direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Usquert - Streeksterweg 101
Status: ontwerp
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.WP9988RC101-0301

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

De initiatiefnemer heeft het voornemen om, ten behoeve van de bedrijfsvoering, op zijn perceel een nieuwe bedrijfsloods te realiseren. Voor deze ontwikkeling is reeds een omgevingsvergunning afgegeven. Echter zijn de plannen gewijzigd en komt de voorgenomen loods in het nieuwe plan deels buiten het bestaande bouwvlak te liggen. Dit is op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied niet bij recht toegestaan. Gebouwen dienen binnen het bouwvlak gebouwd te worden.

Om de ontwikkeling juridisch-planologisch mogelijk te maken kan gebruik worden gemaakt van een wijzigingsbevoegdheid, die is opgenomen in het geldende bestemmingsplan. Via deze wijzigingsbevoegdheid is het toegestaan om de omvang van het bouwvlak te wijzigen. Dit wijzigingsplan geeft toepassing aan deze wijzigingsbevoegdheid.

1.2 Ligging plangebied

Het plangebied van dit wijzigingsplan betreft het perceel Streeksterweg 101 te Usquert. Deze locatie ligt in het buitengebied van de gemeente Eemsmond. In figuur 1.1 is de ligging van het plangebied weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.WP9988RC101-0301_0001.jpeg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Planologische regeling

Het plangebied is geregeld in het bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld 17 februari 2010 en in de herziening op dit bestemmingsplan, vastgesteld op 15 oktober 2015.

In het bestemmingsplan Buitengebied heeft het perceel de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap'. Daarnaast gelden de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' en de functieaanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet grondgebonden agrarisch bedrijf'. In figuur 1.2 is een uitsnede van de verbeelding van het geldende bestemmingsplan weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.WP9988RC101-0301_0002.png"

Figuur 1.2 Uitsnede geldende bestemmingsplan Buitengebied

De gronden binnen de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' zijn bestemd voor het agrarisch grondgebruik. Ondergeschikt zijn de gronden ook bestemd voor het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke en archeologische waarden van het dijkenlandschap waaronder begrepen landschappelijke openheid en bodembescherming. Tevens is de uitoefening van een agrarisch bedrijf met een niet grondgebonden agrarische bedrijfsvoering toegestaan omdat sprake is van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - bouwperceel niet grondgebonden agrarisch bedrijf'.

De archeologische dubbelbestemming die in het bestemmingsplan Buitengebied is opgenomen, is herzien in het bestemmingsplan Herziening bestemmingsplan Buitengebied, dat is vastgesteld op 15 oktober 2015. Hierin zijn de archeologische dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 4' opgenomen. Voor het plangebied is ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2' hiermee geregeld dat voor het realiseren van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 15 m² en dieper dan 0,40 m onder het maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is. Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' is geregeld dat voor het realiseren van bouwwerken met een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0,45 m onder het maaiveld een archeologisch onderzoek noodzakelijk is

In het bestemmingsplan is in artikel 3.7.4 een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om het plan te wijzigen in die zin dat een ter plaatse aangegeven bouwperceel, met inbegrip van een daarbinnen gelegen bouwvlak, bij gelijkblijvende oppervlakte, qua situering wordt gewijzigd. Hiervoor moet worden voldaan aan de volgende voorwaarden:

  • er moet een bedrijfstechnische noodzaak zijn om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van het bouwperceel te wijzigen;
  • er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

De gewenste situatie kan juridisch-planologisch mogelijk worden gemaakt via deze wijzigingsbevoegdheid. Hiervoor moet een wijzigingsplanprocedure worden doorlopen. In hoofdstuk 2 wordt ingegaan op de wijzigingscriteria.

Tot slot geldt voor het plangebied tevens het provinciale inpassingsplan Agrarische bouwpercelen, vastgesteld op 31 januari 2018. Het doel van dit Provinciaal Inpassingsplan is om te voorkomen dat in de situatie dat bouwpercelen die op een afstand van 50 meter of minder van elkaar zijn gelegen en waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 2 hectare, bij één en hetzelfde agrarische bedrijf in gebruik zijn, dit bedrijf kan uitbreiden zonder dat daarbij aan de 'bouwblok op maatmethode' en aan het Groninger Verdienmodel wordt voldaan.

1.4 Leeswijzer

De toelichting van dit wijzigingsplan is als volgt opgezet: In hoofdstuk 2 wordt een beschrijving van het plan uiteengezet. Hoofdstuk 3 bevat een beschrijving van de relevante beleidskaders. Vervolgens bevat hoofdstuk 4 de toetsing aan de voor dit wijzigingsplan relevante wet- en regelgeving voor de verschillende omgevingsaspecten. In hoofdstuk 5 wordt de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid van het plan aan de orde gesteld. Tot slot gaat hoofdstuk 6 in op de juridische regeling van het plan.

Hoofdstuk 2 Planbeschrijving

2.1 Huidige situatie

Het perceel waarop dit wijzigingsplan betrekking heeft ligt aan de Streeksterweg 101 te Usquert. Het gebied ligt aan de noordzijde van de Streeksterweg, ten oosten van Usquert en ten westen van Uithuizen. Op het perceel zijn aan de voorzijde een grote tuin en woning aanwezig. Daarachter staat de bedrijfsbebouwing in de vorm van twee loodsen direct achter de woning en drie grote loodsen achterop het perceel.

Aan de westzijde van het perceel is eveneens sprake van een agrarisch bedrijf. Ten oosten van het plangebied is sprake van agrarische gronden en het gehucht 't Lage van de Weg. Dit betreft een lint van woningen aan de Lageweg. Aan de noordzijde van het perceel is overwegend sprake van agrarische (buiten)gebied. Ten zuiden van het perceel loopt de Streeksterweg. aan de overzijde is eveneens sprake van agrarische gronden. In figuur 2.1 is de huidige situatie in het plangebied weergegeven op een luchtfoto. Figuur 2.2 toont een vooraanzicht van de huidige situatie van het perceel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.WP9988RC101-0301_0003.png" Figuur 2.1 Luchtfoto huidige situatie plangebied

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.WP9988RC101-0301_0004.png"

Figuur 2.2 Vooraanzicht huidige situatie plangebied

2.2 Toekomstige situatie

In de toekomstige situatie wordt een nieuwe bedrijfsloods op het perceel gerealiseerd, tussen de bestaande bedrijfsloodsen in. De loods krijgt een oppervlakte van circa 1.442 m². Aan de zuidzijde van de loods komt bovendien een overkapping op 5,5 meter hoogte. De loods krijgt een nokhoogte van 14,63 meter. De loods wordt 3 meter ten zuiden van de bestaande watergang gerealiseerd. Aan de oostzijde van het perceel komt de loods buiten het bestaande bouwvlak te liggen. De loods komt te liggen aan de bestaande oprit op het perceel. Daarom is het noodzakelijk het bouwvlak te wijzigen, zodat de nieuwe loods hierbinnen komt te liggen. Op figuur 2.3 is de nieuwe indeling van het perceel weergegeven. Op figuur 2.4 zijn impressies van de nieuwe loods weergegeven.

afbeelding "i_NL.IMRO.1651.WP9988RC101-0301_0005.png"

Figuur 2.3 Voorgenomen indeling van het perceel

Figuur 2.4 Impressies van de nieuw te bouwen bedrijfsloods

2.3 Toetsing aan de wijzigingscriteria

Om de gewenste situatie planologisch mogelijk te maken wordt gebruik gemaakt van de wijzigingsbevoegdheid in artikel 3.7.4 van het geldende bestemmingsplan Buitengebied. Hiermee wordt het mogelijk om de situering van het bouwvlak te wijzigen. Hierbij gelden een aantal voorwaarden waar aan moet worden voldaan. In deze paragraaf wordt het plan getoetst aan de wijzigingscriteria die hiervoor gelden:

er moet een bedrijfstechnische noodzaak zijn om ten behoeve van de bouw van bedrijfsgebouwen of het opslaan van mest, hooibalen en/of andere agrarische producten de situering van het bouwperceel te wijzigen

Voor de bedrijfsvoering is het noodzakelijk dat een nieuwe loods wordt gebouwd, te midden van de bestaande bedrijfsbebouwing. Deze loods wordt dan ook uitsluitend gebruik ten behoeve van uitoefening van het aanwezige bedrijf.

er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de archeologische waarden, de woonsituatie, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

In hoofdstuk 4 is beschreven dat het voornemen geen afbreuk doet aan de situaties als genoemd in dit criterium. Daarmee voldoet het voornemen aan dit wijzigingscriterium.

De voorgenomen ontwikkeling voldoet aan de wijzigingscriteria van deze wijzigingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

In dit hoofdstuk wordt nader ingegaan op het ruimtelijk beleid dat het kader vormt voor dit wijzigingsplan. Hierbij komt het rijksbeleid, provinciaal beleid en het gemeentelijk beleid aan bod.

3.1 Rijksbeleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is op 13 maart 2012 door de minister vastgesteld. Met de Structuurvisie zet het kabinet het roer om in het nationale ruimtelijke beleid. Om de verantwoordelijkheden te leggen waar deze het beste passen brengt het Rijk de ruimtelijke ordening meer over aan gemeenten en provincies. Het Rijk kiest voor een selectievere inzet van rijksbeleid op slechts 14 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken. Buiten deze 14 belangen hebben decentrale overheden beleidsruimte voor het faciliteren van ontwikkelingen.

Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) is op 30 december 2011 in werking getreden. Het Barro stelt regels omtrent de 14 aangewezen nationale belangen zoals genoemd in de SVIR.

Het plangebied is gelegen binnen het Waddengebied als aangeduid in het Barro. Conform het Barro geldt voor nieuwe bebouwing buiten het stedelijk gebied dat de maximaal toelaatbare bouwhoogte alsmede de aard of functie van nieuwe bebouwing passen bij de aard van het omringende landschap. Omdat met de bouwhoogte wordt aangesloten op de geldende maximum bouwhoogte en het een agrarisch bedrijfsgebouw betreft, wordt voldaan aan de regeling van het Barro. Het plan is hiermee in overeenstemming met het rijksbeleid.

3.2 Provinciaal beleid

Omgevingsvisie en Omgevingsverordening provincie Groningen

De Omgevingsvisie Groningen 2016-2020 bevat de integrale lange termijnvisie van de provincie Groningen op de fysieke leefomgeving. De omgevingsvisie is gekomen in plaats van het Provinciaal Omgevingsplan. De provincie wil het aantrekkelijke woon- en leefklimaat verbeteren. Het accent in het beleid ligt op het benutten van de ontwikkelingsmogelijkheden, naast het beschermen van de karakteristieke bebouwde en onbebouwde elementen.

De Omgevingsverordening Provincie Groningen 2016 bevat regels voor de fysieke leefomgeving in de provincie Groningen. Deze regels richten zich op de thema's ruimtelijke ordening, water, infrastructuur, milieu en ontgrondingen. De Omgevingsverordening is nauw verbonden met de Omgevingsvisie Groningen 2016-2020.

In de Omgevingsverordening is de Streeksterweg, waar het plangebied aan gelegen is, opgenomen als 'Groen Lint'. In de omgevingsvisie en -verordening is opgenomen dat de bescherming van bestaande wegbeplanting en de inrichting van de daarmee samenhangende slingertuinen van waarde zijn in dit gebied. Tevens moet onnodige kap voorkomen worden en herplanting is hier verplicht. In paragraaf 4.8 is opgenomen hoe met deze waarden rekening wordt gehouden. Daarmee is het voornemen in overeenstemming met het gemeentelijk beleid.

Provinciaal Inpassingsplan Agrarische bouwpercelen

Het doel van dit Provinciaal Inpassingsplan is om te voorkomen dat in de situatie dat bouwpercelen die op een afstand van 50 meter of minder van elkaar zijn gelegen en waarvan de gezamenlijke oppervlakte groter is dan 2 hectare, bij één en hetzelfde agrarische bedrijf in gebruik zijn, dit bedrijf kan uitbreiden zonder dat daarbij aan de 'bouwblok op maatmethode' en aan het Groninger Verdienmodel wordt voldaan.

In de regeling van dit inpassingsplan is opgenomen dat tot een strijdig gebruik in ieder geval wordt gerekend het gebruik van gronden ter plaatse van een bestemmingsvlak of een aanduidingsvlak die op een afstand van 50 meter of minder van elkaar zijn gelegen voor het oprichten of vergroten van agrarische bedrijfsbebouwing, niet zijnde bestaande agrarische bedrijfsbebouwing, die, gelet op hun organisatorische, functionele of technische verbondenheid, tot hetzelfde bedrijf behoren en waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bestemmingsvlakken of aanduidingsvlakken meer bedraagt dan 1 hectare.

In dit geval wordt met dit wijzigingsplan de realisatie van een bedrijfsloods mogelijk gemaakt. De bedrijfsloods wordt gebruikt ten behoeve van het bestaande bedrijf dat in de huidige situatie op het bedrijfsperceel aanwezig is. Omdat de bedrijfsloods deels buiten het geldende bouwvlak wordt gerealiseerd, wordt door middel van een in het plan opgenomen wijzigingsbevoegdheid de vorm van het bouwvlak aangepast. Hiermee wordt het bouwvlak niet vergroot, maar slechts van vorm veranderd.

Omdat de bedrijfsloods ten behoeve van het aanwezige bedrijf wordt gerealiseerd en de bouwmogelijkheden niet toenemen, is het plan in overeenstemming met de regeling uit het provinciaal inpassingsplan.

3.3 Gemeentelijk beleid

Bestemmingsplan Buitengebied

Het gemeentelijke beleid dat van toepassing is op het plangebied is tot uiting gekomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied. In dit bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt de situering van het bouwperceel met inbegrip van het bouwvlak te wijzigen en op deze wijze de nieuwe loods mogelijk te maken. Met dit plan wordt gebruik gemaakt van deze wijzigingsbevoegdheid. Door te voldoen aan de wijzigingscriteria is het plan in overeenstemming met het gemeentelijk beleid als verwoord in het geldende bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Milieu- en omgevingsaspecten

Naast het feit dat ontwikkelingen in het plangebied binnen het beleidskader van Rijk, provincie en gemeente tot stand moeten komen, moet rekening worden gehouden met de aanwezige functies in en rond het plangebied. Uitgangspunt voor het wijzigingsplan is dat er een goede omgevingssituatie ontstaat.

4.1 Ecologie

Met de Wet natuurbescherming (Wnb) zijn alle bepalingen met betrekking tot de bescherming van natuurgebieden en dier- en plantensoorten samengebracht in één wet. De Wnb implementeert diverse Europeesrechtelijke regelgeving, zoals de Vogelrichtlijn in de Nederlandse wetgeving. In de Wnb wordt een onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming.

Gebiedsbescherming

De Wnb kent diverse soorten natuurgebieden. De Natura 2000-gebieden zijn door de Minister van Economische Zaken aangewezen gebieden die deel uit maken van het Europese Netwerk van natuurgebieden. Daarnaast bestaat het Natuur Netwerk Nederland (NNN) uit gebieden die worden aangewezen in de provinciale verordening. Binnen de NNN-gebieden mogen in beginsel geen ruimtelijke ontwikkelingen plaatsvinden.

Toetsing

Het plangebied maakt geen deel uit van beschermde natuurgebieden. Het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied betreft de Waddenzee en ligt op ruim 4 kilometer ten noorden van het plangebied. Gezien het feit dat het bedrijf reeds aanwezig is in het plangebied en slechts een nieuwe loods wordt gebouwd ten behoeve van het bestaande bedrijf, kan gesteld worden dat dit plan geen significante gevolgen heeft voor het beschermde Natura 2000-gebied.

Daarnaast maakt het plangebied deel uit van het Leefgebied akkervogels. Omdat de loods op een bestaand bedrijfsperceel wordt geplaatst, tussen de huidige bedrijfsbebouwing, wordt geen schade toegebracht aan het leefgebied van akkervogels met dit plan. Daarom hoeven ook geen maatregelen ter compensatie van het leefgebied voor akkervogels uitgevoerd te worden.

Soortenbescherming

In de Wnb wordt onderscheid gemaakt tussen soorten die worden beschermd in de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn en daarnaast de overige soorten. De Wnb bevat onder andere verbodsbepalingen ten aanzien van het opzettelijk vernielen of beschadigen van nesten, als bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn.

Toetsing

De voorheen aanwezige bomen ter plaatse van de voorgenomen loods zijn in de huidige situatie niet meer aanwezig. De gronden zijn gereedgemaakt voor de bouw van de loods. De houtsingel aan de oostzijde van het perceel blijft ook in de voorgenomen situatie behouden en zorgt voor een goede landschappelijke inpassing. Omdat geen bomen gekapt worden en de grond gereed gemaakt is voor de bouw is de kans dat beschermde soorten aanwezig zijn vrijwel nihil. Een onderzoek naar beschermde soorten is daarom niet noodzakelijk.

4.2 Bedrijven en milieuzonering

Toetsingskader

In het kader van een goede ruimtelijke ordening is ruimtelijke afstemming tussen bedrijfsactiviteiten, voorzieningen en gevoelige functies (waaronder woningen) noodzakelijk. Bij deze afstemming wordt gebruik gemaakt van de richtafstanden uit de VNG-brochure 'Bedrijven en milieuzonering' (2009). Een richtafstand wordt beschouwd als de afstand waarbij onaanvaardbare milieuhinder als gevolg van bedrijfsactiviteiten redelijkerwijs kan worden uitgesloten.

Toetsing

Met dit plan wordt de situering van het bouwperceel, met inbegrip van het bouwvlak, gewijzigd waardoor deze in oostelijke richting, ter plaatse van de loods, met 5 meter opschuift. In het plangebied is sprake van een agrarisch bedrijf in de teelt van granen, peulvruchten en oliehoudende zaden. Voor een dergelijk bedrijf geldt een richtafstand van 30 meter. Binnen deze richtafstand zijn, ook in de voorgenomen situatie, geen bedrijfshindergevoelige objecten aanwezig.

4.3 Geluid

Toetsingskader

Op grond van de Wet geluidhinder geldt rond wegen met een maximumsnelheid hoger dan 30 km/uur, spoorwegen en inrichtingen die 'in belangrijke mate geluidhinder veroorzaken', een geluidzone. Bij de ontwikkeling van nieuwe geluidsgevoelige objecten binnen deze geluidzones moet akoestisch onderzoek worden uitgevoerd om aan te tonen dat de ontwikkeling voldoet aan de voorkeursgrenswaarden die in de wet zijn vastgelegd.

Indien niet aan de voorkeursgrenswaarde kan worden voldaan, kan het bevoegd gezag, in de meeste gevallen de gemeente, hogere grenswaarden vaststellen. Hiervoor geldt een bepaald maximum, de uiterste grenswaarde genoemd. Bij de vaststelling van hogere grenswaarden moet worden afgewogen of bronmaatregelen of maatregelen in de overdrachtssfeer kunnen worden getroffen.

Toetsing

Met dit plan wordt een bedrijfsloods gerealiseerd. Dit betreft geen geluidsgevoelig object in het kader van de Wet geluidhinder. Daarom is geen akoestisch onderzoek naar wegverkeerlawaai noodzakelijk, ondanks de ligging binnen de geluidzone van de Streeksterweg.

4.4 Luchtkwaliteit

Toetsingskader

In de Wet milieubeheer zijn normen voor luchtkwaliteit opgenomen. Deze normen zijn bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, tegen te gaan. Als maatgevend voor de luchtkwaliteit worden de gehalten fijn stof (PM10) en stikstofdioxide (NO2) gehanteerd.

Volgens de Grootschalige Concentratie- en Depositiekaarten Nederland (2025) geldt in de directe omgeving van het projectgebied een gemiddelde fijn stof concentratie (PM10) van minder dan 18 µg/m3 en een gemiddelde concentratie stikstofdioxide (NO2) van minder dan 10 µg/m3. De norm voor beide stoffen ligt op 40 µg/m3 (jaargemiddelde concentratie vanaf 2015). De huidige luchtkwaliteit ter plaatse is dus zeer goed.

Plannen die slechts in zeer beperkte mate bijdragen aan luchtverontreiniging zijn op grond van het besluit 'niet in betekenende mate' (NIBM) vrijgesteld van toetsing aan de grenswaarden. Een plan voldoet hieraan als het een toename van minder dan 3% van de grenswaarden tot gevolg heeft.

Toetsing

Met dit plan wordt een loods gerealiseerd ten behoeve van de bestaande bedrijfsvoering. Gezien het feit dat het niet gaat om een nieuwvestiging van een bedrijf, maar slechts om een nieuwe loods bij een bestaand bedrijf, leidt dit niet tot een aanzienlijke toename in verkeersgeneratie. Dit plan valt daarom onder de regeling 'Niet in betekenende mate' en draagt niet in betekenende mate bij aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Nader onderzoek naar de gevolgen voor de luchtkwaliteit is daarom niet noodzakelijk.

4.5 Water

Toetsingskader

Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets wordt gezien als een procesinstrument dat moet waarborgen dat de gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder. Het plangebied ligt in het beheergebied van waterschap Noorderzijlvest.

Toetsing

Voor dit plan is de digitale watertoets doorlopen. Op deze wijze is het waterschap Noorderzijlvest in kennis gebracht van het voornemen. Uit de watertoets is naar voren gekomen dat de korte procedure van toepassing is op dit plan. Dit houdt in dat met standaard maatregelen rekening gehouden dient te worden. In de uitvoering van dit plan wordt hiermee rekening gehouden. Nader onderzoek is niet noodzakelijk. Het resultaat van de watertoets is opgenomen in bijlage 1.

4.6 Bodem

Toetsingskader

Met het oog op een goede ruimtelijke ordening, moet in geval van ruimtelijke ontwikkelingen worden aangetoond dat de bodem geschikt is voor het beoogde functiegebruik. Ter plaatse van locaties die verdacht worden van bodemverontreiniging, moet ten minste verkennend bodemonderzoek worden uitgevoerd. In geval van verontreinigingen is de Wet bodembescherming van toepassing. In de wet is geregeld dat indien ter plaatse van een plangebied ernstige verontreinigingen worden aangetroffen, er sprake is van een saneringsgeval.

Toetsing

In dit plan wordt een bedrijfsloods mogelijk gemaakt. De loods dient voornamelijk ter opslag van producten. Omdat de loods geen bodemgevoelig object betreft is geen bodemonderzoek noodzakelijk. De loods is, op de 5 meter die aan de oostelijke zijde buiten het bouwvlak valt, al mogelijk op basis van het geldende plan. Daarom kan worden aangenomen dat de bodem ter plaatse van voldoende kwaliteit is voor de voorgenomen functie.

4.7 Archeologie

Toetsingskader

Per 1 juli 2016 is de Monumentenwet 1988 vervallen. Een deel van de wet is op deze datum overgegaan naar de Erfgoedwet. Het deel dat betrekking heeft op de besluitvorming in de fysieke leefomgeving gaat over naar de Omgevingswet, wanneer deze in 2021 in werking treedt. Dit geldt ook voor de verordeningen, bestemmingsplannen, vergunningen en ontheffingen op het gebied van archeologie. Vooruitlopend op de datum van ingang van de Omgevingswet zijn deze artikelen te vinden in het Overgangsrecht in de Erfgoedwet, waar ze ongewijzigd van toepassing blijven zolang de Omgevingswet nog niet van kracht is.

De kern van de wet is dat wanneer de bodem wordt verstoord, archeologische resten intact moeten blijven. Als dit niet mogelijk is, is opgraving een optie. Om inzicht te krijgen in de kans op het aantreffen van archeologische resten in bepaalde gebieden zijn op basis van historisch onderzoek archeologische verwachtingskaarten opgesteld.

Herziening bestemmingsplan Buitengebied

Op basis van het geldende bestemmingsplan Buitengebied geldt voor het hele plangebied de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 2'. Op basis van deze regeling geldt dat bij ingrepen c.q. verstoringen dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld en met een oppervlakte groter dan 15 m² archeologisch onderzoek uitgevoerd moet worden.

Toetsing

Met dit plan wordt een bedrijfsloods van circa 1.442 m² mogelijk gemaakt. De gestelde grenswaarde voor archeologisch onderzoek uit het bestemmingsplan wordt daarmee ruimschoots overschreden. daarom is een archeologisch bureauonderzoek uitgevoerd ten behoeve van dit plan. Uit dit onderzoek is naar voren gekomen dat de kans groot wordt geacht dat zich in het plangebied intacte archeologische resten bevinden. Deze kunnen bestaan uit gebouwresten van het oorspronkelijke langhuis en/of van de op de kadastrale minuut weergegeven boerderij. Ook bestaat de kans op de aanwezigheid van resten van nog oudere bebouwing, zowel in hout als in baksteen. Daarnaast kunnen ook andere resten en sporen voorkomen die zijn gerelateerd aan de historische bewoning van het erf, zoals wierdelagen, beer/afvalputten en resten van oude infrastructuur.

Om deze sporen en resten veilig te stellen dienen de voor de nieuwbouw benodigde graafwerkzaamheden onder archeologische begeleiding plaats te vinden. Voor een dergelijke begeleiding is een door het bevoegd gezag goedgekeurd Programma van Eisen benodigd. Het bureauonderzoek is opgenomen als bijlage 2. Het door de gemeente goedgekeurde Programma van Eisen is opgenomen als bijlage 3. Door conform het programma van eisen te werk te gaan wordt voldaan aan een goede aanpak wat betreft het aspect archeologie.

4.8 Cultuurhistorie

Toetsingskader

Met de wijziging van het Bro per 1 januari 2012 dienen gemeenten nadrukkelijk aandacht te besteden aan het aspect cultuurhistorie. Het bestemmingsplan dient een beschrijving te geven van de wijze waarop met de in het gebied aanwezige cultuurhistorische waarden en in de grond aanwezige of te verwachten monumenten rekening is gehouden.

Toetsing

Ter plaatse van de bedrijfsloods zijn geen cultuurhistorische waarden aanwezig. Wel geldt de Streeksterweg en de aangrenzende voortuin van het perceel als 'Groen Lint' conform de provinciale omgevingsverordening. De cultuurhistorische waarden van dit groene lint betreffen de bescherming van de wegbeplanting en de inrichting van de daarmee samenhangende slingertuinen. Met dit plan wordt aan de voorzijde van het perceel niks gewijzigd. De wegbeplanting en tuin blijven behouden. Daarmee worden geen cultuurhistorische waarden geschaad met dit plan. Nader onderzoek is niet noodzakelijk.

4.9 Externe veiligheid

Toetsingskader

Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's die ontstaan voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen, zoals vuurwerk, LPG en munitie. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over “externe veiligheid” om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen. De normen voor externe veiligheid zijn vastgelegd in onder andere het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi), Besluit externe veiligheid transportroutes (BEVT) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb).

Toetsing

Met de realisering van de bedrijfsloods wordt geen risicogevoelig object gerealiseerd en tevens geen risicovolle inrichting. Daarom is geen onderzoek naar de externe veiligheid noodzakelijk en vormt externe veiligheid geen belemmering voor dit plan.

4.10 Kabels en leidingen

Toetsingskader

Bij de uitvoering van ruimtelijke ontwikkelingen moet rekening worden gehouden met de aanwezigheid van elektriciteit- en communicatiekabels en nutsleidingen in de grond. Hier gelden beperkingen voor ingrepen in de bodem. Daarnaast zijn zones, bijvoorbeeld rondom hoogspanningsverbindingen, straalpaden en radarsystemen van belang. Deze vragen vaak om het beperken van gevoelige functies of van de hoogte van bouwwerken. Voor ruimtelijke plannen zijn alleen de hoofdleidingen van belang. De kleinere, lokale leidingen worden bij de uitvoering door middel van een Klic-melding in kaart gebracht.

Toetsing

In en rondom het plangebied is geen sprake van kabels en leidingen waarmee rekening gehouden dient te worden bij de uitvoering van dit plan.

Hoofdstuk 5 Juridische toelichting

Verbeelding

Het wijzigingsplan 'Usquert - Streeksterweg 101' gaat vergezeld van een verbeelding. Na onherroepelijk worden van het wijzigingsplan maakt de verbeelding deel uit van het bestemmingsplan Buitengebied van de gemeente Eemsmond.

Regels

De regels die deel uitmaken van het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 17 februari 2010, artikel 3 'Agrarisch - Dijkenlandschap' zijn onverkort van toepassing op dit wijzigingsplan. Daarnaast blijft ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 4' uit het bestemmingsplan Buitengebied, vastgesteld 17 februari 2010, onverkort van toepassing.

Agrarisch - Dijkenlandschap

Ter plaatse van de bestemming 'Agrarisch - Dijkenlandschap' wordt de voorgenomen bedrijfsloods gerealiseerd. Dit bedrijfsgebouw ten behoeve van een agrarisch bedrijf sluit aan bij de hoofdfunctie van deze bestemming. Ten opzichte van de huidige situatie wordt de situering van het bouwvlak binnen deze bestemming aangepast aan het voornemen. dit betekent dat deze wordt uitgebreid ter plaatse van de nieuwe loods, maar wordt ingekort ten noorden hiervan, zodat per saldo het bouwvlak een gelijke oppervlakte houdt.

Waarde - Archeologie 2

Ter plaatse van het plangebied zijn archeologische waarden aanwezig. Om deze waarden een beschermende regeling te bieden, is deze dubbelbestemming in het wijzigingsplan overgenomen. Bij ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 15 m² en dieper dan 0,40 meter onder het maaiveld is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Waarde - Archeologie 4

Ter plaatse van het plangebied zijn archeologische waarden aanwezig. Om deze waarden een beschermende regeling te bieden, is deze dubbelbestemming in het wijzigingsplan overgenomen. Bij ontwikkelingen met een oppervlakte groter dan 200 m² en dieper dan 0,45 meter onder het maaiveld is archeologisch onderzoek noodzakelijk.

Hoofdstuk 6 Uitvoerbaarheid

Wettelijk bestaat de verplichting om inzicht te geven in de uitvoerbaarheid van een wijzigingsplan. Hierbij wordt een onderscheid gemaakt in de maatschappelijke en de economische uitvoerbaarheid.

6.1 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

Het wijzigingsplan doorloopt de procedure zoals vastgelegd in artikel 3.6 lid 1 sub a van de Wro. Door het voeren van de genoemde procedure, met de daar bijhorende zienswijzen-, c.q. beroepsprocedure, wordt de maatschappij betrokken bij het plan.

In eerste instantie wordt het ontwerpwijzigingsplan met bijbehorende stukken gedurende zes weken ter inzage gelegd. Tijdens de genoemde periode kan een ieder bij het college van Burgemeester en Wethouders zienswijzen indienen omtrent het ontwerpwijzigingsplan. Wanneer geen zienswijzen worden ingediend, wordt het wijzigingsbesluit vastgesteld. Wanneer wel zienswijzen zijn ingediend, worden deze voorzien van een gemeentelijke reactie. Vervolgens kan het wijzigingsplan, al dan niet gewijzigd naar aanleiding van een zienswijze, worden vastgesteld.

6.2 Economische uitvoerbaarheid

Ten behoeve van de uitvoerbaarheid van het wijzigingsplan is het van belang te weten of het wijzigingsplan economisch uitvoerbaar is. De economische uitvoerbaarheid wordt enerzijds bepaald door een financieel haalbaar plan en anderzijds door de wijze van kostenverhaal van de gemeente (grondexploitatie).

Financiële haalbaarheid

De kosten voor de ontwikkeling komen voor rekening van de initiatiefnemer. De gemeente heeft de financiële gegevens van de initiatiefnemer ingezien. Daaruit is gebleken dat de initiatiefnemer over voldoende financiële middelen beschikt om het plan uit te voeren. Hiermee wordt het plan financieel haalbaar geacht.

Grondexploitatie

Doel van de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) opgenomen grondexploitatieregeling is het bieden van ruimere mogelijkheden voor het kostenverhaal en het creëren van meer sturingsmogelijkheden. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen de publiekrechtelijke weg via een exploitatieplan en de privaatrechtelijke weg in de vorm van overeenkomsten. In het geval van een exploitatieplan kan de gemeente eisen en regels stellen voor de desbetreffende gronden, (woning)bouwcategorieën en fasering. Bij de privaatrechtelijke weg worden dergelijke afspraken in een (anterieure) overeenkomst vastgelegd.

In dit geval is geen sprake van een bouwplan conform artikel 6.2.1 Bro. Daarom is voor dit plan geen noodzaak tot het treffen van een grondexploitatieregeling of een anterieure overeenkomst.