direct naar inhoud van Regels
Plan: Moerdijksestraat 43 te Oudenbosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP1010-C001

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

plan:

het bestemmingsplan Moerdijksestraat 43 te Oudenbosch van de gemeente Halderberge;

bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1655.BP1010-C001 met de bijbehorende regels en eventuele bijlagen.

aan- of uitbouw:

een aan een hoofdgebouw gebouwde, en vanuit dat hoofdgebouw rechtstreeks toegankelijke ruimte, die in functioneel opzicht deel uitmaakt van het hoofdgebouw, maar daaraan ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) ondergeschikt is – maximaal bestaande uit één bouwlaag al dan niet met kap – met dien verstande dat een aanbouw een zelfstandige ruimte is, toegankelijk vanuit het hoofdgebouw en een uitbouw een uitbreiding van een reeds bestaande ruimte van het hoofdgebouw is.

aangebouwd of vrijstaand bijgebouw:

een vrijstaand of aan het hoofdgebouw gebouwd gebouw, dat zowel ruimtelijk (door zijn constructie en/of afmetingen) als functioneel ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw maar van daaruit niet rechtstreeks toegankelijk is en ten dienste staat van dat hoofdgebouw.

aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

agrarisch bedrijf:

een bedrijf dat is gericht op het voortbrengen van producten door middel van het telen van gewassen en/of het houden van dieren;

agrarisch bedrijf, grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.

agrarisch bedrijf, niet-grondgebonden:

agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt.

archeologische waarden:

de aan gebieden toegekende waarden in verband met de kennis en studie van de in dat gebied voorkomende overblijfselen van menselijke aanwezigheid of activiteiten uit het verleden.

bebouwingspercentage:

het percentage van gronden, nader bepaald in de regels, dat ten hoogste mag worden bebouwd;

bedrijfsvloeroppervlak (bvo):

de totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten;

bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw op een terrein, enkel en alleen bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

begane grond:

de bouwlaag van een gebouw, die rechtstreeks ontsloten wordt vanaf het straatniveau danwel waarvan de bovenkant van de vloer maximaal 1 m boven peil is gelegen;

bestaand:

bij gebruik: aanwezig op het moment van de inwerkingtreding van dit plan;

bij bouwwerken: aanwezig op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

bouwlaag:

een gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of nagenoeg gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd. Bij de bepaling van het aantal bouwlagen worden de ruimten in de kap (zolder) en de bouwlagen die onder de begane grond zijn gelegen (kelder e.d.) niet meegerekend.

bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

bouwperceelsgrens:

de grens van een bouwperceel;

bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak waarmee gronden zijn aangeduid waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten;

bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan degenen die deze goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

detailhandel, productiegebonden:

qua oppervlakte beperkte op de eindgebruiker gerichte verkoop van (streek)eigen goederen/ producten vanuit een bedrijf dat die goederen/producten vervaardigt/ produceert, bewerkt en/of toepast in het productieproces, waarbij de detailhandelsfunctie ondergeschikt is aan de productiefunctie.

dienstverlening:

dienstverlening door een bedrijf met uitsluitend of in hoofdzaak een verzorgende taak met een publieksaantrekkende functie zoals wasserette, kapsalon, schoonheidssalon, autorijschool, videotheek, uitzendbureau, reisbureau, bank, hypotheekverstrekker, postkantoor, telefoon-/telegraaf-/ telexdienst, internetdiensten, makelaarskantoor, fotoatelier (inclusief ontwikkelen), kopieerservicebedrijf, schoenreparatiebedrijf, alsmede door naar aard en uitstraling overeenkomstige bedrijven;

erfafscheiding:

een bouwwerk dat dient ter gehele of gedeeltelijke omheining van een bouwperceel, bouwvlak of ander stuk grond.

extensief recreatief medegebruik:

die vormen van natuurvriendelijke recreatie welke in hoofdzaak zijn gericht op natuur- en landschapsbeleving, zoals wandelen, fietsen, picknicken, kanoën, survivaltochten en natuurgerichte recreatie zoals vogelobservatie;

gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

hoofdgebouw:

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie en/of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

huishouding:

huishouding is een continuïteit in de samenstelling van de bewoners en er moet sprake zijn van onderlinge verbondenheid.

kap:

een geheel of gedeeltelijke niet horizontale dakconstructie gevormd door ten minste twee schuin hellende dakschilden met een nader in de regels bepaalde helling. De dakschilden dienen tenminste 60% van het dak te bedekken;

kas:

agrarisch bedrijfsgebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of een ander lichtdoorlatend materiaal en dienend voor de productie van gewassen onder geconditioneerde klimaatomstandigheden waaronder mede begrepen een schuurkas of een permanente tunnel- of boogkas hoger dan 1,5 meter.

kleinschalig kamperen:

kleinschalig recreatief nachtverblijf op gronden met een andere hoofdfunctie, met gebruikmaking kampeermiddelen tot een in de regels aangegeven maximum aantal kampeermiddelen.

logies:

het bedrijfsmatig (nacht)verblijf aanbieden, waarbij het kenmerk is dat de betreffende persoon het hoofdverblijf elders heeft.

maatschappelijke voorzieningen:

voorzieningen ten behoeve van medische, sociale, culturele of religieuze activiteiten, voorzieningen ten dienste van onderwijs, sport- en gymnastieklokalen, kinderopvang, alsmede overheidsdiensten met een overwegend openbaar karakter;

niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit:

een beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten niet specifiek publieksgericht zijn, en dat op kleine schaal in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen wordt uitgeoefend, waarbij de woning in overwegende mate haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende activiteit een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie ter plaatse;

nutsvoorzieningen:

gebouwde voorzieningen van openbaar nut ten behoeve van water, electriciteit, gas e.d.;

overkapping:

een overdekt bouwwerk, geen gebouw zijnde, zonder dan wel ten hoogste met 1 wand.

publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis:

een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit, waarvan de activiteiten in hoofdzaak publieksgericht zijn en waarvan de omvang en uitstraling zodanig is, dat de activiteit past binnen de desbetreffende woonomgeving en derhalve in een woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden toegestaan;

recreatief medegebruik:

een recreatief medegebruik van gronden dat ondergeschikt is aan de functie van de bestemming waarbinnen dit recreatieve gebruik is toegestaan.

seksinrichting:

een voor publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch-pornografische aard plaatsvinden.

Onder seksinrichting wordt in elk geval verstaan: een (raam)prostitutiebedrijf, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater, een parenclub of een erotische massagesalon, al dan niet in combinatie met elkaar;

statische (binnen)opslag:

binnenopslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, niet bestemd zijn voor handel en niet worden opgeslagen voor een elders gevestigd niet-agrarisch bedrijf. Het betreft bijvoorbeeld (seizoens)stalling van (antieke) auto’s, boten, caravans, campers en dergelijke.

statische opslagactiviteiten:

de opslag van goederen die geen regelmatige verplaatsing behoeven, zoals (antieke) auto's, boten, caravans en dergelijke;

telecommunicatiemast:

installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

verbrede landbouw:

activiteiten bij een agrarisch bedrijf die voortvloeien uit de agrarische bedrijfsvoering en die ten dienste staan van het agrarische bedrijf zoals agrotoerisme, agrarisch natuurbeheer, bewerking en waardevermeerdering van ter plaatse geproduceerde producten, productiegebonden/ondergeschikte detailhandel en zorgboerderijen.

verdiepingen:

de bouwlagen van een gebouw gelegen boven de begane grondlaag;

volumineuze detailhandel:

detailhandel die vanwege de omvang en aard van de gevoerde artikelen een groot oppervlak nodig heeft voor de uitstalling en uit dien hoofde niet binnen de aangewezen winkelconcentratiegebieden gevestigd kunnen worden. Dit is de verkoop van auto's, boten, caravans en tenten, grove bouwmaterialen, keukens, badkamers en sanitair, bouwmarkten en detailhandel in meubels en woninginrichting;

voorgevel:

een naar de openbare weg en/of fiets- en voetpad toegekeerde gevel van een hoofdgebouw;

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht:

Wet van 6 november 2008 (Stb. 496), houdende regels inzake een vergunningstelsel met betrekking tot activiteiten die van invloed zijn op de fysieke leefomgeving en inzake handhaving van regelingen op het gebied van de fysieke leefomgeving (Wet algemene bepalingen omgevingsrecht), zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

Wet milieubeheer:

Wet van 13 juni 1979, Stb. 442, houdende regelen met betrekking tot een aantal algemene onderwerpen op het gebied van de milieuhygiëne, zoals deze luidt op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van dit plan;

Wet ruimtelijke ordening:

Wet van 20 oktober 2006, (Stb. 2006, nr. 566), houdende nieuwe regels omtrent de ruimtelijke ordening, zoals deze luidde op het moment van de terinzagelegging van het ontwerp van het plan.

woning:

een (gedeelte van) gebouw, dat dient voor de huisvesting van één afzonderlijke huishouding, niet zijnde een bijzondere woonvorm of kamerverhuur/logies voor meer dan drie personen inclusief de huishouding, dan wel vier personen wanneer er daarnaast geen huishouding in het gebouw is ondergebracht.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 De afstand van een gebouw tot de perceelsgrens:

de afstand van een gebouw tot de perceelsgrens wordt bepaald door het buitenwerks meten van de kortste afstand van een gevel van het gebouw tot de perceelsgrens;

2.2 De diepte van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw:

de diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw;

2.3 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.4 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel;

2.5 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.6 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.7 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.8 Peil:
  • a. voor bouwwerken, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk aan de weg grenst: de hoogte van die weg ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: de gemiddelde hoogte van het aansluitende maaiveld of het afgewerkte bouwterrein.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor Agrarisch aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. grondgebonden agrarische bedrijven niet zijnde (grondgebonden) veehouderijen;
  • c. een bedrijfswoning;
  • d. een kleinschalig kampeerterrein;
  • e. een agrarisch hulpgebouw;
  • f. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten;
  • g. statische (binnen)opslag;
  • h. opslag en be- en verwerking van agrarische producten, alsmede het verzendklaar maken van de producten;
  • i. een voorziening ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • l. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
  • m. recreatief medegebruik;
  • n. behoud, herstel en ontwikkeling van de openheid van het gebied;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen e.d.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1

  • a. Bedrijfswoning: per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.
  • b. Kleinschalig kampeerterrein: voor kleinschalig kamperen geldt het volgende:
    • 1. maximaal 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
    • 2. de oppervlakte aan algemene voorzieningen, binnen het bouwvlak, ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 50 m².
  • c. Productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten: De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m² per agrarisch bedrijf.
  • d. Statische binnenopslag: De oppervlakte aan statische (binnen)opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m² per agrarisch bouwvlak.
  • e. Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen: Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
    • 2. de oppervlakte
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
    • 2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
3.2.3 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • c. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
3.2.4 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³..
3.2.5 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de

volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.
3.2.6 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
3.2.7 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Binnen het bouwvlak geldt:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
    • 2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.
    • 3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
    • 4. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.
    • 5. De bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 5
    • 6. De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van het eigen agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 7. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • b. Buiten het bouwvlak geldt:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
    • 2. De bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2,5 ha.
    • 3. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
    • 4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
    • 5. De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².
    • 6. Paardenbakken en bijbehorende lichtmasten zijn niet toegestaan.
    • 7. Sleufsilo's en kuilvoerplaten zijn niet toegestaan.

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • b. lid 3.2.1 onder c.2 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.

3.3.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. lid 3.2.4 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m.
  • c. lid 3.2.5 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
  • d. lid 3.2.5 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.

3.3.3 Afwijken oppervlakte teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.3 onder b voor het bouwen van een grotere oppervlakte teeltondersteunende kassen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
  • c. De uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.

3.3.4 Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.7 onder b voor het realiseren van paardenbakken buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.
  • b. De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.
  • c. De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • e. Lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • f. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • g. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.

3.3.5 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.7 onder a en/of b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;
  • b. lid 3.2.7 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • c. lid 3.2.7 onder a voor het bouwen van mestsilo’s en/of torensilo’s tot een hogere bouwhoogte van maximaal 15 m indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. lid 3.2.7 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;
  • e. lid 3.2.7 voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden
    • 1. De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.

3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor verbrede landbouw activiteiten binnen het agrarisch bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  • b. Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit niet worden uitgebreid.
  • c. De volgende verbrede landbouw activiteiten bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. Zorgboerderijen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m².
    • 2. Kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m².
    • 3. Kleinschalig logeren, zoals bed&breakfast, in de bedrijfswoning of daarbij behorend bijgebouw, waarbij het aantal eenheden niet meer mag bedragen dan 5. De totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 4. Kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 30 kampeermiddelen uitsluitend op of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 100 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.
  • d. Ondergeschikte horeca, inclusief terras, is toegestaan bij de verbrede landbouw zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².
  • e. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • f. Buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit is niet toegestaan.
  • g. De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • h. De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • j. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

3.4.2 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  • b. Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de nevenactiviteit niet worden uitgebreid.
  • c. De volgende nevenfuncties bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2.
  • d. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • e. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
  • f. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • g. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • h. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • i. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

3.4.3 Afwijken productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1.2 onder c voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten tot een oppervlakte van maximaal 100 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • b. De detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • d. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.

3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de wijziging van de vorm van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • b. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
  • c. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • d. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • e. De aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • f. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

3.5.2 Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven , met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de regels genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha.
  • b. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende regels:
    • 1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    • 2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
    • 3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
    • 4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
    • 5. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.
    • 6. Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:
      • op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
      • op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;
    • 7. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

3.5.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van vergroting van het bouwvlak en het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  • b. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  • c. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4,5 ha, waarvan een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • e. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
  • f. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • g. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

3.5.4 Sleufsilo's en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.
  • b. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  • c. Ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 m².
  • d. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

3.5.5 Wijziging naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het toekennen van de aanduiding ‘paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • d. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.
  • e. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

3.5.6 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • c. Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • e. Overtollige bebouwing dient te worden gesloopt.
  • f. De beoogde ontwikkeling mag niet leiden tot twee of meer zelfstandige bedrijven.
  • g. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:
    • 1. statische (binnen)opslag;
    • 2. recreatie;
    • 3. een agrarisch-technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;
    • 4. een niet-agrarisch bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van Bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;
    • 5. zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen.
  • h. Bij niet niet-agrarische functies genoemd in sub g onder 2 en 5 is ondergeschikte horeca, inclusief terras, toegestaan tot een oppervlakte van 50 m².
  • i. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.
  • j. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.
  • k. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • l. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • m. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.
  • n. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 5 Algemene bouwregels

5.1 Afwijkingsregeling

In afwijking van het bepaalde in de bouwregels van dit bestemmingsplan geldt voor bestaande gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gebouwd in overeenstemming met de Woningwet of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, het volgende:

  • a. indien de bestaande maatvoering, afstanden en/of oppervlaktes van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de voorgeschreven minima of maxima overschrijden, geldt de bestaande maatvoering, afstand of oppervlakte als maximum respectievelijk minimum;
  • b. indien de bestaande situering van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, afwijkt van de in de regels voorgeschreven situering, is ook de bestaande situering toegestaan.
5.2 Ondergronds bouwen

Voor het bouwen van (half)ondergrondse bouwwerken gelden, behoudens in deze regels opgenomen afwijkingen, de volgende regels:

  • a. Op plaatsen waar hoofd- en bijgebouwen, sleufsilo’s en mestbasins zijn of gelijktijdig worden gebouwd mag eveneens ondergronds gebouwd worden, direct aansluitend mogen in- dan wel uitritten ten behoeve van de ondergrondse bouwwerken worden gebouwd.
  • b. De verticale diepte mag bij ondergronds bouwen niet meer bedragen dan 3,5 m.
5.3 Afwijken regels ondergronds bouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 5.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken op andere locaties dan onder het hoofdgebouw, bijgebouw, sleufsilo’s of mestbasins, mits hierdoor de in het gebied aanwezige waarden niet onevenredig worden aangepast.

Artikel 6 Algemene gebruiksregels

6.1 Strijdig gebruik

Onder gebruik in strijd met de bestemming wordt in ieder geval begrepen het gebruik van de in de bestemming aangegeven gronden en de daarop voorkomende bouwwerken c.q. gebouwen of delen daarvan ten behoeve van:

  • a. een seksinrichting;
  • b. een publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit, behoudens:
    • 1. indien hiervoor een omgevingsvergunning is verleend op grond van 8.2 ;
    • 2. bestaande publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteiten.
6.2 Niet-publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit

Het gebruik van een deel van de (bedrijfs)woning en/of de daarbij behorende bijgebouwen ten behoeve van de uitoefening van een niet-publieksgerichte aan huis verbonden beroeps- of bedrijfsactiviteit is toegestaan, mits wordt voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 50 m² mag worden gebruikt voor een niet-publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteit aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het daarbij behorende bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. uitsluitend bedrijfsactiviteiten die vallen onder categorie 1 of 2 van de als bijlage opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten zijn toegestaan;
  • d. er mag geen detailhandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de activiteit.

Artikel 7 Algemene aanduidingsregels

7.1 Luchtvaartverkeerzone

Al dan niet in afwijking van het bepaalde in hoofdstuk 2 geldt ter plaatse van de aanduiding ‘luchtvaartverkeerzone (met nummer)’ dat ten behoeve van het obstakelvrije (start- en landings)vlak met zijkanten de bouwhoogte van een bouwwerk niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte die wordt verkregen door lineaire interpolatie van:

  • A. ter plaatse van de aanduiding ‘Luchtvaartverkeerzone – 11’ van 101,4 m en 110,54 m boven NAP;

in verband met het beschermingsgebied van in- en uitvliegfunnel van vliegtuigen.

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Omgevingsvergunning 10%

Het bevoegd gezag kan, voorzover niet reeds op grond van een andere bepaling van dit plan een omgevingsvergunning kan worden verleend, een omgevingsvergunning verlenen van de op de verbeelding of in de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, mits het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig wordt aangetast; dit betekent in ieder geval dat de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende percelen niet onevenredig mogen worden beperkt.

8.2 Omgevingsvergunning publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteit aan huis

Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 6.1 sub b ten behoeve van het gebruik van ruimten binnen de woning en/ of uit- en aanbouwen en bijgebouwen voor een publieksgerichte beroeps- of bedrijfsactiviteiten aan huis, voorzover dit gebruik ondergeschikt blijft aan de woonfunctie en mits voldaan wordt aan de volgende voorwaarden:

  • a. maximaal 30% van het vloeroppervlak van de woning met inbegrip van gerealiseerde aan- en uitbouwen en bijgebouwen, tot ten hoogste en in totaal 30 m² mag worden gebruikt voor publieksgerichte beroep- of bedrijfsactiviteiten aan huis;
  • b. degene die de activiteiten in de woning of het bijgebouw zal uitvoeren, dient tevens de bewoner van de woning te zijn;
  • c. de noodzakelijke parkeervoorzieningen dienen op eigen terrein te worden gesitueerd of in de directe omgeving mits hierdoor geen overlast wordt veroorzaakt;
  • d. uitsluitend is toegestaan een inrichting type a of b conform het Besluit algemene regels voor inrichtingen milieubeheer;
  • e. het bedrijf dient qua aard, milieubelasting en uitstraling te passen in een woonomgeving;
  • f. er mag geen detailhandel of groothandel plaatsvinden, uitgezonderd een beperkte verkoop als ondergeschikte activiteit en wel in verband met de aan huis verbonden activiteit.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
9.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsregels van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan Moerdijksestraat 43 te Oudenbosch van de gemeente Halderberge.