Plan: | Brugstraat 8, Stampersgat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1655.AFW0061-C001 |
Het voornemen bestaat uit het uitbreiden van de bestaande woning Brugstraat 8 te Stampersgat (gemeente Halderberge), kad astraal bekend als gemeente Oud en Nieuw Gastel, sectie B, nummer 2905 door een uitbouw te realiseren. De ontwikkeling past qua situering en afmetingen niet binnen het geldende bestemmingsplan 'Kom Stampersgat' (vastgesteld 13 september 2012). De voorgenomen uitbouw (uitbreiding van het hoofdgebouw) ligt weliswaar binnen de enkelbestemming 'wonen' maar is gedeeltelijk gesitueerd buiten het bouwvlak en buiten de aanduiding 'bijgebouwen'.
Om de voorgenomen ontwikkeling planologisch-juridisch mogelijk te maken dient te worden afgeweken van het bestemmingsplan. Door de gemeente Halderberge is in een principebesluit aangeven dat aan de ontwikkeling medewerking kan worden verleend door middel van een bestemmingsplanherziening of (buitenplanse) afwijking van het bestemmingsplan middels een omgevingsvergunning ex artikel 2.12, lid 1 sub a, onder 3 Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo).
De omgevingsvergunningaanvraag dient te worden voorzien van een ruimtelijke onderbouwing, waaruit blijkt dat het planvoornemen niet in strijd is met een goede ruimtelijke ordening. Deze ruimtelijke onderbouwing 'Brugstraat 8, Stampersgat' voorziet in bedoelde motivatie.
Het besluitgebied ligt direct ten noorden van het centrum van de kern Stampersgat en bevindt zich in de doodlopende Brugstraat die van het centrum van Stampersgat loopt tot de Dintel, een benedenloop van de rivier de Mark. Het besluitgebied zelf omvat één perceel (kadastraal bekend als gemeente Oud en Nieuw Gastel, sectie B, nummer 2905) dat direct aan de oever van de Dintel gelegen is. Ten westen van het besluitgebied bevindt zich een bedrijventerrein. Ten oosten van het besluitgebied bevinden zich de begraafplaats en aanlegsteiger voor recreatievaart.
Ligging besluitgebied binnen Kom Stampersgat
Op het besluitgebied is het bestemmingsplan 'Kom Stampersgat' van toepassing. Dit bestemmingsplan is vastgesteld door de raad op 13 september 2012. Binnen dit bestemmingsplan heeft het besluitgebied de enkelbestemming 'Wonen'. Daarnaast is er een bouwvlak opgenomen, corresponderend met de contour van de bestaande woning op het perceel in combinatie met de bouwaanduiding 'vrijstaand', een maatvoeringsaanduiding 'maximum bouwhoogte' (9m) en 'maximum goothoogte' (4.5m)' en een bouwaanduiding voor bijgebouwen.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Kom Stampersgat'
Uitsnede verbeelding inclusief projectie luchtfoto
In dit eerste hoofdstuk zijn de aanleiding en het doel van deze ruimtelijke onderbouwing, de situering van het besluitgebied en de geldende bestemmingsplannen omschreven. Hoofdstuk 2 bevat een ruimtelijke beschrijving van de bestaande situatie op het besluitgebied, het planvoornemen en de afwijking van het bestemmingsplan. In hoofdstuk 3 staat het planologische beleidskader, waarin aandacht uitgaat naar het ruimtelijke ordeningsbeleid op rijksniveau, provinciaal niveau en gemeentelijk niveau. In hoofdstuk 4 worden de omgevingsaspecten beschreven met o.a. aandacht voor geluid, luchtkwaliteit, bodem, externe veiligheid en milieuzonering. In hoofdstuk 5 wordt ingegaan op zowel de economische als de maatschappelijke haalbaarheid van het planvoornemen. Tot slot wordt in hoofdstuk 6 ingegaan op de procedure die de omgevingsvergunning doorloopt.
Momenteel bevinden zich op het perceel Brugstraat 8 een vrijstaande woning met twee bouwlagen en kap en twee vrijstaande bijgebouwen met daaromheen halfverharding in de vorm van grind. Direct naast de woning bevindt zich een brede oprit, die leidt naar de bijgebouwen en parkeergelegenheid achter de woning. Tussen de oprit en de oever van de Dintel ligt een grasveld met enkele bomen.
Toegang perceel Brugstraat 8 met oprit naast woning
Woning Brugstraat 8 en achtergelegen bijgebouw, gezien vanaf de oever van de Dintel
De voorgenomen ontwikkeling voorziet in de realisatie van het uitbouwen van de bestaande woning gelegen aan de Brugstraat 8 te Stampersgat (zie navolgende plattegrond en impressies), in de vorm van het uitbouwen van de begane grond van de woning in de vorm van vergroting/verandering van de woonkamer en het uitbouwen van de bijkeuken aan de achterzijde van de woning.
Het dak van de nieuwe uitbouwen wordt aan de achterzijde van de woning doorgetrokken waardoor een aangebouwde overkapping van 17 m2 ontstaat. Hier zal tevens verharding worden aangebracht ten behoeve van een overdekt terras. Het geheel zal worden voorzien van een sedumdak.
De uitbouw aan de zijkant van de woning ligt ter plaatse van de huidige oprit. De oppervlakte van deze uitbouw bedraagt 55 m2 (5 meter breed en 11 meter lang). De voorzijde is gelegen op één meter achter de voorgevel van de huidige woning. Door middel van de uitbouw wordt de woonruimte uitgebreid ten behoeve van een nieuwe woonkamer. Hiervoor wordt een muur op de begane grond doorgebroken.
De uitbouw van de bijkeuken is voorzien aan de achterzijde van de huidige bijkeuken. Deze wordt met 2,2 m verdiept, waardoor de opperlakte wordt vergroot met 9,9 m2.
plattegrond planvoornemen. Links huidige situatie, rechts beoogde situatie
Impressies planvoornemen
De beoogde uitbouw aan de zijkant van de woning kan niet worden toegestaan binnen de kaders van het bestemmingsplan 'Kom Stampersgat'.
Op grond van artikel 15.2.3 sub a van de planregels mogen aan- en uitbouwen en overkappingen uitsluitend worden opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bouwvlak' (op navolgende afbeelding aangegeven met rood kader) en ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' (op navolgende afbeelding aangegeven met blauw vlak). De beoogde uitbouw (op navolgende afbeelding aangegeven met oranje vlak) is voor het grootste deel voorzien buiten het bouwvlak. Daarnaast is deze deels buiten de aanduiding 'bijgebouwen' voorzien. De voorkant van de aanbouw ligt immers 1 meter achter de voorgevel, terwijl de aanduiding op 3 meter achter de voorgevel is gelegen.
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Kom Stampersgat' met daarop indicatief aangegeven het bouwvlak (rood kader), de aanduiding 'bijgebouwen' (blauw vlak) en de beoogde aanbouw (oranje vlak).
Voor aan- en uitbouwen en overkappingen geldt vervolgens dat de diepte daarvan niet meer mag bedragen dan 5 meter (artikel 15.2.3 sub c). De diepte van een aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw wordt loodrecht vanaf de gevel van het hoofdgebouw, waaraan de aan- of uitbouw wordt gebouwd, gemeten tot het uiterste punt van de achtergevel van de aanbouw (artikel 2.2) Op de bouwtekening is te zien dat de diepte van de uitbouw vanaf de gevel waar deze wordt aangebouwd 5 meter bedraagt.
Daarnaast bepaalt artikel 15.2.6 onder a dat de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' niet meer dan niet meer dan 60 m2 mag bedragen. Het bevoegd gezag kan door middel van een omgevingsvergunning van deze regel afwijken teneinde een grotere oppervlakte aan bijgebouwen toe te staan, mits de bebouwde oppervlakte ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen niet meer dan 75 m2 bedraagt. Doordat op het bouwperceel reeds enkele bijgebouwen aanwezig zijn, wordt deze maximale oppervlakte aan bebouwing ruimschoots overschreden, waardoor 'binnenplans' afwijken niet mogelijk is.
Ten slotte mag de goothoogte van een aanbouw, uitbouw of overkapping niet meer bedragen dan 3 m dan wel 0,25 m boven de vloer van de eerste verdieping van de woning of het woongebouw (artikel 15.2.3 sub d). De goothoogte wordt gemeten vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeiboord of daarbij gelijk te stellen constructiedeel (artikel 2.4). Op de bouwtekening is te zien dat de goothoogte het dak van de aanbouw (en in het verlengde daarvan de overkapping) 3,10 m bedraagt. Dit is een kleine afwijking die kan worden toegestaan op grond van de algemene afwijkingsregel van artikel 25.1.
Uit bovenstaande toetsing blijkt, dat de uitbouw niet voldoet aan de regels die hieraan worden gesteld door het bestemmingsplan, omdat deze buiten het bouwvlak wordt gebouwd, en deels buiten de aanduiding bijgebouwen.
Het bevoegd gezag kan door middel van het verlenen van een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.2.3 onder a teneinde aangebouwde gebouwen in de vorm van aan- en uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen buiten de aanduiding 'bouwvlak' en buiten de aanduiding 'bijgebouwen' toe te staan (artikel 15.3.3). Hiervoor gelden de volgende voorwaarden:
De uitbouw voldoet niet aan zowel de maximaal toegestane breedte en diepte. Van deze afwijkingsmogelijkheid kan dus geen gebruik worden gemaakt.
Er is overigens sprake van een uitbreiding van het bestaande hoofdgebouw. Bij een planherziening zou dit leiden tot een vergroting van het bouwvlak.
Voor de overkapping en de uitbouw van de bijkeuken geldt, dat deze wel voldoen aan de eisen van artikel 15.2.3. sub a Deze worden namelijk beide opgericht ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen'. Daarnaast voldoen zij aan de maximale diepte-eis van artikel 15.2.3 sub c. De goothoogte bedraagt het zelfde als het dak van de aanbouw.
Concluderend kan worden gesteld dat de afwijking van het bestemmingsplan bestaat uit het bouwen van een deel van het hoofdgebouw (uitbouw) buiten het bouwvlak van het hoofdgebouw. Doordat hiermee ook het maximaal toegestane oppervlakte aan bebouwing wordt overschreden, dient van het bestemmingsplan te worden afgeweken.
Gezien het feit dat het onderhavig planvoornemen slechts de uitbreiding van een bestaande woning binnen bestaand stedelijk gebied inhoudt, en de afwijking van het vigerende bestemmingsplan zeer kleinschalig is, zijn de rijks – en provinciale toetsingskaders niet aan de orde.
In juni 2013 heeft de Gemeente Halderberge de structuurvisie Halderberge vastgesteld. Het plangebied valt de structuurvisie onder de strategie ‘behouden’. De strategie van behoud is gekozen voor de delen van de gemeente waar binnen de looptijd van de structuurvisie geen of zeer beperkte veranderingen zijn te verwachten. Het huidige ruimtelijk beeld en het functioneren van deze gebieden is goed. Daarom is er voor de gemeente geen aanleiding om hier actief plannen of projecten te initiëren. Dit laat onverlet dat door een gebrekkig beheer en onderhoud van de ruimte kwaliteitsverlies, veroudering en verrommeling op de loer liggen. Kleinschalige aanpassingen aan de ruimtelijke structuur of ontwikkelingen die passen binnen de functionele omgeving zijn mogelijk, waarbij de nadruk ligt op de kwaliteit van het leefklimaat.
Het planvoornemen ziet op de realisatie van een aanbouw bij de bestaande woning Brugstraat 8. Op de locatie is sprake van een woonbestemming, en op grond van het geldende bestemmingsplan is de realisatie van een aanbouw reeds toegestaan. Het realiseren van een aanbouw bij de woning kan dus worden aangemerkt als een ontwikkeling die passend is binnen de functionele omgeving. De nieuw te bouwen aanbouw past echter niet exact binnen de bouwvlakgrenzen en de aanduiding 'bijgebouwen'. De overschrijding is echter dusdanig minimaal dat de ruimtelijke structuur niet verandert. De beoogde ontwikkeling past dan ook binnen de gemeentelijk structuurvisie.
In dit hoofdstuk worden alle relevante milieu- en omgevingsaspecten voor het besluitgebied behandeld. Indien er beperkingen uit het plan voortvloeien naar aanleiding van één van de aspecten, dan is hier in dit plan als randvoorwaarde rekening mee gehouden. Een en ander betekent dat het planvoornemen in overeenstemming met het criterium van 'een goede ruimtelijke ordening' dient te zijn.
De Wet geluidhinder (Wgh) bevat geluidnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidniveaus als gevolg van rail- en wegverkeerslawaai en industrielawaai. De Wgh geeft aan dat een akoestisch onderzoek moet worden uitgevoerd bij het voorbereiden van de vaststelling van een bestemmingsplan of het nemen van een omgevingsvergunning indien het plan een geluidgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidszone van een bestaande geluidsbron of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt. Het akoestisch onderzoek moet uitwijzen of de wettelijke voorkeursgrenswaarde bij geluidgevoelige objecten wordt overschreden en zo ja, welke maatregelen nodig zijn om aan de voorkeursgrenswaarde te voldoen.
Het planvoornemen voorziet in de uitbreiding van een bestaande woning, en voorziet derhalve niet in de toevoeging van een nieuw geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder. Bovendien is het besluitgebied niet gelegen binnen de geluidszone van een zoneplichtige weg, spoor of industrieterrein. Een akoestisch onderzoek is derhalve niet nodig.
Op basis van artikel 3.1.6 Besluit ruimtelijke ordening zijn gemeenten verplicht om bij de verantwoording van een ruimtelijke plan een paragraaf over de bodemkwaliteit op te nemen. In deze paragraaf dient gemotiveerd te worden of de aanwezige bodemkwaliteit past bij het toekomstige gebruik van de bodem. Uitgangspunt van een goede ruimtelijke ordening is dat de bodemkwaliteit geschikt is voor de beoogde bestemming en de daarin toegestane gebruiksvormen. Zo mag een eventuele aanwezige bodemverontreiniging geen onaanvaardbaar risico opleveren voor de gebruikers van de bodem en mag de bodemkwaliteit niet verslechteren door grondverzet.
Het besluitgebied is reeds in gebruik voor woondoeleinden. Ten gevolge van de uitbouw aan de bestaande bebouwing vindt geen verzwaring van de milieugevoeligheid plaats. Wel vinden er ten behoeve van de aanbouw bodemingrepen plaats. Omdat sprake is van een bouwwerk waarin voortdurend of nagenoeg voortdurend mensen zullen verblijven, is een bodemonderzoek volgens NEN 5740 uitgevoerd. Het rapport van dit bodemonderzoek is bijgevoegd als Bijlage 1.
Naar aanleiding van het bodemonderzoek kan het volgende worden geconcludeerd:
Het aspect bodem vormt derhalve geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkeling.
De beoordeling van de luchtkwaliteit vindt plaats volgens bepalingen in de Wet milieubeheer (Wm). Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:
Hoofdstuk 5 van de Wet Milieubeheer maakt onderscheid tussen projecten die 'Niet in betekenende mate' (NIBM) en 'In betekenende mate' (IBM) bijdragen aan de uitstoot van luchtverontreinigende stoffen. In de regeling NIBM is een lijst met categorieën van gevallen opgenomen die NIBM zijn. Deze NIBM-projecten kunnen zonder toetsing aan de grenswaarden voor het aspect luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Als een project ervoor zorgt dat de concentratie fijn stof of CO2 met meer dan 3% van de grenswaarde verhoogt, draagt het project in betekenende mate bij aan luchtvervuiling en dient er een luchtkwaliteitsonderzoek uitgevoerd te worden. Deze regel komt voort uit het NSL. Deze 3%-grens is voor een aantal categorieën projecten in een ministeriële regeling omgezet in getalsmatige grenzen, waaronder voor woningbouw: 1.500 woningen netto bij 1 ontsluitingsweg, 3.000 woningen bij 2 ontsluitingswegen.
Naast de effecten van de voorgenomen ontwikkeling op de luchtkwaliteit dient in het kader van de goede ruimtelijke ordening ook de aanvaardbaarheid van de luchtkwaliteit ter plaatse te worden beoordeeld.
Onderhavige ontwikkeling betreft het planologisch-juridisch mogelijk maken van de realisatie van een uitbouw aan de bestaande woning Brugstraat 8. Er is geen sprake van de toename van woningen. De ontwikkeling kan dientengevolge worden aangemerkt als 'niet in betekenende mate bijdragend' (NIBM) aan het verslechteren van de luchtkwaliteit.
Daarnaast is blijkens de luchtkwaliteitskaart (Actuele Luchtkwaliteitsindex van RIVM: 5,75 - matig) en actuele kaarten met betrekking tot fijnstofconcentratie (Kaart Actuele Fijnstofconcentratie PM10 en Kaart Fijnstof 2019, PM2,5) en stikstofdioxode-concentratie ter hoogte van het besluitgebied geen sprake van een te hoge (achtergrond)belasting inzake fijnstof en stikstofdioxide; de gemeten concentraties liggen ver beneden de maatgevende richtwaarden. Daarmee kan worden gesteld dat met betrekking tot luchtkwaliteit sprake is van een goed woon- en leefklimaat binnen het besluitgebied.
Uitsnede Actuele Luchtkwaliteitskaart (LKI) in Nederland - RIVM (Bron: atlasleefomgeving.nl)
Uitsnede kaart Actuele fijnstofconcentratie (PM10) in Nederland - RIVM. Gemeten waarde is 18,55 microgram/m3. Maatgevende richtwaarde is 32,5 microgram/m3 (Bron: atlasleefomgeving.nl)
Uitsnede Kaart Fijnstof 2019 (PM2,5) - RIVM. Gemeten waarde is 9 microgram per m3. Maatgevende richtwaarde is 25 microgram/m3 (Bron: atlasleefomgeving.nl)
Uitsnede Kaart Actuele Stikstofdioxide-concentratie in Nederland - RIVM. Gemeten waarde is 3,78 microgram per m3. Maatgevende richtwaarde is 40 microgram/m3 (Bron: atlasleefomgeving.nl)
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect luchtkwaliteit geen belemmering vormt voor onderhavig planvoornemen.
Met het oog op een goede ruimtelijke ordening is het van belang dat er een voldoende mate van scheiding aanwezig is tussen enerzijds milieubelastende bedrijven of inrichtingen en anderzijds milieugevoelige functies als wonen. Deze milieuzonering heeft twee doelen:
Voor de toetsing kan onder meer gebruik worden gemaakt van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering' waarin voor de onderscheiden bedrijfsactiviteiten generieke afstandsnormen zijn opgenomen. Dit betreffen conform jurisprudentie richtafstanden, die indicatief zijn voor een goede ruimtelijke ordening. Bij de toetsing van concrete situaties dient echter maatwerk te worden geleverd. Afwijking van de generieke richtafstanden uit de VNG-publicatie is hierbij mogelijk, mits dit goed kan worden gemotiveerd.
De richtafstanden gaan uit van het gebiedstype 'rustige woonwijk'. Voor gebieden die kunnen worden aangemerkt als 'gemengd gebied' geldt, dat de richtafstanden met één afstandsstap kunnen worden verminderd. Een gemengd gebied wordt in de VNG-brochure omschreven als een gebied met matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Door de aanwezigheid van een bedrijventerrein en enkele bedrijven in de nabije omgeving kan de locatie 'Brugstraat 8' worden aangemerkt als gemengd gebied.
De bestaande woning Brugstraat 8 bevindt zich in de nabijheid van de volgende bedrijfsfuncties:
Luchtfoto bedrijventerrein ten opzichte van Brugstraat 8 (rode cirkel). Bestemmingsgrens bedrijventerrein indicatief weergegeven (oranje lijn)
Luchtfoto opslaggebouw begraafplaats ten opzichte van Brugstraat 8 (rode cirkel).
Uitsnede verbeelding bestemmingsplan 'Buitengebied Moerdijk' met afstand tot perceel Brugstraat 8
Op grond van het bovenstaande kan worden geconcludeerd dat het aspect bedrijven en milieuzonering geen belemmering vormt voor de voorgenomen ontwikkeling. Bovendien voorziet het planvoornemen slechts in de uitbouw van de bestaande woning Brugstraat 8, waarmee strikt genomen geen sprake is van de toevoeging van een gevoelige functie in de zin van de VNG-publicatie 'Bedrijven en Milieuzonering'.
De bescherming van plant- en diersoorten is geregeld in de Wet natuurbescherming (Wnb). Om kwetsbare soorten te beschermen bevat de Wnb enkele verbodsbepalingen, zoals het verbod op het doden of verontrusten van dieren, en het beschadigen van voorplantings- of rustplaatsen. Dit houdt concreet in, dat voor bepaalde ruimtelijke ontwikkelingen zoals het verwijderen van bebouwing en beplanting en het bouwen dient te worden vastgesteld of daarin, of in de directe nabijheid beschermde soorten aanwezig zijn.
Beoordeling
Het besluitgebied is gelegen in bestaand stedelijk gebied. Op de locatie waarop de aanbouw is voorzien is geen beplanting aanwezig, maar halfverharding in de vorm van grind. Bij het realiseren van het planvoornemen wordt derhalve geen beplanting verwijderd.
De realisatie van het planvoornemen voorziet daarnaast uitsluitend in het uitbreiden van de bestaande woning door middel van een aanbouw. Er vinden bij de realisatie van het planvoornemen beperkte doorbreekwerkzaamheden plaats om de bestaande woonruimte op de begane grond met de nieuwe aanbouw uit te breiden. De buitenmuren c.q. casco van de bebouwing blijven voor het overige ongewijzigd. In de te slopen buitenmuur zijn een viertal raampartijen gesitueerd. Drie van deze raampartijen zijn voorzien van rolluiken. Achter deze rolluiken is mogelijk een ruimte aanwezig die gebruikt zou kunnen worden als zomerverblijfplaats voor vleermuizen. Om er zeker van te zijn dat de voorgenomen ontwikkeling geen inbreuk van de Wet natuurbescherming als gevolg heeft, is een ecologische quickscan uitgevoerd. Het rapport van dit onderzoek is als Bijlage 2 toegevoegd.
Op basis van de quickscan kan worden geconcludeerd dat er voor de geplande activiteiten geen aanvullend of nader onderzoek hoeft te worden uitgevoerd naar de aanwezige flora en fauna. Voor de geplande activiteiten is op basis van de bekende gegevens geen ontheffingsaanvraag in het kader van de Wet natuurbescherming noodzakelijk.
In de realisatiefase zal voorts rekening worden gehouden met de algemene zorgplicht die op grond van de Wet natuurbescherming geldt. Dit houdt onder meer in dat bij de bouw dient te worden voorkomen dat bouwlampen voor lichtverstoring voor foeragerende vleermuizen zorgen. Voor verdere maatregelen wordt verwezen naar de gedragscode natuurbescherming.
De Wnb vormt het wettelijke kader voor de bescherming van Natura2000-gebieden. De wet bepaalt dat projecten en andere handelingen die de kwaliteit van natuurlijke habitats en de habitats van soorten in een Natura2000-gebied kunnen verslechteren of die een significant verstorend effect kunnen hebben op soorten waarvoor het gebied is aangewezen, niet mogen plaatsvinden zonder vergunning.
Het plangebied is niet gelegen in een Natura2000-gebied, zodat er uitsluitend sprake is van externe werking. Gezien de kleinschalige aard van het planvoornemen en de grote afstand tot de dichtstbijzijnde Natura2000-gebieden (Krammer-Volkerak, 7 km), is geen sprake van verstoring door licht, trilling, optische verstoring of verstoring door mechanische effecten.
Stikstofdepositie
In het kader van de gebiedsbescherming van Natura2000-gebieden is, naar aanleiding van de uitspraak van de Raad van State ten aanzien van het PAS, voor iedere ruimtelijke ontwikkeling een beoordeling van de stikstofeffecten voor Natura 2000-gebieden noodzakelijk. De drempelwaarde die onder het PAS werd gehanteerd is namelijk vervallen, waardoor zal moeten worden aangetoond dat een plan geen stikstofdepositie op nabijgelegen Natura2000-gebieden heeft. Deze effecten worden gemeten op twee cijfers achter de komma waardoor een activiteit doorgang kan vinden als de depositie op de rekenpunten binnen nabijgelegen Natura2000-gebieden niet hoger is dan 0,00 mol/ha/jaar. Activiteiten worden in de regel onderverdeeld in verschillende fases. Zo is er de realisatiefase (die van tijdelijke aard is) en de gebruiksfase (die een continue emissie genereert).
Om de stikstofdepositie van woningbouw in kaart te brengen is door de Rijksoverheid een handreiking Woningbouw en AERIUS opgesteld. Hierin wordt de stikstofdepostie van woningbouw op basis van gemiddelde situaties en afstand berekend. Daarbij wordt ervan uitgegaan dat conform het Bouwbesluit gasloos en haardloos wordt gebouwd. Onder deze aannames is de mogelijke stikstofdepositie ten gevolge van de aanlegfase in vrijwel alle omstandigheden dominant. De tabel geeft inzicht in het verloop van deze depositie, uitgaande van een gemiddelde situatie en de daarbij behorende afstand. Samengevat: bij maximaal 50 laagbouwwoningen, gebouwd op zandgrond op minimaal 7 km afstand van een Natura 2000-gebied, is de stikstofdepositie onder gemiddelde omstandigheden 0,00 mol/ha/jaar.
In het onderhavige plan wordt de aanbouw gerealiseerd bij een bestaande woning. Dat betekent dat er slechts sprake is van een realisatiefase waarin bijvoorbeeld mobiele werktuigen worden ingezet.
Beoordeling
Aangezien het planvoornemen slechts voorziet in het realiseren van een aanbouw aan een bestaande woning (en dus niet voorziet in de toevoeging van een woning) en de afstand tot het dichtstbijzijnde Natura2000-gebied 7 kilometer bedraagt, kan worden geconcludeerd dat de stikstofdepositie van de aanleg 0,00 mol/ha/jaar bedraagt.
Externe veiligheid heeft betrekking op locaties waar een ongeval met gevaarlijke stoffen kan plaatsvinden, waardoor personen die geen directe relatie hebben tot de risicovolle activiteit zouden kunnen komen te overlijden. Bij een ruimtelijke besluit voor het toelaten van (beperkt) kwetsbare objecten moet worden getoetst aan risiconormen en veiligheidsafstanden. Dit is met name relevant op korte afstand van risicobronnen. Indien een (beperkt) kwetsbaar object wordt toegelaten binnen het invloedsgebied van een belangrijke risicobron, moet ook het groepsrisico worden verantwoord. Bovendien is het van belang om af te wegen in hoeverre nieuwe risicobronnen binnen een plangebied worden toegestaan.
Voor de beoordeling van een ruimtelijk plan moet voor externe veiligheid worden vastgesteld of het plangebied is gelegen binnen het invloedsgebied van specifieke risicovolle inrichtingen, relevante transportroutes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen of relevante buisleidingen. Toetsingskaders zijn het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb). Daarnaast zijn in het Vuurwerkbesluit en het Activiteitenbesluit milieubeheer veiligheidsafstanden genoemd die rond stationaire risicobronnen, niet zijnde een Bevi-inrichting, moeten worden aangehouden.
Uitsnede verbeelding risicokaart (bron: risicokaart.nl)
De woning Brugstraat 8 dient te worden aangemekrt als een kwetsbaar object. De voorgenomen ontwikkeling houdt echter geen toevoeging van een nieuw kwetsbaar object in. Daarnaast heeft deze ook niet als gevolg dat er meer personen in het besluitgebied aanwezig zullen zijn. Hoewel de voorgenomen ontwikkeling hiermee in beginsel geen gevolgen heeft voor het plaatsgebonden risico en groepsrisico is het aspect externe veiligheid in het kader van de zorgvuldigheid opnieuw beoordeeld.
Risicovolle inrichtingen
Uit de risicokaart (www.risicokaart.nl) blijkt dat het plangebied onder meer is gelegen in de omgeving van de bedrijven Suikerfabriek Dinteloord (Suikerunie) aan de Noordzeedijk (520 meter), Agro service Koopmans Van den Dries aan de Appelaarseweg in fijnaart (850 m) en Schrauwen aan de Parallelweg in Stampersgat (1060 m). Het plangebied ligt buiten het invloedsgebied van deze bedrijven.
Transport gevaarlijke stoffen en leidingen
Uit de risicokaart blijkt dat het plangebied buiten het invloedsgebied van wegen en spoor ligt: de dichtstbijzijnde risicobron is de Rijksweg A17, waarover transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Het invloedsgebied van de A17 bedraagt 200 meter aan weerszijden van de weg. Het perceel ligt op een afstand van meer dan 3 km van deze snelweg af. Daarmee ligt de projectlocatie geheel buiten de invloedssfeer van deze transportroute.
De Rijksweg A17 (wegvak B13) bevat geen groepsrisico, echter wel een plaatsgebonden risico van 17 meter en een plasbrandaandachtsgebied. Op basis van het Basisnet weg kan worden geconcludeerd dat de projectlocatie ook niet binnen de plaatsgebonden risicocontour van de rijksweg ligt. Een berekening van het groepsrisico is niet noodzakelijk.
Ten slotte loopt ten zuiden van de projectlocatie een hogedrukgasleiding van de Gasunie (Z-529-02 en Z-529-09). De afstand van deze gasleiding tot de projectlocatie bedraagt minimaal 277 meter, waarmee deze buiten het invloedsgebied van deze gasleiding is gelegen.
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmeringen voor het planvoornemen.
In het kader van het planvoornemen dient rekening te worden gehouden met eventueel in het besluitgebied te verwachten archeologische en cultuurhistorische waarden.
Archeologie
Om inzicht te krijgen welke archeologische vondsten er in Halderberge verwacht kunnen worden, hanteert de gemeente een archeologische verwachtingskaart. Op deze kaart worden het buitengebied en het stedelijke gebied onderscheiden. Het onderhavige besluitgebied is gelegen in het stedelijke gebied. In dit gebied zijn twee verwachtingswaarden mogelijk:
De gemeente Halderberge streeft naar een gedegen, proactief en geïntegreerd gemeentelijk archeologiebeleid. dit is opgenomen in de 'Beleidsnota archeologie' van de gemeente Halderberge. Hierdoor kan de gemeente zorgen voor maatwerk, kwaliteit, beleefbaarheid, kostenbesparing, vermeerdering van kennis en een betere kennisoverdracht.
Als basis voor het gemeentelijke beleid geldt de volgende doelstelling: Het archeologiebeleid van de gemeente Halderberge heeft tot doel haar archeologische erfgoed te beschermen en ontsluiten als bron van het ’gemeenschappelijke geheugen’ en als middel voor wetenschappelijke studie, zonder meer maatschappelijke lasten in het leven te roepen dan strikt noodzakelijk.
De uitgangspunten die voor het gemeentelijk archeologiebeleid worden gehanteerd, sluiten voorlopig vooral aan bij de uitgangspunten van de Erfgoedwet (voorheen Monumentenwet 1988):
Cultuurhistorie
In de provincie Noord-Brabant dienen in het kader van het behoud van waardevolle cultuurhistorische elementen en archeologische vindplaatsen, ruimtelijke plannen te worden getoetst aan de provinciale Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW). Hierop staan de bepalende cultuurhistorische elementen aangeven.
De gemeente heeft op 22 september 2011 een beleid vastgesteld waarin is vastgelegd dat zorgvuldig omgegaan wordt met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen de gemeente Halderberge. Bij het ontwikkelen van nieuwe ruimtelijke plannen moet cultuurhistorie dan ook een volwaardige plaats én inbreng krijgen. Daarnaast dient kennis te bestaan over de aanwezige cultuurhistorische en monumentale waarden. Aanvullend is op het beleid per 6 februari 2014 een gemeentelijke Cultuurhistoriekaart beschikbaar. De informatie op deze kaart is vergelijkbaar met de provinciale CHW.
Daarnaast kent de gemeente Halderberge een 'Beleidsnota Cultuurhistorie'. In de monumentale objecten en het landschap van Halderberge is nog veel terug te vinden van de geschiedenis en de ontwikkeling van de streek. Monumenten en het historische landschap vormen als het ware de beelddragers van de Halderbergse identiteit. De dorpen en het buitengebied van Halderberge zijn enerzijds door allerlei ontwikkelingen sterk gewijzigd, maar anderzijds is er ook veel hetzelfde gebleven. De kunst is nu om bij al die veranderingen het karakter van Halderberge te koesteren en te versterken.
Het gemeentebestuur van Halderberge wil naar een beleid waarin sprake is van zorgvuldig omgaan met de aanwezige cultuurhistorische waarden binnen Halderberge. De centrale visie van deze nota luidt: cultuurhistorie is een belangrijke drager van de identiteit van Halderberge en maakt integraal onderdeel uit van de ruimtelijke ontwikkeling van Halderberge, waardoor ontmoetingen van heden en verleden gelden als uitdaging en inspiratiebron voor de toekomst.
Archeologie
Op de Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart van de gemeente Halderberge is aan het besluitgebied een lage archeologische verwachtingswaarde toegekend. Er is op grond van het geldende bestemmingsplan dan ook geen dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie' van toepassing. Gelet hierop hoeft inzake het aspect archeologie geen nader onderzoek te worden verricht. Indien bij bouwwerkzaamheden archeologische resten worden gevonden, wordt hiervan melding gemaakt op grond van de Erfgoedwet.
Uitsnede Archeologische verwachtingskaart
Uitsnede Archeologische verwachtings- en beleidsadvieskaart stedelijk gebied. Gebied met hoge archeologische verwachtingswaarde oranje aangeduid. Besluitgebied indicatief aangeduid met rode omkadering.
Cultuurhistorie
Op de CHW is te zien dat het besluitgebied geen deel uitmaakt van archeologische landschappen, cultuurhistorisch waardevol gebied of cultuurhistorische landschappen. Tevens is geen sprake van een complex van cultuurhistorisch belang.
Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart (CHW)
Uit de Cultuurhistoriekaart van de gemeente Halderberge volgt dat het besluitgebied is gelegen in het gebied 'inundatiegebied Zuider Frontier'. Ook staat de Brugstraat aangegeven als waarde historische geografie 'Oude hoofdroute'. Verder staat een (verdwenen) molen in het landschap aangeduid nabij het besluitgebied. Het voorgenomen initiatief doet geen afbreuk aan de cultuurhistorische waarden binnen de gemeente.
Uitsnede Cultuurhistorische Waardenkaart gemeente Halderberge
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Hierin wordt beschreven hoe rekening is gehouden met de gevolgen van het plan voor de taken en belangen van het waterschap.
Het waterschap Brabantse Delta is verantwoordelijk voor het waterbeheer in de gemeente op basis van de volgende wettelijke kerntaken: het zuiveringsbeheer, watersysteembeheer, beheer van dijken en beheer van vaarwegen. Het watersysteembeheer – waaronder grondwater – heeft daarbij twee doelen: de zorg voor gezond water en de zorg voor voldoende water van voldoende kwaliteit.
Het beleid en de daarmee samenhangende doelen van het waterschap zijn opgenomen in het Waterbeheerplan 2016-2021, dat tot stand is gekomen in samenspraak met de waterpartners. Zo zijn bijvoorbeeld relevante waterthema’s gekoppeld aan de belangrijkste ruimtelijke ontwikkelingen in de regio.
Daarnaast heeft het waterschap waar nodig toegespitst beleid en beleidsregels op de verschillende thema’s/speerpunten uit het waterbeheerplan en heeft het waterschap een eigen verordening: de Keur en de Legger.
Met de onderhavige ontwikkeling, waarbij slechts sprake is van een zeer geringe afwijking van de planologische bouwcontouren op een bouwperceel, neemt het bebouwd of verhard oppervlak in geringe mate toe.
Een toename in verhard oppervlak dient op grond van de beleidsregel 'Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen' in beginsel te worden gecompenseerd door de aanleg van functioneel open water. Volgens de eis van het waterschap Brabantse Delta dient echter pas bij een toename van verhard oppervlak met een oppervlakte van van 2.000 m2 of meer retentie te worden aangelegd. In de beoogde ontwikkeling (een aanbouw en uitbouw van respectievelijk 55 m2 en 9,92 m2) wordt deze grenswaarde niet overschreden. Watercompensatie is daarom niet aan de orde.
Initiatiefnemer ontwikkelt het bouwwerk voor eigen kosten en risico. De werkzaamheden vinden alle op eigen terrein plaats, in opdracht van initiatiefnemer. Ten behoeve van het plan zijn geen aanpassingen aan de openbare ruimte noodzakelijk.
Op grond van de Wet ruimtelijke ordening rust op de gemeente de verplichting tot het verhaal van kosten die tot de grondexploitatie behoren op basis van een exploitatieplan inzichtelijk te maken. De gemeente kan van een exploitatieplan afzien in bij algemene maatregel van bestuur aangegeven gevallen, of indien:
Ten behoeve van onderhavig plan is het stellen van eisen, regels of een uitwerking van regels aan werken en werkzaamheden met betrekking tot bouwrijp maken, aanleg van nutsvoorzieningen, inrichten van de openbare ruimte en uitvoerbaarheid niet noodzakelijk
De economische haalbaarheid van het planvoornemen mag op grond van het bovenstaande als voldoende gegarandeerd worden verondersteld.
De effecten van het planvoornemen op de (directe) omgeving mogen, mede op basis van de in deze ruimtelijke onderbouwing beschreven aspecten, als zeer beperkt en toelaatbaar worden beschouwd. Het planvoornemen voorziet in het realiseren van een uitbouw van de bestaande woning Brugstraat 8 te Stampersgat. De ruimtelijke en functionele structuur van de omgeving blijft hiermee ongewijzigd.
Op grond van het bovenstaande wordt de maatschappelijke haalbaarheid van het planvoornemen als voldoende gegarandeerd beschouwd.
Deze ruimtelijke onderbouwing is opgesteld als onderdeel van de omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 2.12, lid 1 onder a, sub 3 Wabo ten behoeve van het realiseren van een aanbouw aan de bestaande woning Brugstraat 8 te Stampersgat. De Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) bevat twee procedures voor het verkrijgen van een omgevingsvergunning, te weten de reguliere en de uitgebreide procedure. In het onderhavige geval, waarbij afgeweken wordt van het vigerende bestemmingsplan, dient de uitgebreide procedure te worden gevolgd.
Voor de uitgebreide voorbereidingsprocedure geldt een beslistermijn van maximaal zes maanden (art. 3:18 Awb). Anders dan bij de reguliere procedure dient het bevoegd gezag eerst een ontwerpbesluit te nemen voordat het een definitief besluit kan nemen. Dit ontwerpbesluit wordt ter inzage gelegd (art. 3:11 Awb) en hiermee wordt de gelegenheid geboden voor een ieder om een zienswijze tegen dit ontwerp in te dienen (art. 3:15 lid 2 Awb jo. art. 3.12 lid 5 Wabo). De termijn hiervoor is zes weken (art. 3:16 Awb). Op deze wijze heeft een ieder inspraak bij de vergunningverlening. De aanvrager van de omgevingsvergunning wordt (zo nodig) in gelegenheid gesteld op de zienswijzen te reageren. Het voorgaande gebeurt binnen de periode van zes maanden want hierna moet het bestuursorgaan een definitief besluit nemen, waarbij de zienswijzen in acht moeten worden genomen. Het bestuursorgaan kan de beslistermijn eenmalig verlengen met maximaal zes weken (art. 3:12 lid 8 Wabo). De eisen voor verlenging zijn echter strenger dan bij de reguliere voorbereidingsprocedure. Verlenging kan alleen indien het een ingewikkeld of omstreden onderwerp betreft, binnen acht weken nadat de aanvraag is ontvangen en voordat een ontwerpbesluit ter inzage is gelegd (art. 3:18 lid 2 Awb).
Na verlening van de omgevingsvergunning wordt deze voor de tweede maal voor een periode van zes weken (art. 6:7 jo. 6:8 lid 4 Awb) ter visie gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden op grond van artikel 8:1 jo 7:1 lid 1, onder d, Awb beroep instellen tegen de omgevingsvergunning bij de rechtbank en later in hoger beroep bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (art. 8:104 jo. 8:105 lid 1 Awb). Indien binnen de beroepstermijn geen beroep wordt ingesteld, is op grond van artikel 6.7 lid 2 Wabo de omgevingsvergunning na het verstrijken van de beroepstermijn onherroepelijk. Belanghebbenden kunnen op grond van artikel 8:81 Awb eventueel ook een voorlopige voorziening vragen tegen de omgevingsvergunning.