direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Basisnettransformatie percelen Vaartweg 2 en Groene Woud 62 te Oudenbosch
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP1026-B001

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en doel

Basisnet Spoor

Het Basisnet Spoor heeft onder meer tot doel de bereikbaarheid van belangrijke industriële locaties te garanderen. Daar hoort ook het transport van gevaarlijke stoffen ten behoeve van die locaties toe. Bij een ongeluk met gevaarlijke stoffen zouden die stoffen vrij kunnen komen en dat zou tot slachtoffers kunnen leiden. Ondanks de veiligheidseisen op het spoor in Nederland moet het risico op een dergelijk scenario aanvaardbaar klein zijn.

Het ruimtelijk gebruik en de ontwikkelingen langs het Basisnet Spoor dienen, hiermee rekening houdend, op een verantwoorde wijze plaats te vinden. Het doel van het Basisnet Spoor is een robuust en knelpuntvrij basisnet tot stand te brengen waarin ruimte is voor de ontwikkeling van het vervoer én voor ontwikkelingen langs het spoor.

De externe veiligheidswetgeving hanteert een normering voor het risico dat een persoon die nabij het spoor aanwezig is, mag ondervinden. Deze norm heet het plaatsgebonden risico en wordt ruimtelijk weergegeven met de PR 10-6-contour. De breedte van deze contour is aangegeven in de Regeling basisnet. Deze afstand bedraagt:

  • 18 meter voor Vaartweg 2; en
  • 12 meter voor Groene Woud 62.

Maatschappelijk is afgesproken dat binnen deze contour geen kwetsbare objecten, zoals woningen, aanwezig mogen zijn en een bestemmingsplan mag hier ook geen nieuwe kwetsbare objecten toestaan.

In een aantal gevallen is er echter sprake van een knelpunt omdat er kwetsbare objecten gelegen zijn binnen de PR 10-6 contour. In Oudenbosch is dit ook aan de orde. In dat kader zijn twee woningen langs het spoor in Oudenbosch door Rijkswaterstaat aangekocht om de woonfunctie daar te beëindigen. Deze woningen worden gesloopt. Het betreft Vaartweg 2 en Groene Woud 62. De verwerving is mogelijk op basis van de aankoopregeling zoals genoemd in de Staatscourant van 17 april 2015 (Beleidsregel van de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu, van 9 april 2015 nr. IENM/BSK-201/69273, betreffende het verwerven van woningen langs basisnetroutes).

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1026-B001_0001.png"

Figuur 1.1: indicatie plangebied in moederplan (links Vaartweg 2; rechts Groene Woud 62)

Vigerend bestemmingsplan

De gemeenteraad van Halderberge heeft op 20 juni 2013 het bestemmingsplan 'Kom Oudenbosch' vastgesteld (hierna 'moederplan'). Het moederplan besloeg oorspronkelijk de gehele bebouwde kom van Oudenbosch, in de loop van de tijd is voor enkele percelen het bestemmingsplan herzien. Het doel van het moederplan is het kunnen beschikken over een adequate planologische regeling, waarin het meest recente ruimtelijk beleid in juridisch bindende vorm is neergelegd.

In het bestemmingsplan Kom Oudenbosch hebben de gronden van de percelen Vaartweg 2 en Groene Woud 62, waar onderhavig bestemmingsplan op ziet, de bestemming Wonen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1026-B001_0002.png" Figuur 1.2: uitsnede moederplan (links Vaartweg 2; rechts Groene Woud 62)

Het toegelaten gebruik vormt een knelpunt in relatie tot het plaatsgebonden risico. De functie dient daarom te vervallen en alle andere vormen van (beperkt) kwetsbare functies dienen, in lijn met artikel 5 Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt), ook uitgesloten te zijn. Om een kwetsbaar gebruik van de gronden onmogelijk te maken worden de percelen ingericht als openbaar groen. Het vigerende bestemmingsplan wordt hierop aangepast door de gronden aan te wijzen met de bestemming 'Groen'. Onderhavig bestemmingsplan voorziet daar in.

Doel

Het doel van het bestemmingsplan is het gebruik van de percelen Vaartweg 2 en Groene Woud 62 juridisch-planologisch in overeenstemming te brengen met de maatschappelijke afspraken inzake het plaatsgebonden risico. Daarnaast moet voorkomen worden dat nieuwe situaties ontstaan waarbij (beperkt) kwetsbare objecten zijn gelegen in de risicocontour. In onderhavig bestemmingsplan zijn daarom de gronden waarop de te saneren woningen zijn gelegen bestemd 'Groen'.

1.2 Leeswijzer

De toelichting van het bestemmingsplan onderbouwd het besluit tot wijzigen van de bestemming op de beide percelen. In hoofdstuk 2 volgt eerst een korte beschrijving van de aanpassingen van het huidige juridisch kader. In hoofdstuk 3 is een samenvatting van het vastgestelde beleid weergegeven, waarna in hoofdstuk 4 de milieuaspecten beschreven zijn die voor dit plan relevant zijn. Hoofdstuk 5 geeft een toelichting op de juridische regeling van dit plan en hoofdstuk 6 tenslotte beschrijft de uitvoerbaarheid waarbij de financiële en maatschappelijke uitvoerbaarheid zijn onderscheiden.

Hoofdstuk 2 Aanpassingen moederplan

2.1 Planologische wijzigingen

Dit bestemmingsplan bevat slechts een aanpassing van de bestemming ter plaatse van de adressen Vaartweg 2 en Groene Woud 62. Op deze percelen zijn woningen aanwezig en planologisch mogelijk gemaakt. Met de komst van het Basisnet Spoor is het nodig dat de woonfunctie op deze gronden komt te vervallen en dat er ook geen andere (beperkt) kwetsbare functies in de plaats terug kunnen komen. De gronden worden daarom bestemd als 'Groen'. Voor het overige wordt het bestemmingsplan Kom Oudenbosch met deze herziening niet aangepast.

2.2 Aanpassing woningbouwprogramma

Als gevolg van dit plan worden er twee woningen gesloopt (Vaartweg 2 en Groene Woud 62). Deze twee woningen worden dan ook onttrokken aan de woningvoorraad. Daarmee kan het woningbouwprogramma aangepast worden.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Ten aanzien van een partiële herziening volstaat in de meeste gevallen een actualisatie van het beleidskader. Gezien het moederplan geruime tijd geleden op basis van de Wet op de ruimtelijk ordening (WRO) is vastgesteld is er gekozen de gehele beleidsparagraaf opnieuw op te bouwen op basis van actuele beleidskaders.

3.2 Nationaal beleid

3.2.1 Nationale Omgevingsvisie (NOVI)

Op 11 september 2020 is de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) vastgesteld. In de NOVI is de langetermijnvisie op de toekomstige ontwikkeling van de leefomgeving in Nederland opgenomen. Binnen de NOVI staat het versterken van de omgevingskwaliteit in Nederland centraal. De omgevingskwaliteit is een overkoepeld begrip waarbinnen kwaliteit op de thema's gezondheid, duurzaamheid, veiligheid, milieu en leefomgeving wordt gewaarborgd.

Om keuzes te maken binnen de NOVI wordt er gebruikgemaakt van een omgevingsinclusieve benadering en de volgende drie afwegingsprincipes:

  • 1. combinaties van functies gaan voor enkelvoudige functies;
  • 2. kenmerken en identiteit van een gebied staan centraal;
  • 3. afwentelen wordt voorkomen.

Binnen de NOVI is een aantal nationale belangen beschreven, de opgaven die hier uit zijn voortgekomen zijn vertaald in vier integrale prioriteiten:

  • 1. ruimte voor klimaatadaptatie en energietransitie;
  • 2. duurzaam economisch groeipotentieel;
  • 3. sterke en gezonde steden en regio's;
  • 4. toekomstbestendige ontwikkeling van het landelijk gebied.

Relevantie voor het plangebied

Het voorliggende bestemmingsplan is niet strijdig met de nationale belangen, zoals beschreven in de NOVI.

3.2.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)

Op 17 december 2011 is de Algemene Maatregel van Bestuur (AMvB) Ruimte gedeeltelijk in werking getreden. Juridisch wordt de AMvB Ruimte aangeduid als Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is op 1 oktober 2012 geactualiseerd en is vanaf die datum geheel in werking getreden. Met de inwerkingtreding van het Barro naast het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), is de juridische verankering van de uitgangspunten uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte compleet. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen. Het Barro is deels opgebouwd uit hoofdstukken afkomstig van de ontwerp AMvB Ruimte die eind 2009 is aangeboden en deels uit nieuwe onderwerpen. Per onderwerp worden vervolgens regels gegeven, waaraan bestemmingsplannen moeten voldoen.

Relevantie voor het plangebied

Het plangebied is niet gelegen in één van de aangewezen projectgebieden van nationaal belang uit het Barro. Hiermee zijn de bepalingen uit het Barro niet van toepassing op de planlocatie en is geen sprake van strijdigheid met nationale belangen. Het Barro heeft geen directe gevolgen voor onderhavig plan.

3.2.3 Ladder voor duurzame verstedelijking

Op grond van art. 3.1.6. Bro zijn provincies en gemeenten verplicht om in de toelichting van een ruimtelijk plan aandacht te besteden aan het aspect 'duurzame verstedelijking', wanneer een nieuwe stedelijke ontwikkeling mogelijk wordt gemaakt. Art. 1.1.1. Bro definieert het begrip stedelijke ontwikkeling als een ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of stedelijke voorzieningen. Overheden dienen op grond van art 3.1.6. Bro nieuwe stedelijke ontwikkelingen te motiveren. In de eerste plaats geschiedt dat door de behoefte aan de desbetreffende stedelijke ontwikkeling te onderbouwen. Uitgangspunt is vervolgens dat, met het oog opeen zorgvuldig ruimtegebruik, de nieuwe stedelijke ontwikkeling in bestaand stedelijk gebied wordt gerealiseerd. Indien de nieuwe stedelijke ontwikkeling daarentegen voorzien wordt buiten het bestaand stedelijke gebied, dan moet dat eveneens worden gemotiveerd in de plantoelichting. Het is toegestaan om de motivering van de behoefte aan en de locatie van een nieuwe stedelijke ontwikkeling door te schuiven naar een eventueel uitwerkings- of wijzigingsplan.

Relevantie voor het plangebied

Met voorliggend bestemmingsplan wordt niet voorzien in de toevoeging van een stedelijke ontwikkeling in het kader van de ladder voor duurzame verstedelijking. De Ladder voor duurzame verstedelijking is daarom niet van toepassing op dit plan.

3.2.4 Regeling basisnet

Op basis van de 'Regeling basisnet, Bijlage II Tabel basisnet spoor' is er voor het nabijgelegen spoortraject Zevenbergschenhoek - Roosendaal Oost een PR 10-6-contour aangewezen van:

  • 18 meter voor Vaartweg 2; en
  • 12 meter voor Groene Woud 62.

De afstanden worden gemeten vanaf het midden van de spoorbundel.

Ingevolge artikel 5 van het Besluit externe veiligheid transportroutes worden bij het vaststellen van een bestemmingsplan binnen de basisnetafstand geen kwetsbare objecten toegestaan. Beperkt kwetsbare objecten zijn in principe niet toegestaan maar zijn op basis van een gedegen afweging eventueel wel mogelijk. Binnen deze veiligheidszone aanwezige kwetsbare functies zijn aangemerkt als knelpunt.

Relevantie voor het plangebied

De percelen die het plangebied bepalen zijn gelegen binnen de PR 10-6-contour en vormen daarmee een knelpunt waar sanering van toepassing is. Met dit bestemmingsplan vervalt de mogelijkheid voor (beperkt)kwetsbare functies op deze percelen.

3.2.5 Beleidsregel I&M verwerven woningen langs basisnetroutes

Algemeen

Op basis van artikel 4:81, lid 1, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) is op 9 april 2015 door de staatssecretaris van het ministerie van Infrastructuur en Milieu een beleidsregel betreffende het verwerven van woningen langs basisnetroutes vastgelegd.

Deze beleidsregel heeft betrekking op het aankoop door het Rijk van:

  • 1. woningen die op 1 april 2015 geheel of gedeeltelijk binnen een risicozone van een basisnetroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen liggen;
  • 2. woningen die na 1 april 2015 binnen een risicozone van een basisnetroute voor het vervoer van gevaarlijke stoffen komen te liggen als gevolg van ontwikkelingen op het gebied van infrastructuur of vervoer die van invloed zijn op de omvang of ligging van de risicozone.

Deze beleidsregel hangt samen met de bevoegdheden van de Minister van Infrastructuur en Milieu bedoeld in artikel 14, eerste lid van Wet vervoer gevaarlijke stoffen onderscheidenlijk artikel 9, eerste lid, van de Tracéwet en met de op het laatstgenoemde artikel gebaseerde Beleidsregels EV-beoordeling tracébesluiten.

Knelpunten

Deze beleidsregel is in het leven geroepen om huidige en toekomstige knelpunten bij bestaande woningen op te lossen die zijn ontstaan bij de invoering van het basisnet. Dit gaat in essentie om het verwerven van woningen die door de invoering of aanpassing van de risicocontour van het basisnet (gedeeltelijk) binnen deze contour zijn komen te liggen.

Reikwijdte

De aankoopregeling heeft betrekking op:

  • 1. woningen die:
    • a. een kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen zijn;
    • b. op 1 april 2015 binnen de bij een basisnetroute behorende risicozone (zijnde de afstand tot de maximale 10-6 contour) liggen; en
    • c. overeenkomstig het geldende bestemmingsplan worden gebruikt.
  • 2. woningen als bedoeld onder punt 1, onder a en c, die na 1 april 2015 binnen een risicozone van een basisnetroute komen te liggen als gevolg van:
    • a. verhoging van het risicoplafond;
    • b. verschuiving van de ligging van de risicozone door aanpassing van de infrastructuur;
    • c. opname van infrastructuur in het basisnet.

Rijkswaterstaat

De uitvoering van de aankoopregeling is in handen van Rijkswaterstaat, voor zover het gaat om het oplossen van huidige knelpunten bij bestaande woningen langs een basisnetroute.

Relevantie voor het plangebied

Op basis van deze beleidsregel zijn de woningen in het plangebied door Rijkswaterstaat verworven en kunnen de saneringen worden doorgevoerd. Het bestemmingsplan voorziet in de planologische verankering dat er niet opnieuw een saneringssituatie kan ontstaan op deze percelen.

3.3 Provinciaal/Regionaal beleid

3.3.1 Brabantse omgevingsvisie

Net als het Rijk beschikt de provincie Noord-Brabant vooruitlopend op de inwerkingtreding van de Omgevingswet over een omgevingsvisie: de Brabantse Omgevingsvisie. Deze visie is in december 2018 vastgesteld door Provinciale Staten van Noord-Brabant. De Brabantse Omgevingsvisie bevat de ambities van de provincie Noord-Brabant voor de ontwikkeling van de fysieke leefomgeving in de periode tot 2050. De omgevingsvisie bevat geen sectorale beleidsdoelen, die doelen zijn nog steeds opgenomen in bijvoorbeeld de Structuurvisie ruimtelijke ordening (SVRO). Bij een eventuele strijdigheid tussen de SVRO en de omgevingsvisie is de omgevingsvisie leidend. De Brabantse Omgevingsvisie zet in op behouden en verdere ontwikkeling van een veilige, gezonde en duurzame fysieke leefomgeving. De provincie richt zich met de Brabantse Omgevingsvisie op vier hoofdopgaven:

  • 1. De energietransitie.
  • 2. Ontwikkeling van een Noord-Brabant dat om kan gaan met klimaatverandering.
  • 3. Noord-Brabant als slimme netwerkstad.
  • 4. Behouden en verder ontwikkelen van een concurrerende en duurzame economie.

Net als het Rijk streeft de provincie met de Brabantse Omgevingsvisie naar een manier van het benaderen van initiatieven in de fysieke leefomgeving die uitgaat van vertrouwen en het gezamenlijk met publieke en private partijen zoeken naar mogelijkheden om een initiatief te realiseren. Daarbij moeten initiatieven een bijdrage leveren aan de kwaliteit van de fysieke leefomgeving.

Relevantie voor het plangebied

Voorliggend bestemmingsplan voorziet niet in een uitbreiding/ontwikkeling die strijdig is met de belangen uit de Brabantse Omgevingsvisie. Het plan ondersteunt de ontwikkeling van een gezond en veilige leefomgeving.

3.3.2 Interim omgevingsverordening

De Interim omgevingsverordening is een voorloper van de Omgevingsverordening voor Noord-Brabant. Tot in werking treding van de Omgevingswet is deze interim verordening van toepassing, dan treedt automatisch de Omgevingsverordening inwerking. Op 5 november 2019 is de interim Omgevingsvisie in werking getreden. Sindsdien vinden periodiek wijzigingen plaats om de interim verordening actueel te houden. De verordening bevat regelgeving die ook anticipeert op de komst van de Omgevingswet en kan gezien worden als een uitwerking van de ambities uit de Brabantse Omgevingsvisie in regels. De omgevingsverordening integreert regels uit zes provinciale verordeningen (waaronder de Verordening ruimte Noord-Brabant).

De omgevingsverordening heeft een beleidsneutraal karakter. Dat houdt in dat de omgevingsverordening geen nieuwe beleidswijzigingen doorvoert tenzij dit nieuwe beleid reeds opgenomen is in vastgestelde beleidsdocumenten. De verordening is een interimdocument en daarmee een tussenstap naar een definitieve provinciale omgevingsverordening. De Interim omgevingsverordening vormt het toetsingskader voor ruimtelijke procedures.

Rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven

In hoofdstuk 2 van de Interim Omgevingsverordening staan rechtstreeks werkende regels voor burgers en bedrijven. Er gelden onder andere rechtstreeks werkende regels voor activiteiten in grondwaterbeschermingsgebieden en stiltegebieden, voor activiteiten rond provinciale wegen, voor ontgrondingen en voor handelingen die te maken hebben met bepaalde beschermde dier- en plantensoorten. Ook voor het kappen van houtopstanden buiten de bebouwde kom en voor veehouderijen gelden rechtstreeks werkende regels.

Instructieregels voor gemeenten

In hoofdstuk 3 van de Interim omgevingsverordening zijn instructieregels voor gemeenten opgenomen. De instructieregels zijn overgenomen uit de Verordening ruimte Noord-Brabant en gelden voor bestemmingsplannen en omgevingsvergunningen waarmee van het bestemmingsplan wordt afgeweken. De regels zijn een doorvertaling van het provinciaal beleid uit de Structuurvisie ruimtelijke ordening en de Omgevingsvisie Noord-Brabant.

Relevantie voor het plangebied

Vanuit de Interim omgevingsverordening zijn de volgende regels van toepassing:

Kaart 3: Instructieregels gemeenten: stedelijke ontwikkeling en erfgoed

Dit betreft de aanduiding van een landelijke kern, dit heeft geen invloed op het voorgenomen plan

Kaart 8: Instructieregels voor waterschappen: watersystemen - veiligheid en -berging

Dit betreft een aangewezen gebied voor peilbesluit voor het waterschap en een Norm-wateroverlast voor stedelijk gebied beide hebben geen invloed op het voorgenomen plan.

3.4 Gemeentelijk beleid

3.4.1 Omgevingsvisie Halderberge

De omgevingsvisie Halderberge is vastgesteld op 10 februari 2022. Met de omgevingsvisie laat de gemeente zien wat belangrijk gevonden wordt in de woon- en leefomgeving. De omgevingsvisie helpt om samen te blijven werken aan een aantrekkelijke gemeente en vooruit te kijken naar ontwikkelingen die komen.

In de Omgevingsvisie is beschreven wat er 'goed' en 'aantrekkelijk' is in Halderberge. deze zijn aangewezen als 'Waarden' en 'Opgaven'.

De waarden zijn per kern en het buitengebied beschreven. Bij de waarden gaat het om de vraag wat kenmerkend is voor Halderberge en de gemeente uniek maakt. Kortom: het DNA van Halderberge.

De opgaven zijn de speerpunten van beleid waar de gemeente aan wil werken. Deze opgaven gelden voor de hele gemeente. Daarnaast zijn er ook per kern of deelgebied opgaven geformuleerd.

De omgevingsvisie is met name bedoeld als uitnodiging om met goede initiatieven te komen om de leefomgeving in Halderberge mooier en beter te maken. De percelen zijn in de visie aangewezen binnen de kern Oudenbosch. Dit is de grootste kern van de gemeente. Voor deze kern wordt onder andere ingezet op het versterken van het groene karakter. Het toevoegen van groenvoorzieningen op de Vaartweg 2 en de Groene Woud 62 kan hier aan bijdragen.

Relevantie plangebied

Het voorgenomen plan betreft het beperken van de gebruiksmogelijkheden door de risicocontouren van het basisnet, dit is niet in strijd met de Omgevingsvisie.

Hoofdstuk 4 Milieuonderzoek

4.1 Inleiding

De beoogde ontwikkeling bestaan uit de sloop van twee woningen en de aanleg van groenvoorzieningen. Het betreffen redelijk beperkte ingrepen op de ruimtelijke omgeving daarom wordt er uitsluitend ingegaan op de aspecten die van toepassing worden geacht op de bovenstaande ontwikkelingen. Gebiedsonderzoeken gericht op het beschermen van gevoelige functies zijn dan ook niet nodig, daar het bestemmingsplan geen percelen bevat waar gevoelige functies zijn toegestaan. Aspecten als trillingshinder, bedrijven en milieuzonering, geurhinder zijn daarom niet meegenomen. Tevens heeft geen onderzoek plaatsgevonden ten aanzien van luchtkwaliteit, daar alleen de sloop van twee woningen is voorzien. Dat heeft geen effect.

4.2 Erfgoed

4.2.1 Archeologie

Algemeen

Sinds juli 2016 bundelt de Erfgoedwet bestaande wet- en regelgeving voor het behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Daarom dient er specifiek gekeken te worden naar de archeologische waarden die mogelijk aanwezig kunnen zijn binnen het plangebied.

De gemeente Halderberge heeft in 2011 de beleidsnota archeologie ''Ons ongeschreven verleden'' opgesteld. Deze nota heeft als doel het gemeentelijke beleid ten aanzien van de omgang met het archeologisch bodemarchief voor de komende jaren vast te leggen. Hiermee wordt gestreefd naar een gedegen, proactief en geïntegreerd gemeentelijk archeologiebeleid. In dit plan zijn drie categorieën met archeologische verwachtingswaarden vastgesteld die elk hun eigen voorwaarden kennen. Dit zijn de categorieën hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Ter uitwerking van het archeologische beleid is een Archeologische advieskaart opgesteld hieraan wordt getoetst.

Toetsing

Op grond van de Archeologische advieskaart zijn er op de gronden van Groene Woud 62 geen archeologische verwachtingswaarden gelegen. Deze gronden zijn vrijgesteld van verder archeologisch onderzoek. Op het perceel Vaartweg 2 is een hoge archeologische waarde opgenomen. Binnen deze bestemming geldt een verbod om zonder omgevingsvergunning werken en werkzaamheden uit te voeren die dieper reiken dan 0,40 m dan wel een oppervlakte groter dan 500 m2. De omgevingsvergunning wordt verleend als op basis van een archeologisch onderzoek kan worden vastgesteld dat de werken en werkzaamheden niet leiden tot een verstoring van het archeologische materiaal. Dit kan eventueel samengaan met het treffen van technische maatregelen om de archeologische resten te behouden, het doen van opgravingen of begeleiding van de werkzaamheden door een deskundige op het gebied van archeologische monumentenzorg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1026-B001_0003.png"

Figuur 4.1. uitsnede Archeologische advieskaart gemeente Halderberge

Dit beleid, voor Vaartweg 2, is in onderhavig bestemmingsplan opgenomen in de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Deze dubbelbestemming beschermt de (potentieel) aanwezige archeologische waarden in de bodem. Zoals het er nu uitziet kennen de werkzaamheden echter geen oppervlak groter oppervlak dan 500 m2. Om deze reden is een archeologisch onderzoek vooralsnog niet noodzakelijk.

Conclusie

Voor zover de werkzaamheden voldoen aan de gestelde eisen vanuit de archeologische waarde is er vanuit het milieuaspect archeologie geen belemmering voor voorliggend plan.

4.2.2 Cultuurhistorie

Algemeen

Op 1 januari 2012 is de wet Modernisering monumentenzorg (Momo) in werking getreden. Een belangrijke doelstelling van de Modernisering van de Monumentenzorg is het versterken van de koppeling tussen erfgoed en ruimte. In het kader van de Momo dient in de toelichting van elk bestemmingsplan of ruimtelijke onderbouwing beschreven te worden op welke wijze met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Ten behoeve van cultuurhistorie en cultureel erfgoed is in 2011 de Beleidsnota cultureel erfgoed Halderberge opgesteld. Deze beleidsnota voorziet in een kader voor het behoud en omgang met cultuurhistorie in de gemeente Halderberge. Het doel van de gemeente is om naar een beleid toe te gaan waarin sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Halderberge. De visie die centraal staat in de nota is: ''cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Halderberge en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge, waardoor ontmoetingen van heden en verleden gelden als uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst''.

Binnen een ruimtelijke ontwikkeling is het daarom van belang om rekening te houden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Om dit te valideren wordt er aan de cultuurhistorische waarden op provinciaal en gemeentelijk schaalniveau getoetst.

Toetsing

Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW) - Provincie Noord-Brabant ( 2010, herziening 2016)

Vaartweg 2

Op de locatie Vaartweg 2 zijn op basis van de provinciale CHW twee cultuurhistorische waarden gelegen. Het pand aan de Vaartweg 2 is op basis van de erfgoedinformatie van de CHW 2006 aangemerkt als straatbeeldtyperend. Dit heeft vanuit het provinciaal beschermingsregime geen status en heeft ook geen doorwerking in het gemeentelijk beleid. In het kader van een bestemmingsplan dient het cultuurhistorisch belang meegewogen te worden. Het pand is binnen de plaatsgebonden risicocontour van het basisnet spoor gelegen, vanwege veiligheidsredenen zijn gevoelige functies binnen deze contour niet toegestaan. De ingrijpende maatregelen die genomen zouden moeten worden, bijvoorbeeld het verleggen van het spoor, wegen niet op tegen de cultuurhistorische waarde van het pand. Daarom is er gekozen om het pand te saneren.

De andere aanwezige waarde betreft de ligging van het plangebied binnen de regio West-Brabantse Venen. Dit is een regio van provinciaal cultuurhistorisch belang. De dragende structuren in de regio zijn:

  • onderscheid tussen oude dorpen en jonge ontginningen;
  • dorpen en gehuchten gevormd in het kader van de turfgraverij;
  • turfvaarten en turfhavens;
  • overige gegraven waterlopen;
  • landgoederen met parken, parkbossen en lanen.

Het saneren van het pand aan de Vaartweg 2 zorgt niet voor afbreuk van de cultuurhistorische waarden die van belang zijn in de West-Brabantse Venen.

Groene Woud 62

De locatie Groene woud 62 is ook gelegen binnen de regio West-Brabantse Venen. De sanering van dit pand zorgt evenmin voor aantasting of afbreuk van de cultuurhistorische waarden die van belang zijn in de West-Brabantse Venen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1026-B001_0004.png"

Figuur 4.1. Uitsnede CHW-kaart - Provincie Noord-Brabant

Cultuurhistoriekaart Halderberge

Vaartweg 2

Op de locatie Vaartweg 2 zijn vanuit de gemeentelijke cultuurhistoriekaart geen waarden gelegen. Direct naast het plangebied is laanbeplanting en een oude hoofdroute aanwezig. Deze structuren worden niet aangetast door de voorgenomen ontwikkeling.

Groene Woud 62

Op de locatie Groene Woud 62 zijn vanuit de gemeentelijke cultuurhistoriekaart geen waarden gelegen. Direct naast het plangebied is een historische weg aanwezig. De structuur van deze historische weg wordt niet aangetast door de voorgenomen ontwikkeling.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1026-B001_0005.png"

Figuur 4.2. uitsnede Cultuurhistoriekaart Halderberge met in blauw de percelen van de Vaartweg 2 en Groene Woud 62

Conclusie

Vanuit het aspect Cultuurhistorie zijn er geen belemmeringen voor voorliggend plan.

4.3 Bodem

Algemeen

Bij transformatie van het plangebied naar nieuwe functies dient rekening te worden gehouden met de bodemsituatie. De bodem dient geschikt te zijn voor de beoogde functie, zodat de bodemkwaliteit geen onaanvaardbaar risico oplevert voor de gebruikers van de bodem.

Toetsing

De gebruiksmogelijkheden van de gronden veranderen van de functie wonen naar de functie groen. De kwalificatie-eisen voor de bodemkwaliteit zijn voor groen niet strenger dan voor wonen. Daarmee kan geconcludeerd worden dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde functie (groen).

Bij het saneren van de woningen zijn wel grondroerende werkzaamheden voorzien. Om te voorkomen dat de kwaliteit van de bodem (potentieel) niet toereikend is voor de nieuwe functie of de afgevoerde grond van ongeschikte kwaliteit is om elders te storten, zijn er middels een omgevingsvergunning voor grondverzet voorwaarden verbonden aan grondroerende werkzaamheden. Door middel van deze voorwaarden zijn negatieve gevolgen vanuit het milieuaspect bodem niet aannemelijk.

Conclusie

Vanuit het milieuaspect bodem zijn er geen belemmeringen voor voorliggend plan.

4.4 Natuur

Beleid

De Wet natuurbescherming (hierna Wnb) heeft per 1 januari 2017 de Boswet, Flora- en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1998 vervangen. Op grond van deze wet zijn de Natura 2000-gebieden beschermd. Daarnaast regelt de Wet natuurbescherming ook de bescherming van planten- en dierensoorten en van houtopstanden. In de Wnb is soortbescherming opgedeeld in drie categorieën. Voor elke categorie gelden verschillende verbodsbepalingen die zijn vermeld in artikel 3.1, 3.5 en 3.10 van de Wnb. Het gaat om de volgende drie categorieën:

  • 1. soorten van de Vogelrichtlijn;
  • 2. soorten van de Habitatrichtlijn, inclusief bijlage I en II uit Verdrag van Bern en bijlage I uit Verdrag van Bonn;
  • 3. 'andere soorten' (onderdeel A 'fauna' en onderdeel B 'flora').

In de Wet natuurbescherming zijn de EU-richtlijnen voor de bescherming van soorten opgenomen (Habitatrichtlijn en Vogelrichtlijn). Nationaal beschermde soorten vallen ook onder deze wet. De doelstelling is de bescherming en het behoud van in het wild levende planten en dieren.

Het uitgangspunt van de wet is 'nee, tenzij'. Dit betekent dat activiteiten met een schadelijk effect op beschermde soorten zonder ontheffing verboden zijn. Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen dient vooraf onderzocht te worden of en welke beschermde dier- en plantensoorten voorkomen, wat hun beschermingsstatus is en wat de effecten zijn van de ingreep op het voortbestaan van de gevonden soorten.

De Europese Habitat- en / of Vogelrichtlijn bevat ook Natura 2000-gebieden (natuurgebieden van groot internationaal belang). Voor deze gebieden en de daarbij aangewezen soorten en habitattypen zijn instandhoudingsdoelstellingen opgesteld. Een activiteit mag niet leiden tot significant negatieve effecten op deze doelen of tot een aantasting van de natuurlijke kenmerken. Indien op voorhand significante effecten niet uitgesloten kunnen worden dient een Passende beoordeling opgesteld te worden.

Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn. Het betreft het 'Natuurnetwerk Nederland' (hierna NNN) met provinciale uitwerking in Natuur Netwerk Brabant (NNB). De bescherming van het NNN/NNB verloopt via het ruimtelijke ordeningsrecht (Barro, bestemmingsplannen) en niet via de natuurwetgeving. Bij de voorbereiding van een ruimtelijk besluit moet onderzocht worden of de Wet natuurbescherming de uitvoering van het plan niet in de weg staat.

Toetsing

Het bestemmingsplan voorziet in het herbestemmen van 2 percelen met een woonbestemming naar de bestemming 'Groen'. De op de gronden aanwezige bebouwing zal worden gesloopt.

Beschermde gebieden

Natuurnetwerk Brabant

Binnen en in de directe omgeving van het plangebied bevinden zich geen gebieden die deel uitmaken van het Natuur Netwerk Brabant (NNB). Het dichtstbijzijnde NNB-gebied bij het perceel Groene Woud 62 ligt op circa 1 kilometer afstand. Bij de Vaartweg 2 ligt het dichtstbijzijnde NNB-gebied op een afstand van circa 500 meter. In figuur 4.3 zijn de gebieden die deel uitmaken van het NNB rondom het plangebied weergegeven. Gesteld kan worden dat er geen sprake is van negatieve effecten op het NNB.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1026-B001_0006.png"

Figuur 4.3: Natuur Netwerk Brabant (in groen de begrensde NNB, rood indicatief het plangebied)

Natura 2000

Rondom het plangebied bevinden zich op korte afstand geen Natura 2000-gebieden. Het Natura 2000-gebied Hollands Diep bevindt zich op een afstand van circa 11 kilometer en het Natura 2000-gebied Krammer-Volkerak bevindt zich op een afstand van circa 15 kilometer.

Directe negatieve effecten op Natura 2000-gebieden zijn hiermee uitgesloten. Indirecte negatieve gevolgen veroorzaakt door stikstofdepositie zijn niet op voorhand uit te sluiten. Om deze effecten inzichtelijk te maken is er door Antea Group een stikstofrapportage aan de hand van de AERIUS-Calculator opgesteld (zie bijlage 1). Uit deze rapportage blijkt dat voor beide percelen (Vaartweg 2 en Groene Woud 62) geen toenames in stikstofdepositie van meer dan 0,00 mol/ha/jaar plaatsvinden op nabijgelegen Natura 2000-gebieden. Zodoende kunnen significante gevolgen op nabijgelegen Natura 2000-gebieden worden uitgesloten.

Beschermde soorten

Onderdeel van het plan is de sloop van twee woningen. Het is mogelijk dat in en rondom de bestaande woningen beschermde plant- en diersoorten voorkomen. Ten aanzien hiervan is door Antea Group een natuurtoets opgesteld (zie bijlage 2). In onderstaande tabel zijn de resultaten van deze natuurtoets opgenomen:

Tabel 4.1: Overzicht conclusies en vervolgstappen soortbescherming

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1026-B001_0007.png"

Op grond hiervan is geconcludeerd dat er nader onderzoek nodig is naar vleermuizen, de huismus en de gierzwaluw.

Relevantie plangebied

Uit het voorgaande volgt dat op onderdelen nader onderzoek nodig is. Voordat tot sloop wordt overgegaan, zullen eerst de afrondende ecologische vervolgonderzoeken worden uitgevoerd en indien nodig en mogelijk worden aanvullend hierop ontheffingen aangevraagd en/of compenserende maatregelen getroffen. Deze ecologische vervolgonderzoeken/-stappen zijn geborgd door de verplichtingen die vanuit de Natuurwetgeving gelden.

In bijlage 1 is het onderzoek ten aanzien van stikstofdepositie opgenomen. Uit de berekeningen in dit onderzoek volgt dat er geen significante gevolgen zijn voor Natura 2000-gebieden en geen vergunning op basis van de Wet natuurbescherming hoeft te worden aangevraagd.

Aanvullend op deze resultaten geldt altijd de Zorgplicht (artikel 1.11 Wnb); deze houdt in dat nadelige gevolgen voor dieren en planten altijd zoveel mogelijk moeten worden voorkomen. Om aan de algemene zorgplicht te voldoen, moeten dieren die tijdens de werkzaamheden worden aangetroffen, zo snel mogelijk naar een aangrenzende locatie buiten het plangebied worden verplaatst.

Conclusie

Uit het voorgaande volgt dat in het kader van soortenbescherming nader onderzoek nodig is. Voordat tot sloop wordt overgegaan, zullen eerst de afrondende ecologische vervolgonderzoeken worden uitgevoerd. Vervolgens wordt indien nodig, een ontheffing aangevraagd bij het bevoegd gezag. Voor zover compensatie nodig is zal deze gerealiseerd worden op de wijze zoals aangeven door het Wnb-bevoegd gezag Er wordt niet gesloopt voordat aan de eisen van het Wnb-bevoegd gezag is voldaan.

4.5 Geluid

Algemeen
De Wet geluidhinder (Wgh) vormt het juridische kader voor het Nederlandse geluidbeleid. De Wgh bevat een uitgebreid stelsel van bepalingen ter voorkoming en bestrijding van geluidshinder door wegverkeer, railverkeer en industrieterreinen. Het stelsel is gericht op het voorkomen van nieuwe geluidhinder. Conform de Wgh dient een akoestisch onderzoek te worden verricht indien er sprake is van het projecteren van nieuwe geluidsgevoelige bebouwing binnen een geluidzone wegverkeerslawaai, spoorweglawaai en/of industrielawaai of andersom.

Dit plan gaat uit van het slopen van een tweetal woningen. De gevolgen van de sloop van bebouwing op de te handhaven geluidgevoelige bebouwing is in de Wgh niet aan een onderzoeksplicht verbonden. Vanuit een goede ruimtelijke ordening is het echter wel noodzakelijk te beoordelen van de gevolgen zijn en of sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Toetsing

Met de sloop van de Vaartweg 2 en Groene Woud 62 vervalt de afschermende werking van deze panden. Voor de geluidseffecten op de nabije geluidgevoelige functies is daarom akoestisch onderzoek uitgevoerd (zie bijlage 3 bij de toelichting). Geconstateerd is dat er een toename van de geluidbelasting optreedt. Dit betreft voornamelijk de woningen aan het Groene Woud 79 (maximaal 1,5 dB(A)) en het Groene Woud 79a (maximaal 1,8 dB(A)).

Voor de woning aan het Groene Woud 79 geldt dat het binnenniveau ook zonder extra gevelmaatregelen wordt gewaarborgd. Voor de woning aan het Groene Woud 79a geldtdat het nemen van gevelmaatregelen wenselijk is. Daarbij wordt gehandeld analoog aan het Besluit geluidhinder (art. 6). Bij enkele omliggende gevels is nog sprake van een toename (maximaal 0,6 dB(A). Deze toename kan worden beschouwd als niet significant. Ook bij enkele adressen nabij Vaartweg 2 is er een toename van maximaal 0,6 dB.

Met de eigenaar van Groene Woud 79a zal door Rijkswaterstaat worden afgestemd over een akoestisch onderzoek en de evt. benodigde maatregelen. De uitvoeringskosten (analoog aan het Besluit geluidhinder) van deze maatregelen worden bekostigd door Rijkswaterstaat. Als er gevelmaatregelen bij Groene Woud 79a worden uitgevoerd dan is het uitgangspunt dat deze gereed zijn voordat de sloop van Groene Woud 62 plaatsvindt. Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het gewenst dat gevelisolatiemaatregelen worden getroffen. Deze worden gerealiseerd door Rijkswaterstaat. Voor de overige woningen blijft sprake van een afdoende geluidkwaliteit.

Conclusie

Vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening is het gewenst dat bij Groene Woud 79a t.a.v. gevelisolatie wordt gehandeld analoog aan het Besluit geluidhinder (art. 6). Voor de overige woningen blijft sprake van een afdoende geluidkwaliteit.

4.6 Externe veiligheid

Algemeen

Externe veiligheid beschrijft de risico's die ontstaan als gevolg van opslag of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transportroutes. Op beide categorieën is verschillende wet- en regelgeving van toepassing. Voor inrichtingen is het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) het relevante beleidskader, voor buisleidingen is dit het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Het beleid voor transportmodaliteiten staat in het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Binnen het beleidskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Hoewel beide begrippen onderlinge samenhang vertonen zijn er belangrijke verschillen. Hieronder worden beide begrippen verder uitgewerkt.

Plaatsgebonden risico (PR)

Het plaatsgebonden risico (PR) geeft de kans, op een bepaalde plaats, om te overlijden ten gevolge van een ongeval bij een risicovolle activiteit. De kans heeft betrekking op een fictief persoon die de hele tijd op die plaats onbeschermd aanwezig is. Het PR kan op de kaart van het gebied worden weergeven met zogeheten risicocontouren: Lijnen die punten verbinden met eenzelfde PR. Binnen de 10-6/jaar-contour (welke als wettelijk harde norm fungeert) mogen geen nieuwe kwetsbare objecten geprojecteerd worden. Voor beperkt kwetsbare objecten geldt de 10-6/jaar-contour niet als grenswaarde, maar als een richtwaarde.

Groepsrisico (GR)

Het groepsrisico (GR) is een maat voor de kans dat bij een ongeval een groep slachtoffers valt met een bepaalde omvang. Het GR is daarmee een maat voor de maatschappelijke ontwrichting bij een calamiteit. Het GR wordt bepaald binnen het invloedsgebied van een risicovolle activiteit. Dit invloedsgebied wordt begrensd door de 1% letaliteitsgrens (tenzij anders bepaald): De afstand waarop nog 1% van de blootgestelde mensen in de omgeving komt te overlijden bij een calamiteit met gevaarlijke stoffen. Het GR kan niet 'op de kaart' worden weergegeven, maar wordt weergegeven in een grafiek waar de kans (f) afgezet wordt tegen het aantal slachtoffers (N): de fN-curve.

afbeelding "i_NL.IMRO.1655.BP1026-B001_0008.png"

Figuur 4.4: weergave plaatsgebonden risicocontouren, invloedsgebied en groepsrisicografiek met oriëntatiewaarde voor transport

Toetsing

Door het opnemen van de gebruiksbeperkingen binnen de risicocontour voor kwetsbare objecten wordt voldaan aan de vereisten voor het plaatsgebonden risico. Omdat hiervoor echter een ruimtelijk besluit nodig is, en het plangebied binnen 200 meter van het spoor ligt, is artikel 8 Besluit externe veiligheid transportroutes van toepassing. Hierbij is relevant dat de verantwoording van het groepsrisico zich richt op de aanwezige of geprojecteerde (beperkt)kwetsbare objecten. Dit bestemmingsplan voorziet niet in het toelaten van dergelijke objecten. Ten opzichte van de oude situatie is sprake van een afname van het groepsrisico.

In de lijn van artikel 7 van het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) kan geconstateerd worden dat het besluit een positief effect heeft op de zelfredzaamheid van de personen doordat de personendichtheid nabij het spoor afneemt.

Ten aanzien van de bestrijdbaarheid van een incident met gevaarlijke stoffen is relevant dat de veiligheidsregio beschikt over protocollen om dergelijke incidenten te bestrijden.

De gronden liggen binnen 30 meter van het spoor en maken daarmee onderdeel uit van het plasbrandaandachtsgebied. Er zijn echter geen (beperkt) kwetsbare objecten toegestaan. Het plasbrandaandachtsgebied levert geen beperkingen op voor het bestemmingsplan.

Conclusie

Het aspect externe veiligheid vormt de basis voor dit bestemmingsplan. Het bestemmingsplan voldoet aan de gestelde voorwaarden, waardoor externe veiligheid geen verdere belemmeringen oplevert voor het plan.

4.7 Water

Beleid

Waterbeheer en watertoets

Het plangebied ligt binnen het beheergebied van het Waterschap Brabantse Delta, verantwoordelijk voor het waterkwantiteits- en waterkwaliteitsbeheer. Voorafgaand aan de vaststelling van het bestemmingsplan vindt afstemming plaats met de waterbeheerder.

Beleid duurzaam stedelijk waterbeheer

Op verschillende bestuursniveaus zijn de afgelopen jaren beleidsnota's verschenen aangaande de waterhuishouding, allen met als doel een duurzaam waterbeheer (kwalitatief en kwantitatief). Deze paragraaf geeft een overzicht van de voor het plangebied relevante nota's, waarbij het beleid van het waterschap nader wordt behandeld.

Europa:

  • Kaderrichtlijn Water (KRW)

Nationaal:

  • Nationaal Waterplan (NW)
  • Nationaal Bestuursakkoord Water (NBW)
  • Waterwet

Provinciaal:

  • Provinciaal Waterplan
  • Provinciale Omgevingsvisie
  • Interim-omgevingsverordening Brabant

Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015

De provincie heeft in het 'Provinciaal Waterplan Noord-Brabant 2010-2015’ het beleid met betrekking tot de waterhuishouding vastgelegd. Dit plan valt onder de in 2009 ingevoerde Waterwet. De maatschappelijke doelstellingen zijn als volgt:

  • schoon grond- en oppervlaktewater voor iedereen;
  • adequate bescherming van Noord-Brabant tegen overstroming;
  • Noord-Brabant heeft de juiste hoeveelheden water (niet te veel en niet te weinig).

Regionaal water- en bodemprogramma (RWP)

het Regionaal Water en Bodemprogramma is de opvolger van het Provinciaal Milieu en Waterplan. Doel van dit nieuwe RWP is: een klimaatadaptief Brabant met veilig, schoon en voldoende water en een vitale bodem. De Omgevingsvisie 'De kwaliteit van Brabant - visie op de Brabantse leefomgeving' is het overkoepelend en leidend kader voor het RWP. Om te komen tot een klimaatbestendig en robuust watersysteem zijn zeven handelingsprincipes geformuleerd:

  • 1. watervoorraad in balans;
  • 2. elke druppel telt;
  • 3. niet alles kan overal;
  • 4. Brabant is in staat extreme weersituaties op te vangen;
  • 5. bescherming van water- en bodemkwaliteit;
  • 6. gebruikers zijn maximaal verantwoordelijk;
  • 7. circulair denken en doen;
  • 8. Waterschapsbeleid.

Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer - waaronder grondwater - heeft daarbij twee doelen: de zorg voor gezond water en de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit. Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het waterbeheerplan 2016-2021, wat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema's gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio. Daarnaast heeft het waterschap waar nodig nog toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema's/speerpunten uit het waterbeheersplan en heeft het waterschap een eigen verordening; de Keur en de Legger. De Keur bevat gebods- en verbodsbepalingen met betrekking tot ingrepen die consequenties hebben voor de waterhuishouding en het waterbeheer. De Legger geeft aan waar de waterstaatswerken liggen, aan welke afmetingen en eisen die moeten voldoen en wie onderhoudsplichtig is. Veelal is voor deze ingrepen een watervergunning van het waterschap benodigd. De Keur is onder andere te raadplegen via de site van waterschap Brabantse Delta. Momenteel is het Waterbeheerprogramma 2022-2027 in procedure. Met het Waterbeheerprogramma 2022–2027 bepaalt Brabantse Delta de doelstellingen en strategie. We werken hiermee samen aan een klimaatbestendig en veerkrachtig waterlandschap voor Midden- en West-Brabant voor de middellange (2027/2030) en lange termijn (2050).

Toetsing

Met het bestemmingplan wordt het oppervlakte voor bebouwing en verharding verkleind. De bouwwerken op de Vaartweg 2 en Groene Woud 62 vervallen evenals de bijbehorende verharding op de erven. De bestemming van de gronden wordt dan ook vervangen door de bestemming 'Groen'. Het verkleinen van het bebouwd en verhard oppervlak leidt als vanzelfsprekend niet tot een waterbergingsopgave. Binnen de bestemming 'Groen' is infiltratie van regenwater mogelijk.

Conclusie

Vanuit het aspect water zijn er geen belemmeringen voor voorliggend plan.

4.8 Besluit milieueffectrapportage

Beleid

Bepaalde activiteiten kunnen belangrijke nadelige gevolgen hebben voor het milieu, waardoor het opstellen van een milieueffectrapportage (m.e.r.) of het verrichten van een m.e.r.-beoordeling noodzakelijk is. In het Besluit milieueffectrapportage is vastgelegd welke activiteiten m.e.r-plichtig zijn en voor welke activiteiten een m.e.r-beoordeling moet worden verricht. In onderdeel C van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen ten aanzien waarvan het maken van een milieueffectrapportage (m.e.r.) verplicht is. In onderdeel D van de bijlage zijn de activiteiten, plannen en besluiten opgenomen waarvoor een m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd.

Voor alle activiteiten zijn drempelwaarden opgenomen. Als een activiteit voorkomt in kolom 1 van de C- of D-lijst en de drempelwaarden uit kolom 2 worden overschreden, is een m.e.r. (onderdeel C) of een m.e.r.-beoordeling (onderdeel D) verplicht. Komt een activiteit niet voor in kolom 1, dan geldt er geen m.e.r-(beoordelings)plicht.

Voor activiteiten die genoemd worden in onderdeel D, maar waarbij de drempelwaarde niet wordt overschreden, geldt de verplichting om na te gaan of tóch een m.e.r.-beoordeling (of een m.e.r.) moet worden uitgevoerd. Het bevoegd gezag moet in zo’n geval nagaan of er sprake is van omstandigheden die - ondanks dat de drempelwaarden niet worden overschreden - aanleiding geven voor het verrichten van een m.e.r.(beoordeling). Voor deze afweging gelden echter geen vormvereisten, daarom wordt de term ‘vormvrije m.e.r.-beoordeling’ gehanteerd.

Activiteit en drempelwaarden

In artikel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage is een categorie ‘stedelijk ontwikkelingsproject’ (D11.2) opgenomen. Op grond van het Besluit milieueffectrapportage dient voor de ‘aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject, met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen’ een m.e.r.-beoordeling te worden uitgevoerd in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2.000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.

Toetsing
Het plan voorziet in de sloop van 2 woningen en het aanleggen van groen op deze percelen. Het plan heeft een zeer beperkte aard en omvang, waardoor er geenszins sprake is van een stedelijke ontwikkeling.

Conclusie

Aangezien er niet gesproken kan worden van een ‘stedelijke ontwikkeling’ is de activiteit dus niet m.e.r.-(beoordelings)plichtig en hoeft er ook geen vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld te worden. De activiteit komt niet voor in kolom 1 van de C- of D-lijst uit het besluit.

Hoofdstuk 5 Juridische planopzet

5.1 Planvorm

5.1.1 Algemeen

Dit bestemmingsplan betreft een herziening van het vigerende bestemmingsplan Kom Oudenbosch, waarbij de woningen binnen de veiligheidszone van het Basisnet Spoor worden wegbestemd en vervangen door een bestemming waarbinnen geen (beperkt) kwetsbare functies zijn toegestaan. De contouren volgen uit het doel om de risico's op het overlijden van personen als gevolg van een ongeval met gevaarlijke stoffen op het spoor te beperken. Een uitgebreidere beschrijving van de juridische regeling volgt in paragraaf 5.2, waar per artikel beschreven wordt wat de strekking van de regeling is.

Dit hoofdstuk geeft inzicht in de wijze waarop de beoogde aanpassingen zijn vertaald in juridisch bindende regels, met hieraan gekoppeld een verbeelding. De regels bevatten het juridische instrumentarium voor het regelen van het gebruik van de gronden en de regels over de toegelaten gebouwen. De verbeelding heeft een ondersteunende rol voor de toepassing van de regels evenals de functie van visualisering van de bestemmingen. De toelichting heeft geen juridisch bindende werking, maar heeft wel een belangrijke functie bij de onderbouwing van het plan en soms voor de uitleg van bepaalde bestemmingen en regels.

5.1.2 IMRO en SVBP

De regels en verbeelding worden opgesteld volgens IMRO en SVBP 2012. IMRO staat voor Informatiemodel Ruimtelijke Ordening en heeft betrekking op de inrichting van de ruimtelijke instrumenten van de Wro. Het is het informatiemodel voor het opstellen en het uitwisselen van visies, plannen, besluiten, verordeningen en algemene regels op alle bestuurlijke niveaus. Het model is geschikt voor uitwisseling van informatie tussen de organisatie op het gebied van de ruimtelijke ordening en aanverwante werkterreinen.

SVBP staat voor Standaard Vergelijkbare BestemmingsPlannen. Deze SVBP maakt deel uit van een set Standaarden en Regels die door het ministerie van VROM ontwikkeld is voor bestemmingsplannen en hebben betrekking op zowel de verschijningsvorm als de technische uitvoering van het plan. De SVBP schrijft voor op welke wijze de verbeelding moet worden vervaardigd en aan welke eisen de regels moeten voldoen. Dit houdt in dat onder andere de benaming van de bestemmingen en het kleurgebruik in deze Standaard zijn voorgeschreven. De SVBP is verplicht gesteld vanaf 1 januari 2010.

5.1.3 Indeling van de regels

De regels zijn ingedeeld in 4 hoofdstukken. Hoofdstuk 1 bevat de inleidende regels en bevat 2 artikelen. Het eerste artikel geeft een omschrijving van enkele in de regels gehanteerde begrippen. Het tweede artikel geeft aan hoe ten aanzien van maten, oppervlakte en inhoud gemeten moet worden. In hoofdstuk 2 worden de verschillende bestemmingen behandeld. Per bestemming wordt aangegeven welke doeleinden/functies zijn toegelaten op de gronden en wat en hoe er mag worden gebouwd. In hoofdstuk 3 worden de algemene regels behandeld. Hier zijn onder andere de algemene bouwregels en de bepalingen ten aanzien van de gebiedsaanduidingen opgenomen. In hoofdstuk 4 worden de overgangs- en slotregels aangegeven.

5.2 Toelichting op de regels

In deze paragraaf wordt een beschrijving gegeven van de juridische regeling van het bestemmingsplan 'Basisnettransformatie percelen Vaartweg 2 en Groene Woud 62 te Oudenbosch'. De juridische regeling bestaat uit een verbeelding en de regels.

De onderdelen verbeelding en regels zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden en dienen dan ook altijd gezamenlijk geraadpleegd en gelezen te worden.

5.2.1 Hoofdstuk 1: Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In dit artikel worden begrippen gedefinieerd, die in de regels worden gehanteerd. Bij de toetsing aan het bestemmingsplan moet worden uitgegaan van de in dit artikel aan de betreffende woorden toegekende betekenis.

Artikel 2 Wijze van meten

In dit artikel wordt aangegeven hoe de hoogte en andere maten, die bij het bouwen in acht genomen dienen te worden, gemeten moeten worden.

5.2.2 Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In de bestemmingen zijn regels opgenomen ten aanzien van de toelaatbare functies en bouwmogelijkheden op de gronden. Hiertoe is in de bestemmingsomschrijving bepaald welke functies zijn toegestaan. Om er geen limitatieve lijst van te maken zijn de bestemmingsomschrijvingen afgesloten met algemene functies die ook toegestaan zijn. Het betreft ondergeschikte voorzieningen behorende bij de hoofdfuncties en daarnaast is bepaald dat water, groen, waterhuishoudkundige voorzieningen, parkeervoorzieningen en dergelijke doorgaans in alle bestemmingen mogelijk zijn.

Naast de bestemmingsomschrijvingen zijn bouwregels gesteld waarin geregeld is welke bouwmogelijkheden er zijn. Met afwijkingsregels zijn in voorkomende gevallen uitzonderingen op de functies en bouwregels mogelijk gemaakt.

Artikel 3 Groen

Ter plaatse van de woningen die gesaneerd zullen worden is voorzien in nieuwe groenelementen. Daarvoor is deze bestemming opgenomen.

De regels behorende bij deze bestemming zijn inhoudelijk niet anders dan de regels voor de bestemming 'Groen' in het vigerende bestemmingsplan. Op deze gronden zijn geen gebouwen toegestaan. De bouwwerken beperken zich tot beeldende kunstwerken, bouwwerken voor de verkeersgeleiding en verlichting van de openbare ruimte en andere bouwwerken ten dienste van de bestemming. Voor deze onderscheiden bouwwerken is een maximale bouwhoogte geregeld.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 2

Om de verwachte archeologische waarden te beschermen is een bestemming Waarde - Archeologie 2 opgenomen. In dit artikel is bepaald dat als er sprake is van een verstoringsoppervlak van 500 m2 en een verstoringsdiepte van 60 cm -mv er een archeologisch onderzoek moet worden uitgevoerd waaruit blijkt dat de verwachte archeologische waarden niet worden verstoort.

5.2.3 Hoofdstuk 3: Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Om misbruik van de bouwregels te voorkomen, is in dit artikel bepaald dat gronden, die al eens als berekeningsgrondslag voor een bouwvergunning hebben gediend, niet nogmaals als zodanig kunnen dienen. Doel van deze zogenaamde dubbeltelregel is te voorkomen dat, wanneer volgens een bestemmingsplan bepaalde gebouwen niet meer dan een bepaald deel van een bouwperceel mogen beslaan, het opengebleven terrein niet nog eens meetelt bij het toestaan van een ander gebouw, waaraan een soortgelijke eis wordt gesteld.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

In de algemene gebruiksregels is opsomming opgenomen van het gebruik dat als strijdig wordt beschouwd voor dit plan.

Artikel 7 Algemene afwijkingsregels

In dit artikel is, in aanvulling op de afwijkingsregels uit de bestemmingen in Hoofdstuk 2 van de regels, nog een aantal algemene afwijkingsmogelijkheden opgenomen. Het betreft hier een standaardregeling.

Artikel 8 Overige regels

In dit artikel is bepaald dat bij een verwijzing naar andere regels wordt gedoeld op de versie ten tijde van het vaststellen van dit bestemmingsplan.

5.2.4 Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

In de overgangsregel is een regeling opgenomen voor bebouwing en gebruik dat al bestond bij het inwerkingtreden van het plan, maar dat strijdig is met de opgenomen regeling. Onder bepaalde voorwaarden mag deze strijdige bebouwing en/of het strijdig gebruik worden voortgezet of gewijzigd. De redactie is wettelijk vastgelegd en overeenkomstig opgenomen.

Artikel 10 Slotregel

In de 'Slotregel' is de officiële naam van het plan bepaald. Onder deze naam kan het bestemmingsplan aangehaald worden.

5.2.5 Verbeelding

Op de verbeelding van het bestemmingsplan zijn alle percelen binnen het plangebied voorzien van een bestemming, waarvoor in de regels bepalingen zijn vastgelegd. Verder is op de verbeelding de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' weergegeven voor Vaartweg 2, zodat duidelijk is op welke gronden de bij deze bestemmingen behorende regels van toepassing zijn.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

6.1.1 Kostenverhaal

Als in een bestemmingsplan een bouwplan, zoals gedefinieerd in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, mogelijk wordt gemaakt, dient conform artikel 6.12 van de Wet ruimtelijke ordening een exploitatieplan te worden opgesteld. Het opstellen van een exploitatieplan is niet noodzakelijk als het kostenverhaal anderszins is verzekerd, bijvoorbeeld door het sluiten van een anterieure overeenkomst met grondeigenaren of ontwikkelende partijen.

De wijzigingen die door middel van onderhavig bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt betreffen geen bouwplan, zoals bedoeld in het Besluit ruimtelijke ordening. Het opstellen van een exploitatieplan of het sluiten van anterieure overeenkomsten is daarom niet aan de orde.

6.1.2 Financiële haalbaarheid

Rijkswaterstaat heeft de percelen verworven en zal zorg dragen voor de sloop, waarna het eigendom van de gronden over gaat naar de gemeente. De gemeente zorgt nadien voor de herinrichting conform de nieuwe bestemming. Omdat het hier gaat om de realisatie van groen, zijn de kosten zodanig beperkt dat geconstateerd moet worden dat het plan financieel uitvoerbaar is.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Omgevingsdialoog bestemmingsplanprocedure

De gemeente Halderberge heeft een richtlijn voor de omgevingsdialoog. Het gaat er daarbij om dat de omgeving betrokken wordt bij een ontwikkeling of ander planvoornemen. Op welke wijze en met wie de dialoog wordt gevoerd is afhankelijk van het plan en de invloed die het plan heeft om de omgeving. Een omgevingsdialoog kan schriftelijk, mondeling of met een informatiebijeenkomst.

Onderhavige planherziening kent een klein invloedsgebied. Op grond van de richtlijnen is ten minste het betrekken van de directe buren noodzakelijk.

In samenspraak met de gemeente heft Rijkswaterstaat er voor gekozen de omwonenden van de betreffende percelen te informeren over het nieuwe bestemmingsplan en de planherziening die dat plan bevat. Tevens wordt Prorail geïnformeerd. De 'Richtlijnen Omgevingsdialoog' worden gevolgd. Inmiddels zijn er met de directe omgeving gesprekken gevoerd, deze zijn goed verlopen en de vragen die speelden zijn beantwoord.

6.2.2 Vooroverleg ex. artikel 3.11. Bro

Het voorontwerpbestemmingsplan wordt conform artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in vooroverleg gezonden naar de betreffende partners en instanties. Een samenvatting van de ingekomen reacties alsmede een beantwoording door het college van burgemeester en wethouders is onderstaand weergegeven.

Bij het vooroverleg worden de volgende partners betrokken:

  • Provincie Noord-Brabant
  • Waterschap Brabantse Delta
  • Veiligheidsregio Midden- en West-Brabant
  • Brandweer Midden- en West-Brabant
  • Prorail
  • Leidingbeheer

De overlegpartners hebben geen inhoudelijke reacties gegeven op het bestemmingsplan.