direct naar inhoud van Artikel 3 Agrarisch
Plan: Kom Oudenbosch
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1655.BP1000-C001

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemene bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische gebruik, in de vorm van agrarische bodemexploitatie met bijbehorende voorzieningen;
  • b. grondgebonden agrarische bedrijven;
  • c. een bedrijfswoning;
  • d. een kleinschalig kampeerterrein;
  • e. een agrarisch hulpgebouw;
  • f. productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten;
  • g. statische (binnen)opslag;
  • h. opslag en be- en verwerking van agrarische producten, alsmede het verzendklaar maken van de producten;
  • i. een voorziening ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van een agrarisch bedrijf;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. (onverharde) paden, wegen en parkeervoorzieningen;
  • l. water, waterhuishoudkundige en nutsvoorzieningen;
  • m. recreatief medegebruik;
  • n. behoud, herstel en ontwikkeling van de openheid van het gebied;

één en ander met bijbehorende voorzieningen zoals tuinen, erven, groen, parkeervoorzieningen e.d.

3.1.2 Nadere detaillering van de bestemming

In het onderstaande is een nadere detaillering opgenomen van het bepaalde in 3.1.1:

a Glastuinbouwbedrijf

Een glastuinbouwbedrijf is uitsluitend toegestaan ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.

b Bedrijfswoning

Per bouwvlak is maximaal één bedrijfswoning toegestaan.

c Kleinschalig kampeerterrein

Voor kleinschalig kamperen geldt het volgende:

  • 1. maximaal 15 standplaatsen per agrarisch bedrijf zijn toegestaan;
  • 2. de oppervlakte aan algemene voorzieningen, binnen het bouwvlak, ten behoeve van kleinschalig kamperen mag niet meer bedragen dan 50 m².
d Productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten

De oppervlakte aan productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten mag gezamenlijk niet meer bedragen dan 50 m² per agrarisch bedrijf.

e Statische binnenopslag

De oppervlakte aan statische (binnen)opslag mag niet meer bedragen dan 1.000 m² per agrarisch bouwvlak.

f Tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen

Het gebruik van de gronden buiten het bouwvlak voor tijdelijke en overige teeltondersteunende voorzieningen is toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • 1. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • 2. de oppervlakte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen gelden in het algemeen de volgende regels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. per bouwvlak is bebouwing ten behoeve van niet meer dan één agrarisch bedrijf toegestaan.
  • c. het bouwvlak mag volledig worden bebouwd, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand van gebouwen tot de as van de weg waaraan wordt gebouwd niet minder mag bedragen dan 15 m;
    • 2. de afstand van gebouwen tot de zijdelingse en/of achterste perceelsgrenzen niet minder mag bedragen dan 5 m.
3.2.2 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)';
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m, tenzij anders is aangegeven ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)'.
3.2.3 Kassen

Voor het bouwen van kassen gelden de volgende regels:

  • a. kassen mogen uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw'.
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 8 m.
  • d. de oppervlakte netto glas mag niet meer bedragen dan 3 ha.
  • e. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
3.2.4 Teeltondersteunende kassen

Voor het bouwen van teeltondersteunende kassen gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • b. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • c. de afstand tot (bedrijfs)woningen van derden mag niet minder bedragen dan 25 m.
3.2.5 Bedrijfswoning

Voor het bouwen van bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 9 m.
  • c. de inhoud mag niet meer bedragen dan 750 m³..
3.2.6 Aan- en uitbouwen en bijgebouwen bij bedrijfswoningen

Voor het bouwen van aan- en uitbouwen en bijgebouwen behorende bij bedrijfswoningen gelden de volgende regels:

  • a. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5,5 m.
  • c. de gezamenlijke oppervlakte mag niet meer bedragen dan 100 m².
  • d. aan- en uitbouwen en bijgebouwen dienen op een afstand van ten minste 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning te worden gebouwd.
  • e. de afstand van vrijstaande bijgebouwen tot de bedrijfswoning mag niet meer bedragen dan 25 m.
3.2.7 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Voor het bouwen van permanente teeltondersteunende voorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak.
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • c. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 2,5 ha.
3.2.8 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • a. Binnen het bouwvlak geldt:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m, met dien verstande dat de bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn niet meer mag bedragen dan 1 m.
    • 2. De bouwhoogte van mestsilo’s mag niet meer bedragen dan 6 m.
    • 3. De bouwhoogte van sleufsilo’s mag niet meer bedragen dan 2,5 m.
    • 4. De bouwhoogte van torensilo’s mag niet meer bedragen dan 12 m.
    • 5. De bouwhoogte van lichtmasten ten behoeve van paardenbakken mag niet meer bedragen dan 5 m.
    • 6. De bouwhoogte van voorzieningen ten behoeve van het opwekken van duurzame energie door middel van biomassavergisting ten behoeve van het eigen agrarisch bedrijf mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 7. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • b. Buiten het bouwvlak geldt:
    • 1. De bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen mag niet meer bedragen dan 2 m.
    • 2. De bouwhoogte van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m, waarbij geldt dat de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 2,5 ha.
    • 3. De bouwhoogte van overige teeltondersteunende voorzieningen mag niet meer bedragen dan 4,5 m
    • 4. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 3 m.
    • 5. De oppervlakte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer bedragen dan 10 m².
    • 6. Paardenbakken en bijbehorende lichtmasten zijn niet toegestaan.
    • 7. Sleufsilo's en kuilvoerplaten zijn niet toegestaan.
3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijken algemene bouwregels

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.1 onder c.1 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 15 m tot de as van de weg mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • b. lid 3.2.1 onder c.2 voor het bouwen van gebouwen op een afstand van minder dan 5 m van de zijdelingse en/of achterste perceelgrens mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast.
3.3.2 Afwijken bouwregels bedrijfsgebouwen en bedrijfswoningen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.2 onder a en/of b voor het bouwen van bedrijfsgebouwen met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 15 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering;
  • b. lid 3.2.5 onder a en/of b voor het bouwen van een bedrijfswoning met een hogere goothoogte tot maximaal 7,5 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 12 m.
  • c. lid 3.2.6 onder d voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van minder dan 2 m achter de voorgevelrooilijn van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel;
  • d. lid 3.2.6 onder e voor het bouwen van een bijgebouw op een afstand van meer dan 25 m van de bedrijfswoning indien dit noodzakelijk is in verband met een doelmatige inrichting van het perceel.
3.3.3 Afwijken bouwregels kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.3 onder b en/of c voor het bouwen van kassen met een hogere goothoogte tot maximaal 9 m en/of een hogere bouwhoogte tot maximaal 11 m, indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige bedrijfsvoering.
3.3.4 Afwijken carnavalswagens

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.1 onder b voor het bouwen van een gebouw ten behoeve van het bouwen van carnavalswagens met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De oppervlakte van het gebouw mag niet meer bedragen dan 200 m².
  • b. De goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 m.
  • c. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m.
3.3.5 Afwijken oppervlakte teeltondersteunende kassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.4 onder b voor het bouwen van een grotere oppervlakte teeltondersteunende kassen met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De kassen mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
  • b. De oppervlakte mag niet meer bedragen dan 5.000 m².
  • c. De uitbreiding is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering.
3.3.6 Afwijken paardenbakken

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2.8 onder b voor het realiseren van paardenbakken buiten het bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De paardenbak grenst direct aan een bouwvlak of een bestemmingsvlak waarbinnen een (bedrijfs)woning is toegestaan.
  • b. De afstand tot de meest nabijgelegen (bedrijfs)woning mag niet minder bedragen dan 25 m.
  • c. De totale oppervlakte van de paardenbak mag niet meer bedragen dan 1.200 m².
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 2 m.
  • e. Lichtmasten zijn niet toegestaan.
  • f. De afwijking leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • g. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
3.3.7 Afwijken bouwwerken t.b.v. seizoenarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.2 voor het plaatsen van stacaravans of andere verblijfseenheden ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Stacaravans of andere verblijfseenheden zijn alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.
  • b. Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van op het betreffende bedrijf tijdelijk werkzaam zijnde werknemers.
  • c. Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen niet meer dan 9 maanden onafgebroken worden gebruik, waarna deze ten minste 3 maanden aantoonbaar buiten gebruik worden gesteld.
  • d. De gezamenlijke oppervlakte van stacaravans of andere verblijfseenheden mag niet meer bedragen dan 500 m².
  • e. De goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
  • f. Stacaravans of andere verblijfseenheden mogen uitsluitend binnen het agrarisch bouwvlak worden geplaatst.
  • g. Er mogen maximaal 50 seizoensarbeiders gehuisvest worden.
  • h. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
3.3.8 Afwijken bouwregels bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:

  • a. lid 3.2.8 onder a en/of b voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte tot maximaal 2,5 m;
  • b. lid 3.2.8 onder a voor het bouwen van erf- en terreinafscheidingen met een hogere bouwhoogte vóór de voorgevelrooilijn, mits hierdoor het stedenbouwkundig beeld en de verkeersveiligheid niet wordt aangetast;
  • c. lid 3.2.8 onder a voor het bouwen van mestsilo’s en/of torensilo’s tot een hogere bouwhoogte van maximaal 15 m indien dit noodzakelijk is voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering;
  • d. lid 3.2.8 voor het bouwen van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde met een hogere bouwhoogte tot 6 m;
  • e. lid 3.2.8 voor het bouwen van kleine windmolens, ten behoeve van de opwekking van duurzame energie, waarbij dient te worden voldaan aan de volgende voorwaarden
    • 1. De windmolens mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd.
    • 2. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 15 m.
    • 3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
3.4 Afwijken van de gebruiksregels
3.4.1 Afwijken verbrede landbouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor verbrede landbouw activiteiten binnen het agrarisch bouwvlak, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  • b. Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit niet worden uitgebreid.
  • c. De volgende verbrede landbouw activiteiten bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. Zorgboerderijen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 500 m².
    • 2. Kinderboerderijen, sociale en educatieve voorzieningen waarvan de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 250 m².
    • 3. Kleinschalig logeren, zoals bed&breakfast, in de bedrijfswoning of daarbij behorend bijgebouw, waarbij het aantal eenheden niet meer mag bedragen dan 5. De totale omvang van de activiteit mag niet meer bedragen dan 100 m²;
    • 4. Kleinschalig kamperen, waarbij de totale omvang niet meer mag bedragen dan 30 kampeermiddelen uitsluitend op of aansluitend aan het bouwvlak, alsmede maximaal 100 m² aan algemene voorzieningen binnen het bouwvlak.
  • d. Ondergeschikte horeca, inclusief terras, is toegestaan bij de verbrede landbouw zoals genoemd in sub c onder 2 en 3, waarbij de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 50 m².
  • e. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • f. Buitenopslag ten behoeve van de verbrede landbouw activiteit is niet toegestaan.
  • g. De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • h. De verbrede landbouw activiteit mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • i. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • j. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4.2 Afwijken nevenfuncties

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor nevenfuncties binnen het bouwvlak bij agrarische bedrijven, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De agrarische functie op het perceel dient als hoofdfunctie aanwezig en herkenbaar te blijven.
  • b. Het agrarisch bouwvlak mag ten behoeve van de nevenactiviteit niet worden uitgebreid.
  • c. De volgende nevenfuncties bij het agrarische bedrijf zijn toegestaan:
    • 1. agrarisch technisch hulpbedrijven en agrarische verwante bedrijven, waarbij de totale oppervlakte niet meer mag bedragen dan 400 m2.
  • d. Bij cumulatie van meerdere vormen van nevenfuncties en/of verbrede landbouw mag de totale omvang niet meer bedragen dan 1.000 m².
  • e. Buitenopslag ten behoeve van de nevenfunctie is niet toegestaan.
  • f. De nevenfunctie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • g. De nevenfunctie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • h. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • i. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4.3 Afwijken productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1.2 onder d voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel en detailhandel in streekgebonden producten tot een oppervlakte van maximaal 100 m², waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. De detailhandel mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • b. De detailhandel mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/ bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. Er dient te worden voorzien in een zorgvuldige landschappelijke inpassing.
  • d. De in het gebied aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
3.4.4 Afwijken gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van seizoensarbeiders

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van de huisvesting van seizoensarbeiders, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.
  • b. Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein noodzakelijk is vanwege een tijdelijk grote arbeidsbehoefte.
  • c. De huisvesting mag maximaal 9 maanden duren.
  • d. Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.
  • e. De oppervlakte in gebruik voor huisvesting van seizoensarbeiders mag niet meer bedragen dan 500 m².
  • f. Er mogen maximaal 50 seizoensarbeiders gehuisvest worden.
  • g. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
3.4.5 Afwijken gebruik bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiairs

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het gebruik van bestaande bedrijfsgebouwen ten behoeve van huisvesting van stagiairs, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Huisvesting in bedrijfsgebouwen is alleen toegestaan als de huisvesting niet geregeld kan worden in de eigen bedrijfswoning.
  • b. Huisvesting in bedrijfsgebouwen mag uitsluitend worden gebruikt voor de huisvesting van personen, wier huisvesting daar ter plaatse gelet op de bestemming van het gebouw of terrein en de opleiding van de stagairs noodzakelijk is.
  • c. Er mogen geen zelfstandige woningen ontstaan.
  • d. De oppervlakte in gebruik voor huisvesting van stagiairs mag niet meer bedragen dan 25 m².
  • e. Er mogen maximaal 2 stagiairs gehuisvest worden.
  • f. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
3.4.6 Afwijken nevenfunctie paardenhouderij

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van een gebruiksgerichte paardenhouderij als nevenfunctie bij het agrarisch bedrijf, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. Afwijking is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. De totale oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m2.
  • c. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • d. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • e. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.
3.5 Wijzigingsbevoegdheid
3.5.1 Vormverandering bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de wijziging van de vorm van een agrarisch bouwvlak, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De oppervlakte van een bouwvlak mag niet worden vergroot.
  • b. De vormverandering is noodzakelijk voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering
  • c. De wijziging leidt niet tot onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van de naastgelegen percelen.
  • d. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • e. De aanwezige waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
  • f. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.2 Vergroting bouwvlak grondgebonden agrarische bedrijven

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het agrarisch bouwvlak van grondgebonden agrarische bedrijven en glastuinbouwbedrijven, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Voor grondgebonden agrarische bedrijven geldt, naast de regels genoemd onder d, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 2 ha.
  • b. Voor glastuinbouwbedrijven ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' geldt, naast de regels zoals genoemd onder c, dat vergroting van het bouwvlak is toegestaan tot een maximum van 4 ha, waarvan niet meer dan 3 ha netto glas. Indien de beoogde uitbreiding leidt tot voordelen op het gebied van duurzaamheid en synergie mag het bouwvlak worden vergroot tot een maximum van 7 ha, waarvan niet meer dan 5 ha netto glas.
  • c. Naast de hiervoor aangegeven voorwaarden, gelden de volgende regels:
    • 1. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
    • 2. De vergroting dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
    • 3. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
    • 4. Vooraf dient advies ingewonnen te worden bij de AAB.
    • 5. Er sprake is van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bedrijfsbebouwing.
    • 6. Vergroting is uitsluitend mogelijk indien:
      • op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat de archeologische waarden niet onevenredig worden of kunnen worden geschaad;
      • op basis van archeologisch onderzoek is aangetoond dat archeologische waarden op de betrokken locatie niet aanwezig zijn;

met dien verstande dat dit uitsluitend geldt:

      • bij een vergroting op gronden met de dubbelbestemming Waarde - Archeologie 2 bij een plangebied groter dan 500 m²:
    • 1. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.3 Permanente teeltondersteunende voorzieningen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door middel van vergroting van het bouwvlak en het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – permanente teeltondersteunende voorziening’ uitsluitend ten behoeve van de bouw van permanente teeltondersteunende voorzieningen, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. Het is niet mogelijk binnen het bestaande bouwvlak permanente teeltondersteunende voorzieningen te realiseren.
  • b. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  • c. De totale oppervlakte van het bouwvlak mag niet meer bedragen dan 4,5 ha, waarvan een oppervlakte van ten minste 2,5 ha uitsluitend gebruikt mag worden voor permanente teeltondersteunende voorzieningen.
  • d. De bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 4,5 m.
  • e. De wijziging dient noodzakelijk te zijn voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering en/of -ontwikkeling van een reëel bedrijf.
  • f. Er mag geen sprake zijn van milieuhygiënische belemmeringen.
  • g. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.4 Sleufsilo's en kuilvoerplaten

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vergroting van het bouwvlak en door middel van het toekennen van de aanduiding ‘specifieke vorm van agrarisch – sleufsilo’s en kuilvoerplaten’ uitsluitend ten behoeve van de realisatie van sleufsilo’s en kuilvoerplaten, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Het is niet mogelijk de sleufsilo’s en/of kuilplaten binnen het bestaande bouwvlak te realiseren.
  • b. De vergroting dient plaats te vinden aansluitend aan het bestaande bouwvlak.
  • c. Ten behoeve van de sleufsilo’s en/of kuilplaten mag het bouwvlak worden vergroot met een maximum van 1.000 m².
  • d. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.5 Wijzigen ten behoeve van het verwijderen van de aanduiding 'glastuinbouw' en verkleinen bouwvlak

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen in die zin dat de aangegeven aanduiding 'glastuinbouw', en tevens indien noodzakelijk het bouwvlak wordt verkleind, met inachtneming van de volgende regels:

  • a. De betreffende agrarische activiteit ter plaatse is beëindigd gedurende een periode van ten minste 3 jaar en/of is omgeschakeld naar grondgebonden agrarische bedrijfsvoering.
  • b. In geval van bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'glastuinbouw' dienen de glasopstanden en/of permanente teeltondersteunende voorzieningen te zijn verwijderd.
3.5.6 Wijziging naar paardenhouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen door het toekennen van de aanduiding ‘paardenhouderij’ ten behoeve van de vestiging van een paardenhouderij, met in achtneming van de volgende regels:

  • a. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • c. De vestiging van de paardenhouderij mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • d. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.
  • e. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.
3.5.7 Wijziging ten behoeve van niet-agrarische functies

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd deze bestemming te wijzigen ten behoeve van de vestiging van niet-agrarische functies, waarbij moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • a. Wijziging is uitsluitend toegestaan ter plaatse van het bouwvlak.
  • b. Het agrarisch bedrijf ter plaatse is beëindigd en agrarisch hergebruik is niet langer mogelijk.
  • c. Het bouwvlak wordt verwijderd en de oppervlakte van het bestemmingsvlak mag niet meer bedragen dan 5.000 m² waarbinnen de voormalige bedrijfswoning met bijhorende verhardingen en bebouwing ten behoeve de niet-agrarische functie is gesitueerd.
  • d. In afwijking van het bepaalde onder c mag de omvang van het bestemmingsvlak ten behoeve van een agrarisch technisch hulpbedrijf, agrarisch verwant bedrijf, horeca, dagrecreatieve en/of maatschappelijke voorziening niet meer bedragen dan 1,5 ha.
  • e. De volgende niet-agrarische functies zijn toegestaan:
    • 1. statische (binnen)opslag;
    • 2. recreatie;
    • 3. een agrarisch-technisch hulpbedrijf en/of een agrarisch verwant bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;
    • 4. een niet-agrarisch bedrijf in categorie 1 of 2 van de Staat van bedrijfsactiviteiten (zie bijlage) of een naar aard en invloed hiermee gelijk te stellen bedrijf;
    • 5. zorgboerderijen, kinderboerderijen, educatieve en sociale voorzieningen.
  • f. Bij niet niet-agrarische functies genoemd in sub e onder 2 en 5 is ondergeschikte horeca, inclusief terras, toegestaan tot een oppervlakte van 50 m².
  • g. Buitenopslag en opslag in kassen zijn niet toegestaan.
  • h. Detailhandel en/of een zelfstandige kantoorvoorziening met baliefunctie is niet toegestaan.
  • i. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige beperking opleveren voor de bedrijfsvoering/bedrijfsontwikkeling van omliggende (agrarische) bedrijven.
  • j. De niet-agrarische functie mag geen onevenredige publieks- en/of verkeersaantrekkende werking tot gevolg hebben.
  • k. Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing van de bebouwing.
  • l. De wijziging gaat gepaard met een aantoonbare en uitvoerbare fysieke verbetering van de aanwezige of potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap en/of cultuurhistorische en/of van extensieve recreatieve mogelijkheden van het plangebied.