1.1 Plan
Het bestemmingsplan ‘Buitengebied, herziening De Biezen 3’ met identificatienummer NL.IMRO.1652.DeBiezen3-ON01 van de gemeente Gemert-Bakel.
1.2 Bestemmingsplan
De geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
1.3 Aan huis verbonden bedrijf
Het door één van de bewoners maar zonder personeel, bedrijfsmatig verlenen van diensten en/ of het door middel van handwerk uitoefenen van bedrijfsmatige activiteiten. Deze diensten en/of activiteiten dienen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie als (bedrijfs)woning. Nadrukkelijk worden detailhandel, anders dan een webwinkel met ondergeschikte opslag tot 20 m2, en prostitutie niet toegestaan.
1.4 Aan huis verbonden beroep
Het door één van de bewoners maar zonder personeel, uitoefenen van een beroep of beroepsmatig verlenen van administratieve-, juridische-, medische-, therapeutische-, lichaamsverzorgende-, kunstzinnige-, ontwerptechnische diensten of op hiermee gelijk te stellen diensten. De diensten dienen ondergeschikt zijn aan de hoofdfunctie als (bedrijfs)woning. Nadrukkelijk worden detailhandel, showroom(s) en prostitutie niet toegestaan.
1.5 Aanduiding
Een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
1.6 Aanduidingsgrens
De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
1.7 Aaneengebouwde woning
Een woning die onderdeel uitmaakt van minimaal drie aan-één-gebouwde woningen.
1.8 Aardkundige waarden
De waarden die aan gronden zijn toegekend vanwege het aanwezig zijn van geologische, geomorfologische,
bodemkundige en (geo)hydrologische verschijnselen en/of processen.
1.9 Achtergrondbelasting
De geurbelasting van alle veehouderijen samen op enige locatie.
1.10 Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen
Commissie van deskundigen op het gebied van agrarische bedrijfsactiviteiten en agrarische ontwikkelingen
die gemeenten adviseert over aanvragen op dit beleidsterrein. De commissie is ingesteld door de Stichting
Adviescommissie Agrarische Bouwaanvragen te 's-Hertogenbosch.
1.11 Afhankelijke woonruimte
Een bijbouw die qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de
huishouding uit een oogpunt van mantelzorg gehuisvest is.
1.12 Afrastering
Een afscheiding bestaande uit een open constructie bestaande uit palen met bedrading cq. draadwerk, dan
wel in gaasvorm.
1.13 Africhten van paarden
Activiteit als onderdeel van een productiegerichte paardenhouderij, waarbij omzet wordt behaald uit het africhten van paarden en/of pony’s, waaronder mede wordt verstaan het zadelmak maken, het betuigen en het keuringsklaar maken van paarden en/of pony’s.
1.14 Agrarisch bedrijf
Een inrichting die tot een, krachtens artikel 1.1, derde lid, Wet milieubeheer, aangewezen categorie behoort
en die is gericht op het voortbrengen van producten door het telen van gewassen of door het houden van dieren, zijnde: een (vollegronds)teeltbedrijf, een veehouderij, een glastuinbouwbedrijf of een overig agrarisch bedrijf.
1.15 Agrarisch (grond)gebruik
Het gebruik van gronden of gebouwen voor het telen van gewassen of het houden van dieren.
1.16 Agrarisch loonwerkbedrijf
Een agrarisch verwant bedrijf dat met behulp van landbouwwerktuigen werkzaamheden verricht voor agrarische bedrijven, zoals grond- en oogstwerkzaamheden, met uitzondering van mestbewerking.
1.17 Agrarisch verwant bedrijf
Een bedrijf met een verwantschap aan de agrarische sector, waarin gebruik wordt gemaakt van land- en
tuinbouwmethoden, dieren worden gehuisvest of werkzaamheden voor agrarische bedrijven worden verricht
met behulp van landbouwwerktuigen met uitzondering van mestbewerkingsbedrijven. Voorbeelden zijn: dierenasiels, -pensions en -klinieken, groencomposteringsbedrijven, hondenkennels, hoveniersbedrijven,
maneges, paardenpensions, stalhouderijen, loonwerkbedrijven, inclusief verhuurbedrijven voor landbouwwerktuigen, veetransportbedrijven, veehandelsbedrijven en proefbedrijven.
1.18 Agrarische waarden
De waarden die aan een gebied zijn toegekend vanwege de goede mogelijkheden voor de uitoefening van een doelmatige, agrarische bodem- en /of bedrijfsexploitatie.
1.19 Archeologisch monument
Terrein dat op basis van de Erfgoedwet is aangewezen als beschermd archeologisch monument.
1.20 Archeologische waarden
De waarden die aan gronden zijn toegekend in verband met de daar voorkomende archeologische relicten.
1.21 Architectonische waarden
De waarden, die aan een gebouw zijn toegekend vanwege de karakteristieke bouwkunst, bouwstijl of
bouwvorm.
1.22 Bebouwde kom
Het gebied waar de bebouwing een aaneengesloten karakter heeft. De grens van de bebouwde kom wordt
bepaald door de grens tussen dit bestemmingsplan en de bestemmingsplannen voor de kernen Gemert,
Bakel, De Mortel, Handel, Elsendorp, De Rips en Milheeze.
1.23 Bebouwing
Eén of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
1.24 Bebouwingsconcentratie
Een kernrandzone, bebouwingslint of bebouwingscluster.
1.25 Bebouwingscluster
Een vlakvormige verzameling van gebouwen in het buitengebied.
1.26 Bebouwingslint
Een lijnvormige verzameling gebouwen langs een weg in het buitengebied, enkelzijdig of dubbelzijdig
aanwezig, met geringe afstanden tussen de bouwkavels, veelal met een historisch gegroeide menging van
kleinschalige buitengebied- en niet- buitengebiedfuncties.
1.27 Bebouwingspercentage
Een in de regels of op de verbeelding aangegeven percentage dat de grootte van het deel van een
bestemmingsvlak aangeeft dat maximaal mag worden bebouwd.
1.28 Bebouwingsvrije zone bij een leiding
Een vrijwaringzone aan weerszijden van de hartlijn van de leiding die obstakelvrij moet blijven om een veilig
en bedrijfszeker transport te waarborgen en ter bescherming van gevaar voor personen en goederen in de
directe omgeving van de leiding.
1.29 Bed and breakfast
Recreatieve nevenfunctie gericht op het bieden van de mogelijkheid tot een toeristisch en veelal kortdurend
verblijf met het serveren van ontbijt, bestaande uit maximaal 4 slaapkamers en bijbehorende voorzieningen
voor maximaal 10 personen en maximaal 10 slaapplaatsen.
1.30 Bedrijf
Een organisatorische eenheid, waarbinnen op een bepaalde locatie commerciële activiteiten worden
uitgeoefend.
1.31 Bedrijfsgebouw
Een gebouw of een gedeelte van een gebouw, met uitzondering van de bedrijfswoning, dat dient voor de
uitoefening van één of meer bedrijfsactiviteiten.
1.32 Bedrijfsplan
Een rapport, waarin op een objectieve wijze inzicht wordt gegeven in de bedrijfseconomische,
bedrijfstechnische en eventuele andere aspecten die beoordeeld moeten worden bij het toetsen van de
aanvaardbaarheid van ontwikkelingen waarvoor deze planregels in principe mogelijkheden bieden.
1.33 Bedrijfs(vloer)oppervlak
De totale vloeroppervlakte van kantoren, winkels of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende
magazijnen en overige dienstruimten.
1.34 Bedrijfswoning
Een woning in of bij een gebouw of op een bestemmingsvlak, die uitsluitend is bedoeld voor de huisvesting
van (het huishouden van) een persoon wiens huisvesting daar, gelet op de bestemming van de grond ter
plaatse van het gebouw of het bestemmingsvlak, noodzakelijk is.
1.35 Beeldbepalend pand
De aan een bouwwerk toegekende waarde met betrekking tot karakteristiek, gaafheid/herkenbaarheid
(materie en concept), ouderdom en samenhang.
1.36 Beeldkwaliteit
Beeldkwaliteit is het samenstel van de beoordeling van:
- De plaats van de bebouwing (in het verleden en nu);
- De maten en verhoudingen van de gebouwen (in het verleden en nu);
- Het ritme of patroon van de bebouwing langs de weg, (in het verleden en nu);
- De beplanting, langs de openbare weg en op de particuliere gronden;
- Het materiaalgebruik voor de bebouwing en de straat;
- Het functioneren van de bebouwing (denk aan parkeren, geluidsoverlast e.d.);
- Kenmerkende objecten (een molen, kerk, bos, houtwal, kunst e.d.);
- Staat van verzorging (detaillering en onderhoud van gebouwen, weg- en bermonderhoud, verlichting e.d.); abiotische omgeving, patronen, structuren.
1.37 Beeldkwaliteitsplan buitengebied
Geformuleerde en toetsbare beeldkwaliteiten opgenomen in het als zodanig door de raad vastgesteld
beeldkwaliteitsplan, dat als bijlage 2 bij deze regels is gevoegd, danwel een later door de raad vast te stellen
beeldkwaliteitsplan.
1.38 Behoud en herstel watersystemen
Gebied naast een waterloop waar maatregelen op het gebied van morfologie en inrichting nodig kunnen zijn
om de doelstellingen uit het Provinciaal Waterplan 2010-2015 op het gebied van de ecologische kwaliteit van
oppervlaktewateren te behalen, zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Indien deze
provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.39 Beperkt kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een richtwaarde is bepaald
voor het plaatsgebonden risico, waar rekening mee gehouden moet worden. In artikel 1 lid 1 onder b van het
Bevi wordt een opsomming gegeven van objecten die onder deze definitie vallen.
1.40 Bergbezinkbassin
Een bijzondere vorm van een riooloverstort, om het onder bepaalde omstandigheden geloosde afvalwater te
verminderen en/of de samenstelling van dit afvalwater te wijzigen.
1.41 Beschermde monumenten (rijk en gemeentelijk)
Roerende en onroerende monumenten welke krachtens de monumentenwet of een gemeentelijke
monumentenverordening bescherming genieten.
1.42 Bestaand
- met betrekking tot bebouwing: de bebouwing als legaal aanwezig ten tijde van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan, dan wel zoals die mag worden gebouwd krachtens een vóór dat tijdstip verleende omgevingsvergunning;
- met betrekking tot gebruik: het gebruik ten tijde van inwerkingtreding van het plan, zoals toegestaan op grond van een onherroepelijke vergunning of op basis van het voorgaande onherroepelijke bestemmingsplan of op basis van daarop volgende omgevingsvergunningen ten behoeve van (wijzigen van) gebruik;
- in afwijking van het bepaalde onder b, geldt ten aanzien van de stikstofdepositie, de stikstofdepositie zoals is vastgelegd in de Natuurbeschermingswetvergunning van het desbetreffende bedrijf, danwel de feitelijke situatie in de periode 2012-2014.
1.43 Bestaand stedelijk gebied
Gebied dat het bestaande ruimtebeslag van een kern bevat ten behoeve van een samenhangende ruimtelijke
structuur van stedelijke functies, zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Indien deze
provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.44 Bestaande oppervlakte dierenverblijf, niet zijnde geitenhouderij
De oppervlakte van een dierenverblijf die:
- op 17 maart 2017 legaal aanwezig of in uitvoering was; of
- mag worden gebouwd krachtens een vóór 17 maart 2017 verleende vergunning.
1.45 Bestemmingsgrens
De grens van een bestemmingsvlak.
1.46 Bestemmingsvlak
Een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
1.47 Bewijs van staldering
Schriftelijk bewijs dat binnen het stalderingsgebied een bestaand dierenverblijf van een hokdierhouderij is
gesaneerd door sloop of herbestemming waarbij het gebruik als dierenverblijf juridisch en feitelijk is
beëindigd.
1.48 Bijbehorend bouwwerk
Uitbreiding van het hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend
hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk, met
een dak.
1.49 Bijgebouw
Een vrijstaand of aangebouwd gebouw, dat in bouwkundig en functioneel opzicht ondergeschikt is aan de op
hetzelfde bouwperceel gelegen bedrijfswoning.
1.50 Biovergisting
Het vergisten van bedrijfseigen en aangevoerde mest en co-producten voor de opwekking van elektriciteit,
het indrogen van het digestaat dat ontstaat als restproduct van het vergistingsproces en de opslag van coproducten.
1.51 Bos
Terrein waarop bosbouw wordt uitgeoefend, zijnde het geheel van handelen en activiteiten gericht op de
duurzame instandhouding en ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen ten behoeve van (een of
meerdere van de functies) natuur, houtproductie, landschap, milieu (waaronder begrepen waterhuishouding)
en extensieve recreatie.
1.52 Bosbouw
Het geheel van bedrijfsmatig handelen en activiteiten gericht op de duurzame instandhouding en
ontwikkeling van bestaande en nieuwe bossen, ten behoeve van één of meerdere van de functies natuur,
houtproductie, landschap, milieu en recreatie.
1.53 Bouwen
Het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een
bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.
1.54 Bouwgrens
De grens van een bouwvlak.
1.55 Bouwlaag
Een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende
vloeren of balklagen is begrensd.
1.56 Bouwperceel
Aaneengesloten (kadastraal) vlak waarop functioneel bij elkaar behorende bebouwing en voorzieningen
worden geconcentreerd;
1.57 Bouwvlak
Een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde
gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
1.58 Bouwwerk
Elke bouwconstructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.
1.59 Bouwwerk, geen gebouw zijnde
Een bouwwerk bestaande uit een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende scheidingsconstructie. Voorbeelden hiervan zijn de overkapping en carport.
1.60 Buitenopslag
Het in de open lucht tijdelijk opslaan of opgeslagen houden van gerede of ongerede goederen, materialen,
werktuigen, machines of gebruiksklare of onklare voer- of vaartuigen of onderdelen hiervan.
1.61 Chalet
Een gebouwd onderkomen, niet zijnde een stacaravan, dat naar aard en inrichting kan dienen tot, dag of
nachtverblijf van één of meer personen in het kader van weekend- en/of verblijfsrecreatie.
1.62 Cultuurhistorisch waardevol pand
Pand dat van cultuurhistorische waarde wordt geacht op grond van typering, architectuur, landschappelijke
en/of stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving
en/of gaafheid en karakteristieke elementen.
1.63 Cultuurhistorische bebouwing
Bebouwing die van cultuurhistorische waarde wordt geacht op typering, architectuur, landschappelijke en/of
stedenbouwkundige situering, bijzondere vormgeving, bijdrage aan herkenbaarheid van de omgeving en/of
gaafheid en karakteristieke elementen en bepalend voor de identiteit van een plek of gebied en
aanknopingspunten biedend voor toekomstige ontwikkelingen.
1.64 Cultuurhistorische waarden
De waarden die aan een gebied of object worden toegekend in verband met het voorkomen van
archeologische waarden, bouwkundige waarden of historische landschapswaarden al dan niet in onderlinge
samenhang of beïnvloeding. Er is dan sprake van een driedeling:
- archeologische waarden;
- bouwkundige waarden of waarden van de gebouwde (of: bebouwde) omgeving;
- historische landschapswaarden of historisch- geografische waarden;
1.65 Dagrecreatie
Het verblijf voor recreatieve doeleinden elders dan in of bij de eigen woning zonder dat daar een overnachting
elders mee gepaard gaat.
1.66 Defensiezones
Radarverstoringsgebied van vliegbasis Volkel alsmede zoneringen gelegen rondom Vliegbasis De Peel: Inner
Horizontal en Conical Surface, invliegfunnel, munitiezones, KE-zones en geluidszone grondgebonden geluid.
1.67 Detailhandel
Het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, verkopen en/of leveren
van goederen aan personen die deze goederen kopen voor eigen gebruik, verbruik of aanwending anders dan
in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit.
1.68 Dierenpension/-asiel
Een bedrijf dat is gericht op de tijdelijke opvang en verzorging van kleine huisdieren.
1.69 Dierenverblijf
Gebouw voor het houden van landbouwhuisdieren, inclusief de daartoe behorende voorzieningen.
1.70 Evenemententerrein
Een terrein waar periodiek terugkerende evenementen worden gehouden, zoals een kermis,
kindervakantieweek, festival etc.
1.71 Extensieve recreatie
Die vormen van recreatie welke in hoofdzaak gericht zijn op natuur- en landschapsbeleving en die naar hun
aard harmoniëren met natuur en landschap, zoals wandelen, fietsen, skeeleren, kanoën en paardrijden.
1.72 Gebouw
Elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten
ruimte vormt.
1.73 Gebruiken
Gebruiken, doen of laten gebruiken.
1.74 Glastuinbouwbedrijf
Een niet grondgebonden agrarisch bedrijf waarbij de productie geheel of overwegend plaatsvindt in
permanente kassen of tunnels met een hoogte van 1 meter of meer.
1.75 Groene erfinrichting
Groenelementen, bestaande uit beplanting en/of andere groenelementen, zoals een poel of een vlinderweide.
De groene erfinrichting is van belang voor het behoud of versterken van de beeldkwaliteit ter plaatse.
1.76 Groenblauwe mantel
Gebieden met een belangrijke nevenfunctie voor natuur en water, die overwegend grenzen aan het Natuur
Netwerk Brabant en ecologische verbindingszone of die deze verbinden, een en ander zoals opgenomen in
de Verordening Ruimte 2014. Indien deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt
gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.77 Groepsaccommodatie
Een gebouw dat geheel of gedeeltelijk bedrijfsmatig ingericht is ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.78 Groepswoning
Eén wooneenheid in een gebouw met één adres, waarin meerdere afhankelijke, niet-zelfstandige
woonruimten (bijv. zorgplaatsen) zijn gevestigd.
1.79 Grondgebonden veehouderij
Een veehouderij die voldoet aan één van de volgende voorwaarden, zoals neergelegd in de 'Nadere regels
Verordening Ruimte 2014 - Brabantse Zorgvuldigheidsscore Veehouderij'. Indien deze nadere regels
gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.80 Hekwerk
Een bouwwerk van een constructie van enig materiaal met als functie erf- of perceelsafscheiding.
1.81 Hervestiging agrarisch bedrijf
Het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf van het ene agrarisch bestemmingsvlak naar een ander
agrarisch bestemmingsvlak.
1.82 Hobbymatig houden van dieren
Het houden van dieren zonder bedrijfsmatig karakter en dat niet valt onder het begrip 'Agrarisch bedrijf'.
1.83 Hokdierhouderij
Veehouderij met uitzondering van nertsenhouderij, melkrundveehouderij en schapenhouderij.
1.84 Hoofdgebouw
Een gebouw dat op een bouwperceel door zijn constructie, afmetingen of functie als het belangrijkste gebouw
valt aan te merken.
1.85 Hoofdverblijf
De plaats die fungeert als het centrum van de sociale en maatschappelijke activiteiten van betrokkene en
welke een voor permanente bewoning geschikte verblijfsplaats is, die tenminste bestaat uit een keuken,
woon-, was- en slaapgelegenheid.
1.86 Hoogzit
Een verhoging die ervoor zorgt dat het jachtveld beter is te overzien.
1.87 Horecavoorzieningen
Voorzieningen voor het bedrijfsmatig verstrekken van dranken en etenswaren voor gebruik ter plaatse
passend binnen de horecacategorie I en II zoals opgenomen in de Staat van horeca-activiteiten.
1.88 Hotel
Accommodatie voor het bedrijfsmatig verstrekken van logies.
1.89 Huishouden
Een aantal door eerstegraads familie- of vergelijkbare band aan elkaar gerelateerde personen, dat gezamenlijk
één eenheid vormt en als zodanig ook gebruik maakt van dezelfde gemeenschappelijke voorzieningen en de
gezamenlijke toegang in één wooneenheid (zoals een gezin, een gezin met inwonende familieleden).
1.90 Hydrologisch neutraal bouwen
Bouwen waarbij de nieuwe watersituatie minimaal gelijk moet blijven aan de uitgangssituatie. Hierbij mag de
grondwaterstand niet verlagen. Bij transformatie van landelijk naar bebouwd gebied mag de oorspronkelijke
landelijke afvoer niet overschrijden. Het waterpeil moet aansluiten bij de optimale grondwaterstanden.
1.91 Infiltratie
Het doorsijpelen van water door de bodem naar het grondwater.
1.92 Intensieve veehouderij
Een agrarisch bedrijf met een bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate in gebouwen plaatsvindt en
gericht is op het houden van dieren, niet zijnde een grondgebonden veehouderij.
1.93 Internethandel
Verkoop via internet aan particulieren. Er is géén showroom en de bestelling en betaling van producten
verloopt uitsluitend via internet. Bezorging van bestelde producten gebeurt per post/koerier. Opslag is
toegestaan zonder dat producten ter plaatse worden afgehaald, bekeken of betaald.
1.94 Inwoning
Het gebruik maken van extra onzelfstandige woonruimte in een bestaande woning waarin een gedeelte van
de huishouding is gehuisvest.
1.95 Kampeermiddel
Een tent, vouwwagen, kampeerauto of een caravan, met uitzondering van stacaravans, dan wel enig ander
onderkomen of voertuig of gedeelte daarvan, dat geen bouwwerk is en dat geheel of gedeeltelijk blijvend is
bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf.
1.96 Kampeerterrein
Een terrein dat geheel of gedeeltelijk is ingericht voor het plaatsen of geplaatst houden van kampeermiddelen
ten behoeve van recreatief nachtverblijf.
1.97 Kas
Een permanent gebouw waarvan de wanden en het dak voornamelijk bestaan uit glas of ander licht
doorlatend materiaal en dat dient voor het kweken, trekken, vermeerderen, opkweken of verzorgen van
vruchten, bloemen, groenten, planten of bomen. Schuurkassen en boog- en tunnelkassen van meer dan 1,5
meter hoog vallen ook onder dit begrip.
1.98 Kernrandzone
Een overgangszone tussen bebouwde kom en buitengebied, met daarin relatief veel bebouwing op korte
afstand van elkaar en met een ondergeschikte en/of afnemende agrarische functie.
1.99 Klein geïsoleerd water
Een oppervlaktewater met een natuurlijke bodem zoals zand, leem, of klei, dat niet in verbinding staat met
ander oppervlaktewater.
1.100 Kwaliteitsverbetering (van het landschap)
Een fysieke verbetering van de aanwezige en potentiële kwaliteiten van bodem, water, natuur, landschap,
cultuurhistorie en/of de extensieve recreatieve mogelijkheden van het gebied of de omgeving.
1.101 Kwetsbaar object
Een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) een grenswaarde is bepaald
voor het plaatsgebonden risico, die in acht genomen moet worden. In artikel 1 lid 1 onder l van het Bevi wordt
een opsomming gegeven van objecten die onder deze definitie vallen.
1.102 Landbouwhuisdieren
Gedomesticeerd dier dat om economische redenen wordt gehouden, waaronder in ieder geval worden
gerekend: runderen, varkens, schapen, geiten, pluimvee, paarden, konijnen en pelsdieren.
1.103 Landgoed
Een functionele eenheid, bestaande uit bos of andere natuur, al dan niet met agrarische gronden met een
productiedoelstelling. Vormen van bos- en landbouw kunnen onderdeel uitmaken van de bedrijfsvoering. Het
geheel omvat minimaal 10 hectaren grond en is overwegend openbaar toegankelijk. Op het landgoed staan
één of meer wooncomplexen met tuin van allure en uitstraling. Als ruimtelijk kenmerk geldt dat er een
raamwerk van wegen, waterlopen, lanen en singels is, waarbinnen de verschillende gebruiksvormen zijn
gerangschikt. Het geheel is een ecologische, economische en esthetische eenheid waarvan de invulling is
geïnspireerd door het omringende landschap, de cultuurhistorie en de bodemgesteldheid.
1.104 Landhuis
Een woning van allure op een landgoed.
1.105 Landschappelijke inpassing
Een zodanige vormgeving en inpassing van een ruimtelijke ontwikkeling door groene erfinrichting, dat deze
optimaal is afgestemd op de bestaande dan wel nog te ontwikkelen ruimtelijk, natuurlijke en
cultuurhistorische landschapskwaliteiten.
1.106 Landschappelijke waarden
De aan een gebied toegekende waarden, in verband met de waarneembare verschijningsvorm van dat gebied,
welke worden bepaald door de onderlinge samenhang en beïnvloeding van de levende en niet-levende
natuur.
1.107 Manege
Een bedrijf dat faciliteiten biedt voor beoefenaars van de paardensport, zoals het geven van paardrijlessen en
het verzorgen, dresseren en trainen van paarden en pony's.
1.108 Mantelzorg
Intensieve zorg of ondersteuning, die niet in het kader van een hulpverlenend beroep wordt geboden aan een
hulpbehoevende, ten behoeve van zelfredzaamheid of participatie, rechtstreeks voortvloeiend uit een tussen
personen bestaande sociale relatie, die de gebruikelijke hulp van huisgenoten voor elkaar overstijgt, en
waarvan de behoefte met een verklaring van een huisarts, wijkverpleegkundige of andere door de gemeente
aangewezen sociaal-medisch adviseur kan worden aangetoond.
1.109 Melkrundveehouderij
Melk(rund)veehouderij zoals bedoeld in de Verordening ruimte 2014 van de provincie Noord-Brabant. Indien
deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de
wijziging.
1.110 Mestbewerking
De toepassing van basistechnieken of combinaties daarvan met als doel de aard, samenstelling of
hoedanigheid van dierlijke mest te wijzigen, zoals droging, (co)vergisting, scheiding, hygiënisatie of
indamping van mest.
1.111 Milieucategorie
De milieucategorie die aan een bepaalde bedrijfsactiviteit is toegekend in de Brochure Bedrijven en
milieuzonering, editie 2009, uitgebracht door de Vereniging van Nederlandse Gemeente.
1.112 Minicamping
Een kampeerterrein waarop maximaal 25 kampeermiddelen mogen worden geplaatst gedurende de periode
van 15 maart tot en met 31 oktober.
1.113 Natuur Netwerk Brabant
Samenhangend netwerk van natuurgebieden van nationaal en internationaal belang met als doel de
veiligstelling van ecosystemen met de daarbij behorende soorten bestaande uit de meest waardevolle natuuren
bosgebieden en andere gebieden met belangrijke aanwezige en te ontwikkelen natuurwaarden. Een en
ander zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant. Indien deze provinciale verordening
gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.114 Natuur Netwerk Brabant-ecologische verbindingszone
Vaak langgerekt gebied, waarbinnen natuur- en landschapselementen zijn of worden gerealiseerd, gericht op
het verbinden van natuurgebieden. Een en ander zoals opgenomen in de Verordening Ruimte Noord-Brabant.
Indien deze provinciale verordening gedurende de planperiode wordt gewijzigd, wordt rekening gehouden
met de wijziging.
1.115 Natuurwaarden
De waarden die aan een gebied zijn toegekend in verband met het voorkomen van biotische en/of abiotische
elementen die bijdragen aan de diversiteit en natuurlijkheid van een gebied.
1.116 Nevenfunctie / nevenactiviteit
Het ontplooien van activiteiten op een bestemmingsvlak die niet rechtstreeks de uitoefening van de
hoofdbedrijfsvoering betreffen.
1.117 Niet-agrarisch bedrijf
Een ambachtelijk of industrieel bedrijf, niet zijnde een agrarisch of een agrarisch verwant bedrijf of
detailhandel, gericht op de productie of het verwerken of bewerken van goederen.
1.118 Nieuwvestiging agrarisch bedrijf
De projectie van een agrarisch bestemmingsvlak op een locatie die volgens het ter plaatse geldende
bestemmingsplan niet is voorzien van een bestemmingsvlak. Nieuwvestiging kan betrekking hebben op het
oprichten van een nieuw agrarisch bedrijf, het splitsen van een bestaand agrarisch bedrijf in twee of meer
bestemmingsvlakken, dan wel het verplaatsen van een bestaand agrarisch bedrijf naar een nieuw
bestemmingsvlak.
1.119 Omgevingskwaliteit
Waarde, die aan een gebied wordt toegekend in verband met het voorkomen van cultuurhistorische,
aardkundige, milieuhygiënische, natuurlijke en/of architectonische waarden van de bebouwde en
onbebouwde omgeving.
1.120 Omgevingsvergunning
Een vergunning voor het uitvoeren van een project dat invloed heeft op de fysieke leefomgeving, op grond
van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
1.121 Omschakeling agrarisch bedrijf
Het geheel, dan wel in overwegende mate binnen een bestaand agrarisch bedrijfsbestemmingsvlak
overstappen van de ene agrarische bedrijfsvorm naar een andere agrarische bedrijfsvorm (veehouderij,
glastuinbouw, (vollegronds)teeltbedrijf en overig agrarisch bedrijf).
1.122 Onverharde weg
Een onverharde weg met beperkt gebruik als ontsluitingsweg van de daaraan gelegen gronden en met
landschappelijke, ecologische en/of cultuurhistorische betekenis.
1.123 Oude akker
Een gebied dat op de topografische kaart van 1838 ofwel een aaneengesloten geheel van akkers is, of een
afwisseling van akkers, weiden en ander grondgebruik die naar hun ligging en verkavelingsstructuur een oude
indruk maken.
In ieder geval kan een oude akker bestaan uit verschillende individuele akkers en kan een ensemble van
verschillende cultuurhistorisch waardevolle elementen vormen, zoals:
- monumenten (rijks- of gemeentelijk),
- waterlopen c.q. vennen,
- verkaveling en wegen,
- (agrarische) bewoning en nederzettingsverplaatsing,
- erfafscheidingen (al dan niet groen of houtig),
- de typische openheid,
- de -eventuele- aanwezigheid van een afdekkende (dikke) teeltlaag,
- een relatie met de bijhorende nederzetting en de lagere en nabije graslandgebieden.
1.124 Overig agrarisch bedrijf
Een agrarisch bedrijf dat niet binnen de begripsbepaling van veehouderij, vollegrondsteeltbedrijf of
glastuinbouwbedrijf valt. Voorbeelden zijn: champignonkwekerijen, witlofkwekerijen, viskwekerijen,
paardenhouderijen en wormenkwekerijen.
1.125 Overkapping
Een bijbehorend bouwwerk, al dan niet aangebouwd aan een gebouw of een ander bouwwerk, bestaande uit
een gesloten bovenbeëindiging en ten hoogste één, al dan niet tot het bouwwerk behorende
scheidingsconstructies.
1.126 Paardenbak
Een omheind, niet overdekt terrein ingericht voor het africhten, trainen en berijden van paarden en pony's en
het anderszins beoefenen van de paardensport.
1.127 Productiegerichte paardenhouderij
een bedrijf waar uitsluitend of in hoofdzaak handelingen aan en/of met paarden en/of pony’s worden
verricht die primair gericht zijn op het voortbrengen, africhten, trainen, verhandelen en stallen van paarden
en/of pony’s.
1.128 Paviljoen
Ontvangstplek met als functie de entree van het natuurgebied met ruimten voor natuureducatie en daghoreca
behorend tot categorie I en II van de Staat van Horeca-activiteiten en met een bijbehorend terras en een
receptie.
1.129 Perceelsgrens
Een kadastrale grens van een perceel.
1.130 (Permanente) bewoning
Gebruik van een ruimte als hoofdverblijf.
1.131 Plattelandswoning (voormalige bedrijfswoning)
Een woning zoals bedoeld in artikel 1.1.a Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
1.132 Recreatiebedrijf
Een bedrijf dat gericht is op het bieden van mogelijkheden ten behoeve van recreatief dag- en nachtverblijf
en dat bedrijfsmatig wordt geëxploiteerd, zoals een kampeerterrein/ camping en een kamphuis.
1.133 Recreatieve nevenactiviteiten
Die vormen van recreatie zoals reeds bestaand, die plaats hebben op een locatie met een niet-recreatieve
hoofdfunctie, waarbij het medegebruik ondergeschikt is aan de hoofdfunctie en het hoofdgebruik.
1.134 Recreatiewoning/zomerhuis/chalet
Een gebouw dat dient als recreatieverblijf, waarvan de gebruiker zijn hoofdverblijf elders heeft.
1.135 Ruimtelijke kwaliteit
Kwaliteit van een gebied die bepaald wordt door de mate waarin sprake is van gebruikswaarde,
belevingswaarde en toekomstwaarde.
1.136 Specifiek gevoelige bestemming
De feitelijke functie van een gebouw en de daarbij behorende voorzieningen waar het gebruik bedoeld is om
mensen te laten verblijven. Het gaat hier onder andere om woningen (niet zijnde bedrijfswoningen),
zorgboerderijen, scholen, kinderdagverblijven, verzorgings-, verpleeg en bejaardenhuizen.
1.137 Staat van bedrijfsactiviteiten
Een Staat van Bedrijfsactiviteiten is een lijst waarin de meest voorkomende bedrijven en bedrijfsactiviteiten, al
naar gelang de te verwachten belasting voor het milieu, zijn ingedeeld in een aantal categorieën. Voor de
indeling in de categorieën zijn de volgende ruimtelijk relevante milieuaspecten van belang:
- geluid;
- geur;
- stof;
- gevaar (met name brand- en explosiegevaar).
Als Staat van bedrijfsactiviteiten voor dit bestemmingsplan geldt de 'Richtafstandenlijst voor milieubelastende
activiteiten' in de VNG-brochure 'Bedrijven en Milieuzonering' editie 2009 (ISBN: 9789012130813), met dien
verstande dat indien de genoemde VNG-brochure gedurende de planperiode wordt gewijzigd, rekening
wordt gehouden met de wijziging(en);
1.138 Stallen van paarden
Activiteit als onderdeel van een productigerichte paardenhouderij, waarbij omzet wordt behaald uit het
houden van paarden of pony’s van derden, waaronder wordt verstaan de verhuur van stalling met
accommodatie en/of weiland en het verzorgen van de paarden en/of pony’s.
1.139 Teeltondersteunende voorziening
Een voorziening in, op of boven de grond die door agrarische bedrijven met plantaardige teelten wordt
gebruikt om de volgende doelen na te streven:
- verbetering van de productie, onder meer door teeltvervroeging en -verlating, terugdringing van onkruidgroei en beperking van vraatschade;
- verbetering van de arbeidsomstandigheden, onder meer door gewassen verhoogd te telen;
- bereiken van positieve effecten op milieu en water (bodembescherming, terugdringen van onkruidbestrijding, effectief omgaan met water);
in de vorm van:
- permanente teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die voor onbepaalde tijd worden gebruikt, niet zijnde permanente kassen;
- tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen zijn voorzieningen die op dezelfde locatie gebruikt kunnen worden zo lang de teelt dit vereist, met een maximum van 6 aaneengesloten maanden. Deze tijdelijke voorzieningen hebben een directe relatie met het grondgebruik. Hieronder worden verstaan folies, insectengaas, acryldoek, wandelkappen, schaduwhallen, hagelnetten.
1.140 Tijdelijke sanitaire units
Sanitaire units ten dienste van de recreatieve activiteiten ter plaatse die tijdelijk worden geplaatst maximaal
gedurende de maanden mei tot en met augustus.
1.141 Toename van stikstofemissie en stikstofdepositie
- Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld in artikel 4.4.1 sub a. en artikel 6.4.1sub a., wanneer de emissie N/kg/jaar meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken.
- Er is sprake van een toename van stikstofemissie als bedoeld artikel 4.4.1 sub a. en artikel 6.4.1 sub a., wanneer de emissie N/kg/jaar meer bedraagt dan de emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting.
- Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/Kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied, dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
- Indien een gelijkblijvende of een afname van emissie N/kg/jaar afkomstig van het ten tijde van de vaststelling van het plan feitelijk aanwezige en planologisch legale gebruik van de betreffende gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting een hogere stikstofdepositie veroorzaakt op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied dan wordt dit eveneens beschouwd als een toename van stikstofemissie.
Als uitzondering op lid a, lid b, lid c en lid d van deze bepaling geldt het volgende. Er is geen sprake van een toename van stikstofemissie wanneer er sprake is van één van de volgende situaties:
- het gebruik van gronden en bouwwerken als bedoeld onder a en c of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld onder b en d veroorzaakt een stikstofdepositie op voor stikstof gevoelige habitats in een Natura 2000-gebied die afzonderlijk en, ingeval het project of de handeling betrekking heeft op een inrichting als bedoeld in artikel 1.1, derde lid, van de Wet milieubeheer, in cumulatie met andere projecten of handelingen met betrekking tot dezelfde inrichting in de periode waarvoor het programma aanpak stikstof geldt, kleiner is dan 0,05 mol N/Kg/jaar;
- de emissie N/Kg/jaar afkomstig van het agrarisch bedrijf bedraagt niet meer dan de emissie of het gebruik van gronden en bouwwerken behorend tot de inrichting als bedoeld in lid b of d conform een ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan verleende en onherroepelijke vergunning als bedoeld in artikel 19d Natuurbeschermingswet 1998 en/of artikel 2.7 lid 2 Wet natuurbescherming, en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt, dan wel een verleende en onherroepelijke omgevingsvergunning die met toepassing van hoofdstuk IX Natuurbeschermingswet 1998 dan wel onder toepassing van artikel 2.2aa Bor juncto artikel 2.1 lid 1 onder i Wabo is verleend en waarvoor een passende beoordeling is gemaakt.
- voor zover sprake is van een toename gelegen tussen de 0,05 en 1 mol N/Kg/jr, er beschikt wordt over een geregistreerde melding als bedoeld in artikel 8 Regeling programmatische aanpak stikstof/artikel 2.7 Regeling natuurbescherming;
- het weiden van vee en het op of in de bodem brengen van meststoffen.
- Onder 'programma aanpak stikstof' als bedoeld in lid e onder 1 van deze bepaling wordt verstaan het programma als bedoeld in artikel 19kg, eerste lid van de Natuurbeschermingswet 1998/artikel 2.9 Wet natuurbescherming juncto titel 2.1 van het Besluit natuurbescherming.
1.142 Trekkershut
Een houten blokhut met maximale grootte van 15 m², waarvoor een omgevingsgunning is vereist en dat dient
als recreatief nachtverblijf voor wisselende groepen van recreanten, die elders hun hoofdverblijf hebben.
1.143 Tuincentrum
Een bedrijf, waar planten en siergewassen worden gekweekt maar waar de hoofdactiviteit bestaat uit de
detailhandel in planten, siergewassen en andere goederen en materialen voor het aanleggen, onderhouden
of verfraaien van tuinen.
1.144 Uitbreiding agrarisch bedrijf
Vergroting van het bestaande bouwvlak.
1.145 Uitbreiding bedrijfsbebouwing
Het vergroten van de oppervlakte bedrijfsbebouwing of een gebruikswijziging van bestaande gebouwen
gericht op het in gebruik nemen van gebouwen voor de uitoefening van het bedrijf.
1.146 Veehouderij
Een agrarisch bedrijf gericht op het fokken, mesten en houden van runderen, varkens, schapen, geiten,
pluimvee, tamme konijnen en pelsdieren.
1.147 Veiligheidszone bij een leiding
Een zone aan weerszijden van de hartlijn van een leiding die op basis van richtlijnen en/of regelgeving van het
ministerie van VROM en/of het ministerie van Defensie is toegekend en die toeziet op de externe veiligheid.
Binnen deze zone mag geen opslag plaatsvinden of gebouwd worden zonder toestemming van de
leidingbeherende instantie.
1.148 Verhandelen van paarden
Activiteit als onderdeel van een productiegerichte paardenhouderij, waarbij omzet wordt gehaald uit de inen
verkoop van paarden en/of pony’s.
1.149 Verharding
Materiaal, meestal bestaande uit steenachtige soorten dat is gelegen op de bodem en dat leidt tot een
versteviging van het oppervlak, inclusief halfverharding, zijnde verharding waarbij geen sprake is van
massieve toplaag.
1.150 Vergund
Een bouwwerk of gebruik waarvoor een vergunning met een onherroepelijke status, al dan niet bestaand, ten
tijde van de tervisielegging van het ontwerpbestemmingsplan aanwezig is.
1.151 Voldoende parkeergelegenheid
Een zodanige hoeveelheid parkeergelegenheid en/of laad- en losruimte met de daarbij behorende
afmetingen, waarmee voldaan wordt aan:
- de normen in de beleidsregels die zijn neergelegd in de 'Nota Parkeernormen Gemert-Bakel 2017' voor zover het betreft het grondgebied van de gemeente Gemert-Bakel (Bijlage 3). Indien deze beleidsregels gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging; dan wel
- specifieke parkeernormen zoals aangegeven in de regels; dan wel
- de normen voor laad- en losruimte, die zijn neergelegd in de 'ASVV 2012'. Indien deze normen gedurende de planperiode worden gewijzigd, wordt rekening gehouden met de wijziging.
1.152 (Vollegronds)teeltbedrijf
Een agrarisch bedrijf in de land- en tuinbouwsector dat zich richt op het telen van gewassen met een
bedrijfsvoering die geheel of in overwegende mate niet in gebouwen plaatsvindt.
1.153 Vollegrondboomteelt
Het telen van (laan)bomen rechtstreeks in de bodem zonder dat er gebruik wordt gemaakt van enige
teeltondersteunende voorziening.
1.154 Volwaardig agrarisch bedrijf
Een bedrijf met de omvang van ten minste één volwaardige arbeidskracht met een daarbij passende
arbeidsomvang en een daaruit te verwachten redelijk inkomen.
1.155 Voorgevelrooilijn
- Langs de wegzijde met een regelmatige of nagenoeg regelmatige ligging van de voorgevels van de bestaande bebouwing: de evenwijdig aan de as van de weg gelegen lijn, die zo veel mogelijk het beloop van de voorgevels van de bestaande bebouwing volgt met een zo veel mogelijk gelijkmatig beloop overeenkomstig de richting van de weg;
- Bij het ontbreken van bebouwing als bedoeld onder a. De denkbeeldige lijn die gevormd wordt door de krachtens deze planregels toegelaten bebouwing.
1.156 Voormalige bedrijfswoning
Een bedrijfswoning die in het verleden onderdeel is geweest van het bedrijf gelegen op het bestemmingsvlak
waarbinnen de woning is gelegen, en door derden, die niet functioneel zijn verbonden met het bedrijf, mag
worden bewoond.
1.157 Vormverandering van een bestemmingsvlak
Een wijziging van de begrenzing van een bouwblok zonder dat dit gepaard gaat met een vergroting van de
totale oppervlakte.
1.158 Vrijkomende/voormalige agrarische bedrijfslocatie (VAB)
Een agrarisch of niet-agrarisch bestemmingsvlak waarop in het verleden een agrarisch bedrijf werd
uitgeoefend en waarvan de bedrijfsgebouwen nog geheel of gedeeltelijk bestaan.
1.159 Waterberging
Het in tijden van overvloedige neerslag tijdelijk vasthouden van water.
1.160 Waterhuishouding
De wijze waarop water in een bepaald gebied wordt opgenomen, zich verplaatst, gebruikt, verbruikt en
afgevoerd wordt.
1.170 Wijzigingsplan
Een wijzigingsplan op grond van artikel 3.6, eerste lid, onder a van de Wet ruimtelijke ordening.
1.171 Woning
Een (gedeelte van een) gebouw met de doelstelling om één huishouden te huisvesten, eventueel in
combinatie met inwoning.
1.172 Woonboerderij
Een gebouw dat bestaat uit een (voormalige) agrarische bedrijfswoning met de in de bouwmassa opgenomen
(voormalige) agrarische bedrijfsruimten.
1.173 Zandwinning
Het bedrijfsmatig afgraven, scheiden en afvoeren van zandgrond(soorten) ten behoeve van de regionale bouwgrondstoffenvoorziening.
1.174 Zorgpension
Een recreatief pension voor maximaal 10 personen, zijnde mensen met een verstandelijke beperking.
1.175 Zorgplaats
Een woonruimte met zorg, zonder eigen adres, die deel uitmaakt van een wooneenheid in een gebouw met één adres. Een zorgplaats heeft geen eigen keuken; om te kunnen koken is er een gemeenschappelijke kookvoorziening.
1.176 Zorgvuldige dialoog
Een gesprek tussen initiatiefnemer en omwonenden gericht op het betrekken van belangen van omwonenden bij de ontwikkeling waarbij toepassing wordt gegeven aan de 'Spelregels voor het voeren van een zorgvuldige dialoog' zoals bijgevoegd als bijlage 5 bij de regels.
1.177 Zorgvuldige veehouderij
Veehouderij die door het treffen van maatregelen, onder andere gericht op landschap, het verder sluiten van
kringlopen op lokaal niveau, emissiebeperking en gezondheid voor mens en dier, ruimtelijk en maatschappelijk optimaal is ingepast in de omgeving. Voor de inzet van maatregelen zijn de 'Nadere regels Verordening ruimte Noord Brabant – Brabantse zorgvuldigheidsscore veehouderij', dan wel op een later tijdstip vastgestelde regels met betrekking tot een zorgvuldige veehouderij, van toepassing.