direct naar inhoud van Artikel 28 Woongebied - Sint Anna
Plan: Heel - Panheel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1641.BPL036-VG02

Artikel 28 Woongebied - Sint Anna

28.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Woongebied - Sint Anna' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen;

met de daarbij behorende:

  • b. wegen en paden;
  • c. verblijfsgebieden;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. (ondergrondse) waterhuishoudkundige voorzieningen, waterlopen en waterpartijen;
  • f. tuinen en erven;
  • g. parkeervoorzieningen;
  • h. speelvoorzieningen.
  • i. voorzieningen van algemeen nut.

28.2 Bouwregels
28.2.1 Algemeen

Voor het bouwen van gebouwen en overkappingen geldt dat het bebouwingspercentage niet meer mag bedragen dan 60% van het bouwperceel.

28.2.2 hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende bepalingen:

  • a. er mogen maximaal 85 woningen gebouwd worden, waarbij per bestemmingsvlak het aantal woningen niet meer mag bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximaal aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • b. de voorgevellijn van een hoofdgebouw dient te worden gebouwd op een afstand van minimaal 2,5 en maximaal 8 meter vanaf de voorste perceelsgrens;
  • c. er mogen uitsluitend grondgebonden woningen worden gebouwd bestaande uit de volgende typen:
    • 1. vrijstaande woningen;
    • 2. twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. aaneengebouwde woningen;
    • 4. geschakelde woningen;
  • d. de maximale diepte van de hoofdgebouwen bedraagt:
    • 1. 18 meter bij vrijstaande woningen;
    • 2. 18 meter bij twee-aaneen gebouwde woningen;
    • 3. 12 meter bij aaneengebouwde woningen;
    • 4. 18 meter bij geschakelde woningen;
  • e. de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens bedraagt:
    • 1. bij vrijstaande woningen minimaal 2,5 meter aan beide zijden;
    • 2. bij twee-aaneen gebouwde woningen minimaal 2,35 meter aan één zijde;
    • 3. bij aaneengebouwde woningen 2,35 meter in geval van hoekwoningen;
    • 4. bij geschakelde woningen 2,35 meter in geval van hoekwoningen;
  • f. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6 meter, uitgezonderd:
    • 1. in geval van woningen bestaande uit 3 of meer bouwlagen, waarvan de goothoogte niet meer dan 9 meter mag bedragen;
  • g. de woning wordt afgedekt met een plat dak of kap.

28.2.3 Bijgebouwen en overkappingen

Voor het bouwen van bijgebouwen en overkappingen gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale goothoogte bedraagt 3,30 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte bedraagt 5,50 meter;
  • c. de minimale afstand tot de voorgevellijn van de woning bedraagt 3 meter;
  • d. de maximale gezamenlijke oppervlakte aan bijgebouwen en overkappingen bedraagt:

totale oppervlakte per bouwperceel
 
maximaal gezamenlijke oppervakte  
tot 250 m2   70 m2  
van 250 tot 500 m2   80 m2  
van 500 tot 750 m2   90 m2  
van 750 tot 1.000 m2   100 m2  
van 1.000 m2 en meer   130 m  

met dien verstande dat maximaal 60% van het bouwperceel mag worden bebouwd.

28.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende bepalingen:

  • a. de maximale bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen bedraagt 2 meter, met dien verstande dat de hoogte voor erf- en terreinafscheidingen voor zover gelegen vóór de naar de weg gekeerde voorgevel van het hoofdgebouw maximaal 1 meter mag bedragen;
  • b. de maximale bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt 3 meter, met uitzondering van openbare verlichting en vlaggenmasten, die een maximale bouwhoogte hebben van 8 meter;
  • c. op gronden met een naar de weg gekeerde zijdelingse perceelsgrens (hoeksituaties) mogen andere bouwwerken, niet zijnde erfafscheidingen, voorzieningen voor de openbare verlichting en vlaggenmasten, worden geplaatst op een afstand van minimaal 1,20 meter vanaf de zijdelingse perceelsgrens, waarbij de hoogte maximaal 1,80 meter mag bedragen.

28.2.5 Talud

In afwijking van het bepaalde in 28.2.2, 28.2.3 en 28.2.4 is ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - talud' het oprichten van bouwwerken niet toegestaan.

28.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bebouwing:

  • a. ter voorkoming van onevenredige aantasting van de gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • b. ter waarborging van de stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • c. ter waarborging van de verkeersveiligheid;
  • d. ter waarborging van de sociale veiligheid;
  • e. ter waarborging van de brandveiligheid en rampenbestrijding.

28.4 Specifieke gebruiksregels
28.4.1 Aan huis gebonden beroepen

De uitoefening van aan huis gebonden beroepen in woningen, is uitsluitend toegestaan onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  • b. er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu;
  • c. er wordt geen onevenredige afbreuk gedaan aan het karakter van de woning en de woonomgeving;
  • d. de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
  • e. het oppervlak dat voor de uitoefening van het aan huis gebonden beroep wordt gebruikt, bedraagt niet meer dan 35 m²;
  • f. de uitoefening van huis gebonden beroepen is alleen toegestaan in de tussen de voor- en achtergevellijn gelegen bebouwing.

28.4.2 Strijdig gebruik

Onder gebruiken en/of het laten gebruiken in strijd met het bestemmingsplan wordt in ieder geval verstaan het gebruik van gronden en bouwwerken voor:

  • a. permanente of tijdelijke bewoning, voor zover het vrijstaande bijgebouwen betreft;
  • b. een aan huis gebonden beroep in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn;
  • c. consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten;
  • d. kamerbewoning;
  • e. erotisch getinte bedrijven en prostitutie;
  • f. detailhandel;
  • g. horeca;
  • h. opslag van onbruikbare of althans aan hun oorspronkelijke gebruik onttrokken voorwerpen, goederen, stoffen en materialen en van emballage en/of afval, behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • i. het opslaan, opgeslagen houden, storten of lozen van vaste of vloeibare afvalstoffen behoudens voor zover zulks noodzakelijk is in verband met het op de bestemming gerichte gebruik van de grond;
  • j. parkeren in de voortuin.

28.5 Afwijken van de gebruiksregels
28.5.1 Aan huis gebonden beroepen in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonmilieu ter plaatse, de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 28.4.1 onder f. en 28.4.2 onder b. voor de uitoefening van een aan huis gebonden beroep in gebouwen gelegen achter de achtergevellijn, onder de volgende voorwaarden:

  • a. het oppervlak van de aanwezige bebouwing gelegen achter de achtergevellijn, dat gebruikt wordt voor de uitoefening van aan huis gebonden beroepen, bedraagt niet meer dan 35 m²;
  • b. de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
  • c. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad.

28.5.2 Consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten

Mist geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het woonkarakter van de woning en de woonomgeving kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 28.4.2 onder c. voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten, onder de volgende voorwaarden:

  • a. de woonfunctie blijft in overwegende mate gehandhaafd;
  • b. het vloeroppervlak van de aanwezige bebouwing dat voor de uitoefening van consumentverzorgende ambachtelijke bedrijfsactiviteiten wordt gebruikt, bedraagt niet meer dan 35 m²;
  • c. de parkeerbalans in de directe woonomgeving wordt niet onevenredig nadelig beïnvloed;
  • d. detailhandel is alleen toegestaan als ondergeschikte nevenactiviteit;
  • e. de belangen van derden worden niet onevenredig geschaad;
  • f. er ontstaan geen onevenredig nadelige gevolgen voor het woonmilieu ter plaatse;
  • g. aan de ruimtelijke kwaliteit en het stedenbouwkundig beeld ter plaatse wordt geen afbreuk gedaan.

28.5.3 Mantelzorg

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van omwonenden en bedrijven kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van het bepaalde in 28.4.2 onder a. en d. voor het gebruik van een deel van het hoofdgebouw of bijgebouwen bij een woning als afhankelijke woonruimte (inwoning), met dien verstande dat:

  • a. een dergelijke bewoning noodzakelijk is vanuit het oogpunt van mantelzorg;
  • b. op het bouwperceel al een woning aanwezig is;
  • c. per woning maximaal één ontheffing ten behoeve van inwoning voor mantelzorg mag worden verleend;
  • d. inwoning dient plaats te vinden bij, in of direct aansluitend aan de woning, waarbij de afhankelijke woonruimte een onderlinge verbinding met de woning dient te hebben. Het gebruik van een vrijstaand bijgebouw als afhankelijke woonruimte is uitsluitend toegestaan indien realisering van de inwoning in of aan het hoofdgebouw voor de inwoner of andere bewoner(s) onredelijk bezwarend is;
  • e. maximaal 75 m² van hoofdgebouw en/of bijgebouwen mag worden gebruikt ten behoeve van de inwoning.

28.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
28.6.1 Verbod

Het is verboden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van groen - talud' om zonder omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden een werk, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden uit te voeren die voorkomen in de onderstaande opsomming:

  • a. het ontginnen, bodemverlagen of afgraven, het ophogen en egaliseren van gronden;
  • b. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur, tenzij zulks noodzakelijk is voor of verband houdt met het op de bestemming gerichte gebruik van de gronden.

Deze omgevingsvergunning kan slechts worden verleend als aan de volgende voorwaarden is voldaan:

  • c. voor het werk of de werkzaamheid een vergunning ingevolge de Monumentenwet 1988, een provinciale of gemeentelijke monumentenverordening is vereist en deze is verleend indien zulks vereist is;
  • d. het werk of werkzaamheid is niet in strijd met de regels gesteld bij of krachtens een verordening als bedoeld in artikel 4.1, derde lid van de Wet ruimtelijke ordening of bij of krachtens een algemene maatregel van bestuur als bedoeld in artikel 4.3 derde lid van de Wet ruimtelijke ordening.

28.6.2 Uitzonderingen

Het onder 28.6.1 bepaalde is niet van toepassing voor:

  • a. normale onderhoudswerkzaamheden;
  • b. werken of werkzaamheden van ondergeschikte betekenis;
  • c. werken of werkzaamheden binnen het kader van het normale bodemgebruik;
  • d. werken of werkzaamheden, welke op het tijdstip van de inwerkingtreding van het plan in uitvoering zijn dan wel krachtens een voor dat tijdstip verleende vergunning, ontheffing of anderszins mogen worden uitgevoerd.