Inhoudsopgave
Artikel 3 Bedrijventerrein - Industrie
Artikel 8 Leiding – Hoogspanningsverbinding
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Hoofdstuk 1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
a. plan:
het bestemmingsplan Eemshaven Zuidoost fase 1 van de gemeente Eemsmond;
b. bestemmingsplan:
de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1651.000BP03zuidoost-0401 met de bijbehorende regels en bijlagen;
c. aanduiding:
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;
d. aanduidingsgrens:
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;
e. bebouwing:
één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
f. bedrijfswoning:
een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, van wie de huisvesting daar, gelet op de bestemming van het gebouw en het terrein, noodzakelijk is;
g. beperkt kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, waarmee rekening moet worden gehouden;
h. bestaande:
1. het gebruik dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig is en/of bebouwing die op dat tijdstip aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning;
2. het onder 1 bedoelde geldt niet voor zover sprake was van strijd met het voorheen geldende bestemmingsplan, de voorheen geldende beheersverordening, daaronder mede begrepen het overgangsrecht van het bestemmingsplan of de beheersverordening, of een andere planologisch toestemming;
i. bestemmingsgrens:
de grens van een bestemmingsvlak;
j. bestemmingsvlak:
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;
k. bouwen:
het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats;
l. bouwgrens:
de grens van een bouwvlak;
m. bouwperceel:
een aaneengesloten stuk grond waarop krachtens het plan een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;
n. bouwvlak:
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;
o. bouwwerk:
elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;
p. gebouw:
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;
q. geluidgevoelig object:
gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen;
r. geluidzoneringsplichtige inrichting:
een inrichting, bij welke ingevolge de Wet geluidhinder rondom het terrein van vestiging in een bestemmingsplan een geluidzone moet worden vastgesteld;
s. hogere grenswaarde:
zoals bedoeld in de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder; een bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, die hoger is dan de voorkeursgrenswaarde en die in een concreet geval kan worden vastgesteld op grond van de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
t. kwetsbaar object:
een object waarvoor ingevolge het Besluit externe veiligheid inrichtingen een grenswaarde voor het risico c.q. een risicoafstand is bepaald, die in acht moet worden genomen;
u. peil:
1. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
2. voor een bouwwerk, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
v. portiersloge:
een gebouw op een terrein ten behoeve van bewaking en controle van dat terrein;
w. risicovolle inrichting:
een inrichting, waarvoor ofwel op grond van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, ofwel op grond van het Vuurwerkbesluit vanwege de verwerking of opslag van verpakt of onverpakt professioneel vuurwerk, al dan niet in samenhang met consumentenvuurwerk, een grenswaarde, richtwaarde voor het risico c.q. een risicoafstand moet worden aangehouden bij het in het bestemmingsplan toelaten van kwetsbare of beperkt kwetsbare objecten;
x. seksinrichting:
een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden. Onder seksinrichting wordt in ieder geval verstaan: een prostitutiebedrijf, alsmede een erotische massagesalon, een seksbioscoop, seksautomatenhal, sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;
y. separaat bouwvolume:
vrijstaande bebouwing of vrijstaande verhoging/opbouw op bestaande bebouwing;
z. voorkeursgrenswaarde:
de bij een bestemmingsplan in acht te nemen maximale waarde voor de geluidbelasting van geluidsgevoelige objecten, zoals deze rechtstreeks kan worden afgeleid uit de Wet geluidhinder en/of het Besluit geluidhinder;
aa. woning:
een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden.
Artikel 2 Wijze van meten
Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:
a. de bouwhoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwdelen, zoals schoorstenen, antennes en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;
b. de goothoogte van een bouwwerk:
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;
c. de oppervlakte van een bouwwerk:
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;
d. de inhoud van een bouwwerk:
tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken van dakkapellen;
Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen, worden ondergeschikte bouwdelen als:
- plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en uitbouwen met een oppervlakte van 2 m² of kleiner;
- overstekende daken;
- luifels als geïntegreerd onderdeel van een uitbouw;
buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding niet meer dan 1 m ten opzichte van de bouwgrens of bestemmingsgrens bedraagt.
Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Bedrijventerrein - Industrie
3.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘bedrijventerrein - industrie’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. bedrijven gericht op de computerservice en informatietechnologie waaronder mede worden begrepen datacenters met bijbehorende generatoren;
met de daarbij behorende:
b. verkeers- en verblijfsvoorzieningen;
c. groenvoorzieningen en water;
d. nutsvoorzieningen, waaronder transformatorstations;
met dien verstande dat:
e. ten minste twee zichtlijnen worden gerealiseerd en gehandhaafd, waarvan één met een minimale breedte van ten minste 25 m. Deze zichtlijn staat haaks op het Oosterbermkanaal en loopt door tot de N33. Daarnaast wordt er een zichtlijn met een breedte van 40 m gerealiseerd en gehandhaafd die grotendeels samenvalt met de zuidelijk gelegen ontsluitingsweg met de bestemming ‘Verkeer’ en die haaks staat op de huidige hoogspanningsleiding.
In de bestemming zijn niet begrepen:
- risicovolle inrichtingen.
3.2 Bouwregels
a. Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:
1. de gebouwen worden, met uitzondering van een portiersloge met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m en een oppervlakte van ten hoogste 40 m2, gebouwd binnen het bouwvlak;
2. de bouwhoogte van gebouwen bedraagt niet meer dan ter plaatse is aangeduid, met dien verstande dat ten behoeve van separate bouwvolumes hoger mag worden gebouwd tot 23 m mits:
- de oppervlakte van deze separate bouwvolumes, gemeten op 15 m boven het maaiveld, niet meer bedraagt dan 200 m2, en
- de gezamenlijke oppervlakte van deze bouwvolumes (inclusief de bouwvolumes genoemd in lid 3.2 sub b), gemeten op 15 m boven het maaiveld, niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
3. Binnen de zichtlijnen genoemd in lid 3.1 mogen geen gebouwen worden gebouwd, met dien verstande dat een portiersloge met een bouwhoogte van ten hoogste 4 m en een oppervlakte van ten hoogste 40 m2 hier wel mag worden gebouwd mits deze goed wordt ingepast en het doorzicht niet verstoort;
4. ten hoogste 60% van het bestemmingsvlak mag worden bebouwd;
5. op de gronden zijn geen bedrijfswoningen toegestaan.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat deze, met uitzondering van terreinafscheidingen met een bouwhoogte van ten hoogste 2,5 m, binnen het bouwvlak worden gebouwd en de bouwhoogte niet meer dan 16 m bedraagt, met dien verstande dat:
- de bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen niet meer dan 6 m bedraagt;
- dat ten behoeve van separate bouwvolumes binnen het bouwvlak hoger mag worden gebouwd tot 23 m, mits de oppervlakte van deze separate bouwvolumes, gemeten op 15 m boven het maaiveld, niet meer bedraagt dan 200 m2 en de gezamenlijke oppervlakte van deze bouwvolumes inclusief die genoemd in lid 3.2 sub a, gemeten op 15 m boven maaiveld, niet meer bedraagt dan 1.500 m2;
- bouwwerken, geen gebouwen zijnde, het doorzicht binnen de zichtlijnen genoemd in lid 3.1 niet mogen verstoren.
3.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing ten behoeve van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
- het bebouwings- en landschapsbeeld zoals is verwoord in het beeldkwaliteitsplan;
- de verkeersveiligheid;
nadere eisen stellen aan de plaats en afmetingen van de bebouwing.
3.4 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik strijdig met de bestemming wordt gerekend het gebruik dat afwijkt van het bepaalde in de bestemmingsomschrijving, waaronder in elk geval wordt gerekend:
- het gebruik van gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting.
Artikel 4 Groen
4.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. groenvoorzieningen en water, waaronder mede begrepen waterbergingsgebied;
b. natuurdoeleinden;
c. fiets- en voetpaden;
d. ontsluitingswegen ten behoeve van het bedrijventerrein, met uitzondering van het gebied ter plaatse van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – Kleine Tjariet’;
e. openbare nutsvoorzieningen;
met dien verstande dat:
- aan de noordzijde van het plangebied de waterloop Kleine Tjariet wordt verlegd, maar als waterloop herkenbaar blijft in het landschap ter plaats van de aanduiding ‘specifieke vorm van water – Kleine Tjariet’. De breedte van de te verleggen delen van deze watergang die zichtbaar zijn vanaf de N33 bedraagt 30 m waar incidenteel wegens ruimtegebrek als gevolg van aanwezige of toekomstige boven- en ondergrondse infrastructuur van mag worden afgeweken.
- de in artikel 3 genoemde zichtlijnen ook binnen deze bestemming dienen te worden gerealiseerd en/of gehandhaafd.
4.2 Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m, met uitzondering van vleermuistorens waarvoor geldt dat de hoogte ten hoogste 7 m bedraagt. Deze bebouwing mag de in 4.1 genoemde zichtlijnen niet verstoren.
Artikel 5 Verkeer
5.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘verkeer’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. wegen met een functie voor de ontsluiting van het bedrijventerrein;
b. fiets- en voetpaden;
c. parkeer- en groenvoorzieningen;
d. water;
met dien verstande dat:
- het aantal rijstroken van de verkeersweg met uitzondering van opstelstroken voor kruispunten niet meer dan twee bedraagt.
5.2 Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt dat de bouwhoogte, anders dan voor bouwwerken rechtstreeks ten dienste van geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, niet meer dan 3 m bedraagt.
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘water’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. water;
b. oeverstroken;
c. groenvoorzieningen;
d. ontsluitingswegen ten behoeve van het bedrijventerrein.
6.2 Bouwregels
a. Op of in deze gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. De hoogte van de bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag niet meer dan 3 m bedragen.
Artikel 7 Leiding – Gas
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘leiding – gas’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. hoofdgastransportleidingen en de instandhouding van ondergrondse hoge druk hoofdgastransportleidingen;
met de daarbij behorende:
b. veiligheidszones.
In geval van strijdigheid tussen regels uit dit artikel en regels uit andere bestemmingen gaan de regels uit deze bestemming voor op die van de andere bestemmingen.
7.2 Bouwregels
a. In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse aangewezen bestemmingen mogen op of in deze gronden geen gebouwen worden gebouwd en geen bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze bestemming.
b. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, geldt de volgende regel:
- de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zal ten hoogste 5 m bedragen.
7.3 Afwijken van de bouwregels
Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 7.2 en worden toegestaan dat de in de basisbestemming genoemde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
a. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
b. is aangetoond dat er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van nutsleidingen;
c. er geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen;
d. er geen kwetsbare objecten worden toegelaten.
7.4 Specifieke gebruiksregels
Onder strijdig gebruik met deze bestemming wordt begrepen het gebruik dat afwijkt van de bestemmingsomschrijving, waaronder in ieder geval wordt begrepen:
a. het permanent opslaan van goederen;
b. het gebruik van de gronden en bouwwerken als kwetsbaar object.
7.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a. Het is verboden zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden uit te voeren, zulks ongeacht het bepaalde in de regels bij de andere op deze gronden van toepassing zijnde bestemmingen:
1. het egaliseren en ophogen van gronden en/of het anderszins ingrijpend wijzigen van de bodemstructuur;
2. het uitvoeren van graafwerkzaamheden;
3. het in de grond brengen van voorwerpen;
4. het aanleggen of verharden van andere oppervlakteverhardingen;
5. het planten van bomen en het aanbrengen van andere beplantingen
6. rooien van bomen;
7. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
b. Het onder a vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:
1. het normale onderhoud betreffen;
2. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
3. mogen worden uitgevoerd krachtens een reeds verleende omgevingsvergunning;
alsmede op:
4. graafwerkzaamheden als bedoeld in de Wet informatie uitwisseling ondergrondse netten, en die volgens de daarin opgenomen regels zijn aangemeld.
c. De onder a genoemde vergunning kan slechts worden verleend indien:
1. vooraf advies wordt ingewonnen van de betreffende leidingbeheerder;
2. er geen afbreuk wordt gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de ondergrondse buisleiding;
3. er geen afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen en goederen.
Artikel 8 Leiding – Hoogspanningsverbinding
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor ‘leiding – hoogspanningsverbinding’ aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:
a. bovengrondse hoogspanningsverbindingen;
met de daarbij behorende:
b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
c. toegangswegen.
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:
a. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen een schriftelijk advies te overleggen van de leidingbeheerder waaruit blijkt dat het betreffende bouwplan niet strijdig is met de belangen en de veiligheid van de hoogspanningsverbinding;
b. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering is het bepaalde onder a niet van toepassing, tenzij het een gevoelige bestemming betreft (woningen, scholen, crèches en kinderopvang).
8.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik conform de bestemming is slechts toegestaan indien het voorzorgsbeleid van het Rijk voor gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden in acht wordt genomen.
Hoofdstuk 3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelbepaling
Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene gebruiksregels
Het gebruik ten behoeve van ondergrondse voorzieningen en infrastructuur is toegestaan voor zover dit niet in strijd is met de in dit plan opgenomen regels en met dien verstande dat risicovolle inrichtingen en buisleidingen vallende onder het Besluit externe veiligheid buisleidingen uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse waar dit expliciet is geregeld in het plan.
Artikel 11 Algemene afwijkingsregels
11.1 Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van:
a. de in het bestemmingsplan gegeven maten en afmetingen tot niet meer dan 10% van die maten en afmetingen, met uitzondering van de hoogtemaat van bouwwerken ten behoeve van reclame-uitingen indien daarmee de bouwhoogte meer dan 6 m zal bedragen;
b. het bepaalde in het bestemmingsplan en worden toegestaan dat bestemmings- of bouwgrenzen worden overschreden, indien een meetverschil daartoe aanleiding geeft.
11.2 De onder 11.1 bedoelde afwijkingen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van:
- de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en/of bouwwerken;
- de verkeersveiligheid.
Artikel 12 Algemene aanduidingsregels
12.1 Geluidzone - industrie
12.1.1 Bouwregels
Voor het bouwen van gebouwen geldt de volgende regel:
- een op grond van de daar voorkomende bestemming(en) toelaatbaar geluidsgevoelig gebouw, of de uitbreiding daarvan, mag slechts worden gebouwd indien de geluidsbelasting vanwege het industrieterrein van de gevel van dit geluidsgevoelige gebouw niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde.
12.1.2 Specifieke gebruiksregels
Tot een gebruik, strijdig met deze aanduiding, wordt in ieder geval gerekend het gebruik van gronden en bouwwerken als geluidsgevoelig object.
12.2 Vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding
12.2.1 Bouwregels
Met het oog op de mogelijkheid van een toekomstige hoogspanningsverbinding mogen ter plaatse van de aanduiding ‘vrijwaringszone - hoogspanningsverbinding’ geen gebouwen worden gebouwd en gelden ten aanzien van het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, de volgende regels:
a. voor het bouwen overeenkomstig de regels voor de andere op deze gronden voorkomende bestemmingen dient de aanvrager van een omgevingsvergunning ten behoeve van het bouwen een schriftelijk advies te overleggen van de (toekomstige) leidingbeheerder waaruit blijkt dat het betreffende bouwplan niet strijdig is met de belangen en de veiligheid van een toekomstige hoogspanningsverbinding;
b. indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging, vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte en hoogte niet worden vergroot en gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering is het bepaalde onder a niet van toepassing, tenzij het een gevoelige bestemming betreft (woningen, scholen, crèches en kinderopvang).
12.3 Specifieke gebruiksregels
Gebruik conform de bestemming is slechts toegestaan indien het voorzorgsbeleid van het Rijk voor gezondheidsaspecten van elektromagnetische velden in acht wordt genomen.
Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels
Artikel 13 Overgangsrecht
A. Overgangsrecht bouwwerken
1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
b. na het tenietgaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
2. Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
3. Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
B. Overgangsrecht gebruik
1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
3. Indien het gebruik, bedoeld in het eerste lid, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan één jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
4. Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 14 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: ‘Regels van het bestemmingsplan Eemshaven Zuidoost fase 1’.
