direct naar inhoud van Artikel 5 Agrarisch met waarden
Plan: Heel - Panheel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1641.BPL036-VG02

Artikel 5 Agrarisch met waarden

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch met waarden' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarisch bedrijfsmatig gebruik;
  • b. behoud en ontwikkeling van de aanwezige waarden;
  • c. het in stand houden van de openheid in het gebied;
  • d. onverharde wegen ten behoeve van het landbouwverkeer;
  • e. realiseren en in stand houden van natuur- en landschapselementen zoals houtopstanden, houtwallen, houtsingels, sloten, beken, waterlopen en overige waterpartijen, water- en oevervegetaties,
  • f. perceelsontsluitingswegen;
  • g. recreatief medegebruik.

5.2 Bouwregels

Voor het bouwen van bouwwerken gelden de volgende bepalingen:

  • a. op de voor 'Agrarisch met waarden ' aangewezen gronden mogen geen gebouwen worden gebouwd.
  • b. op de voor 'Agrarisch met waarden ' aangewezen gronden mogen geen bouwwerken, geen gebouw zijnde worden gebouwd, met uitzondering van:
    • 1. omheiningen en/of erfafscheidingen, uitsluitend in de vorm van draadomheiningen en/of draaderfafscheidingen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
    • 2. voederruiven en/of picknickplaatsen, met dien verstande dat de hoogte maximaal 1,50 m mag bedragen;
    • 3. bouwwerken, geen gebouw zijnde, die van geringe omvang zijn en welke noodzakelijk zijn voor de in 5.1 genoemde natuur- en landschapselementen.

5.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats aard en omvang van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de landschappelijke waarden in de omgeving;
  • d. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • e. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • f. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

5.4 Afwijken van de bouwregels
5.4.1 Gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a. voor het oprichten van gebouwen ten behoeve van recreatief medegebruik, zoals zit- en schuilgelegenheid en picknickplaatsen, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 15 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte van gebouwen maximaal 3,00 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 4,50 m mag bedragen;
  • d. gebouwen op basis van een plan worden afgestemd op de specifieke omgevingskenmerken (landschappelijke inpassing en cultuurhistorische aspecten).

5.4.2 Gebouwen ten behoeve van schuilgelegenheden

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het agrarisch gebruik en de belangen van natuur en landschap kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.2 onder a. voor het oprichten van schuilgelegenheid voor vee, met dien verstande dat:

  • a. de oppervlakte per gebouw maximaal 25 m² mag bedragen;
  • b. de goothoogte van gebouwen maximaal 2.50 m mag bedragen;
  • c. de bouwhoogte van gebouwen maximaal 3.00 m mag bedragen;
  • d. aangetoond is dat het redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de bestemming ´Agrarisch - Bouwperceel´ (of andere gelijk te stellen enkelbestemming) op te richten;
  • e. per schuilgelegenheid ten minste 5.000 m² aan gronden met de bestemming ´Agrarisch met waarden´ aanwezig is en deze oppervlakte maar één keer mag worden meegenomen in de afweging voor de omgevingsvergunning;
  • f. de schuilgelegenheid wordt opgericht op een afstand van ten minsten 2 en ten hoogste 10 meter van de perceelsgrens;
  • g. de stedenbouwkundige kwaliteit en de beeldkwaliteit van de naaste omgeving gewaarborgd is;
  • h. aangetoond is dat er geen sprake is van onevenredige aantasting van de omliggende waarden en functies, hetgeen onder andere betekent dat de schuilgelegenheid passend is in het landschap.

5.4.3 Tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de omliggende waarden en functies kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 5.1 onder b. ten behoeve van het oprichten van tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen en hagelnetten, met dien verstande dat:

  • a. aangetoond is dat redelijkerwijs niet mogelijk is deze voorzieningen ter plaatse van de bestemming ´Agrarisch - Bouwperceel´ op te richten zijn;
  • b. zoveel mogelijk moet worden aangesloten bij de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel´ tenzij aangetoond wordt dat dit op grond van agrarische en/of landschappelijke motieven niet mogelijk is;
  • c. de noodzaak daartoe vanuit de bedrijfsvoering is aangetoond middels een bedrijfsontwikkelingsplan;
  • d. omliggende waarden en functies niet onevenredig worden aangetast
  • e. de tijdelijke teeltondersteunende voorzieningen na afloop van een termijn van maximaal 6 maanden worden verwijderd;
  • f. in het geval de oppervlakte van tijdelijke boogkassen en tijdelijke regenkappen na ontheffing meer dan 10% van de totale teeltoppervlakte van een bedrijf uitmaakt, ook vooraf advies dient te worden ingewonnen bij de regionale kwaliteitscommissie.
  • g. de hoogte van de hagelnetten ten hoogste 4 meter bedraagt;
  • h. de hoogte van andere teeltondersteunende voorzieningen ten hoogste 2,5 meter bedraagt;
  • i. er advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu;
  • j. er voldaan is aan de eisen die gesteld zijn in het Limburgs Kwaliteitsmenu (LKM) of ter uitwerking daarvan vastgesteld beleid;
  • k. deze niet gelegen mogen zijn binnen het kwaliteitsprofiel 'Ruimte voor de rivier', zoals opgenomen in Bijlage 2.
5.5 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en opstallen wordt in elk geval verstaan het gebruik voor en/of als:

  • a. plaatsing van onderkomens en/of kampeermiddelen, van al dan niet afgedankte voeren vaartuigen en van wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • b. manege, terras, tennisbaan of zwembad;
  • c. het beproeven van en/of racen met voertuigen, al dan niet in wedstrijdverband;
  • d. plaatsing van opschriften, aankondigingen of afbeeldingen, waaronder reclameuitingen;
  • e. buitenopslag, behoudens voor zover dit noodzakelijk is voor het op de bestemming gerichte gebruik;
  • f. standplaats voor wagens, geschikt en bestemd voor de uitoefening van handel;
  • g. ambachtelijke- en/of industriële doeleinden;
  • h. detailhandel en groothandel, met uitzondering van de verkoop van bedrijfsproducten afkomstig van het eigen bedrijf en in eigen beheer;
  • i. transport- en/of garagedoeleinden;
  • j. horecadoeleinden;
  • k. containervelden;
  • l. permanente of tijdelijke bewoning die geen verband houdt met de agrarische bedrijfsvoering.

5.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.6.1 Verbod

Het is verboden om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het aanleggen, verharden of verwijderen van wegen, paden of parkeergelegenheden en het aanbrengen of verwijderen van andere oppervlakteverhardingen;
  • b. het graven, verbreden, uitdiepen, dempen en/of verleggen van watergangen;
  • c. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, ophogen en/of egaliseren van de bodem, behoudens de aanleg van drinkpoelen;
  • d. het verwijderen of vergraven van natuur- en landschapselementen, zoals poelen, steilranden, waardevolle berm- en greppelvegetatie en waardevolle oever- en watervegetatie, dan wel het verrichten van andere werkzaamheden welke een ernstige schadiging van de waardevolle vegetatie ten gevolge kunnen hebben;
  • e. het vellen of rooien van houtopstanden of het verrichten van werkzaamheden, welke de dood of ernstige beschadiging van houtopstanden ten gevolge kunnen hebben.

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • f. het werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden is niet in strijd met de doeleindenomschrijving van het bestemmingsplan, of krachtens zodanige plannen gestelde eisen, een beheersverordening, een besluit als bedoeld in artikel 3.40 van de Wet ruimteijke ordening dan wel met een voorbereidingsbesluit;
  • g. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
  • h. het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.

5.6.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in artikel 5.6.1 is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd;
  • e. voor het vellen of rooien bij wijze van verzorging van de aanwezige houtopstand.

5.7 Wijzigingsbevoegdheid
5.7.1 Wijziging in de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Agrarisch - Bouwperceel', ten behoeve van de vergroting van een agrarische bedrijfskavel, met dien verstande dat:

  • a. de wijziging, in geval van vergroting van de agrarische bedrijfskavel, nodig is in verband met een voorgenomen uitbreiding van het aangrenzende agrarische bedrijf;
  • b. de wijziging nodig is in verband met bedrijfseconomische dan wel andere zwaarwegende bedrijfsomstandigheden;
  • c. de wijziging niet leidt tot een onevenredige aantasting van de landschappelijke, natuurlijke, cultuurhistorische en visueel landschappelijke waarden;
  • d. uit de noodzakelijke (milieu)onderzoeken blijkt dat de gronden geschikt zijn voor het beoogde gebruik;
  • e. de effecten op de waterhuishouding in beeld zijn gebracht (watertoets);
  • f. er is voldaan aan de eisen die zijn gesteld in het Limburgs Kwaliteitsmenu, zoals weergegeven in 'Bijlage 5 Agrarische nieuwvestiging en uitbreiding';
  • g. er advies is ingewonnen bij de kwaliteitscommissie in het kader van het Limburgs Kwaliteitsmenu;
  • h. gebruikmaking van de wijzigingsbevoegdheid niet mogelijk is ten behoeve van de vergroting van een bedrijfskavel van een intensieve veehouderij.

5.7.2 Wijziging in de bestemming 'Natuur'

Burgemeester en wethouders kunnen de bestemming wijzigen in de bestemming 'Natuur', ten behoeve van natuurontwikkeling, met dien verstande dat:

  • a. de gronden zijn gelegen binnen het perspectief 'Provinciale Ontwikkelingszone Groen' of 'Ecologische Hoofdstructuur' welke zijn aangegeven in het Provinciaal Ontwikkelingsplan Limburg;
  • b. de wijziging pas mag plaatsvinden nadat de aankoop/overdracht door degene die de natuur gaat aanleggen of beheren is verzekerd of al heeft plaats gevonden;
  • c. aangetoond is dat er geen beperkingen aan omliggende (agrarsiche) bedrijven worden toegebracht in het kader van milieuwetgeving;
  • d. aangetoond is dat voldaan wordt aan de normen gesteld in of krachtens de Wet bodembescherming.