direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Sportpark HEG Kelpen-Oler
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Drie voetbalverenigingen in de gemeente Leudal hebben kritisch naar hun vereniging gekeken en geconcludeerd dat gezamenlijk een sterkere en duurzamere vereniging kan ontstaan. Met dit plan zijn de verenigingen naar de gemeente Leudal gestapt en is er een businesscase opgesteld waarin de effecten van drie scenario's zijn doorgerekend. Op basis van de conclusies uit de businesscase is een inpassingsstudie uitgevoerd voor de fusie van de voetbalverenigingen uit Hunsel, Ell en Kelpen-Oler/ Grathem (HEG). Naar aanleiding van de in 2017 (door Kragten) uitgevoerde inpassingsstudie is door de raad een besluit genomen om het nieuwe gezamenlijke sportpark te realiseren op een terrein ten zuidwesten van Kelpen-Oler.

Naar aanleiding van de inpassingsstudie is een zoeklocatie aangewezen van circa 17 hectare (zie afbeelding 1). Middels een bouwteam is gewerkt aan een ontwerp van een nieuwe sportfaciliteit op deze zoeklocatie waarbij de volgende uitgangspunten vast staan:

  • de fusievereniging voorziet in 1 clubgebouw van circa 700 m2
  • parkeren geschiedt op eigen terrein
  • de fusievereniging krijgt 4 verlichte voetbalvelden, waarvan 1 met kunstgras

Met het bouwteam is vervolgens gewerkt aan de verfijning van de inrichting en is uiteindelijk een plangebied bepaald (zie afbeelding 1). De definitieve inrichting van het plangebied wordt gedurende de procedure van voorliggend plan verder uitgewerkt, passend binnen de kaders die de regels van onderhavig bestemmingsplan bieden. De inrichting zal leidend zijn voor de toetsing van de diverse uitvoeringsaspecten. Verder is bepaald dat de ontsluiting van het nieuwe sportpark zal plaatsvinden via de Oranjestraat en rekening wordt gehouden met een ruime landschappelijke buffer tussen de velden en de bebouwde kom van Kelpen-Oler.

1.2 Begrenzing van het plangebied

Het plangebied ligt tussen de kern Kelpen-Oler en de A2/Kanaal Wessem-Nederweert en heeft een agrarische functie. Het terrein wordt zijdelings begrensd door de Kerkstraat en de Oranjestraat, waarbij laatstgenoemde ook dienst zal doen als de nieuwe hoofdontsluiting. Dwars door het gebied ligt de Wessemerven die een belangrijke waterafvoerende functie heeft voor het gebied.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0001.jpg"

Afbeelding 1: ligging zoekgebied (in geel) en plangebied (in blauw) in groter verband (bron: ESRI Nederland)

1.3 Doel

Het doel van voorliggend bestemmingsplan is om de aanleg van een sportpark planologisch mogelijk te maken, met enige flexibiliteit ten behoeve van de definitieve inrichting.

1.4 Vigerend bestemmingsplan

Voor het plangebied geldt het bestemmingsplan “Reparatie- en veegplan Buitengebied Leudal 2016”

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0002.jpg"
Afbeelding 2: vigerend bestemmingsplan met ligging plangebied in rood (bron: ESRI Nederland)

Het plangebied ligt binnen de volgende (dubbel)bestemmingen:

  • Agrarisch (overgrote deel)
  • Water (Wessemerven)
  • Waarde - Archeologie 5 (oostelijke hoek)
  • Waterstaat - Waterlopen (ter plaatse van deel Wessemerven)

Tevens gelden de volgende aanduidingen:

  • overige zone - kernrandzone
  • milieuzone - boringsvrije zone


Naast het vigerende bestemmingsplan geldt het voorbereidingsbesluit Duurzame Energie, vastgesteld op 16 november 2018. Het voorbereidingsbesluit heeft geen gevolgen voor de beoogde ontwikkeling.

Strijdigheid met bestemmingsplan

Het plan voor een nieuw sportpark past niet binnen het geldende bestemmingsplan. De bestemming 'Agrarisch' biedt geen mogelijkheden voor het beoogde gebruik. Daarbij is geen bouwvlak opgenomen om bebouwing mogelijk te maken.

1.5 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 gaat in op de huidige situatie en hoofdstuk 3 omschrijft de toekomstige situatie voor het plangebied. Hoofdstuk 4 behandelt het vigerende beleid op zowel rijks-, provinciaal-, regionaal- als gemeentelijke niveau. Hoofdstuk 5 bevat een beschrijving van de relevante uitvoeringsaspecten en verantwoordt (al dan niet met behulp van uitgevoerde onderzoeken) de voorgenomen ingreep. Getoetst wordt of de ingreep voldoet aan de sectorale wetgeving, bijvoorbeeld op het gebied van bodem, akoestiek of externe veiligheid. De juridische planbeschrijving van dit bestemmingsplan is opgenomen in hoofdstuk 6. De maatschappelijke uitvoerbaarheid staat omschreven in hoofdstuk 7. De toelichting wordt afgesloten met een hoofdstuk waarin de economische uitvoerbaarheid van het planvoornemen wordt toegelicht.

Voorliggende toelichting vergezelt een set regels en een verbeelding die samen het juridische plan vormen. De toelichting dient ter onderbouwing / motivering van het plan. De onderzoeksrapporten die als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd hebben betrekking op de ontwikkeling binnen het plangebied van voorliggend bestemmingsplan Sportpark HEG Kelpen-Oler.

Hoofdstuk 2 Bestaande situatie

2.1 Bestaande sportcomplexen

Voorafgaand is goed om aan te duiden waar de bestaande complexen zijn gelegen. Deze locaties behoren niet tot het plangebied van voorliggend document, maar worden omwille van de volledigheid wel kort benoemd en omschreven. Het gaat om de volgende sportparken:

  • A. Sportpark RKSEV te Ell
  • B. Sportpark GKC te Kelpen-Oler
  • C. Sportpark RKHVC te Hunsel
  • D. Sportpark GKC te Grathem

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0003.jpg"

Afbeelding 3: ligging bestaande sportparken (bron: ESRI Nederland)

Alle bestaande sportparken voorzien in de regel in een hoofdveld en een trainingsveld (niet altijd volwaardig) en hebben weinig tot geen ruimte tot uitbreiding. Daarbij is sprake van verouderde bebouwing welke tevens niet voldoende ruimte biedt voor een fusieclub. De bestaande sportparken komen te vervallen en krijgen in de toekomst een nieuwe functie.

2.2 Omgeving plangebied

Kelpen-Oler is een kleine kern met iets meer dan 1.100 bewoners in het wijdse buitengebied tussen Weert in het westen en de Maas in het oosten. De belangrijkste doorgaande route voor het gebied is de A2 welke in een rechte lijn dit gebied doorkruist en de belangrijkste verkeersader is tussen midden- en zuid-Limburg en de regio Eindhoven. Langs de A2 ligt tevens het kanaal Wessem-Nederweert wat zorgt voor een aansluiting tussen Weert en de Maas.

Het plangebied behoord tot het buitengebied bij Kelpen-Oler. Het buitengebied rondom Kelpen-Oler wordt gekenmerkt door het hoofdzakelijk open agrarische karakter met kleinschalige woonkernen en bebouwingsclusters.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0004.jpg"

Afbeelding 4: topografische kaart met begrenzing plangebied in rood (bron: Bron: J.W. van Aalst, www.opentopo.nl)

2.3 Plangebied

De beoogde locatie betreft een aantal onbebouwde agrarische percelen, kadastraal bekend als:

  • Heythuysen, sectie S, 101, 107, 108 en 97 (deels)
  • Heythuysen, sectie S, 93, 94, 95 en 96 (geheel)

De planlocatie wordt begrensd door de bebouwde kom van Kelpen-Oler, de Oranjestraat met daaraan burgerwoningen en een schutterij en de Kerkstraat. Dwars door het plangebied loopt een watergang (Wessemerven).

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0005.jpg"
Afbeelding 5: luchtfoto met begrenzing plangebied in geel (bron: ESRI Nederland)

Hoofdstuk 3 Nieuwe situatie

3.1 Uitgangspunten

Zoals eerder benoemd (paragraaf 1.1) is het plan om op de beoogde locatie een nieuw sportpark te realiseren ten behoeve van drie voetbal verenigingen. Voorliggend bestemmingsplan voorziet daarvoor in de kaders om de beoogde (vooralsnog globale) inrichting mogelijk te maken. De volgende elementen worden gerealiseerd:

  • de fusievereniging voorziet in 1 clubgebouw, met vrijstaand bijgebouw en omliggende verharding van 950m2;
  • parkeren geschiedt op eigen terrein;
  • de fusievereniging krijgt 4 verlichte voetbalvelden, waarvan 1 met kunstgras;
  • landschappelijke inpassing ten behoeve van afscherming richting omwonenden;
  • opvang van hemelwater.

Op basis van de uitkomsten van de milieutechnische- en planologische toetsing in voorliggend document en het globale schetsontwerp wordt voorliggend plan opgesteld, waarbij ruimte is voor een verdere detailuitwerking.

3.2 Ontwerp sportpark

De gemeente Leudal heeft voor de inrichting van het sportpark een bouwteam in het leven geroepen waarbij de gemeente, de sportverenigingen, ontwerpers en adviseurs plaats nemen om tot een breed gedragen ontwerp te komen.

De uitkomst van het bouwteam is een ontwerp van een sportterrein wat dicht tegen de kom van Kelpen-Oler komt te liggen, met in achtneming van een ruime strook landschappelijke inpassing tussen de bestaande woningen in Kelpen-Oler en de sportvelden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0006.png"

Afbeelding 6: schetsontwerp inrichting d.d. 26 juni 2019 (bron: Antea)

Het nieuwe sportpark krijgt een ingang met een ruim parkeerterrein met 120 parkeerplaatsen aan de Oranjestraat naast de bestaande schutterij. Vervolgens zijn vier velden voorzien met voldoende ruimte onderling. Het clubgebouw komt naast het kunstgrasveld te staan (donker gekleurd veld). Ten zuidwesten van de velden komen verschillende retentievoorzieningen welke landschappelijk ingepast worden. Het sportpark wordt aan de zuidwestelijke rand begrensd door een nieuw aan te leggen fiets- en voetpad tussen de Kerkstraat en Oranjestraat. Het nieuw aan te leggen fiets- en voetpad maakt onderdeel uit van het verbeteren van de bereikbaarheid van het sportpark voor fiets- en voetverkeer en maakt ook deel uit van de ruimtelijke inpassing.

Het sportpark wordt verder ingericht met noodzakelijke voorzieningen zoals ballenvangers, omheining, dug outs, toegangshek en verlichting (zowel veldverlichting als op het terrein). Het clubgebouw geeft plaats aan kleedkamers, toiletvoorzieningen, clubruimte en een besloten ondergeschikte horecafunctie.

Hoofdstuk 4 Beleid

4.1 Rijksbeleid

4.1.1 Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) schetst het Rijk ambities voor Nederland in 2040: een visie hoe Nederland er in 2040 voor moet staan. Uitgaande van de verantwoordelijkheden van het Rijk zijn de ambities uitgewerkt in rijksdoelen tot 2028 en is aangegeven welke nationale belangen daarbij aan de orde zijn. De SVIR is vastgesteld op 13 maart 2012.

Nederland moet concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig zijn in 2040. Dit is het uitgangspunt van de SVIR. Om dit te bereiken moet het roer in het ruimtelijk en mobiliteitsbeleid om. De ruimtelijke ordening wordt zo dicht mogelijk bij burgers en bedrijven gebracht. Provincies en gemeenten krijgen meer verantwoordelijkheden en beleidsvrijheid (decentraal, tenzij) en de gebruiker komt centraal te staan. Het Rijk zet zich met name in op de drie hoofddoelen:

  • 1. Het vergroten van de concurrentiekracht van Nederland door het versterken van de ruimtelijk-economische structuur van Nederland.
  • 2. Het verbeteren en ruimtelijk zeker stellen van de bereikbaarheid waarbij de gebruiker voorop staat.
  • 3. Het waarborgen van een leefbare en veilige omgeving waarin unieke natuurlijke en cultuurhistorische waarden behouden zijn.

Naast het benoemen van bovenstaande beleidsdoelen onderscheidt het Rijk 13 nationale belangen. Voor deze belangen is het Rijk verantwoordelijk en wil het resultaten boeken:

  • 1. Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren;
  • 2. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie;
  • 3. Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen;
  • 4. Efficiënt gebruik van de ondergrond;
  • 5. Een robuust hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen rondom en tussen de belangrijkste stedelijke regio's inclusief de achterlandverbindingen (ketenmobiliteit en multimodale knooppunten);
  • 6. Betere benutting van de capaciteit van het bestaande mobiliteitssysteem;
  • 7. Het in stand houden van het hoofdnet van wegen, spoorwegen en vaarwegen om het functioneren van het mobiliteitssysteem te waarborgen;
  • 8. Verbeteren van de milieukwaliteit (lucht, bodem, water) en bescherming tegen geluidsoverlast en externe veiligheidsrisico's;
  • 9. Ruimte voor waterveiligheid, een duurzame zoetwatervoorziening en kaders voor klimaatbestendige stedelijke (her)ontwikkeling;
  • 10. Ruimte voor behoud en versterking van (inter)nationale unieke cultuurhistorische en natuurlijke kwaliteiten;
  • 11. Ruimte voor een nationaal netwerk van natuur voor het overleven en ontwikkelen van flora- en faunasoorten;
  • 12. Ruimte voor militaire terreinen en activiteiten;
  • 13. Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten.

Relevantie voor het plan
In de SVIR zijn geen concrete beleidsdoelen gesteld waar voorliggende ontwikkeling aan getoetst kan worden. Het in de SVIR gestelde beleid vindt zijn doorwerking in provinciaal, regionaal en gemeentelijk beleid en toetsing is derhalve opgenomen in de overeenkomstige paragrafen in voorliggend document.

4.1.2 Besluit algemene regels ruimtelijke ordening

De AMvB Ruimte wordt in juridische termen aangeduid als Besluit Algemene Regels Ruimtelijke Ordening (Barro). Het Barro is met de aanvulling op 1 oktober 2012 volledig in werking getreden. In het Barro zijn de nationale belangen die juridische borging vereisen opgenomen. Het Barro is gericht op doorwerking van de nationale belangen in gemeentelijke bestemmingsplannen.

Het gaat om de volgende nationale belangen:

  • 1. Rijksvaarwegen.
  • 2. Project Mainportontwikkeling Rotterdam.
  • 3. Kustfundament.
  • 4. Grote rivieren.
  • 5. Waddenzee en waddengebied.
  • 6. Defensie.
  • 7. Hoofdwegen.
  • 8. Landelijke spoorwegen.
  • 9. Elektriciteitsvoorziening.
  • 10. Ecologische Hoofdstructuur.
  • 11. Primaire waterkeringen buiten het kustfundament.
  • 12. IJsselmeergebied (uitbreidingsruimte) en,
  • 13. Erfgoederen van uitzonderlijke universele waarde.

Aan bovengenoemde onderwerpen zijn in het Barro deels al regels gekoppeld, deels zijn enkele onderwerpen nog open gelaten. De SVIR bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, dat wil zeggen door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen.

Relevantie voor het plan
De regels uit het Barro zijn niet van toepassing op dit bestemmingsplan, behoudens de regels met betrekking tot de ecologische hoofdstructuur (Natuurnetwerk Nederland). In paragraaf 5.3 wordt hier nader op ingegaan.

4.1.3 Regeling algemene regels ruimtelijke ordening

De 'Rarro' is gebaseerd op het Barro. In het Barro is bepaald dat bij ministeriële regeling verschillende militaire terreinen en objecten, hoofdwegen en EHS-gebieden worden aangewezen, waar gemeenten bij de vaststelling van bestemmingsplannen rekening mee moeten houden. In het Rarro wordt daar uitvoering aan gegeven. Als gevolg van de gewijzigde regelgeving beslaat het radarverstoringsgebied behorende bij de radar op de militaire vliegbasis Volkel ook de gemeente Leudal. Aangezien het onderhavige bestemmingsplan echter geen windturbines hoger dan 114 meter toestaat vormt dit geen belemmering voor het radarverstoringsgebied.

Relevantie voor het plan
In de Rarro zijn binnen het plangebied geen reserveringsgebieden aangewezen voor de mogelijke aanleg van nieuwe hoofdwegen of landelijke spoorwegen. Er zijn ook geen hoofdwegen of delen daarvan aangewezen waarvoor een reserveringsgebied geldt.

4.1.4 Wet milieubeheer - milieueffectrapportage

In artikel 7.2, lid 1 van de 'Wet milieubeheer' is bepaald dat bij algemene maatregel van bestuur de activiteiten worden aangewezen:

  • die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu;
  • ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben.

In het 'Besluit milieueffectrapportage' zijn in artikel 2, lid 1 als activiteiten die belangrijke nadelige gevolgen kunnen hebben voor het milieu (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus de verplichting geldt om een milieueffectrapportage op te stellen), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In lid 2 van hetzelfde artikel zijn als activiteiten ten aanzien waarvan het bevoegd gezag moet beoordelen of zij belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen hebben (en waarvoor op grond van de Wet milieubeheer dus een m.e.r.-beoordelingsplicht geldt), aangewezen de activiteiten die behoren tot een in onderdeel D van de bijlage bij het Besluit genoemde categorie.

In artikel 2, lid 5, aanhef en onder b. van het Besluit milieueffectrapportage, is vastgelegd dat de m.e.r.-beoordelingsplicht ook geldt voor plannen die weliswaar vallen onder een van de in onderdeel D genoemde activiteiten maar waarbij het project valt ónder de drempelwaarden zoals genoemd in onderdeel D, indien: ‘op grond van selectiecriteria als bedoeld in bijlage III bij de EEG-richtlijn milieueffectbeoordeling niet kan worden uitgesloten dat de activiteit belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kan hebben. Dit is de zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling.

Om te bepalen of een m.e.r.(-beoordeling) noodzakelijk is dient dus bepaald te worden of de ontwikkeling voorkomt in lijst C of lijst D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, of de drempelwaarden worden overschreden, of de ontwikkeling in een kwetsbaar gebied ligt en of er belangrijke milieugevolgen zijn.

Relevantie voor het plan
De aanleg van een nieuw sportveldencomplex moet gezien worden als een stedelijk ontwikkelingsproject als bedoeld in categorie D11.2 van de bijlage bij het Besluit m.e.r. Verdere toetsing en een vormvrije m.e.r.-beoordeling zijn opgenomen in paragraaf 5.1.7 en 5.1.8.

4.1.5 Ladder voor duurzame verstedelijking

De ladder voor duurzame verstedelijking is per 1 oktober 2012 in het Bro opgenomen. Medio 2017 is de ladder op een beperkt aantal onderdelen inhoudelijk gewijzigd. Nog steeds dienen nieuwe stedelijke ontwikkelingen op basis van deze ladder te worden gemotiveerd en afgewogen met oog voor de ruimtevraag, de beschikbare ruimte en de ontwikkeling van de omgeving waarin het plangebied ligt.

De 'ladder voor duurzame verstedelijking' is in de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) geïntroduceerd en vastgelegd als procesvereiste in het Besluit ruimtelijke ordening (Bro).

Relevantie voor het plan
De beoogde ontwikkeling betreft de aanleg van een nieuw sportpark op een agrarische locatie ten zuidwesten van de kern Kelpen-Oler. Als eerste wordt bepaald of een ontwikkeling aangemerkt kan worden als een stedelijke ontwikkeling. Hoewel de ligging van het plangebied volledig in het buitengebied is, wil dit niet vanzelfsprekend betekenen dat geen sprake is van een stedelijke ontwikkeling. In het Bro wordt een stedelijke ontwikkeling als volgt omschreven: "...ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein, of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen.". Onder een “overige stedelijke voorziening” wordt het volgende verstaan: “ In ieder geval vallen accommodaties voor onderwijs, zorg, cultuur, bestuur en indoor sport en leisure onder het begrip overige stedelijke voorzieningen”.

Op basis van bovenstaande en op basis van de eerder uitgegeven “Handreiking Ladder voor Duurzame Verstedelijking” moet worden geconcludeerd dat een sportpark zonder indoor-sportvoorzieningen niet wordt gezien als een stedelijke ontwikkeling. Derhalve is in principe verdere toetsing aan de ladder niet noodzakelijk. Echter, gezien de ligging van het nieuwe sportpark tegen de bebouwde kom (gescheiden door landschappelijke inpassing) en de aanleiding van het planvoornemen (zie paragraaf 1.1) is toelichting van de behoefte wel relevant.

Het beoogde sportpark is het resultaat van onderzoek middels een businesscase en een haalbaarheidsstudie over de levensvatbaarheid van vier voetbalverenigingen in kleine kernen in de gemeente Leudal. De dorpen Hunsel, Ell, Grathem en Kelpen-Oler hebben allen zeer kleine voetbalverenigingen met een sterk, maar kleinschalig ledenbestand waarbij het steeds lastiger wordt om de huidige sportfaciliteiten in stand te houden. Middels een businesscase is naar voren gekomen dat de verenigingen bereid zijn samen te gaan op één sportterrein zodat de verenigingen behouden blijven voor de dorpen. De bestaande sportterreinen komen derhalve te vervallen. Op basis van voorgaande wordt gesteld dat voorliggend plan voorziet in de behoefte naar een sportcomplex omdat sprake is van de verplaatsing (en in dit geval bundeling) van vier sportparken naar één nieuw te bouwen complex.

De gewenste faciliteiten voor een gezamelijk complex van vier sportverenigingen vraagt om een aanzienlijk ruimtegebruik waar binnen het bestaande stedelijk gebied van de kernen Hunsel, Ell, Grathem en Kelpen-Oler niet aan kan voldaan. Het inrichten van een sportpark buiten- of in voorliggend geval, aan de rand van stedelijk gebied is derhalve onvermijdelijk.

Conclusie rijksbeleid

De aanleg van een nieuw sportpark aan de rand van Kelpen-Oler leidt niet tot strijdigheid met de voornoemde nationale beleidsdoelen.

4.2 Provinciaal beleid

4.2.1 Provinciaal Omgevingsplan Limburg (POL2014)

Op 12 december 2014 hebben Provinciale Staten van Limburg het Provinciaal Omgevingsplan Limburg 2014 vastgesteld. Het POL2014 heeft vier wettelijke functies: structuurvisie (Wet ruimtelijke ordening), provinciaal milieubeleidsplan (Wet milieubeheer), regionaal waterplan (Waterwet), provinciaal verkeer- en vervoersplan (Planwet verkeer en vervoer).

De centrale ambitie in het POL2014 komt voort uit de Limburgagenda: een voortreffelijk grensoverschrijdend leef- en vestigingsklimaat, dat eraan bijdraagt dat burgers en bedrijven kiezen voor Limburg: om er naar toe te gaan en vooral ook om hier te blijven. In het POL staan de fysieke kanten van het leef- en vestigingsklimaat centraal. Belangrijke uitdagingen zijn het faciliteren van innovatie, het aantrekkelijk houden van de regio voor jongeren en arbeidskrachten, de fundamenteel veranderde opgaven op het gebied van wonen en voorzieningen, de leefbaarheid van kernen en buurten en het inspelen op de klimaatverandering.

Belangrijke principes in het omgevingsbeleid van de provincie Limburg zijn de volgende:

  • 1. Kwaliteit staat centraal. Dat komt tot uiting in het koesteren van de gevarieerdheid van Limburg onder het motto 'meer stad, meer land', het bieden van ruimte voor verweving van functies, in kwaliteitsbewustzijn, en in dynamisch voorraadbeheer dat moet resulteren in een nieuwe vorm van groeien. Algemene principes voor duurzame verstedelijking sluiten hierop aan, zoals de ladder van duurzame verstedelijking en de prioriteit voor herbenutting van cultuurhistorische en beeldbepalende gebouwen.
  • 2. Uitnodigen staat centraal. Dat gaat meer over de manier waarop de provincie samen met partners dat voortreffelijke leef- en vestigingsklimaat wil realiseren. Met instrumenten op maat en ruimte om te experimenteren. De Provincie wil hierbij selectief zijn: het POL richt zich alleen op die zaken die er op provinciaal niveau echt toe doen en vragen om regionale oplossingen.
  • 3. In het nieuwe POL wordt op basis van omgevingskwaliteiten een zonering gemaakt van acht soorten gebieden, variërend van stedelijk gebied tot beschermd natuurgebied. Daarnaast zijn sectorale (beschermings)gebieden als gebiedsaanduiding opgenomen.

Zonering plangebied

De grote variatie in omgevingskwaliteiten is een kenmerk en sterk punt van Limburg. Om daaraan recht te doen, worden in het POL2014 zeven globaal afgebakende gebiedstypen onderscheiden. Dit zijn zones met elk een eigen karakter, herkenbare eigen kernkwaliteiten, en met heel verschillende opgaven en ontwikkelingsmogelijkheden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0007.jpg"
Afbeelding 7: uitsnede zonering Limburg (bron: POLviewer)

Het plangebied ligt volledig binnen de zone 'Buitengebied'. De als 'Buitengebied' aangemerkte gebieden betreffen alle andere gebieden die veelal agrarisch in gebruik zijn. Binnen deze zone is ruimte voor de doorontwikkeling van agrarische bedrijven. De accenten voor dit gebied liggen bij:

  • Ontwikkelingsmogelijkheden voor nieuwe bedrijfslocaties landbouw;
  • Terugdringen milieubelasting vanuit landbouw;
  • Kwaliteit en functioneren ondergrond.

Relevantie voor het plan
Het plangebied valt samen met de zonering 'Buitengebied'. Door de ligging dicht tegen de kom is het plangebied niet geschikt als ontwikkelingsruimte voor nieuwe bedrijfslocaties voor de landbouw. Vooral het deel tegen de kom van Kelpen-Oler biedt meer belemmeringen. Derhalve biedt het ontwikkelen van een sportpark meer mogelijkheden om een zachter overgangsgebied te creeeren naar het buitengebied. Dus hoewel sprake is van onttrekken van gronden aan de landbouw, kan gesteld worden dat de ruimte voor nieuwe agrarische ontwikkelingen beperkt is in deze zone. De ontwikkeling van een nieuw sportpark onttrekt gronden aan de landbouw en zorgt direct voor het terugdringen van milieubelasting vanuit de landbouw. Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat de beoogde ontwikkeling passend is binnen de zonering van het POL. 

4.2.2 Omgevingsverordening Limburg 2014

Bij het POL2014 hoort de Omgevingsverordening Limburg. De juridische doorwerking van het omgevingsbeleid wordt in deze verordening geregeld. Naast bepalingen die voor iedereen gelden (gedragsregels), bevat de Omgevingsverordening ook een hoofdstuk "Ruimte", waarin instructieregels naar gemeenten zijn opgenomen. De te maken regionale bestuursafspraken worden in de Omgevingsverordening Limburg geborgd. De Omgevingsverordening Limburg 2014 is, net als het POL, op 12 december 2014 vastgesteld door Provinciale Staten en is per 16 januari 2015 in werking getreden.

Boringsvrije zone Roerdalslenk III
Het gehele plangebied is gelegen in de zonering van de Boringsvrije zone Roerdalslenk III. In deze zone is het verboden om een boorput of bodemenergiesysteem te hebben dieper dan de Bovenste Brunssumklei. Voor de realisatie van een sportpark is dit niet relevant.

Het plangebied is verder niet gelegen binnen overige milieubeschermingsgebieden.

Relevantie voor het plan

De ligging van het plangebied in een boringsvrije zone heeft geen invloed op het planvoornemen.

4.3 Regionaal beleid

4.3.1 Het oog van Midden-Limburg

Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg

De stuurgroep Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg (GOML) heeft de uitgangspunten voor de toekomstige regionale samenwerking vastgesteld. Het gebied Midden-Limburg omvat de gemeenten Echt-Susteren, Leudal, Maasgouw, Nederweert, Roerdalen, Roermond en Weert. De eerste stap voor de ontwikkeling van het gebied was het opstellen van een gezamenlijke visie waarin de ambitie van de regio Midden-Limburg voor de komende jaren is opgenomen. Deze Regiovisie 2008-2028 kreeg de naam mee: 'Het oog van Midden-Limburg'. De gebiedsvisie van de Gebiedsontwikkeling Midden-Limburg richt zich op het creëren van Sterke Steden en Vitaal Platteland.

Het platteland in Midden-Limburg ondergaat een transformatie. In de landbouw is sprake van schaalvergroting en een verdere professionalisering. De intensieve landbouw is een vitale, toekomst bestendige economisch tak van formaat. De extensieve landbouw ontwikkelt zich, maar stuit op grenzen van beleid en regelgeving. Nieuwe economische dragers dienen zich aan. Het buitengebied wordt in toenemende mate een 'groene ruimte' waarin de functies wonen, werken, landschap, natuur en recreatie nauw verweven zijn. De transformatie van het platteland vraagt om nieuwe condities (ontsluiting, inpassing, ruimte voor groei). De uitdaging: ervoor zorgen dat de verschillende functies elkaar versterken, zodat de economische vitaliteit, ruimtelijke kwaliteit en leefbaarheid van het platteland behouden blijft.

Leudal
De centrale ligging van Leudal maakt dat het profiteert van bijna alle ontwikkelingen die worden voorgesteld in de regiovisie. Gelegen aan de Maasplassen liggen er volop kansen om recreatieve en toeristische activiteiten te ontwikkelen en deze te verbinden met het natuurgebied Leudal en het te ontwikkelen regiopark.


Conclusie
De aanleg van een nieuw sportpark bij Kelpen-Oler is het slotstuk van een lang proces waarin de voetbalverenigingen van Hunsel, Ell en Grathem/Kelpen-Oler gaan samen werken. Door de krachten te bundelen en gezamenlijk één locatie te gebruiken blijven de voetbal verenigingen lokaal aanwezig, waardoor de leefbaarheid van het platteland behouden blijft. Derhalve wordt gesteld dat de beoogde ontwikkeling aansluit bij het regionale beleid.

4.4 Gemeentelijk beleid

4.4.1 Leven in Leudal, Strategische Overallvisie 2020

De gemeente Leudal bestaat sinds 1 januari 2007. De toekomstvisie 'Leven in Leudal, Strategische Overallvisie 2020' (vastgesteld d.d. 11 december 2007 en aangepast in maart 2014) dient als handvat om (maatschappelijke, landelijke, regionale) ontwikkelingen in het perspectief van Leudal te plaatsen, maar ook om keuzes te maken in haar beleid. In de visie staan de thema's ruimtelijke kwaliteit, leefbaarheid, sociale samenhang en duurzaamheid centraal.

Dorpen met een eigen identiteit
De gemeente legt de focus op de vitaliteit en het zelfsturend vermogen van de afzonderlijke dorpen. Leudal heeft nu een duidelijke eigen identiteit in de regio en daarbuiten.

Veranderende rol van de gemeente
Het initiatief komt meer bij de burger te liggen. De gemeente heeft een ondersteunende rol voor de burgers en bedrijven en zorgt voor haar kerntaken zoals veiligheid, sociaal vangnet en toezicht op de naleving van de regels. Nieuwe taken liggen op het gebied van zorg, arbeidsdeelname en jeugd en zullen zo veel mogelijk door en met organisaties en burgers uit de gemeente worden opgepakt. De gemeente werkt hierbij samen met de omliggende gemeenten in Midden-Limburg.

Veranderende samenstelling van de bevolking
In verband met de vergrijzing zal de gemeente in gesprek gaan met haar inwoners over de veranderingen die er aan zitten te komen en wat men er gezamenlijk tegenover kan stellen. De gesprekken zullen gaan over gemeenschapsaccommodaties, sportinrichtingen, scholen, wonen, zorg en werkgelegenheid. Aan de hand van de gesprekken wordt de koers bepaald en worden afspraken gemaakt.

Dynamisch
De strategische visie is een dynamisch document waar de gemeenteraad naar aanleiding van gesprekken aanscherpingen en accenten kan aanbrengen. De visie geeft hierdoor meer sturing aan haar dienstverlening aan de burger en aan de komende veranderingen in de Leudalse gemeenschap.

Ontwikkelingen/trends
Voor de ontwikkelingen is in de aangepaste visie de koers bepaald en zijn nieuwe of specifieke opgaven geformuleerd. Voor het buitengebied is het van belang om ruimte voor natuur en recreatie zo veel mogelijk in onderlinge samenhang te ontwikkelen. De land- en tuinbouw zijn en blijven van groot belang voor Leudal. Er is sprake van schaalvergroting en een grote terugloop van het aantal bedrijven. Er wordt voor de komende periode een halvering van het aantal bedrijven verwacht. Leudal kan inspelen op ontwikkelingen door innovatie gericht op het terugdringen van de milieubelasting van niet-grondgebonden bedrijven en het ondersteunen van biologische productie. Kansen liggen er voor streekproducten, combinaties met toerisme en verwerking van mest en groenafval tot grondstoffen en energie.

Het maatschappelijk debat buitengebied heeft de aanzet gegeven tot een dialoog over de kwaliteit van het buitengebied. Uitvoering van maatregelen en duurzame samenwerking tussen partijen in het buitengebied vragen om het voorzetten van de dialoog en gebiedsontwikkeling gericht op versterken van de kwaliteiten van het buitengebied en het benutten van kansen voor agrarische- en recreatieve bedrijvigheid en zorginitiatieven.

Relevantie voor het plan
Voorliggend plan is een goed voorbeeld van een gezamenlijke inspanning van de gemeente Leudal met drie lokale voetbalverenigingen om te komen tot het behoud van de voetbalverenigingen binnen de gemeente. Het nieuwe sportpark zorgt voor een toekomst bestendige leefbaarheid in het buitengebied en de kernen en draagt bij aan de gemeenschapszin op langere termijn. Derhalve wordt gesteld dat de beoogde ontwikkeling uitstekend past in de strategische overallvisie.

4.4.2 Gemeentelijke structuurvisie

Algemeen
In de Structuurvisie Leudal (vastgesteld d.d. 2 februari 2010) wordt ingezet op: 'Een groene parel met dynamiek, een gemeente waarin het voor iedereen goed wonen, goed leven en goed werken is, nu en in de toekomst'. In deze structuurvisie ligt bewust de nadruk op de visie van de gemeente op de functionele ontwikkelingen van de diverse, ruimtelijk relevante onderwerpen.

Limburgs Kwaliteitsmenu
De gemeente Leudal staat achter de gedachte van het Kwaliteitsmenu. Nieuwe functionele ontwikkelingen in het buitengebied (zowel incidentele initiatieven in het buitengebied als ontwikkelingen aan de rand van een kern) zijn uit oogpunt van ruimtelijke kwaliteit alleen mogelijk indien daarmee ook investeringen in natuurontwikkelingen, landschapsversterking, recreatieve belevingskwaliteit en/of cultuurhistorie plaatsvinden waarmee de kwalitatieve draagkracht van het landelijk gebied wordt versterkt en de effecten van de nieuwe ontwikkelingen worden gecompenseerd. Het kwaliteitsmenu is hierbij van toepassing.

Nota kwaliteit
De uitwerking van het Limburgs Kwaliteitsmenu voor de gemeente Leudal vindt plaats in de Nota Kwaliteit. In de nota wordt het beleid met betrekking tot het Kwaliteitsmenu weergegeven. Tevens wordt het bestaande 'rood voor groen'-beleid en groenfonds, van de gemeente Leudal, voor zowel het buitengebied als de kernen, hierin verankerd.

Het provinciale kwaliteitsmenu heeft betrekking op het buitengebied. De Nota Kwaliteit van de gemeente Leudal gaat verder. Door nieuwe ontwikkelingen in het buitengebied, maar ook in de kern vindt een aantasting van de kwaliteit van de (leef)omgeving in het buitengebied of de kern plaats. Verdichting in de kern leidt namelijk ook tot het verder onder druk komen te staan van de kwaliteiten van de leefomgeving. Deze aantasting wordt gezien als kosten die voor rekening van de gemeente Leudal komen. Deze aantasting van kwaliteit dient daarom binnen de gemeente of nabij de gemeente grenzen van Leudal gecompenseerd te worden.

Relevantie voor het plan

De realisatie van een nieuw sportpark aan de rand van Kelpen-Oler is een ontwikkeling welke hinkt op twee gedachten:

Verlies aan kwaliteit: de huidige locatie betreft een onbebouwd en open stuk buitengebied met een open karakter en ook kwaliteiten.
Nieuwe kwaliteit: de ontwikkeling van het sportpark is niet zonder meer een nieuwe ontwikkeling; sprake is van de fusie van drie kleine voetbal verenigingen met een kleine basis naar een nieuwe toekomst bestendige inrichting. Het gebied waar de kernen Hunsel, Ell, Grathem en Kelpen-Oler liggen kenmerkt zich door een open en dunbevolkt karakter met een hoofdzakelijk agrarisch gebruik van het buitengebied. De beoogde ontwikkeling van een nieuw sportpark is dan ook niet enkel een nieuwe kwaliteit, maar ook het behoud van kwaliteit.

Voorliggend plan is derhalve opgesteld als kader voor het nieuwe sportpark. Bij de verdere ontwikkeling zal ook aandacht besteed worden aan de landschappelijke inpassing en middels de regels wordt dit geborgd.

Op basis van voorgaande wordt geconcludeerd dat het beoogde nieuwe sportpark naast nieuwe kwaliteit ook de bestendiging van de huidige kwaliteit van dit deel van het buitengebied van Leudal is en het verlies aan kwaliteit derhalve gerechtvaardigd wordt door de winsten, zowel voor het landschap als voor de leefomgeving en de samenleving.

Conclusie
De aanleg van een nieuw sportpark bij Kelpen-Oler sluit aan op de voornoemde gemeentelijke beleidsdoelen.

Hoofdstuk 5 Uitvoeringsaspecten

In de paragrafen hierna komen diverse milieuhygiënische en planologische aspecten aan de orde. Voor een aantal aspecten zijn onderzoeken uitgevoerd. Deze onderzoeken zijn opgenomen in separate rapportages die als bijlage bij deze toelichting zijn gevoegd. Voor inzicht in het gehele onderzoek wordt hier verwezen naar de bijlagen. Hierna is een korte samenvatting van deze onderzoeken opgenomen. Voor alle aspecten is de relevantie voor het plan omschreven.

De onderzoeken zijn uitgevoerd op basis van de zoeklocatie (zie paragraaf 1.2) met als uitgangspunt dat het sportpark overal binnen de zoeklocatie gerealiseerd mag worden. Derhalve kan het ontwerptraject gelijktijdig gestart worden en als bijkomend voordeel fungeren de onderzoeken als additionele input op de inrichting. Gedurende het opstellen van voorliggend plan is het schetsontwerp uitgewerkt tot een definitief ontwerp wat uiteindelijk leidde tot een plangebied. Om deze verfijning in kaart te brengen zijn de conclusies van alle uitvoeringsaspecten waarvoor onderzoek is uitgevoerd middels een extra alinea verfijnd naar het definitieve ontwerp.

5.1 Milieu

5.1.1 Bedrijven en milieuzonering

De VNG-publicatie: “Bedrijven en milieuzonering” (versie 2009), geeft informatie over de ruimtelijk relevante milieuaspecten van diverse bedrijfsactiviteiten. Tevens geeft deze publicatie richtafstanden voor het ontwikkelen van bedrijfsactiviteiten in relatie tot het lokale omgevingstype. De publicatie is een hulpmiddel bij de ruimtelijke inpassing van plannen en vormt op basis van vaste jurisprudentie een goed vertrekpunt voor deze beoordeling.

Voor de beoordeling van een goede inpassing wordt onderscheid gemaakt in twee omgevingstypes. De twee omgevingstypes die de VNG hanteert, zijn enerzijds “rustige woonwijk en rustig buitengebied” en anderzijds “gemengd gebied”. Voor beide omgevingstypen gelden verschillende richtafstanden. De te onderscheiden omgevingstypen worden onderstaand nader getypeerd.

Rustige woonwijk en een rustig buitengebied
“Een rustige woonwijk is een woonwijk die is ingericht volgens het principe van functiescheiding. Afgezien van wijkgebonden voorzieningen komen vrijwel geen andere functies (zoals bedrijven en kantoren) voor. Langs de randen (in de overgang naar mogelijke bedrijfsfuncties) is weinig verstoring door verkeer. Een vergelijkbaar omgevingstype qua aanvaardbare milieubelasting is een rustig buitengebied (eventueel inclusief verblijfsrecreatie), een stilte gebied of een natuurgebied.”

Gemengd gebied
“Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor zoals winkels, horeca en kleine bedrijven. Ook lintbebouwing in het buitengebied met overwegend agrarische en andere bedrijvigheid kan als gemengd gebied worden beschouwd. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Hier kan de verhoogde milieubelasting voor geluid de toepassing van kleinere richtafstanden rechtvaardigen. Geluid is voor de te hanteren afstand van milieubelastende activiteiten veelal bepalend.”

Het omgevingstype wordt bepaald door de omgeving waarin de planrealisatie plaatsvindt en niet door het plan zelf. Het vertrekpunt vormt in algemene zin de afstand behorend bij een rustige woonwijk en een rustig buitengebied. De richtafstanden die hierbij behoren, kunnen echter met één stap worden verkleind indien er sprake is van een gemengd gebied. Voor onderhavig plan is sprake van een onbebouwde locatie aan de rand van Kelpen-Oler met slechts enkele functies. Geconcludeerd wordt dat de locatie het beste aansluit aan een rustige woonwijk/buitengebied.

In tabel 1 zijn de richtafstanden opgenomen zoals deze in de VNG publicatie worden geadviseerd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0008.jpg"

Tabel 1: richtafstanden conform VNG-publicatie "Bedrijven en milieuzonering"

De richtafstanden gelden voor verschillende aspecten die tot milieuhinder kunnen leiden. Daarbij is de grootste afstand behorend bij één van de milieuaspecten (geur, stof, geluid en gevaar) bepalend voor de te hanteren richtafstand. Met het respecteren van de grootste afstand behorend bij een bepaalde bedrijfscategorie, wordt zo veel mogelijk hinder bij omwonenden voorkomen en wordt aan bedrijven voldoende zekerheid geboden dat zij hun bedrijfsactiviteiten op de betreffende locatie kunnen uitoefenen.

Onderhavige ontwikkeling betreft een milieucategorie 3.1 inrichting (SBI 931-G, veldsportcomplex met verlichting) met een maximale hinderafstand van 50 meter voor het aspect geluid. De richtafstanden gelden tussen de grens van de bestemming 'Sport' en de uiterste gevel van de woning die volgens het bestemmingsplan of vergunningsvrij mogelijk is. In de verbeelding van voorliggend bestemmingsplan wordt een zone van minimaal 50 meter tot aan de meest nabij gelegen woningen aangehouden die de bestemming 'Groen' of de bestemming 'Agrarisch' krijgt en geen mogelijkheden biedt voor sportfuncties. De afstand tussen de woning van Oranjestraat 15b en de bestemming 'Sport' betreft 39 meter, maar middels onderzoek kan gemotiveerd worden afgeweken van de richtafstanden, zie paragraaf 5.1.3.

Beleidsnota gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Leudal – Actualisatie – Evaluatie 2014
Het gemeentelijke gleuidbeleid is vastgelegd in een beleidsnota. De voorgenomen ontwikkeling dient dan ook getoetst te worden aan deze beleidsnota. In het geluidbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende gebiedstypen. De planlocatie valt binnen het gebiedstype “Landelijk”. Voor dit gebiedstype zijn richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau opgenomen in het beleid. Voor verdere toetsing wordt verwezen naar paragraaf 5.1.3.

Het nieuwe sportpark wordt wel direct aansluitend op een bestaande schutterij gebouwd. Wat betreft bedrijven en milieuzonering is geen sprake van een conflictsituatie omdat beiden als een bedrijfsactiviteit worden beschouwd. Wel is nader gekeken naar het gevaaraspect. De schutterij betreft een kleinschalige inrichting met een clubgebouw en twee kogelvangers.

Activiteitenregeling milieubeheer
Voor traditioneel schieten zijn een aantal regels opgenomen onder artikel 3.114 van de activiteitenregeling milieubeheer. Hoewel de schutterij is voorzien van kogelvangers, is sprake van een onveilige zone waar gedurende de periode dat wordt geschoten geen personen, uitgezonderd de schutter, baancommandant en één of meer door de baancommandant aangewezen personen aanwezig mogen zijn. De onveilige zone betreft de oppervlakte van een rechthoek van twee meter aan weerszijde van de voorziening waarin de afgeschoten kogels worden opgevangen bij acht meter. De zone bevindt zich aan de zijde waar op het doel wordt geschoten. Deze zone ligt geheel op het eigen terrein van de schutterij waardoor geen extra voorzieningen getroffen hoeven te worden bij de realisatie van het sportpark.

Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten
Naar aanleiding van de regels uit de activiteitenregeling milieubeheer is de Handreiking Limburgs Traditioneel Schieten opgesteld om gemeenten een beoordelingskader te bieden bij vergunningverlening. De handreiking heeft geen bindend karakter, maar biedt wel uitgangspunten. Voor de veilige zone wordt gewezen naar de wettelijke zone zoals benoemd in de activiteitenregeling milieubeheer. Daarbij is voor het aspect geluid een herenakkoord dat inhoudt dat niet geschoten wordt tussen 21:00 uur en 9:00 uur.

Relevantie voor het plan
Op het gebied van bedrijven en milieuzonering zijn geen belemmeringen voor de ontwikkeling van het sportpark.

Sprake is van een zone van 50 meter ten behoeve van de inrichting van een landschappelijke inpassing. Derhalve wordt voldaan aan de maximale hinderafstand en zijn er vanuit het aspect bedrijven en milieuzonering geen bezwaren voor onderhavige ontwikkeling.

5.1.2 Bodem

In Nederland regelt de Wet bodembescherming de omgang met gronden met als doel te voorkomen dat nieuwe bodemverontreinigingen ontstaan en bestaande bodemverontreinigingen worden verspreid. Ook worden eisen gesteld aan de bodemkwaliteit bij verschillende gebruiksfuncties. De kwaliteit van de bodem (aan/afwezigheid van verontreinigingen) dient bijvoorbeeld beter te zijn bij de toekenning van een woonfunctie dan bij het gebruik van gronden voor industrie.

Voor de beoogde ontwikkeling is een vooronderzoek uitgevoerd om op basis van dossieronderzoek de huidige bodemkwaliteit in kaart te brengen. Het volledige onderzoek is als bijlage 1 opgenomen. Hierna is een korte weergave van het onderzoek opgenomen en is aangegeven wat vanuit dit onderzoek relevant is voor dit bestemmingsplan.

Grond
Vanwege het volledig gebruik van het onderzoeksgebied als landbouwgrond (tot op heden) wordt geen noemenswaardige bodemverontreiniging verwacht. Door de agrarische activiteiten van de nabij gelegen voormalige boerderijen wordt binnen het onderzoeksgebied geen nadelige invloed op de bodemkwaliteit verwacht.

Op het deel van het onderzoeksgebied dat tegen de grens van de bebouwde kom van Kelpen-Oler ligt vinden naar verwachting geen bodembedreigende activiteiten plaats en zijn geen asbesthoudende bouwwerken aanwezig.

Het oostelijk deel van het onderzoeksgebied ligt in het schootsveld van de schutterij aan de Oranjestraat 15d. Door de activiteiten van de schutterij vóór 2010 (voordat gebruik werd gemaakt van kogelvangers en in het open veld werd geschoten) wordt een verontreiniging met lood in de bovengrond van het schootsveld niet uitgesloten. Een eventuele lood-verontreiniging in de bovengrond is naar verwachting sterk heterogeen verdeeld (punt-verontreinigingen in de directe nabijheid van de loden kogels). Vanwege het landbouwkundig gebruik van de gronden (omploegen) wordt de aanwezigheid van loden kogels verwacht tot maximaal de bouwvoor-diepte (circa 0,3 m -mv). Een eventuele lood-verontreiniging in het grondwater zal zich stroomafwaarts (richting woonbebouwing Kelpen-Oler) verplaatsen. De bovengrond en het grondwater binnen het schootsveld zijn derhalve verdacht ten aanzien van een verontreiniging met lood. De ruimtelijke omvang van het voormalige schootsveld zal nader moeten worden bepaald.

Door de plaatselijke aanwezigheid van zinkassen onder de Oranjestraat kan een verontreiniging met zware metalen in de grond direct nabij de Oranjestraat niet worden uitgesloten. De boven-en ondergrond van de wegberm langs de Oranjestraat is aldus verdacht ten aanzien van een verontreiniging met zink.

Grondwater
Uit het gebied of de uit directe omgeving daarvan zijn geen gegevens bekend van eerder uitgevoerd grond-wateronderzoek. Vanwege het landbouwkundig gebruik van de gehele regio kunnen in het grondwater echter licht verhoogde gehalten aan zware metalen (met name cadmium, koper en zink) worden verwacht. Daarnaast kunnen in het grondwater regionaal (licht) verhoogde gehalten aan zware metalen, vluchtige aromaten en arseen worden verwacht. Verhoogde gehalten aan lood in het grondwater als gevolg van de voormalige activiteiten (vóór 2010) van de schutterij aan de Oranjestraat, kunnen niet worden uitgesloten. Daarnaast wordt een verontreiniging met zware metalen in het grondwater nabij de Oranjestraat vanwege de aanwezigheid van zinkassen niet uitgesloten. Het grondwater is derhalve verdacht ten aanzien van een verontreiniging met diverse zware metalen.

Asbest
Voor zover bekend is ter plaatse van het onderzoeksgebied nooit bebouwing of verharding aanwezig geweest waarop of waarin asbesthoudende materialen kunnen zijn toegepast. Op een aangrenzend perceel (Oranjestraat 19) is weliswaar een landbouwschuur aanwezig met (asbest-verdachte) golfplaten, doch vanwege de afstand tot het onderzoeksgebied (circa 25 meter) wordt ter plaatse geen verontreiniging met asbest in de grond verwacht.

De onderzoekslocatie wordt derhalve als asbest-onverdacht beschouwd.

Relevantie voor het plan
Op basis van de uitkomsten van het onderzoek wordt ten behoeve van de vergunningverlening geadviseerd een verkennend bodemonderzoek conform NEN5740 uit te voeren ten behoeve van mogelijke loodverontreiniging in de bovengrond en mogelijke zinkassen rondom de Oranjestraat. Indien een ingreep voorzien wordt aan de waterloop Wessemerven dient rekening gehouden te worden met een aanvullend waterbodemonderzoek conform NEN5720 en waterbodem-vooronderzoek conform NEN5717. Ten behoeve de bestemmingsplanprocedure zijn geen aanvullende onderzoeken vereist, waardoor vanuit het aspect bodem geen bezwaren zijn voor een nieuw bestemmingsplan.

Gevolgen n.a.v. ontwerpinrichting
De beoogde inrichting voorziet in een toegangsweg vanaf de Oranjestraat en een parkeerterrein in de zone welke verdacht is op de aanwezigheid van zinkassen. Derhalve blijven de gegeven aanbevelingen in tact.

Aanvulling PFAS
Bij de aanbevolen onderzoeken moet rekening worden gehouden met het Tijdelijk Handelingskader voor poly- en perfluoralkylstoffen (PFAS), dat op 8 juli 2019 is geïntroduceerd door de Staatssecretaris van Infrastructuur en waterstaat. Tot deze stofgroep behoren meer dan zesduizend individuele stoffen, die volgens wetenschappelijke inzichten zeer schadelijk zijn voor het bodem- en watersysteem en voor de volksgezondheid, en van nature niet af breken.

Indien sprake is van grondverzet van het naar het plangebied dient de aan te voeren grond en de af te voeren grond onderzocht te zijn op PFAS. Graafwerkzaamheden binnen het plangebied kunnen onverminderd plaatsvinden.

De conclusies omtrent PFAS hebben verder geen invloed op de vaststelling van voorliggend bestemmingsplan.

5.1.3 Geluid

Voor de beoogde ontwikkeling is een akoestisch onderzoek uitgevoerd voor zowel de geluidsbelasting naar aanleiding van het sportpark als het wegverkeerslawaai wat ontstaat door de verkeersaantrekkende werking. Het volledige onderzoek is als bijlage 2 opgenomen. Hierna is een korte weergave van het onderzoek opgenomen en is aangegeven wat vanuit dit onderzoek relevant is voor dit bestemmingsplan.

Het akoestisch onderzoek is uitgevoerd gedurende het ontwerpproces van de inrichting. Derhalve is voor de indeling van het sportpark wordt uitgegaan van een tweetal scenario’s (scenario 1 en 2). Het onderscheid in de scenario’s betreft: de ligging van de velden, de situering van het clubgebouw en de indeling/ligging van het parkeerterrein.

Daarnaast is per scenario uitgegaan van een tweetal subscenario’s (scenario 1a/1b en scenario 2a/2b), waarbij onderscheid is gemaakt in het gebruik van de velden (hoofdveld, wedstrijdveld, trainingsveld, kunstgrasveld).

Geluidshinder van nieuwe inrichting op woningen
Voor het onderzoek zijn de volgende scenario's beschouwd:

  • Scenario 1a en 1b: clubgebouw aan de zuidoostzijde van het sportpark, situering parkeerplaats en velden conform afbeelding 2 van deze rapportage
  • Scenario 2a en 2b: clubgebouw aan de noordwestzijde van het sportpark, situering parkeerplaats en velden conform afbeelding 3 van deze rapportage
  • Maatregelvariant: indeling conform scenario 1a en 1b, geen wedstrijden in avondperiode op veld aan zuidoostzijde van het terrein (ter hoogte van de woningen aan de Kelperveen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0009.jpg" afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0010.jpg"
Afbeelding 8: indelingen sportveld met scenario's 1a, 1b, 2a en 2b

Uit het onderzoek blijkt dat scenario 2a en 2b geen belemmering vormt voor de realisatie van het sportpark ten aanzien van het aspect geluid. Ten aanzien van scenario 1a en 1b wordt niet voldaan aan de richtwaarde uit stap 2 van de VNG-publicatie. Ten aanzien van scenario 1a en 1b wordt wel voldaan aan de grenswaarden uit het Activiteitenbesluit en de richtwaarden uit stap 3 van de VNG-publicatie. Om scenario 1a of 1b van het sportpark mogelijk te maken, kan een tweetal afwegingen worden gemaakt:

  • 1. Maatregelen treffen (wedstrijden in avondperiode niet op zuidoostelijke veld) zodat wordt voldaan aan de richtwaarde uit stap 2 van de VNG-publicatie, of;
  • 2. Afweging maken dat de geluidbelasting tot de richtwaarde uit stap 3 uit de VNG-publicatie acceptabel is. Door het bevoegd gezag dient dan nader te worden gemotiveerd dat hogere geluidniveaus kunnen worden toegestaan (stap 3 VNG-publicatie).

Argumenten om hogere geluidniveaus toe te staan, zijn:

  • de overschrijding treedt op tijdens wedstrijden in de avondperiode. De wedstrijden in de avondperiode vinden echter maar een enkele keer plaats per jaar;
  • overdrachtsmaatregelen om de geluidbelasting te reduceren zijn niet effectief of niet wenselijk. Om te kunnen voldoen aan de richtwaarden uit stap 2 van de VNG-publicatie is een scherm benodigd langs het wedstrijdveld (nabij de woningen aan de Kelperveen). De afscherming dient in dat geval 6 meter hoog te zijn.
  • andere maatregelen die getroffen kunnen worden, zijn maatregelen ter plaatse van de ontvanger (woning). Ter plaatse van de bouwkundige maatregelen getroffen zodat wordt voldaan aan een binnenniveau in de avondperiode van 30 dB(A) ten aanzien van het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau en 50 dB(A) ten aanzien van het maximaal geluidniveau.

Op basis van de hoogst berekende geluidbelasting dient de gevelwering hoogstens 14 dB(A):

  • o langtijdgemiddelde beoordelingsniveau avondperiode: 41 dB(A) – 30 dB(A) = 11 dB(A)
  • o maximaal geluidniveau avondperiode: 64 dB(A) – 50 dB(A) = 14 dB(A)

Gezien de bestaande gevelopbouw van de woningen wordt geconcludeerd dat kan worden voldaan aan de gestelde binnenniveaus.

Door de betrokken sportverenigingen en de gemeente Leudal is gekozen voor scenario 1a. Derhalve zijn geen wedstrijden mogelijk in de avondperiode.

Beleidsnota gebiedsgericht geluidbeleid gemeente Leudal – Actualisatie – Evaluatie 2014
Het gemeentelijke gleuidbeleid is vastgelegd in een beleidsnota. De voorgenomen ontwikkeling dient dan ook getoetst te worden aan deze beleidsnota. In het geluidbeleid wordt onderscheid gemaakt tussen verschillende gebiedstypen. De planlocatie valt binnen het gebiedstype “Landelijk”. Voor dit gebiedstype zijn richtwaarden voor het langtijdgemiddelde beoordelingsniveau opgenomen in het beleid.

Het hoogst berekende langtijdgemiddelde beoordelingsniveau (LAr,LT) voor maatregelvariant bedraagt 38 dB(A) in de dag- en 40 dB(A) (45 dB(A) etmaalwaarde). Hiermee wordt de richtwaarde uit het gemeentelijk geluidbeleid van 45 dB(A) etmaalwaarde gerespecteerd.

Het hoogst berekende maximale geluidniveaus (LAmax) voor de maatregelvariant bedraagt 64 dB(A) in de dagperiode en 60 dB(A) in de avondperiode. Hiermee wordt de richtwaarde uit het gemeentelijk geluidbeleid van 70 dB(A) etmaalwaarde wordt gerespecteerd.

Geluidshinder verkeersaantrekkende werking
Om de geluidbelasting ten gevolge van het verkeer van en naar de inrichting (indirecte hinder) te bepalen, is eveneens een rekenmodel (module industrielawaai) opgesteld. Voor de modellering is ervan uitgegaan dat het van en naar het sportpark gebruik maakt van de Oranjestraat.

Voor een rijdende auto op de openbare weg is een bronvermogen gehanteerd van 86 dB(A). Voor een rijdende vrachtwagen is een bronvermogen van 102 dB(A) gehanteerd.

De geluidbelasting ten gevolge van het verkeer van en naar de inrichting (indirecte hinder) bedraagt ten hoogste 54 dB(A) etmaalwaarde. De richtwaarde van 50 dB(A) uit de “Schrikkelcirculaire” wordt hiermee niet gerespecteerd. De maximaal geadviseerde grenswaarde wordt ruimschoots gerespecteerd.

Bron- en overdrachtsmaatregelen stuiten op overwegende bezwaren van verkeerskundige en stedenbouwkundige aard. Om te voldoen aan een binnenniveau van 35 dB(A) dient een gevelwering te worden gerealiseerd van ten minste 19 dB(A). Gezien de opbouw van de gevels van de woningen wordt verwacht dat aan de vereiste gevelwering kan worden voldaan.

Geluidshinder naar aanleiding van evenementen
Voorliggend plan voorziet in een regeling dat een aantal evenementen toestaat:

  • ruimtelijk niet relevante evenementen
  • sport- en spelgerelateerde evenementen

Ruimtelijk niet relevante evenementen zijn in beginsel kleinschalige activiteiten met een duur van maximaal 3 dagen (inclusief opbouwen en afbreken). Er mogen niet meer dan 6 ruimtelijk niet relevante evenementen per jaar en niet meer dan 1 ruimtelijk niet relevant evenement per maand plaatsvinden. De activiteit mag niet plaatsvinden tussen 24.00 en 09.00 uur en er mogen niet meer dan 100 mensen aanwezig zijn tijdens de activiteit. Er mag geen sprake zijn van onevenredig nadelige gevolgen voor de verkeers- en bereikbaarheidssituatie. Verder mogen er geen objecten worden geplaatst met een oppervlakte van meer dan 50 m², derhalve geen grote feesttent o.d. Evenementen vallen voor het aspect geluid onder de festiviteitenregeling. Op basis hiervan kan ontheffing verleend worden van (de geluidwaarden in) het Activiteitenbesluit als de evenementen niet meer dan 12 keer per jaar voorkomen.

Sport- en spelgerelateerde evenementen sluiten aan op ruimtelijk niet relevante evenementen met het verschil dat deze evenementen beperkt zijn tot 3 evenementen per jaar. Wel hoeven deze evenementen niet aan te sluiten bij het hoofdgebruik van het sportterrein.

Om tegemoet te komen aan de omwonende is in de regels bepaald dat de ruimtelijk niet relevante evenementen dienen aan te sluiten op het hoofdgebruik van het sportterrein, zijnde voetbal. De verwachte hinder zal op dat moment overeenkomen met wedstrijddagen. Voor overige sport- en spelgerelateerde evenementen is een beperking opgenomen van 3 evenementen per jaar, maar zonder de beperking dat aangesloten moet worden op het hoofdgebruik van het sportterrein. Derhalve is bijvoorbeeld een door scholen georganiseerd sportevenement mogelijk.

Relevantie voor het plan
In het uitgevoerde onderzoek zijn meerdere scenario's berekend, waarbij de keuze is gevallen op scenario 1a. Derhalve moeten de gestelde maatregelen in acht worden genomen, zodat vanuit het aspect geluid zijn geen bezwaren voor de realisatie van een nieuw sportpark.

5.1.4 Externe veiligheid

In het kader van externe veiligheid zijn vier onderzoeken uitgevoerd:

  • quickscan externe veiligheid (bijlage 3);
  • externe veiligheid buisleidingen (bijlage 4);
  • externe veiligheid weg (bijlage 5);
  • verantwoording groepsrisico (bijlage 6).

De resultaten van deze onderzoeken zijn hierna kort samengevat.

Uitkomsten onderzoeken:

Transport over het water en het spoor
Het plangebied ligt niet binnen een invloedsgebied van een waterweg of spoorweg waarover structureel transport van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. De risico's als gevolg van het transport van gevaarlijke stoffen over het water en het spoor vormen geen belemmering voor de planontwikkeling. Een verantwoording is niet aan de orde.

Transport over de weg (incl. RMBII-berekening)
Het plangebied is niet gelegen binnen een PR 10-6-risicocontour of een plasbrandaandachtsgebied van een nabijgelegen weg waarover structureel gevaarlijke stoffen worden vervoerd. Hoewel de zoeklocatie zich wel binnen een afstand van minder dan 200 meter van de A2 bevindt, ligt het plangebied buiten deze zone. Door de ligging vna het zoekgebied is de invloed van het plan op de hoogte van het groepsrisico kwantitatief inzichtelijk gemaakt met behulp van een RBMII-berekening. Tevens zijn de risico's als gevolg van transporten met gevaarlijke stoffen over de A2 meegenomen in een verantwoording van het groepsrisico.

Buisleidingen (incl. Carola-berekening)
Het plangebied ligt binnen de 1% letaliteitsafstand van drie buisleidingen. De risico's als gevolg van hogedruk aardgasleidingen zijn derhalve kwantitatief inzichtelijk gemaakt middels een Carola-berekening. Tevens dienen de risico's als gevolg van transporten met gevaarlijke stoffen door buisleidingen meegenomen te worden in een verantwoording van het groepsrisico.
Inrichtingen

Het plangebied bevindt zich niet binnen een invloedsgebied van een risicovolle inrichting/installatie in de omgeving. De risico's als gevolg van inrichtingen/installaties in de omgeving vormen geen aandachtspunt voor de planvorming waardoor een verantwoordingsplicht niet aan de orde is.

Verantwoording hoogte groepsrisico
Naar aanleiding van de uitkomsten van de RMBII en Carola berekeningen is een verantwoording hoogte groepsrisico opgesteld. Het bevoegd gezag dient in het kader van de bestemmingsplanprocedure een standpunt in te nemen aangaande de verantwoording van het groepsrisico.

Relevantie voor het plangebied
De uitgevoerde onderzoeken geven geen aanleiding tot verder onderzoek voor het aspect externe veiligheid. Wel dient het bevoegd gezag een standpunt in te nemen over de verantwoording van het groepsrisico. Op 31 oktober is het advies van de veiligheidsregio Limburg Noord ontvangen. In het advies wordt geconcludeerd dat volstaan kan worden met een beperkte verantwoording van het groepsrisico en worden adviezen gegeven voor de bestrijdbaarheid en zelfredzaamheid.

Gevolgen n.a.v. ontwerpinrichting
De zoeklocatie is tijdens het ontwerptraject verfijnd tot een planlocatie tegen de kom van Kelpen-Oler. Derhalve ligt het plangebied buiten de zone van 200m tot de A2 en zijn de RMBII-berekening en de verantwoording hoogte groepsrisico niet meer relevant voor het plan.

5.1.5 Luchtkwaliteit

Inleiding

Sinds 15 november 2007 is de Wet luchtkwaliteit in werking getreden en staan de hoofdlijnen voor regelgeving rondom luchtkwaliteitseisen beschreven in de Wet milieubeheer (hoofdstuk 5 Wm). Hiermee is het Besluit luchtkwaliteit 2005 vervallen. Artikel 5.16 Wm (lid 1) geeft weer, onder welke voorwaarden bestuursorganen bepaalde bevoegdheden (uit lid 2) mogen uitoefenen. Als aan minimaal één van de volgende voorwaarden wordt voldaan, vormen luchtkwaliteitseisen in beginsel geen belemmering voor het uitoefenen van de bevoegdheid:

  • er is geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project leidt, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit;
  • een project draagt 'niet in betekenende mate' (NIBM) bij aan de luchtverontreiniging;
  • een project past binnen het NSL (Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit), of binnen een regionaal programma van maatregelen.

Het Besluit NIBM

Deze AMvB legt vast, wanneer een project niet in betekenende mate (NIBM) bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. De achtergrond van het beginsel 'Niet in betekenende mate' is dat de effecten van een ontwikkeling op de luchtkwaliteit in een aantal gevallen (beschreven in de ministeriële Regeling NIBM) worden tenietgedaan door de ontwikkeling van bijvoorbeeld schonere motoren in het gehele land.

Op 1 augustus 2009 is het nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit (NSL) in werking getreden. Hierdoor dient bij plannen die de luchtkwaliteit beïnvloeden niet langer te worden uit gegaan van de normen uit de interim-periode. Nu het NSL in werking is getreden, is een project NIBM, als aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie veroorzaakt van maximaal 3%. De 3% grens wordt gedefinieerd als 3% van de grenswaarde voor de jaargemiddelde concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2). Dit komt overeen met 1,2 microgram/m3 voor zowel fijn stof en NO2. Als de 3% grens voor PM10 of NO2 niet wordt overschreden, dan hoeft geen verdere toetsing aan grenswaarden plaats te vinden.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0011.jpg"
Tabel 2: NIBM-tool

Op basis van de uitgangspunten voor het geluidsonderzoek en de stikstofdepositieberekening is uitgegaan van 600 voertuigbewegingen(aantallen dagperiode en avondperiode op één dag) met 0,5% vrachtverkeer. Uitgaande van voorgaande gegevens is bij het invullen van de NIBM-tool geen aanleiding gebleken voor nader onderzoek.

Relevantie voor het plangebied

De beoogde ontwikkeling voorziet in het oprichten van een nieuw sportpark op een agrarische locatie bij Kelpen-Oler. Op basis van de uitkomsten van de NIBM-tool is aanvullend onderzoek niet noodzakelijk.

5.1.6 Geur

Quickscan agrarisch geur

In het kader van de ontwikkeling van voorliggend plan is een quickscan agrarisch geur uitgevoerd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 10.

Middels de quickscan is onderzocht of kan worden uitgesloten dat sprake is van inbreuk op de milieurechten van bestaande veehouderijen en of de planontwikkeling geen inbreuk veroorzaakt op de planologische geurruimte van de bestaande veehouderijen. Tevens is onderzocht of ter plaatse van de planontwikkeling een voldoende woon- en leefklimaat kan worden gegarandeerd als gevolg van de voorgrond- en achtergrondgeurbelasting.

Beoordeling planologische rechten
Op basis van voorliggend onderzoek wordt geconcludeerd dat de realisatie van geurgevoelige objecten binnen het plangebied géén inbreuk maakt op de planologische geurrechten van de nabijgelegen veehouderijen aan de Scheidingsweg 1 en 9, Hunnissenstraat 6 en Grathemerweg 19.

Beoordeling milieurechten
Voor de veehouderijen aan de Scheidingsweg 1 en Hunnissenstraat 6 kan niet zondermeer worden gesteld dat er geen inbreuk wordt gemaakt op de milieurechten. Hiertoe dient een aanvullend onderzoek te worden uitgevoerd naar de voorgrondgeurbelasting op basis van de vergunde milieurechten. Voor de intensieve veehouderijen aan de Scheidingsweg 9 en Grathemerweg 19 is het gezien de afstand tussen de veehouderij en het plangebied en de geuremissie van de veehouderij aannemelijk dat de vergunde geurrechten niet worden aangetast.

Beoordeling woon- en leefklimaat
In het kader van een goede ruimtelijke ordening dient te worden onderzocht of sprake is van een goed woon- en leefklimaat. Hiertoe dient aanvullend de achtergrondgeurbelasting vanwege de omliggende veehouderijen te worden berekend. Daarnaast dient eveneens het woon- en leefklimaat te worden beoordeeld voor de voorgrondgeurbelasting ten gevolge van de veehouderijen aan de Scheidingsweg 1 en Hunnissenstraat 6.

Uit voorliggende quickscan blijkt dat de volgende aanvullende onderzoeken noodzakelijk zijn:

  • Voorgrondgeurbelasting op basis van de vergunde milieurechten Scheidingsweg 1
  • Voorgrondgeurbelasting op basis van de vergunde milieurechten Hunnissenstraat 6
  • Achtergrondgeurbelasting ten gevolge van de omliggende intensieve veehouderijen binnen een gebied van 2 kilometer rondom het plangebied.

Vervolgonderzoek achtergrondbelasting en voorgrondbelasting Scheidingsweg 1
Naar aanleiding van de uitgevoerde quickscan is een vervolgonderzoek uitgevoerd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 12.

In het uitgevoerde onderzoek wordt het woon- en leefklimaat ter plaatse van het plangebied beoordeeld. Hierbij wordt gekeken naar zowel de voorgrondgeurbelasting als gevolg van de veehouderijen aan de Scheidingsweg 1 en Hunnissenstraat 6 als de achtergrondgeurbelasting als gevolg van de cumulatieve geurhinder van alle omliggende veehouderijen. Daarnaast wordt onderzocht of vergunde milieurechten van de veehouderijen aan de Scheidingsweg 1 en Hunnissenstraat 6 niet worden aangetast.

Woon- en leefklimaat
De voorgrondgeurbelasting als gevolg van de veehouderij aan de Scheidingsweg 1 bedraagt ter plaatse van het plangebied ten hoogste 6,4 OUE/m3. Hiermee is het woon- en leefklimaat als gevolg van de voorgrondgeurbelasting te kwalificeren als 'redelijk goed'.

De voorgrondgeurbelasting als gevolg van de veehouderij aan de Hunnissenstraat 6 bedraagt ter plaatse van het plangebied ten hoogste 2,4 OUE/m3. Hiermee is het woon- en leefklimaat als gevolg van de voorgrondgeurbelasting te kwalificeren als 'goed'.

De achtergrondgeurbelasting bedraagt ter plaatse van het plangebied tussen de 3 en 13 OUE/m3. Hiermee is het woon- en leefklimaat als gevolg van de achtergrondgeurbelasting te kwalificeren als 'redelijk goed'.

Vergunde milieurechten Scheidingsweg 1
De voorgrondgeurbelasting als gevolg van de veehouderij aan de Scheidingsweg 1 bedraagt ten hoogte 6,4 OUE/m3 en respecteert daarmee niet de norm van 6 OUE/m3. Op de rekenpunten 2 en 3 worden de norm van 6 OUE/m3 overschreden. Ter plaatse van rekenpunt 2a en 3a die op een afstand van circa 25 meter zijn gelegen wordt de norm van 6 OUE/m3 gerespecteerd. Het is niet aannemelijk dat ter plaatse van het gebied tussen rekenpunten 2/3 en 2a/3a een geurgevoelig object wordt gerealiseerd. Derhalve kan worden geconcludeerd dat indien in het gebied tussen rekenpunten 2/3 en 2a/3a geen geurgevoelig object wordt gerealiseerd er wordt voldaan aan de norm van 6 OUE/m3.

Daarmee wordt aangetoond dat, mits in het ontwerp rekening wordt gehouden met bovenstaande, de milieurechten van de veehouderij aan de Scheidingsweg 1 niet worden aangetast door de planontwikkeling.

Vergunde milieurechten Hunnissenstraat 6
De voorgrondgeurbelasting als gevolg van de veehouderij aan de Hunnissenstraat 6 bedraagt ten hoogte 2,4 OUE/m3 en respecteert daarmee de norm van 6 OUE/m3. Daarmee wordt aangetoond dat de milieurechten van de veehouderij aan de Hunnissenstraat niet worden aangetast door de planontwikkeling.

Relevantie voor het plan
Op basis van de uitgevoerde onderzoeken is aangetoond dat sprake is van een goed woon en leefklimaat ter plaatse van het plangebied. Tevens worden de bestaande geurrechten gerespecteerd. Derhalve zijn vanuit het aspect geur geen bezwaren op voorliggend plan.

5.1.7 Milieueffectrapportage

Toets m.e.r.-plicht
In het plangebied wordt een nieuw sportveldencomplex gerealiseerd. Deze functie komt niet voor in onderdeel C van de bijlage bij het Besluit m.e.r.. Er is dus geen sprake van de verplichting om een m.e.r. procedure te doorlopen.

Toets m.e.r.-beoordelingsplicht
In bijlage D van het besluit milieueffectrapportage is aangegeven bij welke activiteiten, plannen en besluiten een m.e.r.-beoordeling moet plaatsvinden, dat wil zeggen een nadere afweging of mogelijk een m.e.r. procedure moet worden gevolgd.

De beoogde activiteit/functie valt onder de categorie 'stedelijk ontwikkelingsproject' (categorie D11.2). Er is echter pas sprake van een m.e.r.-beoordelingsplicht in gevallen waarin de activiteit betrekking heeft op een oppervlakte van 100 ha. of meer.

Het plangebied heeft een oppervlakte van in totaal PM m². Dit betekent dat de beoogde ontwikkeling beneden de hiervoor genoemde drempelwaarden blijven en dat een m.e.r.-beoordeling derhalve om deze reden niet noodzakelijk is.

M.e.r.-beoordeling voor ontwikkeling beneden de drempelwaarde
De omvang van een project zoals aangegeven in kolom 2 van onderdeel D van de bijlage bij het Besluit milieueffectrapportage, is niet het enige criterium om wel of geen m.e.r. uit te voeren. Ook als een project onder de drempelwaarde uit lijst C en D zit, kan een project belangrijke nadelige gevolgen hebben, als het bijvoorbeeld in of nabij een kwetsbaar natuurgebied ligt. De gevalsdefinities (de drempelwaarden in kolom 2 in de D-lijst) zijn daarmee indicatief. Dit betekent dat het bevoegd gezag gemotiveerd moet aangeven of een m.e.r. noodzakelijk is.

Op basis van paragraaf 7.6 van de Wet milieubeheer (Wm), dient degene die een activiteit wil ondernemen, aangewezen krachtens artikel 7.2, eerste lid, onder b, en voornemens is een verzoek in te dienen tot het nemen van een besluit als bedoeld in het vierde lid van dat artikel, dit voornemen schriftelijk mee te delen aan het bevoegd gezag. Bij de mededeling dient in ieder geval de informatie te worden verstrekt zoals omschreven in artikel 7.16 lid 2 tot en met 4 Wm.

Op basis van artikel 7.17 Wm, dient het bevoegd gezag uiterlijk zes weken na de datum van ontvangst een beslissing te nemen omtrent de vraag of bij de voorbereiding van het betrokken besluit voor de activiteit, vanwege de belangrijke nadelige gevolgen die zij voor het milieu kan hebben, een milieueffectrapport moet worden gemaakt. Het indienen van een aanmeldnotitie is niet vereist als de gemeente zelf initiatiefnemer is van het plan.

Op 30 juli 2019 heeft het college van Burgemeester en Wethouders van de gemeente Leudal het besluit genomen(zie bijlage 9) dat er voor de voorgenomen activiteiten geen belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu te verwachten zijn en, gelet op artikel 7.17, eerste lid van de Wm, het opstellen van een milieueffectrapport niet noodzakelijk is.

5.1.8 Vormvrije m.e.r. beoordeling

Naar aanleiding van de uitkomst van paragraaf 5.1.6 is opstellen van een vormvrije m.e.r.-beoordeling noodzakelijk. Wel dient opgemerkt te worden dat sprake is van een initiatief waarbij het bevoegd gezag opdrachtgever is. Derhalve is het opstellen van een aanmeldnotitie niet noodzakelijk. Voorliggend initiatief betreft de volgende activiteit:

'De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.'


Deze activiteit is m.e.r.-beoordelingsplichtig in geval deze betrekking heeft op:

  • 1. een oppervlakte van 100 hectare of meer,
  • 2. een aaneengesloten gebied en 2000 of meer woningen omvat, of
  • 3. een bedrijfsvloeroppervlakte van 200.000 m2 of meer.


Het planvoornemen ligt ruim onder de plandrempels waarvoor conform het Besluit m.e.r. een m.e.r.-beoordelingsprocedure noodzakelijk is: de oppervlakte van het plangebied bedraagt circa 8 hectare, bezoekersaantallen blijven ruim onder de drempel en de oppervlakte blijft ruim onder de 200.000m2. Gelet hierop worden de (indicatieve) drempelwaarden uit het Besluit m.e.r. niet overschreden, zodat een zogenaamde 'vormvrije m.e.r.-beoordeling' dient te worden uitgevoerd.

In tabel 1 zijn de relevante kenmerken van het plan weergegeven alsmede de belangrijkste effecten die het plan op de omgeving zal veroorzaken. Daarnaast zijn in het kader van voorliggende ruimtelijke onderbouwing diverse (milieu)onderzoeken uitgevoerd voor alle, voor dit plan, relevante milieuaspecten. Uit deze onderzoeken, waarvan de uitkomsten zijn verwerkt in paragraaf 5.1 t/m 5.5 van het voorliggende bestemmingsplan, blijkt dat het plan beperkte milieueffecten heeft.

Omdat sprake is van een vormvrije m.e.r. dient een aanmeldingsnotitie MER aangeboden aan het bevoegd gezag en dient een m.e.r.-beoordelingsbesluit te worden genomen. Echter, in voorliggend plan is het bevoegd gezag (de gemeente Leudal) zelf initiatiefnemer, waardoor geen aanmeldnotitie noodzakelijk is. Wel is het verplichte m.e.r.-beoordelingsbesluit genomen op 30 juli 2019 (bijlage 9).

Kenmerken van het plan  
Omvang van het project (relatie met drempel D-lijst)   De aanleg, wijziging of uitbreiding van een stedelijk ontwikkelingsproject met inbegrip van de bouw van winkelcentra of parkeerterreinen.

Initiatief; de realisatie van een sportveldencomplex met 4 velden, waarvan 1 kunstgras, een clubgebouw van 700m2, overige verharding van 200m2 en parkeergelegenheid(halfverharding). Het initiatief heeft dus niet de omvang van een project, zoals opgenomen op de D-lijst.  
Cumulatie met andere projecten   Nee  
Gebruik natuurlijke hulpbronnen   Nee  
Productie afvalstoffen   Nee  
Verontreiniging en hinder   Beperkt. Het terrein voorziet in de eigen parkeerruimte en ontsluiting. Ten opzichte van het huidige gebruik als agrarisch landschap zal sprake zijn van een toename van verkeersaantrekkende werking van het gebied. Dit is verder onderzocht middels akoestisch onderzoek(5.1.2), een voortoets(5.3.2) en een stikstofberekening(5.3.2).  
Risico voor ongevallen   Nee
 
Plaats van de projecten  
Bestaande grondgebruik   Onbebouwd agrarisch landschap met één rechtgetrokken beek: Wessemerven  
Rijkdom aan en kwaliteit en regeneratievermogen natuurlijke hulpbronnen van het gebied   Niet van toepassing.
 
Opname vermogen milieu met aandacht voor wetlands, kustgebieden, berg- en bosgebieden, reservaten en natuurparken, H/V richtlijngebieden, gebieden waar milieunormen worden overschreden, gebieden met hoge bevolkingsdichtheid, landschappelijk historisch cultureel of archeologische gebieden van belang.   Op basis van het onderzoek dat in het kader van de planvorming is uitgevoerd blijkt dat het plan geen negatieve effecten veroorzaakt voor de omgeving.

Uitsluitend ter plaatse van de ingang en het parkeerterrein geldt een archeologische verwachtingszone. Indien hier werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 40cm beneden maaiveld dient archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden. Het plan heeft geen invloed op aanwezige cultuurhistorische waarden.

Ten behoeve van natuur is een onderzoek uitgevoerd waarin naar voren is gekomen dat indien de aanbevelingen uit het onderzoek in acht worden genomen er vanuit de gebieds- en soortenbescherming geen bezwaar tegen de ontwikkeling van een nieuw sportpark.

Ten behoeve van geluid is een onderzoek uitgevoerd waarbij naar voren is gekomen dat de inrichting kan voldoen onder andere omdat voldoende afstand gehouden wordt tot de woningen aan de rand van Kelpen-Oler.

Voor de beoogde ontwikkeling is een bodemonderzoek uitgevoerd met als belangrijkste punten de mogelijke aanwezigheid van zinkassen onder de Oranjestraat en mogelijke loodverontreining rondom de aanwezige schutterij. Nader onderzoek wordt uitgevoerd.

Het plan voorziet in de wijziging van een agrarisch gebied naar een sportpark. Ten behoeve van de inpassing van het sportpark zal een landschappelijke inpassing opgesteld worden.

De voorgenomen ontwikkeling zal niet leiden tot een toenemende parkeerdruk op het openbaar gebied omdat binnen het plangebied voldoende parkeerruimte gerealiseerd wordt.

Voor externe veiligheid zijn enkele aandachtspunten welke in acht genomen worden bij de verdere uitwerking van de inrichting van het plangebied. Zelfredzaamheid en bereikbaarheid worden voldoende geborgd.  
Kenmerken van het potentiële effect  
Bereik van het effect (geografisch en grootte getroffen bevolking)   Niet van toepassing  
Grensoverschrijdend karakter   Niet van toepassing  
Orde van grootte en complexiteit effect   Niet van toepassing  
Waarschijnlijkheid effect   Niet van toepassing  
Duur, frequentie en omkeerbaarheid effect   Niet van toepassing
 
Conclusie   De functiewijziging in dit bestemmingsplan leidt niet tot relevante milieueffecten. Nadere analyse in een MER/m.e.r.-beoordeling is niet noodzakelijk.  

Tabel 3: vormvrije m.e.r.-beoordeling

5.1.9 Lichthinder

In het kader van de ontwikkeling van voorliggend plan is een lichthinderonderzoek uitgevoerd. Onderstaand zijn de belangrijkste conclusies en aanbevelingen opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 12.

Uitgangspunten en kader
Voor het lichthinderonderzoek is uitgegaan van twee scenario's:

  • ligging clubgebouw en hoofdveld aan zijde Kerkstraat
  • ligging clubgebouw en hoofdveld aan zijde Oranjestraat

In 2018 publiceerde de commissie lichthinder van de NSVV een herziene versie van de algemene Richtlijn met grenswaarden voor lichthinder van omwonenden van sportveld en terreinverlichting. Er worden vier zones onderscheiden. Voor iedere zone geldt een verschillend te hanteren grenswaarde.

E1   Natuurgebieden met een zeer lage omgevingshelderheid  
E2   Gebieden met een lage omgevingshelderheid, in het algemeen buiten stedelijke en landelijke gebieden.  
E3   Gebieden met een gemiddelde omgevingshelderheid, in het algemeen woongebieden.  
E4   Gebieden met een hoge omgevingshelderheid, in het algemeen stedelijke gebieden gecombineerd met woon- en industriegebieden met intensieve nachtelijke activiteiten.  

Uitgangspunt hiervoor is een lichtontwerp met nieuwe led armaturen van het type Campo Sportivo. Na realisatie van bovenstaand lichtontwerp zal deze lichtinstallatie voldoen aan de aanbevelingen van de NSVV/NOC*NSF en de KNVB.

Verticale verlichtingssterkte Ev
Sportpark HEG valt onder zone E2, waarvoor een grenswaarde geldt van Ev = 5 lux, gemeten op een hoogte van 1,80 meter. De gevonden lichtwaarden op de onderzochte gevels van de woningen voldoen met een maximum waarde van 0.34 lux gemeten op 1,80 meter hoogte op de Kelperveen 14 wel aan deze criteria.

Lichtsterkte I
De maximale lichtsterkte I voor zone E2 bedraagt 7500 candela.
De maximale waarde voor de lichtsterkte bedraagt: 2774 Candela op de Kelperveen 16 en voldoet dus aan de gestelde norm.

ULR (Upward Light Ratio)
De maximale ULR waarde voor zone E2 bedraagt 0,05.
De maximale ULR waarde bedraagt: 0,00 en voldoet dus aan de gestelde norm.

Relevantie voor het plan
Op basis van het uitgevoerde lichthinderonderzoek blijft de lichthinder binnen de gestelde normen. Derhalve is geen aanleiding tot vervolgonderzoek.

5.2 Archeologie en cultuurhistorie

5.2.1 Cultuurhistorie

Er bevinden zich in of in de directe omgeving van het plangebied geen rijks- of gemeentelijke monumenten of overige cultuurhistorische waarden waarop de voorgenomen ontwikkeling negatieve effecten kan hebben. Op de cultuurhistorische waardenkaart van de gemeente Leudal is een deel van de Oranjestraat en de Kerkstraat aangeduid als een ‘weg ouder dan 1900’. Het beoogde nieuwe sportpark heeft geen invloed op de ligging of het profiel van deze weg. Er zijn daarmee geen belemmeringen op het gebied van cultuurhistorie.

5.2.2 Archeologie

In het vigerende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' opgenomen voor een klein deel van het plangebied (zie afbeelding). Geen omgevingsvergunning is noodzakelijk indien werkzaamheden worden voorzien met een oppervlakte minder dan 1.000m2 of indien een bodemingreep groter is dan 1.000m2, niet dieper gaat dan 40cm beneden het maaiveld.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0012.jpg"
Afbeelding 9: dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5' in rood met plangrens in geel (bron: Kragten)

Relevantie voor het plan
Ter plaatse van de geldende dubbelbestemming is uitsluitend de aanleg van de hoofdontsluiting voorzien. Vooralsnog kan niet voorzien worden of deze dieper dan 40cm zal gaan, of dat sprake is van ophoging. Derhalve wordt de dubbelbestemming overgenomen in voorliggend plan en indien sprake is van vergunningsplichtige werkzaamheden zal een omgevingsvergunning aangevraagd worden bij het bevoegd gezag. Geconcludeerd wordt dat voor het aspect archeologie geen belemmeringen zijn voor de planvorming.

Gevolgen n.a.v. ontwerpinrichting
Ter plaase van een deel van de dubbelbestemming wordt de toegangsweg en het parkeerterrein gerealiseerd. Vooralsnog wordt uitgegaan dat het planvoornemen past binnen de archeologische bestemming. Voorliggend plan handhaafd de regels, zodat bij ingrijpende bodemingrepen derhalve een omgevingsvergunning aangevraagd dient te worden voorafgaand aan de bouw.

5.3 Natuur en Flora en Fauna

Voor de beoogde ontwikkeling is een verkennend flora- en faunaonderzoek (met onderzoek stikstofdepositie als bijlage) uitgevoerd om de mogelijke effecten van het initiatief en de uit te voeren werkzaamheden in kaart te brengen. Het volledige onderzoek is als bijlage 7 opgenomen. Hierna is een korte weergave van het onderzoek opgenomen en is aangegeven wat vanuit dit onderzoek relevant is voor dit bestemmingsplan.

5.3.1 Gebiedsbescherming

Wettelijke gebiedsbescherming
Het plangebied bevindt zich niet binnen of aangrenzend aan een Natura 2000-gebied. Het meest nabij gelegen Natura 2000-gebieden betreft het 'Sarsven en de Banen', dat op circa 5 kilometer afstand van het plangebied ligt. De aanleg van een nieuw voetbalcomplex leidt tot een toename van de verkeersintensiteit nabij en binnen het plangebied. Hoewel directe effecten op het nabijgelegen Natura 2000-gebied niet optreden, leidt de toename aan verkeersintensiteit mogelijk wel tot externe effecten op het natuurgebied. Overige externe effecten zoals verstoring door ligt of geluid of een verandering in het grondwaterpeil kunnen door de grote afstand tot het Natura 2000-gebied op voorhand worden uitgesloten.

Om de te verwachten effecten van de geplande ontwikkelingen op Natura 2000-gebieden te bepalen, is een stikstofmeting uitgevoerd (Bijlage 14). Hierin is geconcludeerd dat significant negatieve effecten op de instandhoudingsdoelen van nabijgelegen Natura 2000-gebieden als gevolg van een toename aan stikstofdepositie kunnen worden uitgesloten. De realisatie van het nieuwe voetbalcomplex in Kelpen-Oler leidt niet tot een negatief effect op Natura 2000-gebieden. Het opstellen van een passende beoordeling of het aanvragen van een vergunning of melding in het kader van de Wnb is niet aan de orde. In onderstaande tabel zijn de resultaten van de AERIUS berekening weergegeven. Voor meer informatie wordt verwezen naar het onderzoek stikstofdepositie in de bijlage.

Aanvulling n.a.v. uitspraak RvS over PAS (ECLI:NL:RVS:2019:1603)
Op basis van het uitgevoerde onderzoek stikstofdepositie blijkt dat niet alleen het afgeronde resultaat 0,00 is, maar ook dat het meetresultaat van alle meetpunten in de bijlagen 0,00 zijn. De grote afstand tot Natura 2000-gebieden in combinatie met de exacte uitkomsten van de AERIUS berekening geven de uitkomst dat het exacte resultaat 0 is of minimaal kleiner dan 0,005 voor een enkel meetpunt. Voorgaande in combinatie met de conclusie dat een passende beoordeling of melding/vergunning Wnb niet aan de orde zijn geeft geen aanleiding dat de uitspraak omtrent de PAS invloed heeft op voorliggend planvoornemen.

Provinciale gebiedsbescherming
Het dichtstbijzijnde provinciale natuurgebied bevindt zich op circa 1,5 kilometer afstand van het plangebied. Gezien de aard, inclusief het toekomstige gebruik, de geringe omvang en ligging van het project, is elk effect op de natuurdoelstellingen die voor deze natuurgebieden gelden op voorhand uit te sluiten.

5.3.2 Soortenbescherming

Als gevolg van de nieuwe bestemming in het plangebied treden mogelijk negatieve effecten op algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën op. Voor overige beschermde soorten worden negatieve effecten als gevolg van de werkzaamheden en het toekomstige gebruik van het voetbalcomplex niet verwacht.


Broedvogels
Het rooien van bomen en struiken binnen het plangebied en het bouwrijp maken van het perceel leidt mogelijk tot negatieve effecten op broedvogels, zoals het doden of verwonden van vogels (Wnb artikel 3.1 lid1) en het vernielen van nesten of eieren (Wnb artikel 3.1 lid 2). Het is daarnaast mogelijk dat als gevolg van de werkzaamheden broedende vogels verstoord worden (Wnb artikel 3.1 lid 4). Doordat de staat van instandhouding van de te verwachten vogelsoorten binnen het plangebied gunstig is, als gevolg van voldoende geschikt leefgebied in de omgeving, leidt het verstoren van vogels niet tot een overtreding van de Wet natuurbescherming.

In gebruik zijnde nesten zijn streng beschermd en mogen daarom niet worden vernield ten behoeve van ruimtelijke ontwikkelingen. Hiervoor is geen ontheffing van de Wet natuurbescherming mogelijk. Er dient daarom voorkomen te worden dat nesten van vogels vernield worden bij de werkzaamheden. Kapwerkzaamheden of het bewerken van de bodem binnen het plangebied dienen daarom uitgevoerd te worden buiten het broedseizoen. Het broedseizoen duurt globaal van half maart tot half juli. Deze periode is echter afhankelijk van de weersomstandigheden en de betreffende vogelsoort, waardoor het mogelijk kan zijn dat vogelsoorten eerder tot broeden komen binnen het plangebied of langer broeden dan half juli. Als broedtijd van vogels wordt de periode tussen de bouw van het nest en het uitvliegen van de kuikens beschouwd.

Indien het niet mogelijk is om deze werkzaamheden uit te voeren buiten het broedseizoen, kan middels een broedvogelschouw onderzocht worden of in gebruik zijnde nesten aanwezig zijn binnen het plangebied. Indien nesten afwezig zijn, kunnen deze locaties vrijgegeven worden voor de werkzaamheden.


Steenuil, kerkuil, boerenzwaluw
De gebouwen in de directe omgeving van het plangebied zijn potentieel geschikt als nestlocatie voor de steenuil, kerkuil en boerenzwaluw, waardoor de aanwezigheid van een nestplaats niet uitgesloten kan worden. Hierdoor vormt het plangebied mogelijk essentieel foerageergebied voor deze soorten. Het daadwerkelijke voorkomen van deze soorten in de directe omgeving van het plangebied is derhalve in kaart gebracht te worden middels een nader onderzoek. Onderstaand zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen. Voor het volledige onderzoek wordt verwezen naar bijlage 8.

Conclusies
Op basis van de waarnemingen in zowel de literatuur als tijdens het veldbezoek kan worden geconcludeerd dat bij de boerderij aan de Oranjestraat 19 een steenuilenterritorium aanwezig is. De omliggende weilanden vormen daardoor het foerageergebied van de steenuil. Over het algemeen hebben steeluilen een relatief klein territorium van slechts enkele honderden meters rond de nestplaats.

De afstand tussen de nestplaats en het plangebied is circa 150 meter. Hierdoor vallen de werkzaamheden wel binnen het jachtgebied van de steenuil. Omdat het plangebied op 150 meter van de nestplaats is gelegen en er in de omgeving een groot aanbod aan geschikt foerageergebied is, wordt verwacht dat de effecten van de nieuwe inrichting op het aanbod aan foerageergebied beperkt zijn. Wel kan de verlichting en het geluid van de sportvelden voor verstoring zorgen. Om dit te voorkomen dienen aanvullende maatregelen te worden getroffen.

Ook voor de torenvalk is er voldoende geschikt jachtgebied in de omgeving aanwezig. Aangezien de torenvalk overdag jaagt is deze vogel minder gevoelig voor verstoring in de vorm van verlichting van het sportveld.

Overige soorten zoals de kerkuil en boerenzwaluw hebben hun nestplaats op grotere afstand van het plangebied. Door het aanbod van ruim voldoende geschikt foerageergebied voor deze soorten in de wijdere omgeving, heeft de ontwikkeling van de sportvelden geen negatief effect op de kerkuil en boerenzwaluw.

Aanbevelingen
Omdat op 150 meter van het plangebied een nestplaats van de steenuil aanwezig is, dient er met de inrichting rekening worden gehouden met het voorkomen van verstoring van deze nestplaats en het geschikt behouden van de omgeving als foerageergebied.

Door het aanplanten van een enkele meters brede groenstrook tussen de sportvelden en de nestlocatie kan de verstoring van licht en geluid tot een minimum worden beperkt. Daarnaast dient met het natuurlijk inrichten van deze strook leefgebied te worden gecreëerd voor prooidieren. Ook de verlichting zelf dient op dergelijke wijze geplaatst te worden dat deze tot geen of minimale verstoring op de omgeving leidt.

De groenstrook dient derhalve te worden ingericht met bomen en struiken van verschillende hoogtes, die samen een dichte haag vormen. Tevens kan er een kruidenrand en/of takkenril worden aangelegd, die voor extra dekkingsmogelijkheden zorgen voor prooidieren van de steenuil.

Middels deze maatregelen kan voorkomen worden dat de realisatie van het sportcomplex leidt tot een negatief effect op de steenuil. De daadwerkelijke invulling van deze maatregelen en de verlichting dient wel ter toetsing worden voor gelegd aan een deskundig ecoloog.

Indien het niet mogelijk is om middels maatregelen te voorkomen dat een negatief effect op de steenuil optreedt, dient een ontheffing van de Wet natuurbescherming worden aangevraagd. Vooruitlopend op deze ontheffing, valt te verwachten dat alsnog dergelijke maatregelen getroffen dienen te worden omdat voor vogels doorgaans geen ontheffing op de Wet Natuurbescherming wordt verleend.


Vleermuizen - rekening houden met plaatsen verlichting
De gebouwen direct aangrenzend aan het plangebied zijn potentieel geschikt als verblijfslocatie. Daarnaast is het kanaal en de aangrenzende bomenrij geschikt als vliegroute voor vleermuizen. Het plaatsen van verlichting heeft mogelijk een negatief effect op deze voor vleermuizen aanwezige functies. Momenteel ligt nog niet vast waar en in welke hoedanigheid er verlichting geplaatst wordt binnen het plangebied. De inrichting van de verlichtingsinstallatie binnen het plangebied is bepalend voor het wel of niet optreden van negatieve effecten op vleermuizen. Het wordt derhalve aanbevolen om bij de inrichting rekening te houden met de verstrooiing van verlichting naar de omgeving.

Daarom dient bij de plaatsing van de verlichting rekening te worden gehouden met de voor vleermuizen aanwezige functies. Hierbij dient directe straling op de bomenrij bij het kanaal en de omliggende gebouwen ten aller tijden voorkomen te worden. Dit is mogelijk door de plaatsing van barrières tussen de verlichting en de gebouwen en bomenrij, zoals hoog opgaande struiken of bomen. De verlichting dient daarnaast van de vliegroute (de bomenrij bij het kanaal) af te worden gericht. Zichtbaarheid van de puntbron vanaf de vliegroute dient voorkomen te worden. Daarnaast dient zijdelingse uitstraling voorkomen te worden, door het gebruik van aangepaste armaturen of het gebruik van schermen. Daarbij is ook de hoogte van belang. Hoe hoger de verlichting wordt geplaatst des te lastiger het is om zijdelingse uitstraling te voorkomen. Indien deze aanbevelingen worden opgevolgd wordt een aantasting van de voor vleermuizen aanwezige functies in het plangebied niet verwacht.


Algemeen voorkomende zoogdieren en amfibieën
Het gehele plangebied en met name de bosschages, het struikgewas en de greppels tussen de percelen zijn geschikt als leefgebied voor algemeen voorkomende zoogdiersoorten en amfibieën. Bij de werkzaamheden gaat een deel van dit leefgebied verloren. De omgeving biedt echter voldoende uitwijkmogelijkheden voor deze soorten. Permanente negatieve effecten als gevolg van de realisatie van het voetbalcomplex worden hierdoor niet verwacht. De werkzaamheden zelf hebben mogelijk wel een negatief effect op individuen van voorkomende soorten. Algemeen beschermde zoogdier- en amfibiesoorten kunnen tijdens werkzaamheden worden gedood (Wnb artikel 3.10 lid 1).

De te verwachten algemeen voorkomende zoogdier- en amfibiesoorten zijn in de provinciale verordening van de provincie Limburg vrijgesteld van ontheffing voor het vernielen van vaste rust- en verblijfplaatsen. Het doden van individuen van deze soorten blijft verboden, maar het verjagen of vangen, met het oog op het verplaatsen van de soort, is daarentegen wel vrijgesteld van ontheffing. Het is slechts toegestaan om dieren te vangen wanneer het niet redelijkerwijs mogelijk is om de dieren te verdrijven. De dieren dienen vrijgelaten te worden in het aanliggende gebied, buiten invloed van de werkzaamheden. Door middel van zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan daarmee een overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen worden.


Eekhoorn
De grotere bomen in het westelijk deel van het plangebied bieden geschikt leefgebied voor de in de omgeving voorkomende eekhoorn. De ingreep betreft het aanleggen van een voetbalcomplex waarbij mogelijk enkele bomen zullen worden verwijderd. In de directe omgeving blijven echter voldoende bosschages aanwezig die door de eekhoorn gebruikt kunnen worden als habitat. Er is derhalve geen sprake van permanente negatieve effecten op de eekhoorn. Wel is het mogelijk dat de eekhoorn zich in de periode tussen het verkennend onderzoek en de uitvoering van de werkzaamheden nestelt in een te kappen boom binnen het plangebied. In dat geval gaan in de kwetsbare voorplantingsperiode van de eekhoorn mogelijk vaste verblijfplaatsen verloren en worden individuen mogelijk gedood (Wnb artikel 3.10 lid 1).

Buiten de kwetsbare perioden voor de eekhoorn, is de soort in de verordening van de provincie Limburg, vrijgesteld van ontheffing voor het vernielen van vaste rust- en verblijfplaatsen. De vrijstellingsperiode loopt van maart tot en met april en van juli tot en met november. Het doden van individuen van deze soorten blijft ook in deze periode verboden, maar het verjagen of vangen, met het oog op het verplaatsen van de soort, is daarentegen wel vrijgesteld van ontheffing. Het is slechts toegestaan om dieren te vangen wanneer het niet redelijkerwijs mogelijk is om de dieren te verdrijven. Door middel van zorgvuldig handelen tijdens de uitvoering van de werkzaamheden kan daarom een overtreding van de Wet natuurbescherming voorkomen worden.

Indien het niet mogelijk blijkt om de kapwerkzaamheden binnen de vrijgestelde perioden uit te voeren, dient middels een schouw bekeken te worden of eekhoornnesten afwezig zijn binnen het plangebied.

Relevantie voor het plangebied
Indien de aanbeveling uit het onderzoek in acht worden genomen is er vanuit de gebieds- en soortenbescherming geen bezwaar tegen de ontwikkeling van een nieuw sportpark.

Gevolgen n.a.v. ontwerpinrichting
De plangrens is getrokken om een gebied waar geen bomen aanwezig zijn. Derhalve zijn beperkingen voor kappen t.b.v. broedvogels of de eekhoorn niet relevant meer.

Ten behoeve van vleermuizen is het enige element waar rekening mee gehouden moet worden bomenrij langs het kanaal als mogelijke vliegroute. Het nieuwe ontwerp ligt op meer dan 200 meter van het kanaal, waardoor geen sprake is van invloed op vliegroutes. Daarbij wordt voor de verlichting uitgegaan hoog geplaatste veldverlichting (LED) waardoor sprake is van zeer beperkt strooilicht.

5.3.3 Houtopstanden

Aangezien het plangebied buiten de bebouwde kom is gelegen, zijn bomen die gekapt worden in een bomenrij met meer dan 20 bomen, beschermd onder de Wnb. Naar aanleiding van de ontwerpinrichting is geen sprake meer van bomen binnen het plangebied. Derhalve is geen sprake van een kapvergunning.

5.4 Landschap

Landschapskader Noord- en Midden Limburg

Het Landschapskader heeft tot doel op een beknopte wijze inzicht te geven in het hoe en waarom van het huidige landschap en daarmee grip te krijgen op de kansen die dat zelfde landschap biedt voor de toekomst. Het vormt hiermee een inspiratiebron om tot kwaliteitsverbeteringen te komen voor het Noord- en Midden-Limburgse landschap. Aan de hand van zowel kenmerkende beelden van de huidige situatie als aansprekende ontwikkelingsmogelijkheden voor de toekomst inspireert het Landschapskader initiatiefnemers en beleidsmakers tot passende ruimtelijke ontwikkelingen die bijdragen aan een aantrekkelijker landschap om in te wonen, te werken en te recreëren. Initiatiefnemers van zowel aan landbouw en natuur (groene), aan water (blauwe), als aan bebouwing en infrastructuur (rode) gerelateerde ontwikkelingen, kunnen aan de hand van het Landschapskader nagaan welke ontwikkelingen op een bepaalde plek landschappelijk gezien wenselijk en mogelijk zijn.

afbeelding "i_NL.IMRO.1640.BP19KoSportparkHEG-VG01_0013.jpg"
Afbeelding 10: uitsnede kaart met landschappen (bron: Atlas Limburg)

Het plangebied is gelegen in een aantal landschappen:

  • droge heide-ontginning
  • natte heide-ontginning
  • beekdal

Het overgrote deel van het plangebied ligt in een beekdal (Wessemerven). Het gebied wordt gekenmerkt door de langgerekte laagte en de parallel liggende wegen (Oranjestraat en Kerkstraat). Andere kenmerken zijn het kleinschalige verkavelingspatroon haaks op de beek en weinig tot geen bebouwing direct langs de beek, maar langs de parallel liggende wegen op hogere gronden.

De visie is om beekdalen te ontwikkelen tot herkenbare, structurerende elementen in het landschap. Dit is van belang voor:

  • leesbaarheid van het landschap
  • natuur en ecologische verbindingen
  • waterbeheer
  • recreatie

Voor wat betreft het ruimtegebruik moet aangesloten worden bij het karakter van het landschap middels bloemrijk begraasd grasland, hooiland, ruimte voor water en natuurontwikkeling in de vorm van ruigten en of kleinere natte bosjes.

Karakteristieke landschapselementen voor beekdalen zijn houtwallen, singels, knotbomenrijen en heggen welke haaks op de beek liggen. Daarbij kan ook gedacht worden aan beekbegeleidende beplanting in de vorm van poelen en bosjes.

Bebouwing moet beperkt worden tot de aan het beekdal grenzende hogere gronden. Hier zal nieuwe bebouwing worden opgenomen in bestaande bebouwingsstructuren (de bestaande linten en kernen).

Relevantie voor het plan
De beoogde ontwikkeling van een nieuw sportpark is grotendeels gelegen in een beekdal. Sprake is van een rechtgetrokken beek waardoor kansen ontstaan voor een verbeterde inpassing. Middels een passende landschappelijke inpassing wordt aangesloten bij de ontwikkelingsvisie op beekdalen en voor de bebouwing is ruimte aan de randen van het plangebied op de hogere gronden. De landschappelijke inpassing wordt op een later moment opgesteld, maar is in de regels van voorliggend plan beschermd middels een voorwaardelijke verplichting (lid 4.4.2). Met in achtneming van voorgaande en nadrukkelijk contact met de provincie en het waterschap zijn er vanuit het landschapskader geen bezwaren voor de beoogde ontwikkeling.

5.5 Waterparagraaf

Voor de beoogde ontwikkeling is een uitgebreide watertoets opgesteld om de mogelijke effecten van de werkzaamheden (de ontwikkeling) in kaart te brengen. De volledige watertoets is als bijlage 8 opgenomen. Hierna zijn de conclusies en aanbevelingen opgenomen.

Als input voor het ontwerp van het sportpark dient ten aanzien van de omgang met hemelwater rekening gehouden te worden met de volgende aandachtspunten:

  • Voor het bergen van hemelwater is een berging van ca. 95 m3 benodigd bij een toename van het verharde oppervlak van 950 m2. Daarbij moet aangeduid worden dat het parkeerterrein in halfverharding uitgevoerd dient te worden.
  • Het projectgebied is een nat gebied met hoge grondwaterstanden en een laag gelegen maaiveld in het centrale deel van het gebied. In het gebied komen met enige regelmaat klachten over grond- en oppervlaktewateroverlast voor.
  • Bij het ontwerpen van de leegloopvoorziening van de hemelwaterberging dient ermee rekening gehouden te worden dat infiltratie niet te allen tijden mogelijk zal zijn. Dit als gevolg van de hoge grondwaterstanden. Een overstort- en escapemogelijkheid naar het oppervlaktewater dient in het ontwerp te worden opgenomen.
  • Geadviseerd wordt hierover in een vroeg stadium contact op te nemen met het waterschap om zo tot overeenstemming te komen.
  • Afhankelijk van de wijze van uitvoering van het kunstgrasveld kan sprake zijn van een toename van de benodigde berging. Als sprake is van de noodzaak om extra bergingsruimte t.b.v. het kunstgrasveld te realiseren wordt dit kortgesloten met het waterschap.
  • Bij het verwijderen/ verplaatsen van de Wessemerven dient een leggerwijziging aangevraagd te worden bij het waterschap. Hiermee is een langere vergunningstermijn gemoeid.


Relevantie voor het plan
Naar aanleiding van bovenstaande conclusies heeft een eerste overleg plaatsgevonden tussen het waterschap en de gemeente Leudal. Met in achtneming van de aandachtspunten genoemd in de watertoets zijn er vanuit het aspect water geen bezwaren voor de beoogde ontwikkeling.

Gevolgen n.a.v. ontwerpinrichting
Langs de zuidoostelijke grens worden diverse retentievoorzieningen ingericht met voldoende capaciteit om noodzakelijk berging mogelijk te maken. Deze bergingscapaciteit wordt opgenomen in het landschappelijk inpassingsplan dat middels een voorwaardelijke verplichting opgenomen is in de regels (lid 4.4.2)

5.6 Verkeer en parkeren

Verkeer
De hoofdontsluiting van het sportpark loopt via de Oranjestraat naar de Grathemerweg. Al het autoverkeer zal via deze route geleid worden, alsmede incidentieel vrachtverkeer ten behoeve van de bevoorrading van het clubgebouw. In de huidige situatie stopt de bebouwde kom van Kelpen-Oler na de Oranjestraat 15B op circa 60 meter afstand van de T-splitsing met de Kelperveen. Het deel binnen de bebouwde kom heeft een breedte van circa 5 meter en het deel buiten de bebouwde kom is versmald tot circa 3,5 meter. De huidige wegen zijn op basis van het ASVV geschikt voor de huidige en toekomstige verkeersstromen.

Het fietsverkeer gebruikt dezelfde weg, maar kan ook gebruik maken van een nieuw fietspad ten zuidwesten van het plangebied naar de Kerkstraat. Op basis van het ASVV voldoet het huidige wegprofiel aan de toekomstige situatie met een toename aan fietsverkeer en een menging in verkeersdeelnemers. Bovenal wordt een nieuw fiets- en voetpad aangelegd vanaf de Kerkstraat langs de zuidwestelijke grens van het sportpark. Derhalve zal een deel van het fiets- en voetverkeer onttrokken worden aan de Oranjestraat ten gunste van de verkeersveiligheid.

Voor het berekenen van de verkeersgeneratie zijn geen kencijfers van het CROW beschikbaar. Derhalve wordt uitgegaan van inschattingen en tellingen op basis van aantallen leden. Op basis van aangeleverde gegevens is op donderdag (traningsavond) en zondag (wedstrijddagen) sprake van de hoogste verkeersgeneratie: circa 300 verkeersbewegingen. Tevens is de verwachting dat gemiddeld twee keer per week een vrachtwagen naar het sportpark komt ten behoeve van bevoorrading. De Oranjestraat biedt voldoende ruimte voor de extra verkeersbewegingen.

Geadviseerd wordt om middels een verkeersbesluit de huidige grens van de bebouwde kom te verplaatsen tot na de inrit naar het sportpark. Derhalve wordt de 30km/u zone uitgebreid. Wel dient de huidige weg verbreed te worden tot minimaal 4,8 meter, alsmede is verlichting noodzakelijk en geadviseerd wordt om het voetpad over een breedte van 1,2 meter door te trekken. De huidige bestemming 'Verkeer' (tevens kadastraal eigendom van de gemeente Leudal) heeft een minimale breedte van 8 meter waardoor voldoende ruimte is om de beoogde aanpassingen uit te voeren.

De huidige situatie van de Oranjestraat voldoet voor de beoogde nieuwe verkeersstromen.

Parkeren
Kaderstellend voor de benodigde parkeerplaatsen is de Nota Parkeernormen 2016 van de gemeente Leudal. Het aantal te realiseren parkeerplaatsen bedraagt 27 per ha. netto terrein (excl. kantine, oefenveld en toiletten). In het ontwerp van het sportterrein is voorzien in een parkeerterrein van 120 parkeerplaatsen, welke staat voor 4,4 hectare netto sportterrein. In de regels van voorliggend bestemmingsplan is opgenomen dat maximaal 4,4 hectare netto sportterrein (benoemd als 'sportvelden') gerealiseerd mag worden. Derhalve wordt voldaan aan de parkeernorm van de gemeente Leudal

Relevantie voor het plan
Vanuit het aspect verkeer en parkeren zijn geen bezwaren voor het beoogde nieuwe sportpark.

Hoofdstuk 6 Opbouw bestemmingsplan

6.1 Algemeen

De in deze toelichting beschreven aspecten hebben als basis gediend voor het opstellen van een juridisch plan, dat zoveel mogelijk is afgestemd op de geldende bestemmingsplannen binnen de gemeente Leudal. Teneinde het voorgenomen initiatief te kunnen realiseren heeft een juridische vertaling van het plan in planregels en verbeelding plaatsgevonden. De planregels zijn gerelateerd aan de verbeelding. Verbeelding en planregels dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast conform de bepalingen in Wro, Bro en SVBP 2012.

6.2 Verbeelding

Op de verbeelding hebben alle gronden binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben juridische betekenis indien en voor zover deze daaraan in de planregels wordt gegeven. Een aantal aanduidingen heeft geen juridische betekenis en is uitsluitend op de verbeelding aangegeven ten behoeve van de leesbaarheid, zoals kadastrale en topografische gegevens.

6.3 Planregels

De planregels zijn opgesteld op basis van de landelijke standaarden zoals vastgelegd in het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen. De planregels zijn conform deze standaard verdeeld in vier hoofdstukken, te weten hoofdstuk 1 Inleidende regels, hoofdstuk 2 Bestemmingsregels, hoofdstuk 3 Algemene regels en hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels.

Voor de planregels is zoveel als mogelijk aangesloten bij het ter plaatse geldende bestemmingsplan Woonkernen Leudal. Regelingen die in dit kader niet relevant zijn, zijn achterwege gelaten.

6.3.1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen
In dit artikel zijn bepalingen (begrippen) opgenomen welke in het algemeen spraakgebruik onvoldoende vastliggen en waarbij verschillen in interpretatie bij toepassing van de planregels mogelijk zijn. Voor het gemak zijn enkele begrippen uit de Woningwet/Bouwverordening overgenomen.

Artikel 2 Wijze van meten
Hierin wordt aangegeven op welke manier hoogte, lengte, breedte, inhoud en oppervlakte van bouwwerken / percelen gemeten moeten worden.

In de onderstaande afbeelding is aangegeven hoe de goothoogte en bouwhoogte bij gebouwen met en zonder kap gemeten dienen te worden.

6.3.2 Bestemmingsregels

Algemeen
De regels van een bestemming worden conform de SVBP 2012 als volgt opgebouwd en benoemd: bestemmingsomschrijving;

  • bouwregels;
  • nadere eisen;
  • afwijken van de bouwregels;
  • specifieke gebruiksregels;
  • afwijken van de gebruiksregels;
  • omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
  • omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk;
  • wijzigingsbevoegdheid;

Duidelijk zal zijn dat een bestemmingsregel niet alle elementen hoeft te bevatten. Dit kan per bestemming verschillen.

In dit bestemmingsplan is voor diverse bestemmingen een nadere eisen-regeling opgenomen. Burgemeester en wethouders kunnen, binnen de reeds aangegeven begrenzingen van het bestemmingsplan (gebruiks- en bouwregels), nadere eisen stellen aan plaats en afmeting van gebouwen indien dit noodzakelijk is voor de aspecten:

  • gebruiksmogelijkheden en het woon- en leefklimaat van aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit van de naaste omgeving;
  • verkeersveiligheid;
  • sociale veiligheid;
  • brandveiligheid en rampenbestrijding;
  • externe veiligheid;
  • benodigde parkeervoorzieningen;
  • benodigde waterberging.

Hier onder worden de regels van de opgenomen bestemmingen nader toegelicht.

Artikel 3 Groen
Binnen de bestemming 'Groen' (artikel 3) zijn groenvoorzieningen toegestaan, alsmede speelvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, waterhuishoudkundige voorzieningen en evenementen. Tevens is het voorziene fiets en voetpad aan de zuidoostelijke grens mogelijk gemaakt in de regels.

Artikel 4 Sport
De bestemming 'Sport' (artikel 4) is gelegd op de sportvelden en clubgebouw. Gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het op de verbeelding aangegeven ruime bouwvlak. Op de verbeelding en in de planregels is aangegeven aan welke maatvoering de gebouwen moeten voldoen. De maximale oppervlakte bebouwing is opgenomen in de bouwregels.

Artikel 5 Water
Het water van het Wessemerven heeft de bestemming 'Water' (artikel 5) gekregen. Hier mogen geen gebouwen worden gebouwd. Wel mogen bouwwerken, geen gebouwen zijnde worden opgericht. Tevens is een mogelijkheid opgenomen om bruggen of overkluizingen op te nemen ten behoeve van de aangrenzen bestemming 'Sport'.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 5
Ter plaatse van de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 5 '(Artikel 6) is het gemeentelijk archeologisch beleid van toepassing met verschillende ondergrenzen voor de noodzakelijkheid van archeologisch onderzoek.

6.3.3 Algemene regels

Anti-dubbeltelregel
In de 'Anti-dubbeltelregel' (artikel 7) wordt bepaald dat grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het verlenen van een omgevingsvergunning waarin uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, deze bij de beoordeling van latere plannen buiten beschouwing blijft. Het nog overgebleven terrein mag dus niet nog eens meegenomen worden bij het toestaan van een ander bouwwerk.

Algemene bouwregels
In de 'Algemene bouwregels' (artikel 8) zijn bepalingen opgenomen met betrekking tot ondergronds bouwen, over ondergeschikte bouwdelen en over bestaande maten.

Algemene gebruiksregels
In de 'Algemene gebruiksregels' (artikel 9) is een nadere bepaling opgenomen met betrekking tot het gebruik van de gronden. Tevens zijn regels opgenomen met betrekking tot het houden van evenementen en het innemen van verkoopstandplaatsen.

Algemene afwijkingsregels en Algemene wijzigingsregels
De 'Algemene afwijkingsregels' (artikel 10) en 'Algemene wijzigingsregels' (artikel 11) verschaffen Burgemeester en Wethouders de gewenste beleidsruimte om bij de uitvoering van het plan te kunnen inspelen op gegevens of situaties die vooraf niet bekend kunnen zijn.

Specifiek voor dit plan is in de algemene wijzigingsregels een regel opgenomen zodat burgemeester en wethouders bevoegd zijn een watergang te verleggen indien goedkeuring van de beheerder is verkregen.

Algemene procedureregels
In artikel 12 zijn de 'Algemene procedureregels ' opgenomen. Deze bevatten alleen nog procedureregels voor het stellen van nadere eisen als bedoeld in artikel 3.6, lid 1 sub d van de Wet ruimtelijke ordening. Voor alle overige procedures zijn reeds procedureregels opgenomen in de Wet ruimtelijke ordening (wijzigingsbevoegdheden en uitwerkingsverplichting) en in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (omgevingsvergunningen).

Overige regels
In de ' Overige regels ' (artikel 13) zijn de overige zaken geregeld die niet elders kunnen worden ondergebracht. Hierin is een regel opgenomen die aangeeft dat, waar een enkelbestemming samenvalt met een dubbelbestemming geldt primair het bepaalde ten aanzien van de dubbelbestemming. Tevens wordt aangegeven welke dubbelbestemmingen prevaleren boven andere dubbelbestemmingen indien deze samenvallen.

Daarnaast zijn regels opgenomen waarin is vastgelegd dat bij ontwikkelingen voldaan dient te worden aan de door de raad vastgestelde parkeernormen. Daarbij wordt verwezen naar de Nota Parkeernormen 2016 (2 van de regels).

6.3.4 Overgangs- en slotregels

Overgangsrecht
In de regel 'Overgangsrecht' (artikel 14) is geregeld in hoeverre en onder welke voorwaarden bestaande gebouwen en het bestaand gebruik van gronden en bouwwerken mogen afwijken van het plan.

Slotregel
In de 'Slotregel' (artikel 15) is aangegeven dat de regels van dit bestemmingsplan dienen te worden aangehaald als "Regels van het bestemmingsplan 'Sportpark HEG Kelpen-Oler' ".

Hoofdstuk 7 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

7.1 Omgevingsdialoog

Op 15 mei 2019 zijn de omwonenden geinformeerd tijdens een plenaire avond. Aanwezigen hebben aandacht gevraagd voor de items a) waterhuishouding in het plangebied en de bestaande overlast in de woonkern, b) geluid- en lichthinder als gevolg van de voetbalvelden en veldverlichting, c) de verkeersafwikkeling op de Oranjestraat en eventueel sluipverkeer door de kern, d) groene inrichting op het sportpark. Toegezegd is om rekening te houden met deze aspecten en vooral uitvoerig te blijven informeren over de waterhuishouding. Daarnaast wordt er met omwonenden in kleiner commité de verkeersafwikkeling en de groene inrichting op het sportpark nader te bespreken.

7.2 Overleg

Artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening geeft aan dat burgemeester en wethouders bij de voorbereiding van een bestemmingsplan, waar nodig, overleg dienen te plegen met betrokken instanties. Het concept-ontwerpbestemmingsplan is voorgelegd aan diverse vooroverlegpartners, waarna één reactie is ontvangen van het waterschap. Deze reactie heeft geleid tot een wijziging in de toelichting. De vooroverlegreactie van de provincie Limburg is op 6 augustus 2019 ontvangen (na publicatie van het ontwerp bestemmingsplan op 5 augustus 2019). De ontvangen vooroverleg reactie is naar de vaststelling meegenomen bij de ambtshalve wijzigingen.

7.3 Zienswijzen ontwerp bestemmingsplan

Het ontwerpbestemmingsplan wordt vanaf 5 augustus 2019 gedurende een periode van 6 weken ter visie gelegd. Hierbij is de mogelijkheid geboden binnen deze termijn schriftelijke en/of mondelinge zienswijzen in te dienen bij de gemeenteraad. Een en ander wordt conform het daartoe in de Wet ruimtelijke ordening en de Algemene wet bestuursrecht bepaalde openbaar bekend gemaakt middels publicatie in de Nederlandse Staatscourant, alsmede op het gemeentelijk publicatiebord en de gemeentelijke website (www.leudal.nl) en via www.ruimtelijkeplannen.nl.

Gedurende voornoemde inzageperiode zijn zienswijzen ingediend door 22 omwonenden. De zienswijzen zijn ingediend door:

  • 1. De bewoners van de Wessemerven 2, 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18 (negen afzonderlijke zienswijzen met een identieke inhoud);
  • 2. De bewoners van de Kelperveen 4, 6, 8, 10, 12, 14, 16, 18, 20 en 22 en de bewoner(s) van de Oranjestraat 15B (één zienswijze die door alle bewoners is ondertekend). Door de bewoner van Kelperveen 6 is nadien nog een aanvulling op de gezamenlijke zienswijze ingediend;
  • 3. De bewoners van Oranjestraat 1 te Kelpen-Oler;
  • 4. De bewonders van Oranjestraat 2 te Kelpen-Oler.

Alle zienswijzen zijn tijdens de zienswijzenperiode ontvangen en derhalve ontvankelijk. Echter, bij zienswijze 4 was niet aangegeven tegen welke onderdelen van het plan de zienswijze is gericht en ontbreekt een onderbouwing/motivatie van de zienswijze. De indieners zijn per brief d.d. 24 september 2019 in de gelegenheid gesteld om hun zienswijze binnen twee weken na verzending van de brief nader aan te vullen met een motivering. Bij brief van 1 oktober 2019 hebben indieners hieraan gevolg gegeven. De brief is ingekomen op 2 oktober 2019, derhalve binnen de gestelde termijn voor aanvulling van de zienswijze.

Voor zienswijzen hebben geleid tot aanpassingen aan het bestemmingsplan en een gewijzigde vaststelling. Tevens zijn een aantal ambtshalve wijzigingen doorgevoerd aan voorliggend plan. De volledige samenvatting en beantwoording van de zienswijzen zijn opgenomen in de Nota zienswijzen en ambtshalve wijzigingen, aan deze toelichting toegevoegd als bijlage 14.

Hoofdstuk 8 Financiële uitvoerbaarheid

De Wet ruimtelijke ordening (artikel 6.12.1) verplicht gemeenten gelijktijdig met een ruimtelijk besluit, zoals een bestemmingsplan een exploitatieplan vast te stellen, indien er sprake is van een bij wet aangewezen bouwplan en de gronden niet in eigendom zijn bij de gemeente. De gemeente kan hiervan afwijken door het sluiten van een anterieure overeenkomst met de ontwikkelende partij, op basis waarvan het kostenverhaal anderszins verzekerd is.

De totale kosten van de aanleg van het sportpark zijn voor rekening van de gemeente Leudal. De kosten voor bouw en aanleg zijn opgenomen in de gemeentelijke begroting. De economische uitvoerbaarheid is hiermee verzekerd. Een exploitatieplan of anterieure overeenkomst is daarmee niet noodzakelijk.