Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Mgr Savelbergweg 97 Heel
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1641.BPL043-VG01

Artikel 4 Agrarisch met waarden

4.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden;
c. het in stand houden van de openheid in het gebied;
d. onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
e. de landschappelijke inpassing en tegenprestatie, een en ander overeenkomstig het landschapsplan zoals weergegeven in bijlage 1 van deze regels;
f. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties,
g. perceelsontsluitingswegen;
h.recreatief medegebruik;
i.waterinfiltratie en waterberging ter plekke van de aanduiding ‘waterberging’.
  
4.2 Bouwregels
Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:
a. op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
b. op de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
1. omheiningen en/of erfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 meter mag bedragen;
2. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die van geringe omvang zijn en welke noodzakelijk zijn voor de in 4.1 genoemde natuur- en landschapselementen.
  
4.3 Nadere eisen
Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats aard en omvang
van de bebouwing:
a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
c. ter waarborging van de landschappelijke waarden in de omgeving;
d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.
   
4.4 Afwijken van de bouwregels
 
4.4.1 Gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur
en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 onder a.
voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals zit- en
schuilgelegenheid en picknickplaatsen,
met dien verstande dat:
a. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen maximaal 3,00 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 4,50 m mag bedragen;
d. gebouwen op basis van een plan worden afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing en cultuurhistorische aspecten).
 
4.4.2 Gebouwen ten behoeve van schuilgelegenheden
Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 4.2 onder a. voor het oprichten van schuilgelegenheid voor vee,
met dien verstande dat:
a. de oppervlakte per gebouw maximaal 25 m² mag bedragen;
b. de goothoogte van gebouwen maximaal 2.50 m mag bedragen;
c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3.00 m mag bedragen;
d. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de bestemming Agrarisch- Bouwperceel op te richten;
e.per schuilgelegenheid ten minste 5000 m2 aan gronden met de bestemming Agrarisch met Waarden aanwezig is en deze oppervlakte maar één keer mag worden meegenomen in de afweging voor de omgevingsvergunning;
f.de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van ten hoogste 5 meter van de perceelsgrens;
g.de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd is;
h.aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend is in het landschap.
  
4.5 Specifieke gebruiksregels
4.5.1 Strijdig gebruik
Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik
voor en/of als:
a. plaatsing van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voer- en vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
b. manege, terras, tennisbaan of zwembad;
c. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
d. plaatsing van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclameuitingen;
e. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
f. standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
g. ambachtelijke- en/of industriële doeleinden;
h. detailhandel en groothandel, met uitzondering van de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer;
i. transport- en/of garagedoeleinden;
j. horecadoeleinden;
k.containervelden;
l. permanente of tijdelijke bewoning.
 
4.5.2Voorwaardelijke bepaling
a. Het gebruiken en het (doen) laten gebruiken van de voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden conform de bestemming 'Agrarisch met waarden' is alleen toegestaan als de landschappelijke inpassing en tegenprestatie, conform het landschapsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van deze regels, binnen een termijn twee jaar na het in werking treden van het bestemmingsplan is uitgevoerd en in stand wordt gehouden.
b. Onder landschapsplan wordt in deze regels verstaan het ‘Landschappelijke inpassing en tegenprestatie ‘Arces Stables’, Monseigneur Savelbergweg 97, 6097 AE Heel - PNR 6097AE-110611/090911/100212/110512/010213’ gedateerd op 11 juni 2011 en gewijzigd op 9 september 2011, 10 februari 2012, 11 mei 2012 en 1 februari 2013, opgesteld door ir. Guido Paumen, Tuin- en landschapsarchitect Bnt (bijlage 1 van de regels).
 
4.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
4.6.1 Verbod
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:
a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
d. het verwijderen of vergraven van natuur- en landschapselementen, zoals poelen, steilranden, waardevolle berm- en greppelvegetatie en waardevolle oever- en watervegetatie, dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige beschadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
e.het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.
 
Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:
f.het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimtelijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
g.voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
h.het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.
 
4.6.2 Uitzonderingen
Het bepaalde in artikel 4.6.1 is niet van toepassing voor:
a. normale onderhoudswerkzaamheden;
b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
e.voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand;
f.werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de in het landschapsplan en overzichtstekening (zie bijlage 1 en 3 van de regels) beschreven maatregelen;
g. werkzaamheden ten behoeve van de uitvoering van de maatregelen voor de compensatie van de afname van bergend regime van de Maas (zie het compensatieplan als bijlage 2 van de regels).
 
4.7 Wijzigingsbevoegdheid
 
4.7.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel'
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch
- Bouwperceel', ten behoeve van de vergroting van een agrarische bedrijfskavel, met
dien verstande dat:
a. de wijziging, in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzende agrarische bedrijf;
b. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
c. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
e. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
f. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu;
g.er advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie in het kader van het Gemeentelijk Kwaliteitsmenu;
h.de gronden niet zijn gelegen binnen de dubbelbestemming 'Waarde - Landschap'.
 
4.7.2 Wijziging in de bestemming 'Natuur’
Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming ‘Natuur', ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:
a. de gronden zijn gelegen binnen het perspectief ‘Provinciaal Ontwikkelingszone Groen’ of ‘Ecologische Hoofd Structuur’welke zijn aangegeven in het Provinciaal Ontwikkelingsplan Limburg of zijn gelegen binnen de gronden met de dubbelbestemming ‘Waarde-Landschap’;
b.de wijziging pas mag plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht door degene die de natuur gaat aanleggen of beheren is verzekerd of al heeft plaats gevonden;
c.aangetoond is dat er geen beperkingen aan omliggende (agrarische) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
d.aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming.