Plan: | TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22a Lange Vaart |
---|---|
Status: | ontwerp |
Plantype: | Omgevingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1621.TAMLangeVaart-ONTW |
Preambule
Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Lange Vaart en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk [22a]) van het omgevingsplan van de gemeente Lansingerland. Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.
De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl/home uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk [22a] van het omgevingsplan van de gemeente Lansingerland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer '[22a]' gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage '[22a]' gelezen worden.
De regels in dit hoofdstuk zijn van toepassing op de locatie TAM-IMRO Lange Vaart (TAM-Omgevingsplan Hoofdstuk 22a Lange Vaart), waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand "NL.IMRO.1621.TAMLangeVaart-ONTW".
De regels in dit hoofdstuk gaan voor op de regels in het bestemmingsplan "Hoefslag 2012" waarvan de geometrisch bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand "NL.IMRO.1621.BP0105-VAST" die onderdeel vormen van het tijdelijke deel van het omgevingsplan als bedoeld in artikel 4.6 eerste lid onder g van de Invoeringswet Omgevingswet.
De regels in dit hoofdstuk gaan ook voor op de regels in:
Begripsbepalingen die zijn opgenomen in bijlage I bij het Besluit activiteiten leefomgeving, bijlage I bij het Besluit bouwwerken leefomgeving, bijlage I bij het Besluit kwaliteit leefomgeving, bijlage I bij het Omgevingsbesluit en bijlage I bij de Omgevingsregeling, zijn van toepassing op dit hoofdstuk, tenzij in artikel 3, tweede lid, daarvan is afgeweken.
Voor de toepassing van dit hoofdstuk gelden aanvullend de volgende begripsbepalingen:
Bij de toepassing van de regels wordt als volgt gemeten:
De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van het omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.
Aan dit hoofdstuk wordt voldaan door degene die de activiteit verricht, tenzij in de regels van dit plan anders is bepaald. Diegene draagt zorg voor de naleving van de regels over de activiteit.
Er is een gebiedstype 'Woongebied'.
De regels van deze subparagraaf gelden ter plaatse van het werkingsgebied 'Woongebied'.
De regels voor dit gebiedstype zijn gesteld met het oog op:
In het gebiedstype 'Woongebied' gelden specifiek de volgende waarden:
Alleen de volgende gebruiksactiviteiten zijn toegestaan:
Functioneel ondersteunende voorzieningen, zoals tuinen, erven, woonstraten, woonerven, pleinen, fietspaden en/of -stroken en voetpaden, voorzieningen van algemeen nut, speelplaatsen, speelvoorzieningen, ontsluitingswegen, in- en uitritten en parkeervoorzieningen.
De volgende activiteiten worden niet verricht:
Het verrichten van bouw- en sloopactiviteiten is toegestaan, mits wordt voldaan aan de regels in Paragraaf 3.3 Bouwactiviteiten.
Het uitvoeren van werken en werkzaamheden is toegestaan, mits wordt voldaan aan de regels in Paragraaf 3.4 Uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Er is een gebiedstype 'Groen'.
De regels van deze subparagraaf gelden ter plaatse van het werkingsgebied 'Groen'.
De regels voor dit gebiedstype zijn gesteld met het oog op:
Alleen de volgende activiteiten zijn toegestaan:
De volgende activiteiten worden niet verricht:
Het verrichten van bouw- en sloopactiviteiten is toegestaan, mits wordt voldaan aan de regels in Paragraaf 3.3 Bouwactiviteiten.
Het uitvoeren van werken en werkzaamheden is toegestaan, mits wordt voldaan aan de regels in Paragraaf 3.4 Uitvoeren van werken en werkzaamheden.
Er is een werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied archeologie 7'.
De regels van deze subparagraaf gelden ter plaatse van het werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied archeologie 7'.
Bij het verrichten van activiteiten wordt voldaan aan de regels in Subparagraaf 3.4.74 Actviteiten op of in de bodem - restrictiegebied archeologie 7.
Er is een werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied regionale waterkering'.
De regels van deze subparagraaf gelden ter plaatse van het werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied regionale waterkering'.
Bij het verrichten van activiteiten wordt voldaan aanSubparagraaf 3.4.68 Actviteiten op of in de bodem - restrictiegebied regionale waterkering.
Er is een werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied gevoelige gebouwen uitgesloten'.
De regels van deze subparagraaf gelden ter plaatse van het werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied gevoelige gebouwen uitgesloten'.
Binnen het restrictiegebied worden de volgende activiteiten niet verricht: het bouwen of in gebruik nemen van geluidgevoelige of geurgevoelige gebouwen.
Binnen het werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied gevoelige gebouwen uitgesloten' zijn artikel 22.27 en 22.36 van het omgevingsplan niet van toepassing.
De regels in deze afdeling zijn gesteld met het oog op:
Deze subparagraaf is van toepassing op het bebouwen en benutten van gronden.
Minimaal 10% van de oppervlakte waarop dit hoofdstuk van het omgevingsplan betrekking heeft, wordt als oppervlaktewater ingericht binnen het werkingsgebied 'Groen' en in stand gehouden.
Als activiteit 'wonen' wordt aangewezen het bewonen van een woonruimte.
Als activiteit 'beroep aan huis' wordt aangewezen het beroepsmatig uitoefenen van activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, cosmetisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk, waaronder gastouderopvang, of daarmee gelijk te stellen gebied.
Als activiteit 'bedrijf aan huis' wordt aangewezen het voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten.
Als activiteit 'bed&breakfast' wordt aangewezen een aan een woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, niet zijnde een zelfstandige wooneenheid, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder deze aanwijzing wordt niet verstaan: overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid.
De regels in deze subparagraaf zijn gesteld met het oog op:
In één woning woont slechts één huishouden. Onder één huishouden wordt ook verstaan: één huishouden dat mantelzorg ontvangt of verleent, waarbij de ontvanger of verlener van mantelzorg in de woning woont.
Bij het uitoefenen van een woonactiviteit geldt dat:
Met het oog op het beschermen van de gezondheid van de bewoners:
Het derde lid geldt niet voor woonruimte waarin door het Centraal Orgaan opvang asielzoekers opvang aan asielzoekers wordt geboden.
Bij het verrichten van de in Artikel 3.2.33 Aanwijzing activiteiten, tweede lid, aangewezen activiteit gelden de volgende regels:
Het is verboden om de activiteit bedoeld in Artikel 3.2.33 Aanwijzing activiteiten, derde lid, te verrichten zonder omgevingsvergunning.
De omgevingsvergunning bedoeld in het eerste lid, wordt alleen verleend als:
Het is verboden om de activiteit bedoeld in Artikel 3.2.33 Aanwijzing activiteiten, vierde lid, te verrichten zonder omgevingsvergunning.
De omgevingsvergunning bedoeld als in het eerste lid, wordt alleen verleend als:
Als activiteit wordt aangewezen het bouwen en in stand houden van bouwwerken.
Deze paragraaf is van toepassing op het bouwen en in stand houden van bouwwerken.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
Het college van burgemeester en wethouders kan maatwerkvoorschriften stellen over de maatvoeringen, aantallen en percentages die zijn gesteld in Artikel 3.3.45 Aanvullende beoordelingsregels hoofdgebouwen tot en met Artikel 3.3.51, voor zover dat van belang is voor duurzaamheidsmaatregelen, een technisch betere realisering van bouwwerken dan wel voor zover dat noodzakelijk is in verband met de werkelijke toestand van het terrein;
Met een maatwerkvoorschrift wordt niet meer dan 3 m of 10% afgeweken van de maatvoeringen en percentages die zijn gesteld in de onder a genoemde artikelen;
een maatwerkvoorschrift wordt alleen gesteld als daardoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden en bouwwerken.
Deze subparagraaf is van toepassing op het bouwen en in stand houden van bouwwerken binnen het werkingsgebied 'Woongebied'.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
Voor het bouwen van een hoofdgebouw binnen het werkingsgebied "Woongebied" geldt dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan – in aanvulling op de beoordelingsregels genoemd in artikel 22.29 van het omgevingsplan – slechts wordt verleend als dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
In aanvulling op het eerste lid geldt dat het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken dienen te voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Bij de beoordeling houdt het college rekening met de beleidsregel 'Beeldkwaliteitsplan Lange Vaart Bleiswijk'.
In aanvulling op het eerste lid geldt dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan slechts wordt verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets op eigen terrein. Bij het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid wordt rekening gehouden met de 'Nota parkeernormen Gemeente Lansingerland' en 'Nota Parkeren Lansingerland' of diens rechtsopvolger.
In afwijking van het derde lid geldt dat voor de bouw van sociale huurwoningen dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan slechts wordt verleend indien:
Voor het bouwen van een bijbehorend bouwwerk binnen het werkingsgebied “Woongebied” geldt dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan – in aanvulling op de beoordelingsregels genoemd in artikel 22.29 van het omgevingsplan – slechts wordt verleend als dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
In aanvulling op het eerste lid geldt dat het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken dienen te voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Bij de beoordeling houdt het college rekening met de beleidsregel ' Beeldkwaliteitsplan Lange Vaart Bleiswijk'.
In aanvulling op het eerste lid geldt dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan slechts wordt verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets op eigen terrein. Bij het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid wordt rekening gehouden met de 'Nota parkeernormen Gemeente Lansingerland' en 'Nota Parkeren Lansingerland' of diens rechtsopvolger.
Voor het bouwen van overige bouwwerken, niet zijnde hoofdgebouwen of bijbehorende bouwwerken, binnen het werkingsgebied "Woongebied" geldt dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan – in aanvulling op de beoordelingsregels genoemd in artikel 22.29 van het omgevingsplan – slechts wordt verleend als dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
In aanvulling op het eerste lid geldt dat het uiterlijk en de plaatsing van bouwwerken dienen te voldoen aan de redelijke eisen van welstand. Bij de beoordeling houdt het college rekening met de beleidsregel 'Beeldkwaliteitsplan Lange Vaart Bleiswijk'.
In aanvulling op het eerste lid geldt dat een omgevingsvergunning als bedoeld in artikel 22.26 van het omgevingsplan slechts wordt verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid voor auto en fiets op eigen terrein. Bij het bepalen van de benodigde parkeergelegenheid wordt rekening gehouden met de 'Nota parkeernormen Gemeente Lansingerland' en 'Nota Parkeren Lansingerland' of diens rechtsopvolger.
Binnen het werkingsgebied "Woongebied – vrijstaande woningen" geldt dat:
Binnen het werkingsgebied "Woongebied – gestapelde woningen en rijwoningen" geldt dat:
Binnen het werkingsgebied 'Overige zone – Woongebied – gemengde woonvorm 1' geldt dat':
Binnen het werkingsgebied 'Overige zone – Woongebied – gemengde woonvorm 2' geldt dat':
Binnen het werkingsgebied 'Woongebied' worden maximaal 200 woningen gebouwd.
Binnen het werkingsgebied 'overige zone - maximum aantal woonheden 1' wordt maximaal één vrijstaande woning gebouwd.
Binnen het werkingsgebied 'overige zone - maximum aantal wooneenheden 2' worden maximaal twee vrijstaande woningen gebouwd.
Bij de toepassing van dit artikel worden de woningen die zijn gelegen binnen het werkingsgebied 'overige zone – woongebied - bestaand' niet meegeteld.
Binnen het werkingsgebied 'overige zone – woongebied - bestaand' geldt dat de bebouwing die bestond op het tijdstip waarop dit hoofdstuk van het omgevingsplan in werking is getreden, in stand mag worden gehouden.
In aanvulling op Artikel 3.3.45 Aanvullende beoordelingsregels hoofdgebouwen, geldt dat binnen het werkingsgebied "Woongebied" minimaal 25% van het aantal te bouwen woningen dient te worden uitgevoerd als sociale huurwoningen ten behoeve van de doelgroep huishoudens met een inkomen dat niet hoger is dan de inkomensgrens als bedoeld in artikel 48, eerste lid, van de Woningwet.
Bij de toepassing van het eerste lid worden de woningen die zijn gelegen binnen het werkingsgebied 'overige zone – woongebied - bestaand' niet meegeteld.
De woningen bedoeld in Artikel 3.3.51 Aanwijzing woningbouwcategorieën, eerste lid, blijven voor een termijn van ten minste 25 jaar na de eerste ingebruikname beschikbaar en in stand voor de in Artikel 3.3.51, eerste lid, genoemde doelgroep.
Aan de instandhoudingsverplichtingen in Artikel 3.3.52 Instandhoudingsverplichting woningbouwcategorieën wordt voldaan door de eigenaar of verhuurder van de woning.
De eigenaars van sociale huurwoningen zijn verplicht om bij het Kadaster op grond van artikel 3:17 lid 1 onder a van het Burgerlijk wetboek in te schrijven dat de woning alleen gebruikt mag worden voor sociale huur.
De regels in deze subparagraaf zijn van toepassing op bouwactiviteiten binnen het werkingsgebied 'Groen'.
De regels in deze subparagraaf zijn gesteld met het oog op:
Binnen het werkingsgebied 'Groen' mogen uitsluitend groenvoorzieningen, voet- en fietspaden, waterhuishoudkundige voorzieningen, in- en uitritten, voorzieningen van algemeen nut en speelvoorzieningen worden gebouwd.
Binnen het werkingsgebied 'bestaande schoorsteen' mag het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip waarop dit hoofdstuk van het omgevingsplan in werking is getreden, worden voortgezet;
Binnen het werkingsgebied 'bestaande schoorsteen' moeten bouwwerken die bestonden op het tijdstip waarop dit hoofdstuk van het omgevingsplan in werking is getreden, in stand worden gehouden;
Binnen het werkingsgebied 'bestaande schoorsteen' is het verboden om bouwwerken die bestonden op het tijdstip waarop dit hoofdstuk van het omgevingsplan in werking is getreden, te slopen.
Deze subparagraaf is van toepassing op het bouwen en in stand houden van bouwwerken binnen het werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied regionale waterkering'.
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
Het is verboden om zonder omgevingsvergunning bouwwerken te bouwen of in stand te laten binnen het werkingsgebied 'overige zone - restrictiegebied regionale waterkering'.
De omgevingsvergunning bedoeld in Artikel 3.3.61 Vergunningplicht wordt alleen verleend als de activiteit geen onevenredig negatieve gevolgen heeft gelet op de oogmerken in Artikel 3.3.60 Oogmerken. Bij de beoordeling wordt het advies van de waterbeheerder betrokken.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bedoeld in Artikel 3.3.61 Vergunningplicht worden ten behoeve van de toetsing aan dit omgevingsplan in elk geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Deze subparagraaf is van toepassing op het aanleggen en in stand houden van een weg, woonstraten, woonerven, paden en pleinen binnen de werkingsgebieden 'Woongebied' en 'Groen'.
binnen de werkingsgebieden 'Woongebied' en 'Groen' geldt dat aangelegde wegen, woonstraten, woonerven, paden en pleinen in stand dienen te worden gehouden door de eigenaar van de gronden waarop die voorzieningen zijn aangelegd.
Deze paragraaf is van toepassing op het aanleggen en in stand houden van groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen binnen het werkingsgebied 'Groen'.
Binnen het werkingsgebied 'Groen' geldt dat aangelegde groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen in stand dienen te worden gehouden door de eigenaar van de gronden waarop die voorzieningen zijn aangelegd.
Deze subparagraaf is van toepassing op het verrichten van de volgende activiteiten op of on de bodem binnen het werkingsgebied 'overige zone – restrictiegebied regionale waterkering':
De regels in deze paragraaf zijn gesteld met het oog op:
Bij het verrichten van de in Artikel 3.4.68 Toepassingsbereik aangewezen activiteiten gelden de volgende regels:
Het is verboden de aangewezen activiteiten te verrichten zonder omgevingsvergunning als niet wordt voldaan aan de algemene regels bedoeld in Artikel 3.4.70 Algemene regels.
De omgevingsvergunning die is bedoeld in Artikel 3.4.71 Vergunningplicht wordt alleen verleend als de activiteit geen onevenredig negatieve gevolgen heeft gelet op de oogmerken in Artikel 3.4.69 Oogmerken. Bij de beoordeling wordt het advies van de waterbeheerder betrokken.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning bedoeld in Artikel 3.4.71 Vergunningplicht worden ten behoeve van de toetsing aan dit omgevingsplan in elk geval de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Deze subparagraaf is van toepassing op het verrichten van de volgende activiteiten op of on de bodem binnen het werkingsgebied 'overige zone – restrictiegebied archeologie 7':
De regels in deze subparagraaf zijn gesteld met het oog op het beschermen en behouden van archeologische waarden.
Het is verboden om de in Artikel 3.4.74 Toepassingsbereik aangewezen activiteiten te verrichten zonder omgevingsvergunning als de activiteit dieper reikt dan 3,85 m beneden het maaiveld en een grondoppervlakte bestrijkt die groter is dan 1.000 m2.
De omgevingsvergunning als bedoeld in Artikel 3.4.76 Vergunningplicht wordt alleen verleend als de activiteit geen directe of indirecte gevolgen zal hebben die leiden tot onevenredige aantasting van de archeologische waarden. Bij de beoordeling houdt het college van burgemeester en wethouders rekening met het schriftelijk advies van een archeologisch deskundige.
Bij een aanvraag om een omgevingsvergunning voor een activiteit als bedoeld in Artikel 3.4.76 Vergunningplicht worden de volgende gegevens en bescheiden verstrekt:
Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip waarop deze wijziging van dit omgevingsplan in werking is getreden, en dat als gevolg van die wijziging in strijd is met de regels over gebruik in Paragraaf 3.2 Gebruiksactiviteiten mag worden voortgezet.
Het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik dat voorafgaand aan wijziging van dit omgevingsplan reeds in strijd was met de voorheen geldende regels over gebruik in dit omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen daarvan.
Het is verboden het strijdige gebruik, bedoeld in het eerste lid, te veranderen in een ander met het omgevingsplan strijdig gebruik.
Indien het strijdig gebruik, bedoeld in het eerste lid, na inwerkingtreding van de in het eerste lid bedoelde wijziging voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
Een bouwwerk waarop het overgangsrecht voor bestaande bouwwerken in het tijdelijke deel van dit omgevingsplan, bedoeld in artikel 22.1, eerste lid, onder a, van de Omgevingswet, van toepassing is, mag in stand worden gehouden.
Een bouwwerk dat op het tijdstip dat een wijziging van dit omgevingsplan in werking is getreden aanwezig is en afwijkt van het omgevingsplan na wijziging, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
Onder een bouwwerk dat op het tijdstip dat een wijziging van dit omgevingsplan in werking is getreden aanwezig is, wordt in dit artikel tevens verstaan een bouwwerk dat in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen.
Het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip dat een wijziging van dit omgevingsplan in werking is getreden, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met de voorheen geldende regels over bouwwerken in dit omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen daarvan.