direct naar inhoud van Artikel 10 Waterstaat - Waterkering
Plan: Beheersverordening Eemshaven
Status: vastgesteld
Plantype: beheersverordening
IMRO-idn: NL.IMRO.1651.03BVEemshaven-0401

Artikel 10 Waterstaat - Waterkering

10.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en) mede bestemd voor:

  • a. de instandhouding van de primaire waterkering;

met de daarbij behorende:

  • b. waterstaatwerken, zoals taluds, dijken, pieren;
  • c. andere bouwwerken van waterbouwkundige aard, zoals duikers, keerwanden, beschoeiingen en kadermuren en andere werken zoals hulpmiddelen voor verkeer te water.

alsmede voor:

  • d. meteorologische meetinstrumenten.
10.2 Bouwregels
  • a. Ter plaatse van de voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande gebouwen.

  • b. Voor het bouwen van andere bouwwerken ten behoeve van de waterkering geldt:
    • 1. op of in deze gronden mogen, ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere voorkomende bestemmingen, geen andere bouwwerken anders dan ten behoeve van deze bestemming worden gebouwd. Deze regeling is niet van toepassing op bestaande andere bouwwerken;
    • 2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van deze bestemming, mag maximaal 6 m bedragen.

Tevens mogen de gronden worden bebouwd ten behoeve van de basisbestemming overeenkomstig de bouwregels behorende bij de basisbestemming.

10.3 Afwijken van de bouwregels

Het bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 10.2 voor de bouw van gebouwen en andere bouwwerken binnen de basisbestemming, mits:

  • a. er geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de waterkerende functie van de dijk;
  • b. vooraf positief advies is ontvangen van het Hoogheemraadschap.
10.4 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, ten behoeve van de waterkerende functie, nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.

10.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, en van werkzaamheden
  • a. Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:
    • 1. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiing, kades of aanlegplaatsen;
    • 2. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen, parkeergelegenheid en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
    • 3. het uitvoeren van graafwerkzaamheden zoals, het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
    • 4. het aanleggen van voorzieningen ten behoeve van het recreatief medegebruik;
    • 5. het wijzigen van de grondsamenstelling en/of het aanbrengen van voorzieningen;
    • 6. het aanbrengen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
    • 7. het aanbrengen van hoogopgaande en/of diepwortelende beplantingen.
  • b. Het in sub a bedoelde verbod is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van de beheersverordening.

  • c. De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in sub a bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen het normaal functioneren van de waterkering wordt of kan worden aangetast.