Plan: | Gemert-Bakel Buitengebied herziening december 2021 |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1652.Buitengebied122021-VA02 |
Sinds het verschijnen van het integrale bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2017", hebben in ons buitengebied al weer planologische ontwikkelingen plaatsgevonden. Na de integrale herziening op dit bestemmingsplan, behoeft het plan wederom een herziening vanwege ontwikkelingen die niet rechtstreeks mogelijk zijn in het bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan voorziet in deze ontwikkelingen.Het beleid en de planregels uit het 'moederplan' voor het buitengebied vormen het uitgangspunt bij de ontwikkelingen.
In dit bestemmingsplan gaat het om de volgende locaties:
Beëindiging van de varkenshouderijtak inclusief sloop van de aanwezige stallen, voorzetting van de akkerbouwtak en de bouw van drie Ruimte-voor-Ruimte woningen op het vrijkomende deel van het agrarische bedrijfsperceel.
Uitoefening van een zorgboerderij als nevenactiviteit bij een bestaand agrarisch bedrijf, in een nieuw bij het agrarisch bedrijf op te richten gebouw.
In het volgende hoofdstuk (2) is in het kort algemeen beleid verwoord dat voor alle plannen geldend is. Hierbij dient gedacht te worden aan het algemene rijksbeleid en provinciaal beleid. In een separate bijlage is dit beleid nader uitgewerkt. Specifieke aspecten van dit beleid worden bij het project zelf benoemd.
Voor de planontwikkelingen is in hoofdstuk 3 een korte toelichting opgenomen. De situatie wordt kort omschreven en aangegeven wordt wat de plannen zijn. De uitgebreide ruimtelijke onderbouwing, eventueel bijbehorende adviezen, (aanvullende) onderzoeken etc. zijn separaat als bijlagen bij dit bestemmingsplan gevoegd. Deze documenten zijn onlosmakelijk verbonden met onderliggend bestemmingsplan. Uit deze documenten blijkt dat de plannen voldoen aan een goede ruimtelijke ordening. In deze documenten wordt ook het beleid uitvoeriger, in relatie tot de plannen, besproken.
Hoofdstuk 4 van deze toelichting gaat in op de algemene haalbaarheid van dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 5 is ten slotte ruimte opgenomen voor het vooroverleg; de resultaten en verwerking van zienswijzen; en eventuele ambtshalve aanpassingen.
Bij het opstellen van het bestemmingsplan moet worden voldaan aan de van toepassing zijnde wet- en regelgeving op Rijks-, provinciaal en gemeentelijk niveau. In dit hoofdstuk worden de van toepassing zijnde beleidsstukken benoemd en wordt een samenvatting gegeven van de belangrijkste beleidskaders. Een uitgebreide beschrijving van deze en overige beleidsstukken is opgenomen in bijlage 1.
Met de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) geeft het Rijk richting aan de grote opgaven die de inrichting van Nederland de komende dertig jaar ingrijpend zullen veranderen. Denk aan het bouwen van ongeveer 1 miljoen nieuwe woningen, ruimte voor opwekking van duurzame energie, aanpassing aan een veranderend klimaat, ontwikkeling van een circulaire economie en omschakeling naar kringlooplandbouw. Alles met zorg voor een gezonde bodem, schoon water, behoud van biodiversiteit en een aantrekkelijke leefomgeving.
De NOVI richt zich op die ontwikkelingen waarin meerdere nationale belangen bij elkaar komen en keuzes in samenhang moeten worden gemaakt tussen die nationale belangen, zoals:
De NOVI biedt een duurzaam perspectief voor de leefomgeving. Hiermee wordt ingespeeld op de grote uitdagingen in de komende jaren. Allerlei trends en ontwikkelingen hebben invloed op de leefomgeving. Veranderende en groeiende steden, de overgang naar een duurzame en circulaire economie en het aanpassen aan de gevolgen van de klimaatverandering vormen slechts een deel van de opgave. Dit biedt kansen, maar vraagt wel om zorgvuldige keuzes, want de ruimte, zowel boven-, als ondergronds, is een schaars goed. Het combineren van al die opgaven vraagt een nieuwe manier van werken: niet van bovenaf opgelegd, maar in goede samenwerking tussen overheden, bedrijven, kennisinstellingen, maatschappelijke organisaties en burgers. De NOVI biedt een kader, geeft richting en maakt keuzes waar dat kan. Tegelijkertijd is er ruimte voor regionaal maatwerk en gebiedsgerichte uitwerking. Omdat de verantwoordelijkheid voor het omgevingsbeleid voor een groot deel bij provincies, gemeenten en waterschappen ligt, kunnen inhoudelijke keuzes in veel gevallen het beste regionaal worden gemaakt.
Aan de hand van een toekomstperspectief op 2050 brengt de NOVI de langetermijnvisie in beeld. Op nationale belangen wil het Rijk sturen en richting geven. Die komen samen in vier prioriteiten:
De NOVI dient op regionaal niveau uitgewerkt te worden, zodat een gebiedsgerichte aanpak en maatwerk mogelijk is. Deze uitwerking heeft nog niet plaatsgevonden. Deze ontbrekende regionale uitwerking samen met het hoge schaalniveau van de NOVI maken dat concrete aanwijzingen voor de diverse planonderdelen van deze bestemmingsplanherziening ontbreken.
Tevens zijn op rijksniveau de volgende wettelijke- en beleidskaders van belang voor dit bestemmingsplan:
de nationale belangen uit SVIR die juridische borging vragen, zijn uitgewerkt in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Het Barro is ook wel bekend als de AMvB Ruimte. Het Besluit geeft de juridische kaders die nodig zijn om het vigerend ruimtelijk rijksbeleid te borgen. De Regeling algemene regels ruimtelijke ordening (Rarro) is gebaseerd op het Barro;
Het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) bevat de uitwerking van bepalingen uit de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Op 1 oktober 2012 is het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd en is ‘de ladder voor duurzame verstedelijking’ daaraan toegevoegd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening door een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden.
Deze beleidskaders zijn nader beschreven in bijlage 1.
Op 14 december 2018 heeft de provincie Noord-Brabant de Omgevingsvisie Noord-Brabant "De kwaliteit van Brabant" vastgesteld. De omgevingsvisie bevat de belangrijkste ambities voor de fysieke leefomgeving voor de komende jaren. Dat gaat om ambities op gebied van de energietransitie, een klimaatproof Brabant, Brabant als slimme netwerkstad en een concurrerende, duurzame economie. De omgevingsvisie geeft ook aan op welke nieuwe manieren de provincie met betrokkenen wil samenwerken aan omgevingsvraagstukken en welke waarden daarbij centraal staan.
Met de omgevingsvisie wil de provincie vast aansluiten bij en gaan werken volgens de uitgangspunten van de nieuwe Omgevingswet. Samen met andere overheden, initiatiefnemers en andere betrokken partijen wordt actief gezocht naar een praktijk waarin deze nieuwe manier van werken centraal staat.
De Omgevingsvisie gaat over twee vragen:
De doelstelling die Noord-Brabant heeft voor 2050 is dat zij in dat jaar welvarend, verbonden en klimaatproof is. De welvaart wil de provincie bereiken door te investeren in een gezonde en sterke concurrentiepositie door het goede vestigingsklimaat voor bedrijven en kenniswerkers, maar ook door de voortrekkersrol in de transitie naar een innovatieve en duurzame economie. De provincie ziet welvaart niet alleen als economische bestaanszekerheid, maar ook als geluk, gezondheid en veiligheid van mensen. In dat kader stelt de provincie dat in 2050 bestaande problemen in de fysieke leefomgeving zijn opgelost en dat het robuuste natuurnetwerk uitstekend functioneert.
Dankzij investeringen in natuur, verdrogingsbestrijding, bodem, waterkwaliteit, een groene (natuurrijke) inrichting van woon- en werkgebieden en het terugdringen van emissies uit landbouw en industrie wil de provincie zowel de menselijke leefomgeving als die voor flora en fauna verbeteren. Dit leidt tot een goed welbevinden en een grote soortenrijkdom.
Voor wat betreft de verbondenheid is het streven van de provincie dat Brabant de centrale ligging uitstekend weet te benutten door goede verbindingen op zowel fysiek als op sociaalmaatschappelijk (digitaal) gebied. Daarbij is een van de doelen dat de logistieke bedrijvigheid nog steeds een topsector is, maar dan op een schonere en slimmere manier.
Daarnaast bieden nog zichtbare historische waarden, erfgoed en landschappelijke verscheidenheid een verbinding met het verleden. Deze elementen dienen te blijven behouden voor een aantrekkelijke omgeving als uitloopgebied voor de inwoners van steden en dorpen en voor recreatie. Met betrekking tot het streven klimaatproof te zijn wil de provincie in 2050 geheel energieneutraal zijn. Dit willen zij bereiken door alleen nog duurzame energie te gebruiken. Daarnaast wil de provincie verdere klimaatverandering tegengaan door de uitstoot van koolstofdioxide en de uitstoot van methaan uit de landbouw fors terug te dringen. Daarnaast wil de provincie goed om kunnen gaan met de klimaatverandering en de effecten daarvan. Hierbij staat duurzaam, gezond en klimaatbestendig bouwen centraal. Daarnaast dient voldoende ruimte beschikbaar te zijn om water op te vangen en vast te houden in tijden van droogte en om wateroverlast te voorkomen.
Op basis van deze doelstellingen heeft de provincie vier hoofdopgaven geformuleerd:
Deze opgaven worden niet los van elkaar gezien, maar zijn vanuit de basis met elkaar verbonden. Hierbij wordt gekeken vanuit een gebiedspecifieke benadering om de kansen en bedreigingen van de opgaven te benoemen en rekening te houden met de kansen vanuit andere hoofdopgaven.
Provinciale Staten van Noord-Brabant hebben op 25 oktober 2019 de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (planidn: NL.IMRO.9930.InterimOvr.va01) vastgesteld.
De Interim omgevingsverordening is een eerste stap op weg naar de definitieve omgevingsverordening. Hierin worden de bestaande verordeningen over de fysieke leefomgeving samengevoegd tot één Interim omgevingsverordening. Dit zijn de:
De Interim omgevingsverordening is beleidsneutraal van karakter. Dat betekent dat er geen nieuwe beleidswijzigingen zijn doorgevoerd, behalve als deze voortvloeien uit vastgesteld beleid, zoals de omgevingsvisie. Er heeft daarom ook geen expliciete afweging plaatsgevonden of de inzet van de verordening voor een bepaald onderwerp gecontinueerd moet worden. In beginsel zijn de huidige regels met het huidige beschermingsniveau gehandhaafd.
Deze beleidsneutrale omzetting betekent overigens niet dat er helemaal geen wijzigingen ten opzichte van de huidige verordeningen zijn verwerkt. De wijzigingen zijn in de toelichting van de verordening toegelicht. Op hoofdlijnen gaat het om:
De volgende beleidskaders waren van belang bij het opstellen van het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied 2017”:
- Structuurvisie Gemert-Bakel 2011-2021;
- Visie Plattelandsontwikkeling Gemert – Bakel;
- Uitvoeringsprogramma 2013-2020;
- Beleidskader plattelandswoningen;
- Woonvisie 2020 - 2024;
- Watertakenplan gemeente Gemert- Bakel;
- Gemeentelijk geurbeleid;
- Gemeentelijk archeologisch beleid;
- Gemeentelijk cultuurhistorisch beleid [Oude akkers];
- Gemeentelijk VAB-beleid;
- Beleidsnota Bed & Breakfast;
- Beeldkwaliteitsplan Buitengebied Gemert-Bakel;
- Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap Gemert-Bakel;
- Notitie Duurzaamheid in bestemmingsplan Buitengebied;
- Beleidsnotitie pluimvee.
Een korte beschrijving van de genoemde beleidsdocumenten en de relevantie voor en de borging daarvan in het onderliggende bestemmingsplan (moederplan) is weergegeven in bijlage 1.
Gemeentelijk watertakenplan 2019 – 2023
Het gemeentelijk waterbeleid is opgenomen in het watertakeplan 2019 – 2023 van de gemeente Gemert-Bakel d.d. 25 oktober 2018. De gemeente Gemert-Bakel hanteert bij ontwikkelingen een norm van 60 mm berging van regenwater per m2 verhard oppervlak. Deze eis geldt voor elke toename of wijziging van afvoerend verhard oppervlak, ongeacht de lozingssituatie.
Door klimaatverandering wordt het steeds belangrijker om de omgeving klimaatadaptief in te richten. Dat betekent onder meer dat we in staat moeten zijn om extreme neerslaghoeveelheden te verwerken. Het is vanuit economisch oogpunt niet haalbaar om deze doelstelling (alleen) te behalen door het ondergrondse systeem te verzwaren. De aanleg van waterberging op eigen terrein ontlast de regenwatervoorziening op openbaar terrein en levert een bijdrage aan het verminderen van wateroverlast. Daarom wordt in dit plan de aanleg van waterberging bij nieuwe ontwikkelingen voorgeschreven.
Uitgangspunten Watertoets
In december 2004 heeft het Dagelijks Bestuur van waterschap Aa en Maas de beleidsnota 'uitgangspunten watertoets Aa en Maas’ vastgesteld. De uitgangspunten zorgen ervoor dat de ‘watersysteembelangen’ een plek hebben in het watertoetsproces. Daarnaast is er nog een aantal ‘waterschapsbelangen’ die vanwege de directe ruimteclaims ook een plek in de ruimtelijke ordening moet krijgen. Daarmee wordt gekomen tot de volgende lijst van onderwerpen die uitgewerkt worden in het watertoetsproces:
Beleid waterschap Aa en Maas
Het beleid van waterschap Aa en Maas is er op gericht om bij nieuwbouw geen vermenging te laten optreden van schoon en vuil water en hanteert zij de stappen hergebruik - infiltratie - bufferen - afvoer als zijnde gewenst.
Beleidsuitgangspunten:
Waterbeheerplan 2016-2021 Waterschap Aa en Maas
In het Waterbeheerplan 2016 – 2021 is de strategie voor de genoemde periode vastgelegd. Er wordt voor gekozen om de lijn uit het WBP 2010 – 2015 door te zetten met nieuwe accenten.
De doelen op hoofdlijnen voor 2016-2021 zijn:
Naast de directe bijdrage aan een duurzame leefomgeving met de aanwezigheid van een goed functionerend watersysteem, draagt het waterschap via water ook bij aan bredere maatschappelijke thema’s:
Keur Waterschap Aa en Maas
Op 3 maart 2015 is de keur van waterschap Aa en Maas gewijzigd. De ‘oude’ keur is daarbij
vervangen door een nieuwe keur die geldt voor alle drie de Brabantse waterschappen.
Bij een toename en afkoppelen van het verhard oppervlak geldt het uitgangspunt dat plannen zoveel mogelijk hydrologisch neutraal worden uitgevoerd. Het doel van dit uitgangspunt is om te voorkomen dat hemelwater als gevolg van uitbreiding van het verhard oppervlak versneld op het watersysteem wordt geloosd. Voor lozingen op een oppervlaktewater eist het Waterschap daarom een vervangende berging, die de extra afvoer van het nieuwe verharde oppervlak als het ware neutraliseert. Gemeenten stellen vanuit hun eigen verantwoordelijkheid voorwaarden aan de afvoer via een rioleringsstelsel. Bij het invullen van de compensatieopgave wordt tevens gekeken naar de mogelijke realisering van andere waterdoelen. Het gaat hierbij dus om een optimale inpassing van een plan in zijn omgeving, waarbij ook gekeken moet worden naar het huidig en toekomstig functioneren van het totale (deel)stroomgebied waar de ontwikkeling onderdeel van uitmaakt. Naast het behoud van voldoende systeemrobuustheid, kan hiermee beter invulling worden gegeven aan de gewenste doelmatigheid. Bovendien biedt dit mogelijkheden voor waterschappen en gemeenten om ook andere dan hydrologische aspecten mee te nemen in de afweging. Het gaat hierbij bijvoorbeeld om het oplossen van waterkwaliteitsknelpunten of het tegengaan van verdroging.
De waterschappen maken bij het beoordelen van plannen met een toegenomen verhard oppervlak onderscheid tussen grote en kleine plannen. Hoewel er relatief veel kleine plannen zijn veroorzaken deze op deelstroomgebiedsniveau nauwelijks een toename van de maatgevende afvoer. Dit heeft er toe geleid dat voor kleine plannen kan worden volstaan met het toepassen van een eenvoudige rekenregel voor het bepalen van de compensatieopgave. Deze rekenregel is onderdeel van de algemene regel. Voor grotere plannen volstaat de rekenregel niet voor het bepalen van de compensatie-opgave, omdat de impact van dergelijke plannen op het watersysteem (veel) groter is. Voor grote plannen is daarom altijd een waterhuishoudkundig onderzoek door de initiatiefnemer noodzakelijk en dient het waterschap vroegtijdig te worden betrokken. Het document ‘Hydrologische uitgangspunten bij de Keurregels voor afvoeren van hemelwater, Brabantse waterschappen’ bevat de richtlijnen voor het waterhuishoudkundig onderzoek en kan zowel worden gebruikt door initiatiefnemer of adviesbureau voor het uitvoeren van het waterhuishoudkundig onderzoek, als door het waterschap voor het beoordelen ervan.
Voor een optimale inpassing van plannen met een uitbreiding van het verhard oppervlak is het noodzakelijk het waterschap in een vroeg stadium te betrekken. Dit geldt zowel voor kleine als grote plannen en vormt onderdeel van de watertoets. Alleen op deze wijze kunnen waterbeheerder en initiatiefnemer gezamenlijk zorgen voor het behoud van de robuustheid van het watersysteem en kan wateroverlast in de toekomst zoveel mogelijk worden beperkt.
Op de locatie De Wind 7 is momenteel sprake van een varkenshouderij met akkerbouwtak. De varkenshouderij wordt echter gestaakt. Om mogelijkheden op de locatie te benutten, worden de aanwezige stallen gesloopt voor Ruimte-voor-Ruimte woningen en wordt de bestemming omgezet naar een akkerbouwbedrijf. De Ruimte-voor-Ruimte woningen worden aan de westzijde van de huidige bedrijfslocatie gerealiseerd. De oostzijde van het perceel wordt in gebruik genomen voor het akkerbouwbedrijf. Binnen dit deel van het perceel is ook de bedrijfswoning gelegen. Na uitvoering van het plan is het niet langer mogelijk om een intensieve veehouderij te voeren op de locatie. In de toekomstige situatie is sprake van wonen en een agrarisch akkerbouwbedrijf.
De voorgenomen ontwikkeling past niet binnen de kaders van het vigerende bestemmingsplan. Het gewenste initiatief is wel mogelijk middels een herziening van het bestemmingsplan.
Ten behoeve van het akkerbouwbedrijf wordt het bestemmingsvlak beperkt gewijzigd.
Het plangebied omvat de percelen aan De Wind 7 te Gemert. De locatie is kadastraal bekend onder gemeente Gemert, sectie O, nummer 1225 (gedeeltelijk),1226, 2.962 (gedeeltelijk) en 2.963 (gedeeltelijk). Het plangebied ligt in het buitengebied van de gemeente Gemert-Bakel, ten noorden van de kern Gemert.
Figuur 3.2.1 Ligging plangebied (toelichting De Wind 7 Gemert, Geling Advies, 2021)
Op de locatie is het bestemmingsplan “Gemert-Bakel Buitengebied 2017” van toepassing. De locatie heeft de hoofdbestemming ‘Agrarisch – Agrarisch bedrijf’. Daarnaast heeft de locatie de dubbelbestemming ‘Waarde – Archeologie 5’, de functieaanduiding ‘intensieve veehouderij’ en ‘specifieke bouwaanduiding – beeldbepalend pand’.
Op onderhavige locatie zijn momenteel aanwezig een bedrijfswoning en twee varkensstallen. De drie gebouwen hebben een gezamenlijk oppervlak van circa 4.487 m2.
Figuur 3.2.2 Bestaande situatie (landschappelijke inpassing De Wind 7, Paumen, 2021)
De drie stallen zullen geamoveerd worden. De beeldbepalende bedrijfswoning blijft geheel behouden. Door de sloop van de bedrijfsbebouwing wordt ruimte gemaakt voor de bouw van een drietal ruimte voor ruimte woningen. Per woning mag er maximaal 150 m2 aan bijgebouwen aanwezig zijn. Aan de noordzijde van de weg komt ook een nieuwe akkerbouwloods. Deze krijg een oppervlakte van 300 m2.
Het uitgangspunt is het behouden van de karakteristiek van het boerenerf. Om dit te behouden is het voorstel een herverkaveling met drie nieuwe bouwpercelen met een ontsluiting vanuit de bestaande inrit van het erf. De woningen dienen allemaal zoveel mogelijk vrij uitzicht te hebben en ondergeschikt te zijn aan de beeldbepalende boerderij. De kavels zijn ingedeeld in percelen van ongeveer 1600 m2 tot 2400 m2. De beeldbepalende boerderij en de loods worden gescheiden door een poel en een fruitboomgaard. Dit is noodzakelijk om te kunnen voldoen aan de vanuit de milieuwetgeving noodzakelijke richtafstand voor het te behouden akkerbouwbedrijf.
De vormgeving betreft een eigentijdse architectuur passend bij de beeldbepalende boerderij en de omgeving zoals een moderne schuurwoning van 1 laag met een kap.
Figuur 3.2.3 Toekomstige verkaveling (toelichting De Wind 7 Gemert, Geling Advies, 2021)
De huidige en nieuwe bebouwing wordt landschappelijk ingepast. De landschappelijke context is te kenschetsen als bouwland in een oudere ontginning. Kenmerkend voor deze context is het voorkomen van:
In het beeldkwaliteitsplan buitengebied van de gemeente Gemert Bakel wordt het plangebied gerangschikt in de zone 'gehuchten in het Kampen-landschap'. Een groene uitstraling en erfbeplanting aan alle zijden vormen wezenlijke uitgangspunten van dit plan. Het plangebied wordt in de benadering en uit de nabijheid waargenomen vanaf de voornamelijk door bestemmingsverkeer benutte De Wind. Het wordt over grotere afstand waargenomen van de ten noorden gelegen Handelsesteeg en de ten oosten gelegen Boekelseweg. Het plangebied toont zich in een uit bomen en hagen bestaand groen kader en in relatie tot de uit bomenrijen langs de wegen bestaande coulissen. De uit een groensingel, hagen en bomen bestaande aanwezige beplanting sluit aan bij de landschappelijke context en wordt goed beheerd.
Figuur 3.2.4 Bestaande en nieuwe landschapselementen (landschappelijke inpassing De Wind 7, Paumen, 2021)
Met onderhavige herziening van het bestemmingsplan wordt de bestemming van de locatie deels omgezet naar 'Wonen', waarmee nieuwbouw van een drietal woningen mogelijk wordt gemaakt. Een deel van het bestemmingsvlak krijgt de agrarische bestemming. Tot slot krijgt de rest van het perceel de bestemming 'Agrarisch - Agrarisch bedrijf', ten behoeve van een akkerbouwbedrijf. Bij dit bedrijf komt, naast de bestaande loods, een nieuwe loods met een oppervlakte van 300 m2. Het bestemmingsvlak voor het bedrijf wordt hierbij beperkt gewijzigd om te komen tot een logische indeling van het perceel van het akkerbouwbedrijf.
Kwaliteitsverbetering van het landschap
De gemeente Gemert-Bakel heeft de ‘Handreiking Kwaliteitsverbetering van het landschap Gemert-Bakel’ vastgesteld. Aan de hand van deze handreiking wordt bepaald of een investering in kwaliteitsverbetering noodzakelijk is en als dit aan de orde is, hoeveel deze bijdrage moet zijn.
Voor de ontwikkeling van de ruimte voor ruimte kavels geldt dat een investering in kwaliteitsverbetering niet aan de orde is. De sloop van de stallen en het inleven van de fosfaatrechten voor het verkrijgen van de ruimte voor ruimte titel zijn aangemerkt als de investering in de kwaliteitsverbetering.
Voor de agrarische functie die gehandhaafd wordt, moet wel gekeken worden of sprake is van een investeringsplicht. Hiertoe is een berekening uitgevoerd naar de waardevermeerdering. Als een vergelijk gemaakt wordt tussen de huidige waarde van het bedrijf en de toekomstige waarde is sprake van een waardevermindering van € 261.300,-. Hiermee geldt er geen investeringsverplichting. Enkel het uitvoeren van landschappelijke inpassing is voldoende. Hiertoe is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld (zie figuur 3.2.4).
Op de locatie is de wens om een zorgboerderij te starten als neventak bij het bestaande agrarische bedrijf. Qua omvang zal het gaan om een dagbestedingslocatie voor circa 16 ouderen waarbij de doelgroep 55+'ers met een mantelzorgindicatie zijn. Doel is om hierbij "de sfeer van de boerderij" uit te stralen. De locatie aan de Kattevlaas heeft als hoofddoel om mantelzorgers te ontlasten.
In de toekomstige situatie is naar verwachting in eerste instantie 3 FTE werk en zal tevens een beroep worden gedaan op vrijwilligers. De professionele werkzaamheden zullen grotendeels worden ingevuld door de initiatiefnemers.
Op locatie zal een nieuw gebouw moeten worden opgericht. Binnen de bestaande bebouwing is onvoldoende ruimte voor het initiatief. De beoogde locatie voor het gebouw is naast de bestaande loods. Qua maatvoering is deze circa 34 meter inclusief de bestaande garage met een breedte van 14 meter.
De bebouwing wordt dusdanig geclusterd dat één geheel ontstaat. Dit is in lijn met de vroegere situatie waarin op deze locatie stallen stonden. De locatie wordt ontsloten via de Kattevlaas waarbij het doel is om cliënten in groepsritten te halen- en te brengen, zodat het aantal vervoersbewegingen beperkt kan blijven.
Het voorliggende initiatief speelt in op een maatschappelijk behoefte waarbij mantelzorgers worden ontlast en cliënten binnen "de sfeer van de boerderij" worden opgevangen.
De planlocatie aan Kattevlaas 4 te Milheeze in het buitengebied van de gemeente Gemert-Bakel. De planlocatie betreft het perceel kadastraal bekend als Gemeente: Bakel en Milheeze, sectie S nummer 312.
De bedrijfslocatie is gelegen binnen het bestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied 2017'', vastgesteld 2018-07-05. In het vigerend bestemmingsplan heeft de locatie de enkelbestemming Agrarisch - Agrarisch bedrijf. Er is feitelijk sprake van een akkerbouwbedrijf. In het verleden werden ook varkens gehouden.
Figuur 3.7.1 Geografische ligging planlocatie (Ruimtelijke onderbouwing Kattevlaas 4, Milheeze, Roba Advies, 2021)
Het plangebied is gelegen aan de Kattevlaas 4 te Milheeze. Het betreft een akkerbouwbedrijf. In het verleden werden vleesvarkens gehouden, maar deze tak is in het verleden reeds beëindigd. De stallen zijn destijds afgebroken.
In de beoogde situatie wordt aan het bestaande bouwvlak de functieaanduiding 'zorgboerderij' toegevoegd. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch – zorgboerderij' worden de bedrijfsactiviteiten ontplooit. Ter plaatse van die aanduiding wordt ook het gebouw voor de zorgboerderij gerealiseerd. Daarnaast wordt er een moestuin aangelegd waarin cliënten (een deel van) de dagbesteding kunnen doorbrengen.
De agrarische functie van de locatie komt niet te vervallen, de huidige bedrijfswoning en bedrijfsgebouwen van het agrarisch bedrijf blijven onverminderd agrarisch in gebruik.
Het bedrijf beschikt over eigen inritten. Dit blijft ongewijzigd. Iedere oprit heeft zijn eigen functie. Er is gekeken om de inrit aan de Hutsenbergweg te laten vervallen. Dit is onmogelijk gebleken. Er dient dan landbouwverkeer door een van de twee andere opritten te rijden. Deze opritten zijn hier niet op toegerekend. Voor het het vervoeren van cliënten, zal wel enkel de oprit naar de woning Kattevlaas 4 worden gebuikt. De inrit aan de Hutsebergweg zal worden afgesloten middels een hek en daarmee alleen gebruikt worden voor landbouwdoeleinden.
De nieuw op te richten bebouwing zal aansluitend worden gebouwd aan de bestaande kop van de garage en zal voldoen aan het beeldkwaliteitplan voor het buitengebied.
Figuur 3.7.2 Situatieschets op luchtfoto (Ruimtelijke onderbouwing Kattevlaas 4, Milheeze, Roba Advies, 2021)
Om te zorgen voor een goede landschappelijke inpassing van het nieuw te bouwen bijgebouw, zijn op de kavel al landschapsbomen, knotbomen, bomenrijen en (hoogstam)fruitbomen aangeplant. Deze landschapselementen zorgen voor voedsel, veiligheid en voortplantingsmogelijkheden voor diverse soorten fauna en voor de landschappelijke inpassing van de diverse bebouwingen op de kavel.
Het nieuw te bouwen bijgebouw en de bestaande bebouwing (woonhuizen en bijgebouwen) dienen goed landschappelijk ingepast te worden. Deels wordt hieraan al voldaan door de aanwezige landschapselementen op de kavel. Voor de geplande ruimtelijke ontwikkeling dient 20% van het bouwvlak te voldoen aan beplanting/ landschapselementen op de kavel. De ontwikkeling betreft hier categorie 1, voortkomend uit de handreiking 'Kwaliteitsverbetering van het landschap, Gemert-Bakel'.
Het bestaande inrichtingsplan gaat uit van een groene inpassing van de kavel en bebouwing met landschapsbomen, knotbomen, knip- en scheerhagen, houtsingels en (hoogstam)fruitbomen. In het kader van het planvoornemen wordt het inrichtingsplan aangevuld met de aanplant van landschapsbomen/een bomenrij (diverse soorten, 13 stuks), enkele knip- en scheerhagen (beukenhaag, 47 m²), een hoogstamfruitgaard (kers, appel, peer, pruim, 13 stuks) en een houtsingel (diverse soorten boom- en struikvormers, 395 en 417 m²).
Figuur 3.7.3 Landschappelijk inpassingsplan (Landschappelijk inpassingsplan Kattevlaas 4, Milheeze, BNL advies, 2021)
Hoofdstuk 5 van de Wro bevat een aantal financiële bepalingen, waaronder een regeling voor grondexploitatie ( afdeling 6.4 Wro) en een regeling voor tegemoetkoming in planschade ( afdeling 6.1 Wro).
In afdeling 6.4. zijn de mogelijkheden aangegeven die een gemeente heeft om kosten te verhalen en om eisen te stellen met betrekking tot de inrichting, kwaliteit en uitvoerbaarheid van bouwlocaties. In artikel 6.12 is bepaald dat bij de vaststelling van verschillende gemeentelijke plannen die mogelijkheden bieden voor het ontwikkelen van bepaalde in het Besluit ruimtelijke ordening aangewezen bouwplannen, tevens een exploitatieplan wordt vastgesteld op grond waarvan de gemeente de kosten van grondexploitatie kan verhalen. Dit is een verplichting die geldt voor bestemmingsplannen, wijzigingsplannen en beheersverordeningen. Artikel 6.2.1. van het Besluit ruimtelijke ordening bevat een opsomming van de bouwplannen waarvoor een exploitatieplan in principe verplicht is. Er zijn nogal wat bouwplannen waarvoor dit geldt:
Het onderhavige bestemmingsplan biedt mogelijkheden voor bouwplannen die in deze opsomming zijn genoemd. In principe dient er dus een exploitatieplan te worden vastgesteld. Echter voor de diverse plannen wordt met de eigenaren een exploitatieovereenkomst gesloten waarin de gemeentelijke kosten zullen worden verankerd. De kosten zijn dus anderszins verzekerd en hierdoor is een exploitatieplan niet vereist bij het bestemmingsplan.
Het bestemmingsplan kent ook enkele afwijkings- en wijzigingsmogelijkheden. Als hiervoor een aanvraag wordt ingediend, is dat een particulier initiatief dat geheel voor rekening komt van de aanvrager en waaraan voor de gemeente geen kosten zijn verbonden. De ambtelijke kosten zijn verdisconteerd in de leges. Als er onverhoopt toch andere kosten zijn, dan dient ter zake een exploitatieovereenkomst te worden afgesloten voordat de afwijkings- of wijzigingsprocedure wordt gestart. Het kostenverhaal is dus ook hier anderszins verzekerd.
Daar waar nieuwe ontwikkelingen middels dit bestemmingsplan worden mogelijk gemaakt, is er een risico op planschade. Als het een particulier initiatief betreft dan zal dit risico en de kosten die daarmee gemoeid zijn, verhaald worden op de initiatiefnemer. Hiervoor wordt voor elk particulier initiatief een planschadeovereenkomst afgesloten.
Nogal wat zienswijzen komen voort uit het feit dat een planontwikkeling niet met de buren is besproken. De gemeente raadt een initiatiefnemer dan ook dringend aan om zijn/ haar planinitiatief in een vroeg stadium te bespreken met de eigenaren van de omliggende percelen. Daartoe heeft de gemeente Gemert-Bakel de 'spelregels voor het voeren van een zorgvuldige dialoog' vastgesteld. Hiermee dient de initiatiefnemer de direct omwonenden/belanghebbenden te informeren over de voorgenomen planontwikkeling. Onderstaand een korte weerslag van de voor de diverse ontwikkelingen gevoerde omgevingsdailogen.
De Wind 7
Ten behoeve van de ontwikkeling is een zorgvuldige dialoog gevoerd. Uit deze gevoerde dialoog blijkt dat de omwonenden geen bezwaren hebben tegen de ontwikkeling.
Kattevlaas 4
Ten behoeve van de ontwikkeling is een zorgvuldige dialoog gevoerd. Uit deze gevoerde dialoog blijkt dat de omwonenden geen bezwaren hebben tegen de ontwikkeling.
Ten tijde van het vooroverleg maakten de ontwikkelingen op de locaties De Wind 7 Gemert en Kattevlaas 4 Milheeze integraal deel uit van het bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied, herziening december 2021. Bij de vaststelling van dat bestemmingsplan heeft de raad in eerste instantie besloten het bestemmingsplan niet vast te stellen voor de locaties De wind 7 en Kattevlaas 4. In tweede instantie heeft de raad alsnog besloten het bestemmingsplan voor genoemde locaties vast te stellen. Voorliggend bestemmingsplan vormt daarvan de weerslag. De vooroverlegreacties zijn destijds over het gehele plan uitgebracht en in voorliggend plan integraal overgenomen. Echter alleen de passages over De Wind 7 en Kattevlaas 4 zijn hier van toepassing.
Op 15 november 2021 is in het kader van het wettelijk vooroverleg een reactie ontvangen van de provincie Noord-Brabant op het voorontwerp bestemmingsplan. Hierin wordt enkel ingegaan op onderwerpen die vanuit het provinciaal ruimtelijk beleid relevant zijn. Het provinciaal ruimtelijk beleid is vastgelegd in de Brabantse Omgevingsvisie. De te beschermen provinciaal ruimtelijke belangen zijn vertaald in de Interim omgevingsverordening Noord-Brabant (IOV) die op 5 november 2019 in werking is getreden. De reactie van de provincie is op deze documenten gebaseerd. Per locatie gelden verschillende werkingsgebieden en naar gelang de aard van de ontwikkeling zijn verschillende bepalingen uit de IOV van toepassing. Per deellocatie volgen hierna inhoudelijke opmerkingen.
Reacties vooroverleg
Kwaliteitsverbetering landschap
In verband met de kwaliteitsverbetering van het landschap wordt opgemerkt dat het goed voorstelbaar is dat gelet op de aard van de ontwikkeling geen sprake is van waardevermeerdering. In de onderbouwing ontbreekt echter een nadere uitwerking van de ontwikkeling aan de hand van de gemeentelijke regeling voor kwaliteitsverbetering. Verzocht wordt de kwaliteitsverbetering van het landschap nader te onderbouwen en uit te werken.
Reactie:
De berekening in het kader van de kwaliteitsinvestering van het landschap is uitgevoerd. Hierin is alleen de wijziging van de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' in 'Wonen' meegenomen en zijn de Ruimte-voor-ruimtewoningen buiten beschouwing gelaten. In totaal is er in de beoogde situatie sprake van een waardevermeerdering van € 1.100,-. De investering heeft op basis hiervan een hoogte van € 220,-. Er wordt geïnvesteerd in de kwaliteitsverbetering van het landschap door de sloop van de pluimveestallen (1.230 m²); de hoogte van deze investeringskosten bedraagt € 30.750,-. Daarmee wordt ruimschoots voldaan aan de minimaal vereiste basisinspanning.
Ruimte voor ruimte
Er worden twee ruimte voor ruimte woningen beoogd. Wij merken met het oog op artikel 3.80, lid 1, sub a IOV op dat sprake dient te zijn van een aanzienlijke winst van de omgevingskwaliteit. De nadere onderbouwing dan wel bewijsstukken ontbreken hiervan.
Reactie:
De Ruimte-voor-ruimtetitels worden vóór vaststelling van het bestemmingsplan toegevoegd aan de stukken. De initiatiefnemer is in gesprek met de Ontwikkelingsmaatschappij Ruimte voor Ruimte van de provincie over de aankoop van de titels; het proces hiertoe is in gang gezet. De certificaten worden bijtijds toegevoegd aan de stukken van het bestemmingsplan.
Kwaliteitsverbetering van het landschap
Ook voor deze ontwikkeling ontbreekt een nadere uiteenzetting van de kwaliteitsverbetering van het landschap, waarbij via een berekening wordt aangetoond of al dan niet sprake is van een waardevermeerdering en hoe hiermee wordt omgegaan.
Reactie
De berekening in het kader van de kwaliteitsinvestering van het landschap is uitgevoerd. Hierin is alleen de wijziging met betrekking tot de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' meegenomen en zijn de Ruimte-voor-ruimtewoningen buiten beschouwing gelaten. In totaal is er in de beoogde situatie sprake van een waardevermindering van € 261.300,-. Een investering is niet aan de orde. Enkel het uitvoeren van landschappelijke inpassing is voldoende. Hiertoe is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld.
Ruimte van ruimte
De provincie is er niet van overtuigd dat de ontwikkeling van de ruimte voor ruimte woningen in een bebouwingsconcentratie plaatsvindt. De beoogde locatie voor de ruimte voor ruimte woningen maakt geen onderdeel uit van eerder door de gemeente aangegeven bebouwingsconcentraties. De provincie is van mening dat de locatie solitair in het buitengebied is gelegen en geen onderdeel uitmaakt van meer bebouwing in de directe omgeving.
De provincie is daarbij van oordeel dat de toevoeging van 3 ruimte voor ruimte woningen in de vorm van een soort knooperf en in tweede lijnsbebouwing in verhouding erg zwaar is en acht vooralsnog de ontwikkeling niet in lijn met de IOV.
Er worden drie ruimte voor ruimte woningen beoogd. Ook hier merken wij met het oog op artikel 3.80, lid 1, sub a IOV op dat sprake dient te zijn van een aanzienlijke winst van de omgevingskwaliteit. De nadere onderbouwing dan wel bewijsstukken ontbreken hiervan.
Reactie:
Op 9 juli 2015 is het bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied, herziening april 2015 vastgesteld. Onderdeel van dit plan is de realisering van een Ruimte voor Ruimtewoning op de locatie De Wind 16. De betreffende woning is inmiddels gebouwd en ligt op circa 225 m ten westen van het plangebied De Wind 7. In het kader van de planvorming voor deze woning is destijds een studie verricht om de vraag te beantwoorden of aan De Wind wel of geen bebouwingscluster is gelegen (Bijlage 2 Onderbouwing bebouwingscluster). Destijds is die vraag positief beantwoord, resulterend in de toekenning van een Ruimte voor Ruimte woning op de locatie De Wind 16. In de betreffende studie wordt ook aangegeven dat in het verleden aan De Wind een doorlopende bebouwingscluster was gelegen (in oost-west richting), waarvan ook de locatie De Wind 7 deel uitmaakte. In een later stadium is enige tussenliggende bebouwing verdwenen, waardoor de ligging van de locatie De Wind 7 meer solitair is geworden. Echter wordt in de studie ook geconcludeerd dat 'het oorspronkelijke lint in ere wordt hersteld door op enige afstand van de historische kruising een karakteristiek vormgegeven en ingedeeld erf terug te brengen (de woning De Wind 16). Dit erf smeedt de twee helften van het oorspronkelijke lint aaneen en maakt dat er duidelijker sprake is van een bebouwingsconcentratie. Gezien de historische kaart van 1930 is het zelfs denkbaar om nog een tweede erf terug te brengen. Met het plangebied De Wind 7 wordt hieraan invulling gegeven.
De ontwikkeling betreft een boerenerf met 3 ruimte voor ruimte woningen, door een boomgaard gescheiden van De Wind 7. De ontwikkeling wordt met 1 boerderijwoning typologie direct georiënteerd aan De Wind, daarachter 2 schuurwoning typologieën, alle 3 ontsloten via 1, vanaf De Wind, toegankelijk pad. Door toepassing van dit thema van compact erf, conform het beeldkwaliteitsplan buitengebied, wordt aangesloten bij de gebiedskarakteristiek. Het bestaande landschappelijke cluster (beplantingen rondom voormalige stallen) krijgt door de nieuwe invulling en transparantie een nieuwe impuls binnen het gehucht. De bebouwing versterkt de landschapskamer en zichtlijnen naar achterliggend gebied.
De definitieve bewijsstukken voor de ruimte-voor-ruimte woningen worden bij de vaststelling van het bestemmingsplan door initiatiefnemer overlegd.
Kwaliteitsverbetering van het landschap
Ook voor deze ontwikkeling ontbreekt een nadere uiteenzetting van de kwaliteitsverbetering van het landschap, waarbij via een berekening wordt aangetoond of al dan niet sprake is van een waardevermeerdering en hoe hiermee wordt omgegaan. In dit bijzondere geval is wat ons betreft voor de uiteenzetting en berekening van de kwaliteitsverbetering van het landschap de omzetting van agrarisch naar wonen in de eindsituatie het uitgangspunt.Op basis van de inrichtingsschets van de landschappelijke inpassing is niet duidelijk te zien welke elementen bijdragen aan het versterken van het landschap. Veel elementen zijn reeds bestaand, andere maken deel uit van de inrichting van het perceel.
Reactie
De berekening in het kader van de kwaliteitsinvestering van het landschap is uitgevoerd. Hierin is alleen de wijziging met betrekking tot de bestemming 'Agrarisch – Agrarisch bedrijf' meegenomen en zijn de ruimte voor ruimtewoningen buiten beschouwing gelaten. In totaal is er in de beoogde situatie in eerste instantie sprake van een waardevermindering van € 13.125,-. Een investering is niet aan de orde. Enkel het uitvoeren van landschappelijke inpassing is voldoende. Hiertoe is een landschappelijk inpassingsplan opgesteld. In tweede instantie (na beëindiging voorlopige bestemming en omzetting in burgerwoning) is sprake van een waardevermeerdering van € 41.400,-. Een investering van € 8.280,- (20%) is aan de orde. Hierin wordt voorzien door het slopen van het gebouw aan de overzijde van de weg en het verwijderen van een mestzak en verharding.
Het amoveren van de houtwal heeft in de ogen van de provincie een negatief effect op de landschappelijke kwaliteiten in het gebied. De provincie verzoekt daarom nader te onderbouwen waarom de houtwal dient te worden verwijderd en mede gelet op de ligging in de groenblauwe mantel, te onderbouwen hoe het plan per saldo positief bijdraagt aan de ontwikkeling van de ecologische en landschappelijke waarden en kenmerken.
Reactie:
Het waterschap heeft 24 augustus 2020 een 'Melding Wet natuurbescherming – velling houtopstand' gedaan bij de provincie voor de kap en herplant van de houtwal ter plaatse van de EVZ. De melding is voorzien van een toelichting, waarin het volgende wordt aangegeven:
'Met de geplande inrichting van de Esperloop worden 57 stuks bestaande bomen gekapt in een houtsingel. De herplant van deze 57 bomen wordt uitgevoerd binnen het nieuw in te richten tracé van de EVZ Esperloop. Daarnaast worden een aantal extra bomen aangeplant. Dit is ter bevordering van de landschappelijke en ecologische waarden van de EVZ Esperloop. Nabij het KPJ-terrein komt een bomenrij van circa 13 stuks om de ligging van de Peelrandbreuk te accentueren. Parallel met de Esperloop en op een aantal plaatsen haaks op de beek wordt bosplantsoen aangeplant, met als doel de landschappelijke en ecologische waarden te verhogen.'
De Omgevingsdienst Brabant Noord heeft namens de provincie deze melding geaccepteerd en de houtwal is inmiddels ook gekapt.
Het plan voor de aanleg van de betreffende ecologische verbindingszone heeft juist als doel de ecologische en landschappelijke waarden te verbeteren. Per saldo draagt het plan daar naar de mening van de gemeente zeker aan bij.
Omgevingskwaliteit
De locatie is gelegen in een omgeving met meerdere historisch gegroeide situaties van niet-agrarische functies en intensieve bebouwing. Hierdoor heeft het gebied, inclusief voorliggende planlocatie de uitstraling van een bedrijventerrein dat onjuist gelegen is in het Landelijk gebied. Het betreft veelal situaties die zich niet verhouden met het vigerende bestemminsplan. Met dit planonderdeel wordt de feitelijke situatie bestemd, waarbij gelegenheid wordt geboden tot nieuwbouw van de bedrijfsgebouwen. Deze bedrijfsgebouwen zijn dusdanig van omvang dat dit het bedrijventerreinkarakter alleen maar meer benadrukt. Dit planonderdeel verhoudt zich daarmee slecht tot een goede omgevingskwaliteit.
Ontwikkelingsrichting van het gebied
De feitelijke situatie van de planlocatie en het omliggende gebied vraagt om een actuele visie op de ontwikkeling van dit gebied. Te meer daar meerdere planinitiatieven in hetzelfde gebied, weliswaar in een meer premature planfase, worden overwogen. In de Toelichting van het plan wordt verwezen naar een visie uit 2014. Aan deze visie is verder geen uitvoering gegeven en onduidelijk is wat de status is van de visie en of de betreffende visie uitgangspunt is voor de gehele ontwikkeling van het gebiedje De Fuik. Bovendien zou op basis van de betreffende visie de conclusie moeten worden getrokken dat de bebouwing zich (kleinschaliger) aan de weg De Fuik concentreert. Al met al adviseert de provincie deze locatie niet in dit veegplan op te nemen. En de Fuik 25, 27 en 33 in samenhang met de gebiedsontwikkeling van de Fuik als geheel te beoordelen.
Reactie:
Het plan zal aangepast moeten worden, zodat het voldoet aan de Interim Omgevingsverordening. Dat betekent in ieder geval dat het bestemmingsvlak en de bebouwingsmogelijkheid verkleind moeten worden. De gemeente wil hierover eerst nog in overleg treden met de provincie. Hiervoor is tijd nodig. Deze tijd is er in de procedure van voorliggend plan niet. Derhalve is de locatie Fuik 25, 27 en 33 niet langer in het bestemmingsplan opgenomen.
In verband met het principe van zorgvuldig ruimtegebruik worden gebouwen, bijbehorende bouwwerken en permanente voorzieningen geconcentreerd binnen een bouwperceel. Het valt op dat het bestaande bijgebouw ten behoeve van de nevenfunctie buiten het bouwvlak wordt gelaten. Dit verhoudt zich niet met het principe van zorgvuldig ruimtegebruik en geeft rechtsonzekerheid. De provincie verzoekt dit nader te motiveren dan wel aan te passen. Voor het overige geeft dit planonderdeel de provincie geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
Reactie:
Het bestaande bijgebouw, dat geheel ten dienste staat aan de tractorpulling, wordt eveneens binnen de woonbestemming en het daarbinnen gelegen bouwvlak gebracht. Daarmee ontstaat een logischer vormgegeven en begrensd bouwperceel ,met daarbinnen alle bebouwing geconcentreerd. Echter telt dit bijgebouw gezien zijn functie niet mee bij de bepaling van de oppervlakte aan bijgebouwen bij de woning. Door middel van een specifieke aanduiding wordt dit in de regeling vastgelegd. De overige gronden die ter dienste staan aan de tractorpulling behouden een agrarische enkelbestemming met nadere aanduiding ten behoeve van de tractorpulling.
Dit planonderdeel geeft de provincie vanuit de provinciaal ruimtelijke belangen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
De opmerking vraagt geen reactie.
In relatie tot dit planonderdeel merkt de provincie enkel op dat mestbewerking explicieter in de Regels van het plan dient te worden uitgesloten. Bovendien verzoekt de provincie om in de Regels het volgende te borgen:
Reactie:
De gevraagde aanvullende regeling wordt in de Regels verwerkt.
Dit planonderdeel geeft de provincie vanuit de provinciaal ruimtelijke belangen geen aanleiding tot het maken van opmerkingen.
De opmerking vraagt geen reactie.
Op 29 september 2021 is het advies van Waterschap Aa en Maas ontvangen. Het betreft de volgende opmerkingen en/of aandachtspunten.
Aangegeven wordt dat maximaal 1.000 m² (woningen en bijbehorende bouwwerken) wordt gebouwd. Hier wordt ook de waterberging op gebaseerd (60 m3). In het gemeentelijke beleid en in de regels wordt voor bepalen van de waterbergingscapaciteit uitgegaan van het totaal verhard oppervlak. Naast bebouwing wordt ook overig verhard oppervlak zoals inritten en terrassen meegeteld. Het waterschap ziet in dit plan niet terug of er toename is van de overige verharding. Mogelijk is hierdoor de benodigde waterbergingscapaciteit te gering ingeschat.
Reactie:
De ontwikkeling ziet enerzijds op de sloop van voormalige agrarische bedrijfsbebouwing en de sloop van de boerderij met bijbehorende bouwwerken en anderzijds op de oprichting van nieuwe woningen. In totaal wordt circa 1.655 m² gesloopt en een oppervlakte van maximaal 1.000 m² (gezamenlijke oppervlakte woningen en bijbehorende bouwwerken (150 m² per bouwwerk, inclusief mogelijkheden vergunningvrij bouwen)) gebouwd. De erfverharding is vooralsnog niet meegenomen in de berekening van de toename van het verhard oppervlak. Uitgangspunt voor de erfverharding is dat deze als halfverharding wordt uitgevoerd; hier kan het hemelwater ter plaatse infiltreren. Bij de definitieve inrichting van de percelen wordt duidelijk wat de exacte oppervlakte aan verharding per kavel zal zijn. Aangezien aan de voorwaardelijke verplichting voor hemelwaterberging dient te worden voldaan, is geborgd dat uiteindelijk een voldoende ruime hemelwaterberging wordt gerealiseerd. In de regels voor de planontwikkeling Berken/Fransenhof wordt een voorwaardelijke verplichting opgenomen die verplicht tot de realisatie en instandhouding van een hemelwaterbergingsvoorziening van ten minste 0,06 m³ per m² verharding. Hiermee is de realisatie van voldoende waterberging geborgd. Daarnaast wordt bij de aanvraag omgevingsvergunning voor de bouw van de woningen nogmaals het aspect hemelwaterafvoer getoetst en wordt nader gekeken naar de hoeveelheid verhard oppervlak. Mocht dit dan meer zijn dan waarvan in het bestemmingsplan vanuit is gegaan, dan dient er een aanvullende bergingsvoorziening te worden gerealiseerd, zodat voldaan wordt aan bovenstaande voorwaardelijke verplichting in het bestemmingsplan.
De voorwaardelijke verplichting die ziet op een voldoende hemelwaterinfiltratie wordt als volgt:
Voorwaardelijke verplichting hemelwaterinfiltratie
a. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de woonbestemmingen ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van wonen – Berken 9' en 'specifieke vorm van wonen - ruimte voor ruimte woningen Berken/Fransenhof' conform de bestemmingsomschrijving is alleen toegestaan als ter plaatse van de bestemming 'Wonen' en de bestemming 'Natuur'. een waterbergingsvoorziening van ten minste 0,06 m³ per vierkante meter verharding op het bouwperceel is gerealiseerd en vervolgens in stand wordt gehouden.
b. Ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen – ruimte voor ruimte woningen Berken/Fransenhof' dient voor de ruimte-voor-ruimtewoningen aan de Fransenhof, ten behoeve van de afstroming van het hemelwater richting de hemelwaterbergingsvoorzieningen, de erfverharding op minimaal 30 centimeter boven de kruin van de openbare weg te worden gerealiseerd.
Het zuidwestelijk gedeelte van het plangebied is in de Keur aangemerkt als wijstgebied. De aanduiding 'vrijwaringszone – wijstgebied' ontbreekt op de verbeelding. Gevraagd wordt om deze aanduiding toe te voegen op de verbeelding.
Reactie:
Het betreffende gebied wordt op de verbeelding onder de dubbelbestemming 'Waarde - Aardkundig waardevol' gebracht, conform de regeling in het geldende bestemmingsplan Gemert-Bakel buitengebied 2017.
Op de verbeelding bij EVZ Esperloop ontbreekt aan de oostkant de aanduiding 'vrijwaringszone – waterloop'.
Als bijlage is het ontwerp-projectplan toegevoegd in plaats van het vastgestelde projectplan.
Reactie:
De betreffende aanduiding wordt aan de verbeelding toegevoegd
De vastgestelde versie van het projectplan wordt als bijlage toegevoegd.
Aangegeven wordt dat 'er een nieuw gebouw voor dagbesteding wordt mogelijk gemaakt van circa 476 m². Het water dat hierop valt zal op het omliggende land (eigen grond) infiltreren. Mocht dit toch tot problemen leiden, dan zal de initiatiefnemer een infiltratiegreppel realiseren om dit water te bergen'. Geadviseerd wordt om dit iets verder uit te laten werken om te bezien of dit aansluit bij het gemeentelijk beleid waarin wordt gevraagd om een waterbergingsvoorziening gebaseerd op 60 mm per m2.
Reactie:
De gevraagde verdere uitwerking is in de toelichting van het initiatief opgenomen.
Het beleid inzake toename verhard oppervlak is sinds 26 maart 2021 gewijzigd. De wijziging betreft een verlaging van de grens van 2.000 m2 naar 500 m2. Dit betekent dat er ook bij een kleinere verhardingstoename een compensatieplicht geldt. In de bijlagen bij de toelichting wordt nog verwezen naar het verouderde beleid. Dit is het geval bij Heidveld 4, Kattevlaas 4, Kuundertseheide 1 en EVZ-Esperloop. Hoewel dit inhoudelijk geen consequenties heeft ,wordt gevraagd om dit aan te passen in 500m2 zodat het weer in lijn is met het huidige beleid.
Reactie:
De gevraagde wijzigingen worden in de toelichting en bijbehorende bijlagen verwerkt.
In de regels is een aantal bepalingen aangepast aan de in de tussentijd vastgestelde paraplubestemmingsplannen 'Tijdelijke huisvesting werknemers, Boerderijsplitsing en Uitbreiding oppervlak bijbehorend bouwwerk' en 'Buitengebied reparatie uitbreiding dierenverblijf Gemert-Bakel'.
Op een aantal plaatsen is de tekst redactioneel verbeterd en zijn actuele versies van ruimtelijke onderbouwingen en onderzoeken (veelal ter vervanging van concept versies) ingevoegd.
Het ontwerpbestemmingsplan "Gemert-Bakel Buitengebied, herziening december 2021" heeft met ingang van 30 december 2021 gedurende zes weken ter inzage gelegen. In totaal zijn er vier zienswijzen ingediend. De gehele beantwoording van de zienswijzen is opgenomen in 'Bijlage I Nota van Zienswijzen' (bijlage bij raadsbesluit). Daarnaast zijn enkele ambtshalve aanpassingen voorbereid. In 'Bijlage II: Nota Ambtshalve wijzigingen' (bijlage bij raadsbesluit) is een overzicht van de ambtshalve aanpassingen opgenomen.
Tijdens de raadsvergadering van 12 mei 2022 heeft de gemeenteraad het bestemmingsplan Gemert-Bakel Buitengebied, herziening december 2021 gewijzigd vastgesteld. Voor een totaal overzicht van alle wijzigingen zie 'Bijlage I: Nota van Zienswijzen' en 'Bijlage II: Nota Ambtshalve wijzigingen' behorende bij het raadsbesluit.
Bij de vaststelling heeft de gemeenteraad besloten om de besluitvorming met betrekking tot de ontwikkellocaties De Wind 7 in Gemert en Kattevlaas 4 in Milheeze aan te houden. Het besluit tot vaststelling van het bestemmingsplan voor deze locaties is als gevolg daarvan pas genomen op 16 juni 2022. Dit heeft tot gevolg dat deze ontwikkellocaties in een afzonderlijke versie van het vastgestelde bestemmingsplan moeten worden opgenomen.
Als gevolg van een en ander zijn de op 12 mei 2022 vastgestelde ontwikkelingen en herstelactie onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan, versie 1, met identificatie NL.IMRO.1652.Buitengebied122021-VA01. Onderdeel hiervan zijn:
De op 16 juni 2022 vastgestelde ontwikkelingen zijn onderdeel van het vastgestelde bestemmingsplan, versie 2, met identificatie NL.IMRO.1652.Buitengebied122021-VA02. Onderdeel hiervan zijn: