbaarheid van Bestuur, artikel 10 vermeld staan, van moet worden afgeweken. Indien de openbare behandeling van een plan niet gewenst is, dan wordt dit gelijktijdig met de aanbieding van de overige plangegevens en tekeningen schriftelijk bekend gemaakt aan welstandscommissie.

Een keer per week toetst de kleine commissie (1 persoon) de ingediende bouwplannen. Bij ingrijpende of ingewikkelde plannen bestaat de mogelijkheid om de commissie uit te breiden met een tweede persoon (grote commissie). Planindieners en ontwerpers kunnen desgewenst een toelichting geven op het plan. De adviezen van de welstandscommissie zijn openbaar en worden schriftelijk uitgebracht. De welstandscommissie kan het volgende besluiten:

  • 1. Aanhouden: meer informatie of een toelichting van de ontwerper is gewenst of noodzakelijk;
  • 2. Préadvies: ontwerper kan vragen om een vooroverleg. Hiervan wordt ook een verslag gemaakt en ter kennisname aan het college gezonden;
  • 3. Voldoet: het ontwerp voldoet aan redelijke eisen van welstand, waarbij eventueel de commissie nog enkele suggesties geeft om het plan te verbeteren;
  • 4. Voldoet mits: het ontwerp voldoet niet aan de criteria uit de welstandsnota en de commissie geeft nauwkeurig aan op welke onderdelen het plan gewijzigd moet worden;
  • 5. Voldoet niet: het ontwerp voldoet op hoofdlijnen niet aan de welstandsnota en dient ingrijpend te worden aangepast.

De uitvoering van het welstandstoezicht geschiedt onder verantwoordelijkheid van burgemeester en wethouders door de afdeling Ruimtelijke- en Economische Zaken, cluster Ruimtelijk Beheer. Een medewerker bouw- en woningtoezicht licht de plannen toe bij de welstandscommissie en zorgt voor alle relevante informatie. Burgemeester en wethouders volgen in het algemeen de adviezen van de commissie. Ambtelijk kunnen bouwwerken worden afgehandeld die voldoen aan de criteria van Welstandsvrij en/of die als zodanig zijn aangewezen op basis van de Kleinschalige bouwkundige wijzigingen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0005.jpg"

1.6.1 Indieningsvereisten

De kwaliteit van het aangeleverde materiaal (plattegronden, tekeningen, foto's etc.) moet een goed beeld geven van het bouwplan en de relatie met de omgeving. Zowel de kleine als de grote commissie kunnen zich een goed oordeel vormen als tenminste de volgende zaken worden aangeleverd. Een situatietekening inclusief aansluitende terreinen (minimaal schaal 1 :1000), foto's van de bestaande situatie en de omgeving, bij verbouwingsplannen tevens tekeningen van bestaande plattegronden, doorsneden en gevelaanzichten (minimaal schaal 1:100), tekeningen van de principedetails die verband houden met het uiterlijk van het bouwwerk, kleurenschema's en een materiaallijst. Wanneer het plan een monument betreft, dient de redengevende beschrijving van het monument bij de behandeling van het plan beschikbaar te zijn.

Bij grote projecten kan de welstandscommissie een verbeelding van het bouwwerk en zijn omgeving vragen om schaal en massa te kunnen beoordelen. Indien naar de mening van de commissieleden voor een goede beoordeling van alle aspecten een oriëntatie ter plaatse noodzakelijk is, wordt de advisering tot de volgende vergadering aangehouden.

Hoofdstuk 2 Reikwijdte welstandsnota

2.1 Toepassing Welstandsnota

Op basis van artikel 12 a van de Woningwet stelt een gemeenteraad een welstandsnota vast, waarin in ieder geval criteria zijn opgenomen voor het uiterlijk van, en de plaatsing van een (bestaand) bouwwerk. Deze criteria hebben geen betrekking op bouwwerken die slechts voor een bepaalde periode in stand mogen worden gehouden (met uitzondering van seizoensgebonden bouwwerken). Wel dienen de criteria zoveel mogelijk te zijn afgestemd op de verschillende mogelijke bouwwerken en kunnen deze verschillen in verhouding tot de plaats waar een bouwwerk is gelegen.

Een welstandsnota wordt niet voor een vaste periode vastgesteld. Het moment van de wijziging van de welstandsnota is afhankelijk van wijzigingen op basis van het landelijk beleid, nieuwe inzichten, of verschil met de bestaande situatie. Met dit laatste wordt bedoeld dat in de loop der tijd zodanig veel gebieden binnen de gemeente zijn ontwikkeld, dat er geen enkele samenhang meer is tussen de ondergrond van de welstandsnota en de bestaande situatie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0006.jpg"

Een welstandsnota richt zich niet specifiek op de vraag of een bouwwerk mooi is. Iedere persoon heeft immers een andere smaak; ook wat betreft bebouwing. Dit is ook duidelijk zichtbaar binnen de verschillende architectuurstijlen van de bebouwing in Nederland. Het gaat erom dat de architectonische uitstraling van een bouwwerk een zodanige kwaliteit heeft dat deze past in de omgeving en dat de eventuele samenhang binnen gebieden gewaarborgd blijft.

2.2 Welstandsvrij

De welstandsnota van 2008 van de gemeente Halderberge is opgesteld vanuit de overtuiging dat het belang van een aantrekkelijke woon- en werkomgeving behartigd dient te blijven in de gemeente, maar waar wel enige vrijheid voor de burgers gewenst is. Binnen de welstandsnota 2008 zijn enkele welstandsvrije bouwwerken opgenomen, die binnen de onderhavige nota volledig zijn overgenomen. Veelal betreffen dit bouwwerken op het achtererf, of op het dak- of gevelvlak dat zich aan de achterzijde bevindt. In het verlengde hiervan is de welstandsvrijheid verder verruimd, in lijn met de verruiming van het vergunningvrij bouwen, die in het Bor mogelijk wordt gemaakt. In deze welstandsnota zijn alle bouwwerken, bestaande uit één bouwlaag met een maximale hoogte van 5 meter, in het achtererfgebied welstandsvrij, tenzij er sprake is van een monument. In onderstaande tekening is ter verduidelijking een aantal situaties weergegeven. Volledigheidshalve wordt gemeld dat gewoon onderhoud van een bouwwerk, voor zover detaillering, profilering en vormgeving van dat bouwwerk niet wijzigen altijd welstandsvrij zijn. Hetzelfde geldt voor interne verbouwingen, waarbij het uiterlijk niet verandert.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0007.png"

Daarnaast zijn de volgende bouwwerken of aanpassingen vrijgesteld van de welstandstoets bij een bestaande legale situatie, tenzij er sprake is van bouwen op, aan of in de nabijheid van een monument:

  • Niet overdekte zwembaden, niet meer dan 1 meter boven maaiveld, gelegen op het achtererf van woningen op meer dan 1 meter van de weg of openbaar groen, of op een niet naar de weg of openbaar groen gekeerd zijerf op, meer dan 1 meter van het voorerf;
  • Aan- en uitbouwen (aan bestaande woningen of woongebouwen) van één bouwlaag in het achtererfgebied met een maximale hoogte van 5 meter;
  • Bijgebouwen van één bouwlaag in het achtererfgebied met een maximale hoogte van 5 meter;
  • Kozijn- en gevelwijzigingen (aan bestaande woningen of woongebouwen) aan de achterzijde;
  • Tijdelijke bouwwerken, waarvoor een tijdelijk bouwvergunning wordt afgegeven, conform artikel 45 van de Woningwet;
  • LPG-tanks in het buitengebied niet hoger dan 1,5 meter boven het aangrenzend terrein en op minimaal 15 meter van de openbare weg;
  • Perceels- en erfafscheidingen in het achtererfgebied;
  • Rolluiken en sleufsilo's.

Het bouwplan voldoet voorts in elk geval aan redelijke eisen van welstand in de volgende gevallen:

  • 1. Er is sprake van een bouwwerk identiek aan een bestaand bouwwerk, gerealiseerd conform een positief welstandsadvies in hetzelfde woonblok bij een vergelijkbare woning, waarvoor minder dan 5 jaar geleden een bouwvergunning is afgegeven. Informatieplicht ligt bij de aanvrager, te verifiëren door plantoetser;
  • 2. Het bouwwerk is een uitbreidings-optie in het oorspronkelijke ontwerp, dat eerder een positief welstandsadvies heeft gekregen.

2.2.1 Begrippen welstand
2.2.1.1 Openbaar toegankelijk gebied:

weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar vaarwater en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer

2.2.1.2 Hoofdgebouw:

gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

2.2.1.3 Achtererfgebied:

erf achter de lijn die het hoofdgebouw doorkruist op 1 m achter de voorkant en van daaruit evenwijdig loopt met het aangrenzend openbaar toegankelijk gebied, zonder het hoofdgebouw opnieuw te doorkruisen of in het erf achter het hoofdgebouw te komen (zie schematische weergave paragraaf 2.2).

N.B: Een bedrijfswoning wordt als een bijbehorend bouwwerk bij het als hoofdgebouw aangemerkte bedrijfsgebouw beschouwd. Dit is van invloed op de begrenzing van het achtererf- en voorerfgebied.

2.2.1.4 Voorerfgebied:

erf dat geen onderdeel is van het achtererfgebied (zie schematische weergave paragraaf Welstandsvrij).

2.3 Kleinschalige bouwkundige wijzigingen

De 'KAN-bepaling' biedt de gemeenten de mogelijkheid alle bouwplannen of een deel daarvan ambtelijk te laten toetsen, maar een gemeente kan er ook voor kiezen om deze mogelijkheid niet te gebruiken. Uitdrukkelijk moet gesteld worden dat de 'KAN-bepaling' niet betekent dat er helemaal niet meer moet worden getoetst. De 'redelijke eisen van welstand' moeten ook na de invoering van de “KAN-bepaling” worden nageleefd. Een gemeente die nalaat om dit te onderzoeken bij een specifiek bouwplan gaat juridisch de fout in wanneer een belanghebbende bezwaar maakt tegen de betreffende omgevingsvergunning.

De huidige toetsing van bouwplannen aan het welstandsbeleid gebeurt door de welstandscommissie. De gemeente Halderberge wil in aanvulling hierop de mogelijkheden van de 'KAN-bepaling' gebruiken voor enkele kleinschalige bouwkundige wijzigingen. Het gaat hierbij om kleine bouwkundige wijzigingen in het voorerf, aan de voorgevel of op het voordakvlak. Deze bouwwerken kunnen op basis van objectieve criteria getoetst worden door een ambtenaar van de gemeente. Voor alle overige bouwkundige veranderingen blijft een toets door de welstandscommissie nodig. Bij twijfel kan de gemeente besluiten om het bouwplan alsnog voor te leggen aan de welstandscommissie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0008.jpg"

2.3.1 Bouwwerken binnen de KAN-bepaling

De bouw van bouwwerken of bouwkundige aanpassingen kunnen worden getoetst door een ambtenaar, tenzij er sprake is van bouwen op, aan of in de nabijheid van een monument en/of gelegen binnen het welstandsgebied 'Historische gebieden' of 'Op zichzelfstaande locaties'. Een welstandstoets door de welstandscommissie voor bouwactiviteiten is niet vereist en kan worden verricht door een (speciaal daarvoor aangewezen) ambtenaar, indien deze activiteiten betrekking hebben op:

  • 1. een dakkapel aan de voorzijde /naar de openbare weg gekeerde zijde;
  • 2. een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een voordakvlak;
  • 3. aan- en uitbouwen in het voorerfgebied.

De ambtenaar kan bij twijfel altijd besluiten om de aanvraag voor te leggen bij de welstandscommissie.

De 'KAN-bepaling' is niet van toepassing op de gemeentelijke monumentencommissie. Het is wettelijk niet toegestaan om de taken van de monumentencommissie te beleggen bij een ambtenaar of in het geheel af te zien van een monumentencommissie. In de monumentencommissie moet dus altijd een lid van de welstandcommissie zitting hebben, dan wel een instantie die de bevoegdheid heeft om welstandsadviezen uit te brengen.

2.3.2 Criteria voor kleinschalige bouwwerken

Dakkapel aan de voorzijde

Een dakkapel aan de voorzijde voldoet aan redelijke eisen van welstand, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a. voorzien van een plat dak,
  • b. gemeten vanaf de voet van de dakkapel niet hoger dan 1,75 m,
  • c. onderzijde meer dan 0,5 m en minder dan 1 m boven de dakvoet,
  • d. bovenzijde meer dan 0,5 m onder de daknok,
  • e. zijkanten meer dan 0,5 m van de zijkanten van het dakvlak,
  • f. en niet op:
    • 1. een woonwagen,
    • 2. een gebouw waarvoor in de omgevingsvergunning voor het bouwen daarvan is bepaald dat het slechts voor een bepaalde periode in stand mag worden gehouden, of
    • 3. een bouwwerk ten behoeve van recreatief nachtverblijf door één huishouden

Dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een voordakvlak

Een dakraam, daklicht, lichtstraat of soortgelijke daglichtvoorziening in een voordakvlak voldoet aan redelijke eisen van welstand, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a. de constructie niet meer dan 0,6 m buiten het dakvlak respectievelijk het platte dak uitsteekt,
  • b. zijkanten, onder- en bovenzijde minder dan 0,5 m van de randen van het dakvlak of het platte dak;

Aan- en uitbouwen in het voorerfgebied

Een aan- en uitbouwen aan de voorzijde voldoet aan redelijke eisen van welstand, mits wordt voldaan aan de volgende eisen:

  • a. de aan- of uitbouw aan de voorgevel mag niet buiten de zijgevel uitsteken, geen hoekaanbouw;
  • b. de afstand van de aan- of uitbouw aan de zijgevel tot de zijerfgrens bedraagt minimaal 1 meter;
  • c. de aan- of uitbouw blijft onder de onderdorpel van de verdiepingsramen en/of de aan- of uitbouw blijft onder de gootlijn van het hoofdgebouw;
  • d. de breedte van de aan- of uitbouw aan de voorkant bedraagt maximaal 50% van de oorspronkelijke voorgevel;
  • e. diepte van een erker maximaal 1,50 meter gemeten vanuit de oorspronkelijke voorgevel;
  • f. de aan- of uitbouw is vormgegeven in één bouwlaag met een rechthoekige plattegrond;
  • g. plat afgedekt, of een kapvorm die is afgestemd op die van het hoofddak: gelijke hellingshoek, dakbedekking en detaillering.

2.4 Excessenregeling

Momenteel kan er veel vergunningvrij worden gerealiseerd. Hierbij is dan ook geen welstandsadvies benodigd, terwijl vergunningvrije bouwwerken de ruimtelijke kwaliteit wel ernstig kunnen aantasten. Deze bouwwerken moeten daarom nog wel voldoen aan redelijke eisen van welstand. Een initiatiefnemer zal ook voor vergunningvrije bouwwerken moeten aansluiten bij de welstandsnota. Aangezien er geen vergunning nodig is, wordt dit niet getoetst door de welstandscommissie. Op het moment dat een bouwwerk sterk afwijkt van en afbreuk doet aan de omgeving (exces), is het mogelijk om op basis van de excessenregeling het bouwwerk als exces aan te wijzen.

Op het moment dat gebieden welstandsvrij worden verklaard, is er geen welstandstoetsing meer mogelijk. Binnen de gemeente Halderberge zijn dan ook geen welstandsvrije gebieden aangewezen, met uitzondering van die situaties die zijn genoemd in paragraaf 2.2.

Volgens artikel 19 van de Woningwet 2002 kunnen burgemeester en wethouders de eigenaar van een bouwwerk dat 'in ernstige mate in strijd is met redelijke eisen van welstand' aanschrijven om die strijdigheid op te heffen. Criteria hiervoor moeten in de welstandsnota zijn opgenomen. De gemeente hanteert bij het toepassen van deze excessenregeling het criterium, dat er sprake moet zijn van een buitensporigheid in het uiterlijk die ook voor niet-deskundigen evident is en die afbreuk doet aan de ruimtelijke kwaliteit van een gebied. Vaak heeft dit betrekking op:

  • 1. Het ontkennen of vernietigen van architectonische bijzonderheden.
  • 2. Armoedig materiaalgebruik.
  • 3. Felle of contrasterende kleuren.
  • 4. Te opdringerige reclames.
  • 5. Een te grove inbreuk op wat in de omgeving gebruikelijk is.

De welstandscommissie zal op basis van de welstandscriteria beoordelen of het betreffende bouwwerk kan worden aangemerkt als een exces. Deze beoordeling wordt ter beoordeling voorgelegd aan burgemeester en wethouders, die uiteindelijk een beslissing nemen over eventuele handhaving.

2.5 Aanvullingen welstandsnota

Op basis van artikel 12c van de Woningwet leggen burgemeester en wethouders de gemeenteraad eenmaal per jaar een verslag voor waarin zij ten minste uiteenzetten:

  • a. op welke wijze zij zijn omgegaan met de adviezen van de welstandscommissie dan wel de stadsbouwmeester;
  • b. in welke gevallen waarin niet is of wordt voldaan aan redelijke eisen van welstand, zij zijn overgegaan tot oplegging van een last onder bestuursdwang of oplegging van een last onder dwangsom.

Naar aanleiding van de evaluatie kan de gemeenteraad besluiten dat aanpassing van de welstandsnota noodzakelijk is. Voor dergelijke aanpassingen is de gemeentelijke inspraakverordening van kracht. Bij dit evaluatiegesprek kunnen burgers of vertegenwoordigers van maatschappelijke groeperingen worden betrokken. Het verslag van deze evaluatie wordt ter kennisname aan de welstandscommissie gebracht. Minimaal een maal per jaar vindt er naar aanleiding van dit verslag overleg plaats tussen de verantwoordelijke portefeuillehouder en de welstandscommissie.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0010.jpg"

Na vaststelling van de welstandsnota kan de gemeenteraad tussentijds aanvullingen op de welstandsnota vaststellen. Dit is vooral bij grotere nieuwe projecten, waarvoor een beeldkwaliteitsplan in het kader van de stedenbouwkundige planvoorbereiding is opgesteld. Dit beeldkwaliteitsplan bestaat niet alleen uit criteria van welstand waaraan bouwwerken dienen te voldoen, maar gaat bijvoorbeeld ook in op de vormgeving van het erf en openbare gebied. Dat deel van het beeldkwaliteitsplan, dat betrekking heeft op het bouwen, kan als basis dienen voor welstandstoetsing bij omgevingsvergunningen voor bouw (bouwvergunningen). Het beeldkwaliteitsplan dient ter beoordeling aan de welstandscommissie te worden voorgelegd. Nadat de welstandscommissie positief heeft besloten over het beeldkwaliteitsplan, dient het beeldkwaliteitsplan gezamenlijk met het bestemmingsplan in procedure te worden gebracht en te worden vastgesteld. Na vaststelling wordt het beeldkwaliteitsplan als bijlage bij de welstandsnota opgenomen. Tevens dient het gebied op de visiekaart te worden opgenomen als 'ontwikkellocatie'.

Hoofdstuk 3 Beschrijving gemeente Halderberge

3.1 Situering

De gemeente Halderberge is gelegen in West-Brabant en wordt omringd door de gemeenten Moerdijk (noord), Etten-Leur (oost), Rucphen (zuidoost), Roosendaal (zuidwest) en Steenbergen (west). De noordzijde van de gemeente wordt begrensd door de rivieren Mark en de Dintel. De bebouwde omgeving van de gemeente Halderberge bestaat hoofdzakelijk uit de bebouwing van de vijf kernen (Oudenbosch, Hoeven, Bosschenhoofd, Oud Gastel en Stampersgat), de recreatiewoningen van de recreatieparken ten westen van Hoeven, de bebouwing van de bebouwingsconcentratie De Stoof ten oosten van Oud Gastel en de meer verspreid liggende bebouwing in het buitengebied. De snelweg A17 snijdt het grondgebied van de gemeente in een oostelijk en westelijk deel door. De kernen Oud Gastel en Stampersgat zijn ten westen van de snelweg gelegen en de overige drie kernen ten oosten hiervan. De volgende figuur geeft de ligging van de gemeente en de vijf kernen weer.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0011.png"

Luchtfoto gemeente Halderberge en omgeving

3.2 Ontwikkeling gemeente

De gemeente Halderberge is ontstaan op 1 januari 1997, toen de voormalige gemeenten Hoeven (de kernen Hoeven en Bosschenhoofd), Oud en Nieuw-Gastel (kernen Oud Gastel en Stampersgat) en Oudenbosch werden samengevoegd. Deze samenvoeging was het gevolg van de gemeentelijke herindeling in de provincie Noord-Brabant.

De kernen in de gemeente Halderberge hebben een verschillende ontstaansgeschiedenis. Tussen de 12e en de 16e eeuw ontwikkelden de dorpskernen zich in het gebied. Op markante of strategisch belangrijke plaatsen vestigden turfstekers, schippers en landbouwers zich en op die plaatsen zijn de dorpen ontstaan. In het midden van de 16e eeuw kwam een einde aan de turfwinning. Veel arbeiders bleven echter in het gebied wonen en ontplooiden nieuwe activiteiten.

Oud Gastel ontwikkelde zich met name rond de agrarische sector. Hoeven kreeg met name een religieuze en culturele betekenis door het complex Bovendonk en Oudenbosch groeide uit tot het regionale centrum. De kernen Bosschenhoofd en Stampersgat zijn pas later ontstaan. Bosschenhoofd is pas echt ontwikkeld door de aanleg van de spoorweg in 1855. Stampersgat kent een start in de 17e eeuw, maar is pas echt doorgegroeid door het telen van meekrap (kleurstof voor textielindustrie) en na 1850 door de vestiging van de suikerfabriek.

In de ruimtelijke opbouw van de kernen is de ontstaansgeschiedenis vaak nog duidelijk zichtbaar en zijn er overeenkomsten in de opbouw. Zo kent elke kern een historisch centrum en/of lintbebouwing van waaruit de kern verder is uitgebreid. De uitbreiding van de kernen heeft met name na de Tweede Wereldoorlog plaatsgevonden. In alle kernen is getracht de woningnood op dezelfde manier in te vullen, echter wel in verschillende snelheden. Zo is de bevolking in Oudenbosch tussen 1950 en 1975 verdubbeld omdat het Rijk in deze periode de mogelijkheid bood om industrialisatie te stimuleren, waardoor veel bedrijventerreinen zijn aangelegd. Ook Hoeven groeide stevig door in de periode na 1960. Bosschenhoofd is echter gelijkmatig gegroeid langs de bebouwingslinten tot circa 2000, waarna enkele kleinschalige planmatige ontwikkelingen hebben plaatsgevonden. Ook Oud Gastel is redelijk gelijkmatig gegroeid. De ontwikkeling van Stampersgat is sterk gekoppeld aan de suikerfabrieken; eerst in het dorp en na de Tweede Wereldoorlog, toen het dorp grotendeels was verwoest, tegen de nabijgelegen suikerfabriek 'Dinteloord'.

In en rondom de kernen zijn bedrijventerreinen gelegen. Tijdens de naoorlogse industrialisatie zijn met name in Oudenbosch, Oud Gastel en Hoeven enkele bedrijventerreinen gerealiseerd. Verder is aan de zuidzijde van de gemeente, tegen gemeentegrens van Roosendaal, nog een deel van het grootschalige bedrijventerrein Borchwerf gelegen (groot deel ligt op grondgebied van de gemeente Roosendaal).

Het buitengebied rondom de kernen in Halderberge heeft een kenmerkend karakter met veel weide- en akkerlanden. Ook de ontstaansgeschiedenis is nog duidelijk zichtbaar; het turfvaartenstelsel is nog herkenbaar in het landschap, evenals de bedijking. In het buitengebied zijn verder nog enkele historische panden gelegen die een monumentenstatus bezitten.

Ook toerisme en recreatie hebben een belangrijke invloed gehad op de ontwikkelingen binnen de gemeente Halderberge. Na de oorlog gaf de recreatie een impuls aan het gebied tussen Hoeven en Bosschenhoofd (o.a. Bosbad Hoeven, de voormalige sterrenwacht en later ook vliegveld Seppe). In de bossen rondom dit gebied zijn grootschalige verblijfscomplexen en landgoederen ontwikkeld. Ook tegenwoordig trekken het historische karakter, de vele monumenten en de uitgebreide recreatie mogelijkheden nog toeristen aan. De gemeente Halderberge kent dus, door haar ontstaansgeschiedenis, een variëteit aan functies. Hierbij vormt wonen, naast agrarische bedrijvigheid, industrie en recreatie/toerisme, de hoofdfunctie.

3.3 Kern Oudenbosch

Oudenbosch is de grootste kern van de gemeente Halderberge en telt bijna 42% van de totale inwoners van de gemeente. Het dorp heeft een stedelijk karakter en een regionale functie door de aanwezige onderwijsinstellingen, het grote areaal aan winkels en het NS-station. Oudenbosch is ontstaan op de grens tussen de hoge zandgrond en de lagere klei. De kern is gegroeid rondom de straat de Markt en de Sint Bernaertsstraat en groeide uit tot een dorp. Oudenbosch was van belang als overslaghaven voor turf. Een gegraven haven werd gebruikt om turf die uit het zuiden kwam op grotere schepen over te slaan om dit naar Dordrecht te vervoeren.

De kern van Oudenbosch heeft een gecompliceerde opzet door de vele dwars- en achterstraten en heeft van oudsher al een stedelijk karakter door de aaneengesloten bebouwing. Halverwege de 19e eeuw zijn namelijk een spoorlijn, met station, aangelegd en vestigden zich verschillende fabrieken, een zieken- en bejaardenhuis en een post- en telegraaf kantoor. De ontwikkeling van het dorp kenmerkt zich verder door de vestiging van kloosters, instituten, internaten en scholen, wat heeft bijgedragen aan het stedelijke karakter.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0012.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0013.jpg"

Ruimtelijke karakteristiek

Het historisch centrum is ten zuiden van de haven ontstaan. Het centrum heeft een organisch gegroeid stratenpatroon met soms een nauwe opzet. Met de groei van de kern van Oudenbosch is de oorspronkelijke lijnvormige stedenbouwkundige structuur langs de Markt gehandhaafd en sterk verdicht. Het historisch centrum heeft rond de Markt een relatief grootschalige opzet. Het overige deel van het centrum heeft een kleinschalige en dichte opzet. In het verleden heeft zich daarnaast een schaalvergrotingsproces voorgedaan door de vestiging van drie onderwijscomplexen en een basiliek in de periode van 1800 - 1925; deze grootschalige opzet is nog intact.

Vanuit het historisch centrum hebben zich diverse bebouwingslinten ontwikkeld. Met name langs de oudere hoofdwegen en uitvalswegen zijn vanuit de historische kern in de loop der tijd bebouwingslinten ontstaan. Ook ontstond langs secundaire landwegen op strategische plekken bebouwing. Het historische deel van Oudenbosch bestaat vrijwel geheel uit bebouwingslinten. De linten vormen een web-achtige structuur met centraal hierin het centrum van Oudenbosch. De oorspronkelijke samenhang in het wegennet is nog goed herkenbaar. De bebouwingslinten bepalen in sterke mate de ruimtelijke structuur van Oudenbosch en kenmerken zich door een kleinschalig en gevarieerd bebouwingsbeeld. De belangrijkste historische bebouwingslinten zijn gelegen langs de:

  • Zandeweg
  • Molenstraat/Vaartweg
  • Bosschendijk

De historische bebouwingslinten kennen een mix van bouwstijlen en hebben voor een deel een historische waarde. Waardevol is het gevarieerde beeld dat is ontstaan door een perceelsgewijze invulling, waarbij de individuele woning als architectonische eenheid herkenbaar is.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0014.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0015.jpg"

In de periode na de tweede wereldoorlog zijn diverse uitbreidingswijken rondom de kern Oudenbosch gerealiseerd. De volgende drie wijken zijn als eerste gerealiseerd:

  • Centrum-Noord: jaren '50, '60 en '70
  • Velletri: jaren '50 – '70.
  • Zouavenlaan: jaren '50 – '70.

De volgende uitbreidingswijken zijn hierna, in de jaren '70 – '80, gerealiseerd.

  • Duiventoren: Uitbreidingswijk uit de jaren '70 en '80 met een eenvoudig stratenpatroon.
  • Spuilaan: een uitbreiding uit de jaren '70 en '80 in een hofjesstructuur.
  • Ankerstraat: een kleinschalige uitbreiding uit de jaren '80 in een hofjesstructuur.
  • Albano: een uitbreiding uit de jaren '80 met woonerven.
  • Pagnevaart: een villawijk uit de jaren '70.

Ook kenmerken delen van Oudenbosch zich door individuele woningbouw. Dit betreft gebieden, met vrijstaande of 2-onder-1 kapwoningen, waar weinig eenheid bestaat tussen de woningen onderling. In deze gebieden is de variatie van de individuele woningen bepalend voor het straatbeeld en de woningen hebben veelal een uitgesproken architectonische vormgeving.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0016.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0017.jpg"

De kern Oudenbosch kent twee grootschalige bedrijventerreinen:

Industrieweg (zuidwesten)

Dit bedrijventerrein ligt ten zuidwesten van de kern van Oudenbosch en heeft een gevarieerd bebouwingsbeeld. Diverse functies zijn aanwezig (o.a. kantoren, productie, opslag, distributie) en die komen veelal gemengd voor. Verder zijn diverse bedrijfswoningen verspreid over het bedrijventerrein gelegen. De bebouwing langs de Industrieweg is tamelijk grootschalig en de bebouwing varieert in omvang en hoogte.

Bosschendijk (oosten)

Bedrijventerrein Bosschendijk ligt aan de oostzijde van Oudenbosch en wordt gekenmerkt door variatie en diverse aanwezige functies die gemengd voorkomen. De bedrijfsgebouwen hebben overwegend een doosachtig volume. De bedrijfswoningen bestaan zowel uit vrijstaande woningen met een eigen uitstraling als uit geschakelde woningen passend bij de bedrijfsgebouwen.

Overige bebouwing

Naast de historische bebouwing, uitbreidingswijken en bedrijventerreinen, zijn in Oudenbosch diverse gebieden aanwezig met afwijkende bebouwing, zoals: kerken, scholen, winkelcentra, sportcomplexen, wijkgebouwen, seniorencomplexen e.d.. Deze gebieden dragen vaak sterk bij aan het ruimtelijke beeld van Halderberge en hebben een individueel karakter. De bebouwing staat vaak op bijzondere plekken in de wijken/kern. De bebouwing en de directe omgeving zijn vaak als geheel ontworpen, waarbij de open ruimte en het gebouw elkaar ruimtelijk en functioneel aanvullen; het gebouw is georiënteerde op de openbare ruimte. De architectuurstijl en de uitstraling van deze bebouwing is verschillend en afhankelijk van de bouwperiode en de functie.

Voorbeelden van dergelijke bebouwing zijn:

  • Woonzorggebied Zellebergen
  • Schoolcomplexen Pagnevaartweg
  • Sportpark Pagnevaart
  • Voorzieningen wijk Pagnevaart
  • Voorzieningen De Baarlebossche

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0018.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0019.jpg"

3.4 Kern Bosschenhoofd

De kern Bosschenhoofd ligt ten noorden van de A58 en ten zuiden van de kern Oudenbosch. Ten oosten van de kern ligt een groot groengebied met verschillende recreatieve functies, zoals een natuurpark, recreatieparken en een trimbaan. Nabij de huidige kern Bosschenhoofd was in de 16e eeuw een overstortplaats voor turf gelegen met dezelfde naam, waaraan de kern dan ook zijn naam dankt. Tot ongeveer 1800 was nog niet echt sprake van een nederzetting. Tussen 1840 en 1860 werd het gebied beter ontsloten en is een woongemeenschap ontstaan. Aan het einde van de 19e eeuw zijn een school en een kerk gerealiseerd. Deze functies waren samen met de aanleg van een weg naar Oudenbosch van invloed op de verdere groei van de kern. Na de tweede wereldoorlog ontwikkelde Bosschenhoofd zich bescheiden, maar na de komst van diverse recreatieve voorzieningen breidde de kern zich in sterke mate uit.

Ruimtelijke karakteristiek

De kern Bosschenhoofd heeft zich voornamelijk langs Pastoor van Breugelstraat ontwikkeld. Verspreid binnen dit bebouwingslint komen dan ook verschillende horecagelegenheden, winkels en bedrijven voor. Het lint wordt verder voornamelijk gekenmerkt door (vrijstaande) woningen uit uiteenlopende tijdsperioden.

Het dorp is vervolgens verder gegroeid door het toevoegen van woningen en andere functies aan de diverse zijstraten vanaf het lint en direct gelegen tegen het lint aan. Het ging hierbij niet om planmatige woningbouw, maar om het toevoegen van woningen op de vrije ruimte tussen bestaande woningen. De langzame groei van Bosschenhoofd tot de tweede helft van de 20e eeuw is dan ook herkenbaar door de grote variatie aan verschillende architectuurstijlen.

Na verdichting langs de Pastoor van Breugelstraat vormt, in de jaren 1950 en 1960, de bouw van de woningen langs de straten met de namen van de 'prinsessen', de eerste planmatige opgezette woonwijk binnen de kern Bosschenhoofd. Vervolgens groeit de kern in de jaren 70 aan de noordwest zijde met de Wilhelminastraat, Hendrikstraat en Willeke Joostenstraat. Ten westen van beide buurten heeft de laatste planmatige uitbreiding rond de jaren 80 van de vorige eeuw plaatsgevonden. Uit voorgaande beschrijving van de ontwikkeling van de kern blijkt dat de groei van de kern voornamelijk aan de westzijde heeft plaatsgevonden tussen de Pastoor van Breugelstraat en de Bosschenhoofdsestraat.

Aan de noordzijde van Bosschenhoofd zijn twee recente woningbouwlocaties ontwikkeld. Het gaat hierbij om de herontwikkeling van een deel van het bedrijventerrein aan de noord-westzijde van de kern en om de ontwikkeling van het woonbuurtje rondom de Breugelhof aan de noord-oostzijde van de kern.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0020.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0021.jpg"

Ten oosten van de Pastoor Breugelstraat hebben in het verleden slechts kleinschalige ontwikkelingen plaatsgevonden. Centraal staat de historische bebouwing van het voormalige retraitehuis ten oosten van de kern. Rondom het retraitehuis zijn aan het begin van deze eeuw vrijstaande woningen gerealiseerd. Het retraitehuis zelf is met behoud van de oorspronkelijke architectuur verbouwd tot wooncomplex.

De kern Bosschenhoofd heeft eigenlijk geen specifiek bedrijventerrein. Wel is aan de noordzijde van de kern een kleine clustering van verschillende bedrijven te vinden, maar deze bedrijvigheid verdwijnt langzaam uit het straatbeeld en wordt vervangen door woningbouw.

3.5 Kern Oud Gastel

De eerste ondubbelzinnige sporen van bewoning in de gemeente Halderberge dateren uit de Late Middeleeuwen. Op een gordel van natuurlijke hoogten in het landschap is in de 13e eeuw de Oudendijk aangelegd. Ten oosten van deze dijk is de kern Oud Gastel ontstaan. Het dorp groeit en de bedrijvigheid is met name gericht op de agrarische industrie: veeteelt, akkerbouw, boomteelt en tuinbouw. Aan het begin van de 19e eeuw is aan de Dorpsstraat 13 de Hervormde kerk opgericht.

In de 19e eeuw bracht de suikerindustrie werk in de agrarische dorpen. Door de aanleg van de tramlijn Steenbergen-Oudenbosch, die over Oud Gastel liep, werd de gemeente verkeerstechnisch ontsloten. Verder werd op de kruising van de Kerkstraat met de Dorpsweg (nu Veerkensweg) de Sint-Laurentiuskerk opgericht. Ter plaatse van deze kruising is de huidige Markt ontstaan. De bebouwing concentreerde zich voornamelijk rondom deze Markt en langs de ontsluitingswegen.

.afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0022.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0023.jpg"

Ruimtelijke karakteristiek

De hoofdstructuur van Oud Gastel wordt bepaald door drie verkeersdragers waarlangs, tijdens de ontstaansgeschiedenis van het dorp, lintbebouwing is opgericht. Vervolgens is vanuit de kruising van de dragers, de ruimte tussen de bebouwing ingevuld. Deze drie dragers zijn:

  • de noord-zuidstructuur (bestaande uit Dorpsstraat, Kerkstraat-Roosendaalsebaan)
  • de oostweststructuur (bestaande uit Veerkensweg, Korte Dreef, Lange Dreef)
  • de ringvormige structuur van het hogere land (onder meer bestaande uit de Oudendijk, Dulderstraat).

De Korte Dreef in oostelijke richting is in het verlengde van de Lange Dreef gelegen en vormde een van de verbindingen met de, ten oosten van de kern gelegen, bebouwingsconcentratie 'De Stoof'. Door de aanleg van de provinciale weg is deze verbinding komen te vervallen. Langs de Korte Dreef zijn nog wel enkele historische functies gelegen, waaronder de begraafplaats. Door de aanleg van de provinciale weg (N268) rond 1980 ontstond er ook een ruimtelijke en functionele begrenzing van de kern Oud Gastel. Het bedrijventerrein Korenweide is gelegen direct ten westen van de provinciale weg en heeft, via een directe aansluiting op de Kruislandseweg, een goede ontsluiting naar de rest van de gemeente en het land via de N268.

De kern Oud Gastel kent enkele historische linten. Veel van de historische linten zijn nu nog steeds als zodanig herkenbaar en vormen als het ware de aanloopgebieden naar het centrum. De belangrijkste linten zijn de Kerkstraat/Dorpsstraat en de Veerkensweg.

Tegen de historische rand van de kern Oud Gastel, langs de Oudendijk, is het sport- en recreatiepark Blankershove gelegen. In het verlengde van de Oudendijk bevinden zich enkele maatschappelijke voorzieningen. Het gaat hierbij om de basisschool St. Joannesschool (Schoolstraat 2), de basisschool De Linde (Schoolstraat 4), een brandweerkazerne (Wilhelminastraat 2a), een parkeervoorziening aan de Parkstraat (ten behoeve van het centrum) en een park. De voornoemde basisscholen verhuizen binnen enkele jaren naar een nieuw te realiseren Brede school op de locatie van het voetbalveld van Oud Gastel.

Het bedrijventerrein Klaverweide tussen de Roosendaalsebaan en de Provincialeweg is het oudste bedrijventerrein van Oud Gastel. Het bedrijventerrein is ontstaan rondom grootschalige fabrieksterreinen van onder andere Campina. Veel van de panden van Campina staan momenteel leeg of zijn gesloopt. Vanwege de ligging van het terrein langs de Provincialeweg Noord, kan een groot deel van de percelen worden aangemerkt als een zogenaamde 'zichtlocatie'.

Het bedrijventerrein Korenweide is middels verschillende fases ontwikkeld, maar inmiddels gereed. Vanwege de recente realisatie van de diverse panden heeft het bedrijventerrein een duidelijk herkenbare moderne uitstraling. Op het terrein hebben grootschalige, maar ook kleinschalige bedrijven zich gevestigd.

3.6 Kern Hoeven

De kern Hoeven is ten westen van Oudenbosch gelegen en ten noorden van de A58. In het oosten van deze kern ligt de gemeentegrens met de aangrenzende gemeente Etten-Leur. De kern is anno 1300 ontstaan door de vestiging van verschillende hoeven rondom de St. Jansstraat. De abt van St. Bernardus bouwden een uithof op het Bovendonk. In de 16e eeuw is de kern echter als gevolg van de oorlog grotendeels verwoest. In de 17e eeuw is de kern geleidelijk herbouwd en ontwikkelde zich bebouwing langs de Sint Jansstraat en langs aantakkingen van deze straat met de Bovenstraat, Bovendonksestraat en Hofstraat. Aan het begin van de 20e eeuw werd de uithof verbouwd tot een seminarie en later als opleidingscentrum voor priesters of diakens. Na een periode van leegstand en tijdelijke huurders, is het gebouw sinds 1996 in gebruik als hotel, conferentiecentrum en feestlocatie.

Ruimtelijke karakteristiek

Rondom de Bovendonk en de kerk aan de Sint Janstraat heeft de kern Hoeven zich langzaam ontwikkeld. De ontwikkeling vond vooral plaats binnen de voornoemde bebouwingslinten en langs de Bovenstraat, Bovendonksestraat, St. Bernardusstraat, Heul en de Halderbergselaan. De bebouwing stamt uit diverse perioden en kent verschillende stijlen, kleuren en materialen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0024.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0025.jpg"

Na de tweede wereldoorlog zijn ten zuiden van het centrum en tussen de bestaande bebouwing, langs de straten, diverse woonbuurten gerealiseerd. De oudste wijk is de buurt Akkerlingen, direct ten zuiden van het centrum en de meest recente wijk is de wijk rondom de Pinksterbloemlaan. Deze wijk vormt de laatste invulling van de open ruimte tussen de Bovendonksestraat en de Bovenstraat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0026.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0027.jpg"

De kern Hoeven heeft één bedrijventerrein: 'De Hoge Akker'. Dit bedrijventerrein is kleinschalig met uitzondering van 2 tot 3 grootschalige bedrijfspanden. Het bedrijventerrein is in de tweede helft van de 20e eeuw ontstaan tussen de Bovenstraat en Heul en is in de loop der tijd uitgegroeid tot een bedrijventerrein van enige omvang passend bij de kern Hoeven. Op het bedrijventerrein zijn de verschillende architectuurstijlen van de verschillende ontwikkelperiodes herkenbaar in de bedrijfsbebouwing en in de bedrijfswoningen. Het Heiligstraatje vormt momenteel de grens van het bedrijventerrein met het buitengebied.

3.7 Kern Stampersgat

Waarschijnlijk is Stampersgat in de 15e eeuw ontstaan als dijkdorp, waarbij schippers en vissers zich hebben gevestigd op de dijktaluds nabij de rivier 'Dintel'. Vervolgens is de start van Stampersgat bekent aan het begin van de 17e eeuw, maar de kern is pas echt doorgegroeid door het telen van meekrap (kleurstof voor textielindustrie) en na 1850 door de vestiging van drie suikerfabrieken. Rond 1900 verschenen de eerste arbeidershuizen en is kerk van de Heilige Martelaren van Gorcum gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0028.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0029.jpg"

Ruimtelijke karakteristiek

De opzet van Stampersgat is eenduidig en rechtlijnig. De belangrijkste structuur wordt gevormd door de bebouwingslinten langs de Gastelsedijk en de Dennis de Leestraat. De verbinding van beide wegen vindt plaats middels het J.F. Vlekkeplein. De historische bebouwing van Stampersgat is voornamelijk gelegen rondom dit plein met enkele korte uitlopers langs de Gastelsedijk en de Dennis de Leestraat. De groei van Stampersgat wordt gekenmerkt door kleinschalige uitbreidingen van maximaal enkele straten. Na de tweede wereldoorlog is de kern in westelijke richting uitgebreid door bebouwing langs de Noordzeedijk en het toevoegen van een rechte straat met bebouwing evenwijdig aan deze dijk. Tussen de Dennis de Leestraat en de rivier Dintel zijn de meer recentere uitbreidingen van de kern gelegen. Deze uitbreidingen zijn echter heel divers en herkenbaar door de grote variatie aan verschillende architectuurstijlen.

Ten noordwesten van de kern is tegen de Dintel het bedrijventerrein van de kern gelegen.

3.8 Buitengebied

Het buitengebied bestaat uit een zwak golvend deklandschap met afsluitende kleilagen. Van nature kwamen in dit gebied weinig beken voor, wat zorgde voor een slecht ontwatering van de gronden. Hierdoor onstonden veenmoerassen waarin dikke lagen veen tot ontwikkeling kwamen. In opdracht van abdijen, klooster, gasthuizen en compagnieen, hebben hier grootschalige veenafgravingen plaatsgevonden. Door de veenafgravingen nam de bevolking sterk toe en kwam ook meer grond beschikbaar om landbouw te bedrijven. Het buitengebied van Halderberge heeft naast een agrarische functie dan ook vanuit historie een grote woonfunctie. Woonbebouwing komt vrij veel voor en zorgt voor langgerekte bebouwingslinten buiten de bebouwde kommen. Ten oosten van de kern Oud Gastel is de bebouwingsconcentratie 'De Stoof' nog in zeer dichte lintbebouwing langs de Stoofstraat herkenbaar in het buitengebied. Dit geldt ook voor de dijkbebouwing langs de Gastelsedijk-west ten zuidwesten van de kern Stampersgat.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0030.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0031.jpg"

De bebouwing in het buitengebied is heel divers en varieert van historische schuren en boerderijen tot moderne landbouwcomplexen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0032.jpg"

Bedrijventerrein Borchwerf

Het bedrijventerrein Borchwerf bestaat uit de bedrijventerreinen Borchwerf I en II, gelegen binnen zowel het grondgebied van de gemeente Roosendaal als de gemeente Halderberge. Het bedrijventerrein Borchwerf I betreft een gemengd bedrijventerrein en is aan het einde van de 20ste en aan het begin van de 21ste eeuw ontwikkeld aan de noordoostzijde van Roosendaal en ten zuiden van de Rijksweg A17 tussen Roosendaal en Moerdijk. Als gevolg van een grote vraag naar meer bedrijventerrein binnen de gemeente Halderberge en Roosendaal is de ontwikkeling van Borchwerf II tot stand gekomen. Borchwerf II is ontwikkeld als een modern bedrijventerrein dat optimaal inspeelt op de wensen en eisen van moderne bedrijven. De ruimtelijke dragers van het bedrijventerrein betreffen de Roosendaalse Vliet, de A17, de nationale Buisleidingenstraat, de Roosendaalsebaan/ Gastelseweg, de spoorbaan en de Bakkersberg (buurt Roosendaal). Vanaf de allereerste ontwikkeling van het bedrijventerrein stond een efficiënt ruimtegebruik, optimaal gebruik van vervoersmogelijkheden, bereikbaarheid per fiets, maar ook functiemenging en een goede architectonische en stedenbouwkundige kwaliteit, centraal.

Bedrijventerrein De Gorzen

Tussen de Oudlandsedijk en de Dintel is het bedrijventerrein De Gorzen gelegen. Het bedrijventerrein is ontstaan nabij de kern Standdaarbuiten (gemeente Moerdijk) aan beide zijden van de rivier De Dintel. Het betreft een langgerekt bedrijventerrein, waarbij het vaak gaat om water gerelateerde bedrijven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.SVG0002-C001_0033.jpg"

Hoofdstuk 4 Welstandscriteria

De welstandscriteria dienen gezien te worden als criteria waaraan het bebouwingsbeeld dient te voldoen. Dit betekent dat een toevoeging of verandering van bebouwing moet passen binnen de criteria zoals opgenomen in deze welstandsnota. Het blijft bij het welstandstoezicht gaan om redelijke eisen van welstand, maar de vraag wat precies 'redelijk' is wordt per gebied ingevuld. In dit hoofdstuk worden achtereenvolgens de algemene criteria en de gebiedsgerichte criteria beschreven.

4.1 Algemene criteria

In dit hoofdstuk worden de algemene welstandscriteria benoemd en toegelicht, die bij iedere welstandsbeoordeling worden gehanteerd. Deze criteria zijn gebaseerd op de notitie 'Architectonische kwaliteit, een notitie over architectuurbeleid', van Prof. ir. Tj. Dijkstra (1985), die ook aanleiding is geweest voor de huidige Woningwet.

In sommige gevallen zal bij de welstandstoetsing teruggegrepen moeten worden op de algemene welstandscriteria. Dat is bijvoorbeeld het geval als een ingediend bouwplan op verschillende fronten een dermate hoge kwaliteit heeft dat burgemeester en wethouders daaraan willen meewerken, ook al past het niet binnen het bebouwingstype dat ingevolge de welstandsnota van kracht is. Ook kan het zijn dat een bouwplan aan de meeste, maar niet aan alle gebiedsgerichte criteria voldoet, maar wel goed vanuit de algemene welstandscriteria te motiveren is. De algemene criteria vormen dan als het ware een vangnet voor die gevallen waarin de overige criteria niet toereikend zijn.

4.1.1 Relatie tussen vorm, gebruik en constructie

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat de verschijningsvorm een relatie heeft met het gebruik ervan en de wijze waarop het gemaakt is, terwijl de vormgeving daarnaast ook zijn eigen samenhang en logica heeft.

Een bouwwerk wordt primair gemaakt om te worden gebruikt. Hoewel het welstandstoezicht slechts is gericht op de uiterlijke verschijningsvorm, kan de vorm van het bouwwerk niet los worden gedacht van de eisen vanuit het gebruik en de mogelijkheden die materialen en technieken bieden om een doelmatige constructie te maken. Gebruik en constructie staan aan de wieg van iedere vorm. Daarmee is nog niet gezegd dat de vorm altijd ondergeschikt is aan het gebruik of de constructie. Ook wanneer andere aspecten dan gebruik en constructie de vorm tijdens het ontwerpproces gaan domineren, mag worden verwacht dat de uiteindelijke verschijningsvorm een begrijpelijke relatie houdt met zijn oorsprong. Daarmee is tegelijk gezegd dat de verschijningsvorm méér is dan een rechtstreekse optelsom van gebruik en constructie. Er zijn daarnaast andere factoren die hun invloed kunnen hebben, zoals de omgeving en de associatieve betekenis van de vorm in de sociaal-culturele context. Maar als de vorm in tegenspraak is met het gebruik en de constructie, dan verliest zij daarmee aan begrijpelijkheid en integriteit.

4.1.2 Relatie tussen bouwwerk en omgeving

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de openbare (stedelijke of landschappelijke) ruimte. Daarbij worden hogere eisen gesteld naarmate de openbare betekenis van het bouwwerk of van de omgeving groter is.

Bij het oprichten van een gebouw is sprake van het afzonderen en in bezit nemen van een deel van de algemene ruimte voor particulier gebruik. Gevels en volumes vormen zowel de externe begrenzing van de gebouwen als ook de wanden van de openbare ruimte die zij gezamenlijk bepalen. Het gebouw is een particulier object in een openbare context. Het bestaansrecht van het gebouw ligt niet in het eigen functioneren alleen, maar ook in de betekenis die het gebouw heeft in zijn stedelijke of landschappelijke omgeving. Ook van een gebouw dat contrasteert met zijn omgeving mag worden verwacht dat het zorgvuldig is ontworpen en de omgeving niet ontkent. Waar het om gaat is dat het gebouw een positieve bijdrage levert aan de kwaliteit van de omgeving en de te verwachten ontwikkeling daarvan. Over de wijze waarop dat bij voorkeur zou moeten gebeuren, kunnen de gebiedsgerichte welstandscriteria duidelijkheid verschaffen.

4.1.3 Betekenissen van vormen in de sociaal-culturele context

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat verwijzingen en associaties zorgvuldig worden gebruikt en uitgewerkt, zodat er concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

Voor vormgeving gelden in iedere cultuur bepaalde regels, net zoals een taal zijn eigen grammaticale regels heeft om zinnen en teksten te maken. Die regels zijn geen wetten en moeten ter discussie kunnen staan. Maar als ze worden verhaspeld of ongeïnspireerd gebruikt, wordt een tekst verwarrend of saai. Precies zo wordt een bouwwerk verwarrend of saai als de regels van de architectonische vormgeving niet bewust worden gehanteerd.

Als vormen regelmatig in een bepaald verband zijn waargenomen krijgen zij een zelfstandige betekenis en roepen zij, los van gebruik en constructie, bepaalde associaties op. Pilasters in classicistische gevels verwijzen naar zuilenstructuren van tempels, transparante gevels van glas en metaal roepen associaties op met techniek en vooruitgang.

In iedere bouwstijl wordt gebruik gemaakt van verwijzingen en associaties naar wat eerder of elders al aanwezig was of naar wat in de toekomst wordt verwacht. De kracht of de kwaliteit van een bouwwerk ligt echter vooral in de wijze waarop die verwijzingen en associaties worden verwerkt en geïnterpreteerd binnen het kader van de actuele culturele ontwikkelingen, zodat concepten en vormen ontstaan die bruikbaar zijn in de bestaande maatschappelijke realiteit.

Zorgvuldig gebruik van verwijzingen en associaties betekent onder meer dat er een bouwwerk ontstaat dat integer is naar zijn tijd doordat het op grond van zijn uiterlijk in de tijd kan worden geplaatst waarin het werd gebouwd of verbouwd. Bij restauraties is sprake van herstel van elementen uit het verleden, maar bij nieuw- of verbouw in bestaande (monumentale) omgeving betekent dit dat duidelijk moet zijn wat authentiek is en wat nieuw is toegevoegd. Een ontwerp kan worden geïnspireerd door een bepaalde tijdsperiode, maar dat is iets anders dan het imiteren van stijlen, vormen en detailleringen uit het verleden.

Associatieve betekenissen zijn van groot belang om een omgeving te 'begrijpen' als beeld van de tijd waarin zij is ontstaan, als verhaal van de geschiedenis, als representant van een stijl. Daarom is het zo belangrijk om ook bij nieuwe bouwplannen zorgvuldig met stijlvormen om te gaan; zij vormen immers de geschiedenis van de toekomst.

4.1.4 Evenwicht tussen helderheid en complexiteit

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat er structuur is aangebracht in het beeld, zonder dat de aantrekkingskracht door simpelheid verloren gaat.

Een belangrijke eis die aan een ontwerp voor een gebouw mag worden gesteld is dat er structuur wordt aangebracht in het beeld. Een heldere structuur biedt houvast voor de waarneming en is bepalend voor het beeld dat men vasthoudt van een gebouw.

Symmetrie, ritme, herkenbare maatreeksen en materialen maken het voor de gemiddelde waarnemer mogelijk de grote hoeveelheid visuele informatie die de gebouwde omgeving geeft, te reduceren tot een bevattelijk beeld.

Het streven naar helderheid mag echter niet ontaarden in simpelheid. Een bouwwerk moet de waarnemer blijven prikkelen en intrigeren en zijn geheimen niet direct prijsgeven. Er mag best een beheerst beroep op de creativiteit van de voorbijganger worden gedaan. Van oudsher worden daarom helderheid en complexiteit als complementaire begrippen ingebracht bij het ontwerpen van bouwwerken. Complexiteit in de architectonische compositie ontstaat vanuit de stedenbouwkundige eisen en het programma van eisen voor het bouwwerk.

Bij een gebouwde omgeving met een hoge belevingswaarde zijn helderheid en complexiteit tegelijk aanwezig in evenwichtige en spanningsvolle relatie.

4.1.5 Schaal en maatverhoudingen

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat het een samenhangend stelsel van maatverhoudingen heeft dat beheerst wordt toegepast in ruimtes, volumes en vlakverdelingen.

leder bouwwerk heeft een schaal die voortkomt uit de grootte of de betekenis van de betreffende bouwopgave. Grote bouwwerken kunnen uiteraard binnen hun eigen grenzen geleed zijn, maar worden onherkenbaar en ongeloofwaardig als ze er uit zien alsof ze bestaan uit een verzameling losstaande, kleine bouwwerken. De maatverhoudingen van een bouwwerk zijn van groot belang voor de belevingswaarde ervan, maar vormen tegelijk één van de meest ongrijpbare aspecten bij het beoordelen van ontwerpen. De waarnemer ervaart bewust of onbewust de maatverhoudingen van een bouwwerk, maar wáárom de maatverhoudingen van een bepaalde ruimte aangenamer, evenwichtiger of spannender zijn dan die van een andere, valt nauwelijks vast te stellen.

Duidelijk is dat de kracht van een compositie groter is naarmate de maatverhoudingen een sterkere samenhang en hiërarchie vertonen. Mits bewust toegepast kunnen ook spanning en contrast daarin hun werking hebben.

De afmetingen en verhoudingen van gevelelementen vormen tezamen de compositie van het gevelvlak. Hellende daken vormen een belangrijk element in de totale compositie. Als toegevoegde elementen (zoals een dakkapel, een aanbouw of een zonnecollector) te dominant zijn ten opzichte van de hoofdmassa en/of de vlakverdeling, verstoren zij het beeld niet alleen van het object zelf maar ook van de omgeving waarin dat is geplaatst.

4.1.6 Materiaal, textuur, kleur en licht

Van een bouwwerk dat voldoet aan redelijke eisen van welstand mag worden verwacht dat materiaal, textuur, kleur en licht het karakter van het bouwwerk zelf ondersteunen en de ruimtelijke samenhang met de omgeving of de te verwachten ontwikkeling daarvan duidelijk maken.

Door materialen, kleuren en lichttoetreding krijgt een bouwwerk uiteindelijk zijn visuele en tactiele kracht: het wordt zichtbaar en voelbaar. De keuze van materialen en kleuren is tegenwoordig niet meer beperkt tot wat lokaal aan materiaal en ambachtelijke kennis voorhanden is. Die keuzevrijheid maakt de keuze moeilijker en het risico van een onsamenhangend beeld groot.

Als materialen en kleuren teveel los staan van het ontwerp en daarin geen ondersteunende functie hebben, maar slechts worden gekozen op grond van decoratieve werking, wordt de betekenis ervan toevallig en kan de materiaal- en kleurkeuze afbreuk doen aan de zeggingskracht van het bouwwerk. Dit is bijvoorbeeld het geval wanneer het gebruik van materialen en kleuren geen ondersteuning geeft aan de architectonische vormgeving of wanneer het gebruik van materialen en kleuren een juiste interpretatie van de aard en de ontstaansperiode van het bouwwerk in de weg staat.

4.2 Historische gebieden

De verschillende kernen hebben allen een duidelijk herkenbaar gebied van waaruit het dorp is ontstaan. Binnen dit gebied zijn nog verschillende historische panden gelegen. Deze panden zijn vaak voorzien van een hoge mate van detaillering met karakteristieke daklijsten, plinten en versierde vensters. Naast een gevarieerde gevellengte is ook de verscheidenheid aan daken, gevellengte en materialen, kenmerkend voor deze gebieden.

Gebied:     Toets:  
Achtererfgebied:   Welstandsvrij, zie Welstandsvrij   Geen toets  
  Niet welstandsvrij
(bijbehorende bouwwerken hoger dan 1 bouwlaag en/of hoger dan 5 meter)  
Welstandscommissie  
Voorerfgebied:   Niet welstandsvrij   Welstandscommissie  
Planmatige ontwikkeling   Opstellen beeldkwaliteitsplan of van toepassing verklaren ander welstandsgebied voor Nieuwe ontwikkelingen  
Welstandscommissie  

4.2.1 Criteria

Bij de beoordeling van bouwplannen wordt in samenhang met de algemene criteria getoetst aan de hand van de volgende criteria:

Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving

  • Nieuwe ontwikkelingen dienen aan te sluiten op de karakteristiek van de bebouwing in de omgeving, zoals bouwmassa, kapvorm, mate van detaillering, kleur- en materiaalgebruik en de variatie daartussen.
  • Bij ontwikkelingen blijft de diversiteit en individualiteit van de verschillende gebouwen behouden. Samenvoegen van bouwmassa's is ongewenst.
  • De bestaande samenhang, afwisseling en vormgeving van kappen in de omgeving blijft behouden.
  • Bebouwing dient met de representatieve gevel en de entree gericht te zijn naar de openbare ruimte.
  • De bestaande situering van de bebouwing is maatgevend. Afwijkingen of wijzigingen zijn mogelijk, mits het straatbeeld niet verstoord wordt.
  • Bebouwing gelegen naast van een monument dient ingetogen en terughoudende architectuur te hebben, waarbij de waarde van het monument overeind dient te blijven.
  • Bij renovatie/verbouwing wordt aangesloten op de bestaande architectuur van de bebouwing. Bestaande detailleringen, gevelritmes, goothoogten en nokhoogten dienen in hoofdzaak gerespecteerd te worden.

Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen

  • Eigentijdse invullingen of toevoegingen dienen geïnspireerd te zijn op, of verwant te zijn met, of in harmonie te zijn met, de historische en cultuurhistorische waarde van de bestaande bebouwing.
  • De naar de openbare ruimte gerichte voor- en/of zijgevel van de bebouwing heeft geen dichte vlakke gevels.
  • Afwijkende bebouwing is mogelijk mits met respect voor de oorspronkelijke kwaliteit van de omgeving en architectuur.
  • Op-, bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn met de architectuur van het geheel.
  • De gevelopbouw en indeling van de gevels dienen bij renovatie of nieuwbouw een duidelijke eenheid te hebben.

Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal:

  • Nieuwe ontwikkelingen dienen op detailniveau aan te sluiten op de karakteristiek van de bestaande bebouwing.
  • Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moeten passen bij de architectuur van het pand en geen contrast vormen met de naastgelegen panden.
  • Het gebruik van aardetinten en gedekte kleuren staat voorop.
  • De oorspronkelijke ornamenten en detaillering dienen herkenbaar en zinvol te blijven en bij verbouwing of renovatie gerespecteerd te worden.
  • Het gebruik van felle en contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Reclame:

  • Reclame uitingen zijn een ondergeschikt deel van de gevel en zijn niet beeldbepalend voor het gevelbeeld. Verder mogen reclame uitingen niet worden aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming.
  • Vrijstaande reclame uitingen zijn niet toegestaan.
  • Permanent mechanisch bewegende delen, lichtkranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht mogen niet worden toegepast.

4.3 Bebouwingslinten

De bebouwing langs de historische ontsluitingsroutes is vaak nog duidelijk herkenbaar als lintbebouwing. Vanuit de ontstaansgeschiedenis van de kern zijn er verschillende vormen van bebouwing langs de routes ontstaan. In de loop van de jaren heeft een verdichting van de bebouwingswand plaatsgevonden. De bebouwing is dan ook vaak perceelsgewijs ontstaan en laat een afwisselend straatbeeld zien.

Gebied:     Toets:  
Achtererfgebied:   Welstandsvrij, zie Welstandsvrij   Geen toets  
  Niet welstandsvrij
(bijbehorende bouwwerken hoger dan 1 bouwlaag en/of hoger dan 5 meter)  
Welstandscommissie  
Voorerfgebied:   Onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Ambtelijke toets  
  Geen onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Welstandscommissie  
Planmatige ontwikkeling   Opstellen beeldkwaliteitsplan of van toepassing verklaren ander welstandsgebied voor Nieuwe ontwikkelingen  
Welstandscommissie  

4.3.1 Criteria

Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving

  • Bij ontwikkelingen blijft de diversiteit en individualiteit van de verschillende gebouwen behouden. Samenvoegen van bouwmassa's is ongewenst.
  • Nieuwe woonbebouwing wordt zoveel mogelijk in lijn met de bestaande lintbebouwing gesitueerd.
  • De huidige mate van open- en beslotenheid van de (lint)bebouwing is leidend.
  • Alle bebouwing op een perceel dient zorgvuldig op elkaar afgestemd te zijn, waarbij het functionele onderscheid tussen het hoofdgebouw en de bijgebouwen zichtbaar blijft.
  • Het individuele karakter van de bebouwing met een duidelijke architectonische eenheid is uitgangspunt.
  • Bebouwing dient met de representatieve gevel gericht te zijn naar de openbare ruimte.
  • Gebouwen met bijzondere functies mogen afwijken van de ligging en de gebruikelijke massa, opbouw en vorm.
  • Bebouwing gelegen naast een monument dient ingetogen en terughoudende architectuur te hebben, waarbij de waarde van het monument overeind dient te blijven.

Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen

  • Eigentijdse invullingen of toevoegingen dienen geïnspireerd te zijn op, of verwant te zijn met, of in harmonie te zijn met de bestaande bebouwing.
  • Op-, bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn met de architectuur van het geheel.
  • De naar de openbare ruimte gerichte voor- en/of zijgevel van de bebouwing heeft geen dichte vlakke gevels.
  • Afwijkende bebouwing is mogelijk mits met respect voor de oorspronkelijke kwaliteit van de omgeving en architectuur.
  • De gevelopbouw en indeling van de gevels dienen bij renovatie of nieuwbouw een duidelijke eenheid te hebben.

Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal:

  • Nieuwe ontwikkelingen dienen op detailniveau en gevelindeling aan te sluiten op de karakteristiek van de bestaande bebouwing.
  • Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moeten passen bij de architectuur van het pand en geen contrast vormen met de naastgelegen panden. Het gebruik van aardetinten en gedekte kleuren staat voorop.
  • Het gebruik van felle en contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Reclame:

  • Reclame uitingen zijn een ondergeschikt deel van de gevel en zijn niet beeldbepalend voor het gevelbeeld. Verder mogen reclame uitingen niet worden aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming.
  • Vrijstaande reclame uitingen zijn tot een hoogte en breedte van 1 meter toegestaan.
  • Permanent mechanisch bewegende delen, lichtkranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht mogen niet worden toegepast.

4.4 Op zichzelfstaande locaties

Bebouwing in de 'Op zichzelfstaande locaties' vervullen door hun functie, schaal of door hun ligging bijzondere aandacht binnen een kern. Het gaat hierbij om een clustering van scholen, een begraafplaats, verzorgingshuizen, kloosters, hotels, woonzorgcomplexen of winkelcentra. De bebouwing vormt vaak een solitaire eenheid binnen de omliggende bebouwingsstructuur.

Gebied:     Toets:  
Achtererfgebied:   Welstandsvrij, zie Welstandsvrij   Geen toets  
Achtererfgebied:   Niet welstandsvrij
(bijbehorende bouwwerken hoger dan 1 bouwlaag en/of hoger dan 5 meter)  
Welstandscommissie  
Voorerfgebied:   Onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Ambtelijke toets  
  Geen onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Welstandscommissie  
Planmatige ontwikkeling   Opstellen beeldkwaliteitsplan of van toepassing verklaren ander welstandsgebied voor Nieuwe ontwikkelingen  
Welstandscommissie  

4.4.1 Criteria

Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving

  • De openbare ruimte in de directe omgeving van de gebouwen en de bebouwing dienen als een geheel te worden gezien en als zodanig te worden ingericht. De begane grond moet direct aansluiten op het maaiveld.
  • Het individuele karakter van de bebouwing met een duidelijke architectonische eenheid is uitgangspunt.
  • Bebouwing dient met de representatieve gevel gericht te zijn naar de openbare ruimte.
  • De functie van de bebouwing dient in de architectuur herkenbaar te zijn.

Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen

  • Eigentijdse invullingen of toevoegingen dienen een duidelijke onderlinge samenhang met elkaar te hebben.
  • Op-, bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn met de architectuur van het geheel.
  • De naar de openbare ruimte gerichte voor- en/of zijgevel van de bebouwing heeft geen dichte vlakke gevels.
  • De gevelopbouw en indeling van de gevels dient een duidelijke eenheid te hebben.

Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal:

  • Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moeten passen bij de architectuur van het pand en geen contrast vormen met de naastgelegen panden.
  • Het gebruik van felle en contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Reclame:

  • Reclame uitingen zijn een ondergeschikt deel van de gevel en zijn niet beeldbepalend voor het gevelbeeld. Verder mogen reclame uitingen niet worden aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming.

4.5 Woongebieden

In de loop van de 20ste eeuw is men begonnen om naast het bouwen van individuele woningen ook groepen van woningen te realiseren. Vanaf de tweede wereldoorlog is binnen de gemeente Halderberge een eerste start gemaakt met het oprichten van complete woonwijken. Verschillende delen van deze woonwijken kennen vaak een specifieke samenhang vanwege de kenmerkende architectuur van de bebouwing. Deze architectuur vindt vaak zijn oorsprong in de tijdsperiode van realisatie. Ondanks het onderscheid in maat, schaal of architectuur hebben de woongebieden een belangrijk samenhangend kenmerk: grote aanwezigheid van reguliere woningbouw.

Gebied:     Toets:  
Achtererfgebied:   Welstandsvrij, zie Welstandsvrij   Geen toets  
  Niet welstandsvrij
(bijbehorende bouwwerken hoger dan 1 bouwlaag en/of hoger dan 5 meter)  
Welstandscommissie  
Voorerfgebied:   Onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Ambtelijke toets  
  Geen onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Welstandscommissie  
Planmatige ontwikkeling   Opstellen beeldkwaliteitsplan of van toepassing verklaren ander welstandsgebied voor Nieuwe ontwikkelingen  
Welstandscommissie  
4.5.1 Criteria

Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving

  • Binnen woonwijken zijn de woningen vaak in onderlinge samenhang met elkaar en met de openbare ruimte ontworpen. Waar deze samenhang, bestaande uit meer dan twee losse bouwvolumes, aanwezig is, dient deze behouden te blijven.
  • Gebouwen met bijzondere functies mogen afwijken van de ligging en de gebruikelijke massa, opbouw en vorm, mits geen afbreuk wordt gedaan aan het straatbeeld.
  • Bij individuele woningbouw (veelal vrijstaand, tweekappers of korte rijen): behoud van het individuele karakter van de afzonderlijke panden of series van panden, zonder dat dit afsteekt tegen de omgeving.
  • Bebouwing dient met de representatieve gevel gericht te zijn naar de openbare ruimte.
  • Bebouwing op korte afstand van een monument dient ingetogen en terughoudende architectuur te hebben, waarbij de waarde van het monument overeind dient te blijven.

Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen

  • Bij wijzigingen van bebouwing die onderdeel uitmaakt van een grotere bouwmassa (aaneengesloten bebouwing), dient afstemming plaats te vinden met de samenhang van de rij en/of het cluster.
  • Op-, bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn met de architectuur van het geheel.
  • De naar de openbare ruimte gerichte voor- en/of zijgevel van de bebouwing heeft geen dichte vlakke gevels.
  • Er dient zorgvuldig te worden omgegaan met het toevoegen van kenmerkende dakoverstekken, brede goten, erkers, dakopbouwen , uitbreidingen van de 2e bouwlaag en/of entreeoverkappingen.
  • Specifiek voor twee-onder-een-kapwoningen geldt dat aanpassingen aan de voorkant van de woningen dienen te worden afgestemd op de naastgelegen woning aan de zijde van de aanbouw.

Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal:

  • Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moeten passen bij de architectuur van het pand en geen (extreem) contrast vormen met de naastgelegen panden.
  • Het gebruik van felle en contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Reclame:

  • Reclame uitingen zijn een ondergeschikt deel van de gevel en zijn niet beeldbepalend voor het gevelbeeld. Verder mogen reclame uitingen niet worden aangebracht op bouwlagen met een woonbestemming.
  • Permanent mechanisch bewegende delen, lichtkranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht mogen niet worden toegepast.

4.6 Werkgebieden

Verspreid tussen woningen of andere functies binnen het grondgebied van de gemeente Halderberge zijn diverse bedrijven gelegen. Binnen enkele gebieden is de aanwezigheid van bedrijfsfuncties zodanig overheersend, dat deze gebieden zijn aangewezen als 'Werkgebieden'. De uitstraling van deze werkgebieden verdient extra aandacht om ervoor te zorgen dat de uitstraling van het werkgebied naar omliggende (woon)gebieden zorgvuldig wordt vormgegeven. De functionele bebouwing is vaak eenvoudig en sober van opzet en uitwerking. Grootschalige bedrijfshallen bestaan vaak uit twee lagen met plat dak met een eenzijdig materiaalgebruik.

Gebied:     Toets:  
Achtererfgebied:   Welstandsvrij, zie Welstandsvrij   Geen toets  
  Niet welstandsvrij
(bijbehorende bouwwerken hoger dan 1 bouwlaag en/of hoger dan 5 meter)  
Welstandscommissie  
Voorerfgebied:   Onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Ambtelijke toets  
  Geen onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Welstandscommissie  
Planmatige ontwikkeling   Opstellen beeldkwaliteitsplan of van toepassing verklaren ander welstandsgebied voor Nieuwe ontwikkelingen  
Welstandscommissie  

4.6.1 Criteria

Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving

  • Bebouwing dient met de representatieve gevel gericht te zijn naar de openbare ruimte.
  • Architectuur van de bebouwing is degelijk en is architectonisch in samenhang met de overige bebouwing op het perceel.
  • Bedrijfsgebouwen gericht op ontsluitingswegen van de kernen dienen te zijn voorzien van een representatieve architectuur.
  • Bedrijfswoningen binnen een gebouw, vormen onderdeel van het geheel.
  • Vrijstaande bedrijfswoningen dienen een 'woon' uitstraling te hebben.
  • Kantoren en voorzieningen zijn herkenbaar als zelfstandig onderdeel van de bedrijfsbebouwing.
  • Entrees onderscheiden zich in of aan de gevel.

Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen

  • Op-, bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn met de architectuur van het geheel.
  • De voorgevel heeft geen dichte vlakke gevels.
  • Geledingen en accenten ten behoeve van het onderscheiden van functies binnen een bedrijfsgebouw is uitgangspunt.

Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal:

  • Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moeten passen bij de architectuur van het pand en geen extreem contrast vormen met de naastgelegen panden.
  • Het gebruik van damwandprofielen dient tot een minimum te worden beperkt.
  • Grootschalige gebruik van plaatmateriaal is niet toegestaan.
  • Het gebruik van felle en contrasterende kleuren is niet toegestaan.

Reclame:

  • Reclame uitingen zijn een ondergeschikt deel van de gevel en zijn niet beeldbepalend voor het gevelbeeld.
  • Vrijstaande reclame uitingen zijn tot een hoogte en breedte van 2 meter toegestaan.
  • Permanent mechanisch bewegende delen, lichtkranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht mogen niet worden toegepast.

4.7 Buitengebied

Het gebied buiten de kernen wordt gekenmerkt door overwegend agrarisch gebruik, maar verspreid over het gebied zijn ook bedrijven, burgerwoningen, recreatiewoningen, landgoederen en bijzondere functies (Bosbad Hoeven) in het gebied aanwezig. De bebouwing is individueel, afwisselend en op korte afstand van de weg gelegen. Bij woningen zijn vaak grote schuren aanwezig en achter de boerderijen staan vaak grote agrarische bedrijfspanden.

Gebied:     Toets:  
Achtererfgebied:   Welstandsvrij, zie Welstandsvrij   Geen toets  
Achtererfgebied:   Niet welstandsvrij
(bijbehorende bouwwerken hoger dan 1 bouwlaag en/of hoger dan 5 meter)  
Welstandscommissie  
Voorerfgebied:   Onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Ambtelijke toets  
  Geen onderdeel Kleinschalige bouwkundige wijzigingen   Welstandscommissie  
Planmatige ontwikkeling   Opstellen beeldkwaliteitsplan of van toepassing verklaren ander welstandsgebied voor Nieuwe ontwikkelingen  
Welstandscommissie  

4.7.1 Criteria

Hoofdaspecten: Bebouwing en omgeving

  • Grootschalige bedrijfsgebouwen worden met een schuine kap uitgevoerd en zijn gepositioneerd achter de bedrijfswoning.
  • De huidige mate van open- en beslotenheid van de bebouwing is leidend.
  • Bebouwing dient met de representatieve gevel gericht te zijn naar de openbare ruimte.
  • Bijgebouwen zijn ondergeschikt aan de hoofdmassa en eenvoudig van vorm.

Deelaspecten: Massa, opbouw, gevel en onderdelen

  • Op-, bij- en aanbouwen zijn ondergeschikt en vormgegeven in lijn met de architectuur van het geheel.
  • Afwijkende bebouwing is mogelijk mits met respect voor de oorspronkelijke kwaliteit van de omgeving en architectuur.
  • Binnen de samenstelling/opbouw van de verschillende elementen van bebouwing binnen het bouwvlak dient het hoofdgebouw herkenbaar te zijn en te blijven.
  • Binnen de architectuur van een bouwmassa met een grotere massa als de bedrijfswoning is geleding in de gevel van de massa wenselijk.
  • De naar de openbare ruimte gerichte voor- en/of zijgevel van de bebouwing heeft geen dichte vlakke gevels.

Detailaspecten: Detaillering, kleur en materiaal:

  • Detaillering, kleur- en materiaalgebruik moeten passen bij de architectuur van het pand en geen contrast vormen met de naastgelegen panden. Het gebruik van damwandprofielen en plaatmateriaal dient tot een minimum te worden beperkt.
  • Het gebruik van felle en contrasterende kleuren is niet toegestaan.
  • Gevels van woonbebouwing overwegend uitvoeren in baksteen.
  • Gevels van woonbebouwing overwegend uitvoeren in traditionele materialen (baksteen) en gedekte kleuren.
  • Voor woningen is eenheid in detaillering, kleur- en materiaalgebruik per individueel pand gewenst.

Reclame:

  • Reclame uitingen zijn een ondergeschikt deel van de gevel en zijn niet beeldbepalend voor het gevelbeeld.
  • Vrijstaande reclame uitingen zijn tot een hoogte en breedte van 2 meter toegestaan.
  • Permanent mechanisch bewegende delen, lichtkranten of lichtreclame met veranderlijk of intermitterend licht mogen niet worden toegepast.