direct naar inhoud van Regels
Plan: Wilderszijde
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0189-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 Plan:

het bestemmingsplan Wilderszijde van de gemeente Lansingerland.

1.2 Bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0189-VAST met de bijbehorende regels en bijlagen.

1.3 Aanduiding:

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 Aanduidingsgrens:

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 Aaneengebouwd:

bebouwing waarbij het hoofdgebouw onderdeel uitmaakt van (een rij van) minimaal drie hoofdgebouwen, die minimaal aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw zijn verbonden.

1.6 Afhaalpunt:

een locatie waar consumenten de goederen af kunnen halen die zij via internet of via andere communicatiemiddelen hebben besteld, inclusief bijbehorende logistiek en opslag, zonder dat sprake is van uitstalling of het te koop aanbieden van goederen.

1.7 Ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw zijnde.

1.8 Antennedrager:

een antennemast of andere constructie bedoeld voor de bevestiging van een antenne.

1.9 Antenne-installatie:

een installatie bestaande uit een antenne, een antennedrager, de bedrading en de al dan niet in een techniekkast opgenomen apparatuur, met de daarbij behorende bevestigingsconstructie.

1.10 Bebouwing:

één of meer gebouwen en/of bouwwerken geen gebouwen zijnde.

1.11 Bed & breakfast:

een aan een woning ondergeschikte toeristisch-recreatieve voorziening, niet zijnde een zelfstandige wooneenheid, gericht op het bieden van een mogelijkheid tot overnachting en het serveren van ontbijt, voor een kortdurend verblijf (waaronder ook zakelijk toerisme). Onder een Bed & Breakfast wordt niet verstaan:

  • overnachting, noodzakelijk in verband met het verrichten van tijdelijke of seizoensgebonden werkzaamheden en/of arbeid;
  • permanente kamerverhuur.
1.12 Bedrijfsmatige activiteiten:

een activiteit, gericht op het bedrijfsmatig voortbrengen, vervaardigen, bewerken, opslaan, installeren en/of herstellen van goederen dan wel het bedrijfsmatig verlenen van diensten, aan huis verbonden beroepen daaronder niet begrepen.

1.13 Bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale oppervlakte van alle bouwlagen van kantoren, winkels en/of bedrijven met inbegrip van de daartoe behorende magazijnen en overige dienstruimten, zoals werkkasten, kantine, toiletten en douches.

1.14 Bedrijfsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroeps- of bedrijfsmatig diensten worden verleend - geen dienstverlenend bedrijf zijnde - en ambachtelijke en/of verzorgende bedrijvigheid plaatsvindt, overwegend door middel van handwerk, waarbij de aard (qua milieuplanologische hinder) en omvang van de bedrijfsactiviteiten zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.15 Beroep aan huis:

het beroepsmatig uitoefenen van in hoofdzaak niet publieksaantrekkende en kleinschalige activiteiten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk (waaronder gastouderopvang) of daarmee gelijk te stellen gebied, in de woning en de bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie.

1.16 Beroepsmatige activiteiten:

het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of daarmee gelijk te stellen gebied, die door de aard (qua milieuplanologische hinder) en de omvang in een woning en behorende gebouwen, met behoud van de woonfunctie kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.17 Beroepsmatige werkruimte:

een werkruimte waarbinnen beroepsmatig diensten worden verricht op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig, ontwerptechnisch, maatschappelijk of hiermede naar de aard gelijk te stellen beroep dat door zijn aard en omvang zodanig is dat deze activiteiten in een woning kunnen worden uitgeoefend en de activiteiten geen onevenredige afbreuk doen aan het woon- en leefmilieu in de directe omgeving.

1.18 Bestaand bouwwerk:

een bouwwerk dat op het moment van inwerkingtreding van het plan bestaat of wordt gebouwd, dan wel nadien kan worden gebouwd, krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.19 Bestaand gebruik:

het gebruik dat op het moment van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaat en in overeenstemming is met het voorheen geldende planologisch regime; dan wel het gebruik dat is toegestaan krachtens een (omgevings)vergunning, waarvoor de aanvraag voor het tijdstip van inwerkingtreding van dit plan is ingediend, tenzij in de regels anders is bepaald.

1.20 Bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak.

1.21 Bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.22 Betaalbaar Lansingerland:

een woning, waarbij de daadwerkelijke som van de koop-aanneemovereenkomst, inclusief meerwerk en energiebesparende maatregelen, ten hoogste € 254.000,- VON bedraagt of met een huurprijs van ten hoogste € 900,- per maand (prijspeil 2021, jaarlijks te indexeren conform CPI-index +1,5% alle huishoudens.

1.23 Bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of ander bouwwerk, met een dak.

1.24 Bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk, alsmede het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen van een standplaats.

1.25 Bouwgrens:

de grens van een bouwvlak.

1.26 Bouwlaag, laag:

de begane grond of een verdieping van een gebouw (een onderhuis en een zolder worden hier niet onder begrepen).

1.27 Bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.28 Bouwperceelgrens:

de grens van een bouwperceel.

1.29 Bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken geen gebouwen zijnde zijn toegelaten.

1.30 Bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.31 Cultuurhistorische waarde:

de aan een bouwwerk of object eigen zijnde waarde in verband met de herkenbaarheid van de in het verleden ontstane elementen van het bouwwerk in relatie tot de geschiedkundige ontwikkeling van het gebied. Architectonische waarde wordt hieronder mede begrepen.

1.32 Dakkapel:

een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst en de afstand tot de nok, goot en zijgevels ten minste 0,5 meter bedraagt.

1.33 Dagrecreatie:

recreatief gebruik zonder overnachting.

1.34 Daknok:

hoogste punt van een schuin dak.

1.35 Dakterras:

een niet door wanden omsloten bouwlaag op de eerste of hogere verdieping van een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk, dat door wijze van afwerking geschikt is gemaakt om te worden gebruikt als buitenruimte.

1.36 Dakvoet:

laagste punt van een schuin dak.

1.37 Detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden (waaronder uitstalling ten verkoop), verkopen, verhuren en leveren van goederen aan personen die die goederen kopen of huren voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit. Onder detailhandel wordt niet begrepen een afhaalpunt en een webwinkel.

1.38 Detailhandelsbedrijf:

een bedrijf dat zich richt op detailhandelsactiviteiten eventueel met bijbehorend magazijn of ambacht.

1.39 Dienstverlening:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten, waarbij het publiek rechtstreeks (al dan niet via een balie) te woord wordt gestaan en geholpen, waaronder een uitzendbureau, een bankfiliaal, een makelaar, een reisbureau, een kapsalon en een apotheek.

1.40 Ecologisch deskundige:

een door burgemeester en wethouders aan te wijzen deskundige op het gebied van de ecologie.

1.41 Eerstelijnsbebouwing:

de bebouwing die het dichtste gelegen is bij en derhalve een lijn vormt langs de Hogesnelheidslijn.

1.42 Erf:

het al dan niet bebouwde perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat hoofdgebouw.

1.43 Erf- en terreinafscheiding:

schuttingen, muren, terrasschermen en andere gebouwde verticale afscheidingen welke al dan niet op de erfgrens zijn geplaatst.

1.44 Gastouderopvang:

commerciële kinderopvang in een gezinssituatie door een ander dan de ouders in de woning waar de gastouder zijn hoofdverblijf heeft.

1.45 Gebiedsontsluitingsweg:

een weg met de functie een gebied aan te sluiten op stroomwegen. De opbouw van de wegvakken zijn gericht op doorstroming, alleen op kruispunten vindt uitwisseling plaats. Er bevinden zich geen erfaansluitingen aan een gebiedsontsluitingsweg.

1.46 Gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.47 Geluidsgevoelig object:

een geluidsgevoelige gebouw, terrein en/of ruimte zoals gedefinieerd in de Wet geluidhinder.

1.48 Geluidluwe gevel en buitenruimte:

er is sprake is van een geluidluwe gevel en buitenruimte als de geluidbelasting gelijk of lager is dan:

  • 53 dB door gecumuleerde wegen (exclusief aftrek volgens artikel 110g Wgh) en 50 dB door gecumuleerde wegen (exclusief aftrek volgens artikel 110g Wgh) met snelheid boven de 70 kilometer per uur;
  • 55 dB door railverkeer en scheepvaart;
  • 50 dB(A) door industrie.
1.49 Groenverbinding:

een fysieke verbinding of route met een groene inrichting;

1.50 Hogere grenswaarde:

de krachtens de Wet geluidhinder vastgestelde hogere maximaal toegestane geluidbelasting.

1.51 Hoofdgebouw:

een gebouw, of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer gebouwen op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.

1.52 Horeca:

een bedrijf, dat in zijn algemeenheid is gericht op het ter plaatse nuttigen van voedsel en dranken, op het verstrekken van nachtverblijf en/of op het exploiteren van zaalaccommodatie; waarbij de volgende categorieën worden gehanteerd:

  • 1. categorie 1: Horecabedrijven met geen of beperkte invloed op de woon- en leefomgeving, waaronder:
    • a. Daghoreca: winkelondesteunende horecabedrijven, die zich richten op het winkelend publiek, zoals croissanteries, ijssalons, tearooms, lunchrooms en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
    • b. Avondhoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het nuttigen en/of afhalen van ter plaatse bereide etenswaren en gebruik van verstrekte alcoholische dranken, zoals restaurants, grandcafé's, brasseries, eetcafés, grillrooms en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
  • 2. categorie 2: Nachthoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van dranken voor gebruik ter plaatse en/of gelegenheid bieden voor dansen, zoals cafés, bars, dancings, discotheken, partycentra en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven;
  • 3. categorie 3: Verblijfshoreca: horecabedrijven die zich in hoofdzaak richten op het verstrekken van nachtverblijf en waarbij het verstrekken van voedsel en dranken (daaraan) ondergeschikt is, zoals hotels, pensions en daarmee gelijk te stellen horecabedrijven.
1.53 Huishouden:

een persoon of groep personen, die een duurzame gemeenschappelijke huishouding voert/voeren, die binnen een woning gebruik maakt/maken van dezelfde voorzieningen, waarbij sprake is van onderlinge verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan en waarbij niet aannemelijk is dat er sprake is van een van tevoren vaststaande tijdelijkheid van de samenwoning.

1.54 Kamerverhuur:

een woonfunctie voor het verschaffen van een (tijdelijk) nachtverblijf aan meer dan één huishouden, waarbij de bewoners samen één of meer gezamenlijke ruimtes of toegangen delen.

1.55 Kantoor:

een gebouw of een deel van een gebouw welke door haar indeling en inrichting kennelijk is bestemd om uitsluitend te worden gebruikt voor administratieve en daarmee gelijk te stellen werkzaamheden (al dan niet met een baliefunctie), waaronder een advocatenkantoor.

1.56 Kap:

een dakafdekking van een gebouw waarbij bij een horizontale projectie ten minste 65% van het gebouw wordt afgedekt met hellende dakvlakken.

1.57 Kindercentrum:

een voorziening waar zelfstandige kinderopvang plaatsvindt, anders dan gastouderopvang.

1.58 Kinderopvang:

het bedrijfsmatig of anders dan om niet verzorgen en opvoeden van kinderen, zoals gastouderopvang, een kindercentrum, buitenschoolse opvang (BSO) en een peuterspeelzaal.

1.59 Kleinschalige (dag)recreatieve voorzieningen:

voorzieningen, zoals aanlegsteigers, picknickplaatsen, observatiepunten, informatieborden en banken, ten behoeve van activiteiten, zoals wandelen, fietsen, skaten, vissen, zwemmen, kanoën en natuurobservatie.

1.60 Kunstwerk:

een in bouwkundige zin, door mensenhanden gemaakt (civiel technisch) bouwwerk, zoals onder andere aquaducten, bruggen, dijken, tunnels en viaducten.

1.61 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten (externe veiligheid):

objecten waarvoor in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Staatsblad 2004, nr. 250) een grenswaarde voor het risico, c.q. een risicoafstand tot een risicovolle inrichting is bepaald, die in acht genomen moet worden.

1.62 Longeercirkel:

ruimte in de vorm van een cirkel, al dan niet voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en/of een omheining, waarin aan een paard onder begeleiding specifieke training gegeven kan worden.

1.63 Maatschappelijke voorziening:

een overheids-, medische, educatieve, sociaal-culturele, levensbeschouwelijke, recreatieve en/of vergelijkbare maatschappelijke voorziening, een voorziening ten behoeve van sportbeoefening, kinderdagverblijf, kinderopvang, een voorziening ten behoeve van bejaarden, alsmede ondergeschikte vormen van niet zelfstandige detailhandel, niet zelfstandige dienstverlening ten dienste van de gebruikers van deze voorziening.

1.64 Milieucategorie:

een aan een bedrijfsactiviteit toegekende categorie volgens de in de bijlage bij de regels opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten.

1.65 Natuurinclusief bouwen:

natuurinclusief bouwen is het oprichten van bouwwerken en inrichten van de omgeving van de gebouwen zodanig dat de natuurwaarden er baat bij hebben bovenop wettelijk vastgestelde mitigatie en/of compensatiemaatregelen.

1.66 Nutsvoorziening:

voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes, gasreduceerstations, schakelhuisjes, duikers, bemalingsinstallaties, gemaalgebouwtjes, telefooncellen, voorzieningen ten behoeve van (ondergrondse) afvalinzameling en apparatuur voor telecommunicatie.

1.67 Onderkomen:

een voor verblijf geschikt, al dan niet aan hun bestemming onttrokken, voer- of vaartuig, ark, woonboot, kampeermiddel en soortgelijke verblijfsmiddelen, voor zover deze niet als bouwwerk zijn aan te merken.

1.68 Onderwijslocatie:

fysieke locatie waar onderwijs gegeven wordt door één of meerdere onderwijsinstellingen.

1.69 Openbaar gebied:

openbaar toegankelijk gebied: weg als bedoeld in artikel 1, eerste lid, onder b, van de Wegenverkeerswet 1994, alsmede pleinen, parken, plantsoenen, openbaar water en ander openbaar gebied dat voor publiek algemeen toegankelijk is, met uitzondering van wegen uitsluitend bedoeld voor de ontsluiting van percelen door langzaam verkeer.

1.70 Overkapping:

een kapconstuctie over een ruimte of ander bouwwerk met maximaal twee gesloten wanden (al dan niet tot de constructie behorend).

1.71 Paardenbak:

een buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, al dan niet voorzien van een bewerkte/aangepaste bodem en/of een omheining.

1.72 Paardenhouderij:

het bedrijfsmatig en hobbymatig, niet op agrarische productie gericht, houden en stallen van paarden en pony's, met als ondergeschikte activiteit het fokken, africhten, trainen en berijden van paarden en pony's.

1.73 Peil:
  • a. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang aan een weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg;
  • b. voor een gebouw, waarvan de hoofdtoegang niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • c. voor een ander bouwwerk: de hoogte van de weg waaraan het bouwwerk is gelegen of, indien het bouwwerk niet direct aan de weg is gelegen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte terrein
  • d. indien wordt gebouwd in of aan een dijk, waterkering of in gebieden waar het peil op een perceel een verhang kent van meer dan 1 m:
    • 1. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw aan de weg grenst of op ten hoogste 1 m afstand van die weg ligt: de hoogte van de weg, waarbij dit peil zich uitstrekt tot een zone van ten hoogste 4 m achter de achtergevelrooilijn van een op bedoeld perceel aangegeven hoofdgebouw, mits het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk aan het hoofdgebouw betreft;
    • 2. indien de hoofdtoegang van het hoofdgebouw niet aan de weg grenst of op meer dan 1 m afstand van die weg ligt: het peil wordt bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein;
    • 3. voor vrijstaande bijbehorende bouwwerken wordt het peil bepaald door de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkt terrein;

Een en ander voor zover in deze regels niet anders is bepaald.

1.74 Perceel:

gronden die bij elkaar horen, omdat zij aan elkaar grenzen en in het gebruik een eenheid vormen, doordat zij uitsluitend bij hetzelfde bedrijf, dezelfde woning of instelling behoren.

1.75 Perceelsgrens:

de grens van een perceel.

1.76 Peuterspeelzaal:

een voorziening waarin uitsluitend kinderen vanaf twee jaar tot het tijdstip waarop zij kunnen deelnemen aan het basisonderwijs, verblijven in een speelgroep.

1.77 Prostitutie:

het zich beschikbaar stellen voor het verrichten van seksuele handelingen met een ander tegen vergoeding.

1.78 Recreatie:

vormen van recreatief (mede)gebruik van een gebied door middel van al dan niet aangelegde en aanwezige voorzieningen, waarbij de recreatie in de openlucht plaatsvindt en geen specifiek beslag legt op de ruimte, zoals wandel-, ruiter- en fietspaden, vis- en picknickplaatsen en strandjes.

1.79 Seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig is, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotisch pornografische aard plaatsvinden. Onder een seksinrichting wordt in elk geval verstaan:

  • 1. een prostitutiebedrijf, waaronder begrepen een erotische massagesalon;
  • 2. een seksbioscoop of sekstheater; hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin vertoningen van erotische en/of pornografische aard worden gegeven;
  • 3. een seksautomatenhal, hieronder wordt verstaan een inrichting of daarmee gelijk te stellen gelegenheid waarin door middel van automaten filmvoorstellingen en/of liveshow van erotische en/of pornografische aard kunnen worden gegeven;
  • 4. een seksclub of parenclub;

al dan niet in combinatie met elkaar.

1.80 Sociale huurwoning:

huurwoning met een aanvangshuurprijs onder de grens als bedoeld in artikel 13, lid 1, onder a van de Wet op de huurtoeslag.

1.81 Straatmeubilair:

al dan niet zijnde bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, zoals:

  • 1. verkeersgeleiders, verkeersborden, lichtmasten, zitbanken en bloembakken;
  • 2. telefooncellen, abri's, kunstobjecten, gedenktekens, speeltoestellen en draagconstructies voor reclame;
  • 3. kleinschalige bouwwerken ten behoeve van (openbare) nutsvoorzieningen met een inhoud van ten hoogste 50 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 3 m, waaronder begrepen voorzieningen ten behoeve van telecommunicatie, energievoorziening en brandkranen;
  • 4. afvalinzamelsystemen.
1.82 Twee-aaneengebouwd:

bebouwing waarbij het hoofdgebouw minimaal aan één zijde met het naastgelegen hoofdgebouw is verbonden.

1.83 Vrijesectorwoning:

een koop- of huurwoning met een verkoopprijs v.o.n. of huurprijs hoger dan Betaalbaar Lansingerland.

1.84 Voorgevel:

de naar de weg of naar het openbaar gebied gekeerde gevel van een gebouw, exclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken, of, indien het een gebouw betreft met meer dan één naar de weg of het openbaar gebied gekeerde gevel, de gevel die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op de uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt.

1.85 Voorgevelrooilijn:
  • op een perceel, waarop een hoofdgebouw aanwezig is of mag worden gebouwd: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar toegankelijk gebied gerichte gevel(s) van het oorspronkelijke hoofdgebouw tot aan de perceelsgrenzen;
  • op een perceel, waarop meerdere gebouwen aanwezig zijn of mogen worden gebouwd, zonder dat er sprake is van een hoofdgebouw: de denkbeeldige lijn(en) die buitenwerks strak loopt/lopen langs de op het openbaar gebied gerichte gevel(s) van het gebouw dat het dichtst bij het openbaar toegankelijk gebied is gelegen.
1.86 Waterhuishoudkundige voorzieningen:

voorzieningen die nodig zijn ten behoeve van een goede wateraanvoer, waterafvoer, waterberging en waterkwaliteit, waaronder duikers, stuwen, gemalen, inlaten en voorzieningen ten behoeve van berging en infiltratie van hemelwater.

1.87 Wet geluidhinder:

de geldende wet houdende regels inzake het voorkomen of beperken van geluidhinder.

1.88 Woning:

een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor de huisvesting van één huishouden. Hieronder vallen geen zorgwoningen.

1.89 Wooneenheden:

een woning, woonwagen of bedrijfswoning met bijbehorende gebouwen.

1.90 Woonwagen:

een voor bewoning bestemd gebouw of onderkomen dat is geplaatst op een standplaats en dat in zijn geheel of in delen kan worden verplaatst.

1.91 Zorgwoning:

woning met zorg voor mensen die vanwege hun leeftijd, gezondheid of beperkingen aangewezen zijn op zorg en ondersteuning, voor wie reguliere woonvoorzieningen niet passend of toereikend zijn, waarbij deze zorg enkel door een professional verleend kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 De afstand tussen bouwwerken onderling:

waar deze afstand het kleinst is, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.2 De afstand van een bouwwerk tot een perceelsgrens:

vanaf het dichtst bij de perceelsgrens gelegen punt van het bouwwerk tot die perceelsgrens op 1 meter boven peil en haaks op de perceelsgrens, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.3 De bebouwde oppervlakte:

van een (bouw)perceel, een bouwvlak of ander terrein, buitenwerks en neerwaarts geprojecteerd, als het totaal van de (grond)oppervlakten van alle op het terrein gelegen gebouwen en andere bouwwerken.

2.4 De bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk geen gebouw zijnde, exclusief ondergeschikte bouwonderdelen.

2.5 De breedte (lengte of diepte) van een gebouw:

tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren (op 1 meter boven peil). Wanneer de gevels niet evenwijdig lopen of verspringen wordt het gemiddelde genomen van de kleinste en grootste maat.

2.6 De bedrijfsvloeroppervlakte:

binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten ten dienste van kantoren, winkels en/of bedrijven, met inbegrip van de daarbij behorende magazijnen en overige dienstruimten.

2.7 De dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.8 De goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.9 De oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.10 De inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.11 De verkoopvloeroppervlakte:

binnenwerks als het totaal van alle vloeroppervlakten van ruimten welke rechtstreeks ten dienste staan van de detailhandelsactiviteiten en voor publiek toegankelijk zijn; kantoren, magazijnen en overige dienstruimten worden hieronder niet begrepen.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Bedrijf

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijf' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsactiviteiten zoals opgenomen in milieucategorie 1 en/of 2 van de als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten, voor zover de bedrijven in de lijst niet zijn doorgehaald;
  • b. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning';
  • c. geluidwerende voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende, dan wel eraan ondergeschikte, voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, tuinen en erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
3.1.2 Specifiek
  • a. een aannemersbedrijf in de cultuurtechniek ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van bedrijf - aannemer';
  • b. een agrarisch hulp- en nevenbedrijf in de vorm van een loonwerkbedrijf met grondverzet ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van 'specifieke vorm van agrarisch - loonbedrijf 1';
  • c. een agrarisch hulp- en nevenbedrijf in de vorm van een loonwerkbedrijf met grondverzet dan wel een ander bedrijf zoals opgenomen in milieucategorie 3 van de als bijlage 1 opgenomen Staat van Bedrijfsactiviteiten ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - loonbedrijf 2';
  • d. bedrijfsgebonden kantoren.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Algemeen

Op de in artikel 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.2 Bedrijfsgebouwen
  • a. een bedrijfsgebouw mag uitsluitend binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een bedrijfsgebouw niet meer mag bedragen dan 11 m;
  • c. de goothoogte van een bedrijfsgebouw niet meer mag bedragen dan 9 m;
  • d. in afwijking op het gestelde in c mag de bouwhoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' niet meer bedragen dan 8 m;
  • e. in afwijking op het gestelde in d mag goothoogte ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - 1' niet meer bedragen dan 5 m.
3.2.3 Bedrijfswoningen
  • a. bedrijfswoningen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen de aangegeven bouwvlakken ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij per aanduiding ten hoogste één bedrijfswoning is toegestaan;
  • b. de inhoud van de bedrijfswoning bedraagt exclusief bijbehorende bouwwerken maximaal 750 m3;
  • c. de bedrijfswoning dient op de openbare weg te zijn georiënteerd;
  • d. de bouwhoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 8 m;
  • e. de goothoogte van de bedrijfswoning bedraagt maximaal 3,5 m.
3.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. bij iedere bedrijfswoning mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. De afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens mag niet minder bedragen dan 2 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan iedere bedrijfswoning op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van de bedrijfswoning van erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van de bedrijfswoning
    • 2. de diepte gemeten vanuit de bedrijfswoning niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van de bedrijfswoning, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
3.2.5 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

3.3.1 Bedrijfsgebouwen

het vergroten van de (grond)oppervlakte van bestaande bedrijfsgebouwen met maximaal 10%.

3.3.2 Bedrijfswoningen

de bouw van een bedrijfswoning en/of bedrijfsgebouw op kleinere of grotere afstand van de perceelsgrens(zen), indien dit vanuit het oogpunt van een goede ruimtelijke ordening wenselijk is en bedrijfsmatig aantoonbaar noodzakelijk is.

3.3.3 Bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 3.2.4, onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 3.2.4, onder a sub 3.
3.3.4 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk.
3.3.5 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 17.2.

3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 16.2.

3.4.2 Bedrijfsgebonden kantoren

bedrijfsgebonden kantoren maken onderdeel uit van een bedrijfsgebouw waarbij per bedrijf het bedrijfsvloeroppervlakte voor kantoren niet meer mag bedragen dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte aan bedrijfsgebouwen met een maximum van 3.000 m2.

3.4.3 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 16.1.

3.4.4 Parkeren

Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 13.1.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de gebruiksregels voor:

3.5.1 De vestiging van gelijk te stellen bedrijven

Bedrijfsactiviteiten die naar aard en invloed op de omgeving gelijk te stellen zijn met de artikel 3.1.1 onder a bedoelde bedrijfsactiviteiten.

3.5.2 Bedrijfsgebonden detailhandel

Het gebruik van bouwwerken voor bedrijfsgebonden detailhandel, met uitzondering van voedingsmiddelen en genotsmiddelen, op voorwaarde dat:

  • a. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
  • b. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet-zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering, waarbij de winkelvloeroppervlakte niet meer bedraagt dan 20% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte met een maximum van 200 m2;
  • c. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan de distributiestructuur binnen de gemeente waarmee met name dient te worden gelet op het kernwinkelgebied.
3.5.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 17.2.

Artikel 4 Gemengd

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. maatschappelijke en educatieve voorzieningen;
  • b. horecavoorzieningen;
  • c. recreatieve voorzieningen;
  • d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
4.2 Bouwregels
4.2.1 Algemeen

Op de in artikel 4.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.2 Hoofdgebouwen

Op of in de in artikel 4.1.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in artikel 13.1 en artikel 19.2;
  • b. er sprake is van een voldoende duurzame ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 19.2;
  • c. er sprake is van een natuurinclusieve ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 19.2;
  • d. de (gezamenlijke) oppervlakte mag niet meer bedragen dan 400 m2;
  • e. de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
4.2.3 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m, indien het perceel aan deze zijde grenst aan het openbaar gebied, tenzij achter de achtergevelrooilijn én in het verlengde van het hoofdgebouw wordt gebouwd; in dat geval mag de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens ook minder bedragen dan 2 m;
    • 4. bijbehorende bouwwerken moeten binnen een zone van 15 m vanaf het verlengde van de zijgevel van het hoofdgebouw en binnen een zone van 30 m vanaf het verlengde van de achtergevelrooilijn van het hoofdgebouw worden gebouwd.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entrees of tochtportalen mogen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 m mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien de maximale grondoppervlakte van de bijbehorende bouwwerken niet meer bedraagt dan 75 m2.
4.2.4 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. 3 m voor overige andere bouwwerken.
4.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

4.3.1 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk op voorwaarde dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 4.2.3 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 4.2.3 onder a sub 3 en 4.
4.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
4.3.3 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 17.2.

4.4 Specifieke gebruiksregels
4.4.1 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan:

  • a. horeca, voor zover:
    • 1. het maximaal 1 horecavoorziening (categorie 1, sub a) betreft;
    • 2. het bruto vloeroppervlak niet meer bedraagt dan 120 m2;
  • a. maatschappelijke- en educatieve voorzieningen, voor zover:
    • 1. het geen kwetsbaar object in de zin van het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) betreft;
    • 2. het geen geluidsgevoelig object in de zin van de Wet geluidhinder betreft.
4.4.2 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 16.1.

Artikel 5 Groen

5.1 Bestemmingsomschrijving
5.1.1 Algemeen

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'natuur' uitsluitend natuur gericht op het behoud, herstel en ontwikkeling van de landschaps- en natuurwaarden;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'weg' een gebiedsontsluitingsweg, bestaande uit maximaal 2 rijstroken alsmede in- en uitvoegstroken;
  • e. een doorgaande fietsroute met bijbehorende voorzieningen, waaronder kunstwerken, veiligheidsvoorzieningen en voorzieningen van algemeen nut, binnen een afstand van 8 meter aan weerszijden van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsroute';
  • f. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, kleinschalige dagrecreatieve voorzieningen, geluidsafschermende voorzieningen, speelvoorzieningen, (fiets)paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut;
5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Op de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

5.2.2 Gebouwen

Op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'natuur' mogen geen gebouwen gebouwd worden.
5.2.3 Andere bouwwerken

Op of in de in artikel 5.1 bedoelde gronden mogen, andere bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een met een maximale bouwhoogte van 3 m.

5.3 Specifieke gebruiksregels
5.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 16.1, wordt tevens gerekend het gebruik van gronden als parkeerplaats voor auto's.

5.4 Afwijken van de gebruiksregels
5.4.1 Parkeren

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van de specifieke gebruiksregels voor het gebruik van de gronden als parkeerplaats voor auto's, mits:

  • a. dit niet leidt tot significante aantasting van de (hoofd)groenstructuur en/of de waterhuishouding;
  • b. er sprake is van onvoldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in het bepaalde in artikel 16.5, in het omliggende gebied met de bestemming 'Woongebied';
5.4.2 Algemeen randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits ook wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 17.2.

5.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
5.5.1 Verbod

Het is verboden op of in de in artikel 5.1.1 onder c met de aanduiding 'natuur' genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het verwijderen van bomen en/of houtgewas, alsmede de verwijdering van bodemvegetaties, riet en andere oevervegetatie;
  • d. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, kaden of aanlegplaatsen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren.
  • g. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • h. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
5.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 5.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de aanduiding;
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning.
5.5.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 5.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien daardoor de landschappelijke en/of natuurlijke waarden van de gronden niet worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind. Vooraf dient hieromtrent schriftelijk advies te worden gevraagd bij een ecologisch deskundige instantie.

Artikel 6 Maatschappelijk - school

6.1 Bestemmingsomschrijving
6.1.1 Algemeen

De voor 'Maatschappelijk - school' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een school met daaraan gerelateerde praktijklokalen;
  • b. aan de school gerelateerde lesondersteunende avondactiviteiten uitsluitend in de vorm van een lestheater, lesrestaurant, lesconferentiezaal en/of uitgiftepunt bibliotheek;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, paden, pleinen, tuinen, erven, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
6.2 Bouwregels
6.2.1 Algemeen

Op de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

6.2.2 Hoofdgebouwen

Op de in artikel 6.1.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. het hoofdgebouw uitsluitend binnen een bouwvlak wordt gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. de bouwhoogte van het hoofdgebouw aan de zijde van de Boterdorpseweg minimaal 10,5 m bedraagt;
  • d. het hoofdgebouw wordt gebouwd met een plat dak of een lessenaarsdak met het hoogste punt aan de zijde van de Boterdorpseweg of de Tobias Asserlaan.
6.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Bij het hoofdgebouw zijn binnen het bouwvlak bijgebouwen toegestaan, waarvoor geldt dat:

  • a. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 200 m2;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 4 meter.
6.2.4 Andere bouwwerken

Bij ieder hoofdgebouw mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij de hoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 6 m voor vlaggenmasten;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de (rooilijn van de) naar de Boterdorpseweg en Tobias Asserlaan gerichte gevels;
  • c. 3 m voor overkappingen ten behoeve van fietsparkeren achter de (rooilijn van de) naar de Boterdorpseweg en Tobias Asserlaan gerichte gevels;
  • d. 2 m voor overige andere bouwwerken achter de (rooilijn van de) naar de Boterdorpseweg en Tobias Asserlaan gerichte gevels.

6.3 Afwijken van de bouwregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels door:

  • a. een andere situering van de gevels van het hoofdgebouw;
  • b. het bouwen van andere bouwwerken, geen terreinafscheidingen zijnde, met een maximum bouwhoogte van 3 m;
  • c. Het gestelde onder lid a en b is slechts mogelijk indien geen onevenredige aantasting plaatsvindt van:
    • 1. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de verkeersveiligheid;
    • 3. de sociale veiligheid;
    • 4. het aantal parkeervoorzieningen;
    • 5. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 6. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
    • 7. het milieu.

Artikel 7 Verkeer

7.1 Bestemmingsomschrijving
7.1.1 Algemeen

De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. een geluidscherm, al dan niet in combinatie met een overkapping;
  • b. stallen of parkeren van werkvoertuigen;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder ontsluitingen, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, voorzieningen ten behoeve van vervoer, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
7.2 Bouwregels

Op de in artikel 7.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd, waarbij:

  • a. de maximale bouwhoogte van een geluidscherm 8 m bedraagt;
  • b. de maximale bouwhoogte van een overkapping 9 m bedraagt;
  • c. de maximale bouwhoogte van bouwwerken ten behoeve van algemeen nut 1 m bedraagt.

Artikel 8 Water

8.1 Bestemmingsomschrijving
8.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • b. een doorgaande fietsroute met bijbehorende voorzieningen, waaronder kunstwerken, veiligheidsvoorzieningen en voorzieningen van algemeen nut, binnen een afstand van 8 meter aan weerszijden van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - fietsroute';
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'weg' een gebiedsontsluitingsweg, bestaande uit maximaal 2 rijstroken alsmede in- en uitvoegstroken;
  • d. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen, waaronder voorzieningen van algemeen nut, kunstwerken, waaronder bruggen, groenvoorzieningen waaronder oevers en beschoeiingen.
8.2 Bouwregels
8.2.1 Algemeen

Op de in artikel 8.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

8.2.2 Bruggen, dammen en andere bouwwerken

Op of in de in artikel 8.1.1 bedoelde gronden mogen bruggen, dammen en andere bouwwerken worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de maximale bouwhoogte van andere bouwwerken is 1 m;
  • b. het bouwen van andere bouwwerken tot een bouwhoogte van maximaal 5 meter is toegestaan, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen en de waterbeheerder hierover om advies is gevraagd.
  • c. de bouw van bruggen is toegestaan tot een maximale bouwhoogte van 3 meter indien dit noodzakelijk is voor de bereikbaarheid van een aanliggend perceel of wenselijk voor de verkeersafwikkeling en mobiliteit, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen en de waterbeheerder hierover om advies is gevraagd.
  • d. de bouw van dammen (al dan niet met duikers), vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden, indien de waterstaatkundige belangen dit gedogen en de waterbeheerder hierover om advies is gevraagd.
8.3 Specifieke gebruiksregels
8.3.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 16.1, wordt tevens verstaan het gebruik van water als ligplaats en/of opslag van boten en andere daarmee gelijk te stellen zaken.

8.4 Afwijken van de gebruiksregels
8.4.1 Algemene randvoorwaarden van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 17.2.

Artikel 9 Wonen

9.1 Bestemmingsomschrijving
9.1.1 Algemeen

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;
  • b. paardenhouderij, ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 1' en 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 2' met de daarbij behorende voorzieningen zoals een paardenbak, longeercirkel, mestopslagpunt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag' en paddock;
  • c. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, ontsluitingen, tuinen en erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
9.2 Bouwregels
9.2.1 Algemeen

Op de in artikel 9.1.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

9.2.2 Hoofdgebouwen - bestaand

Op of in de in artikel 9.1.1 bedoelde gronden mogen bestaande hoofdgebouwen worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:

  • a. een bestaand hoofdgebouw mag uitsluitend binnen het aangegeven bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de oppervlakte van een bestaand hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 300m²;
  • c. de goothoogte en de bouwhoogte mogen niet meer bedragen dan 7 m respectievelijk 11 m;
  • d. indien de maatvoering van de bestaande woning afwijkt van het bepaalde in artikel 9.2.2 onder c en d geldt de bestaande maatvoering als maximale maatvoering.
9.2.3 Hoofdgebouwen - nieuw te bouwen

Op of in de in artikel 9.1.1 bedoelde gronden mogen nieuwe hoofdgebouwen worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:

  • a. de nieuw te bouwen hoofdgebouwen buiten het bouwvlak gebouwd mogen worden, met dien verstande dat nieuw te bouwen hoofdgebouwen uitsluitend binnen het aanduidingsvlak 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en twee-aaneen' gebouwd mogen worden;
  • b. op de gronden met de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand en twee-aaneen' mag in totaal één nieuwe vrijstaande woning en twee nieuwe woningen twee-aaneen gebouwd worden;
  • c. de goothoogte en de bouwhoogte van een nieuw te bouwen hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 3,5 m respectievelijk 8 meter;
  • d. de oppervlakte van een nieuw te bouwen vrijstaand hoofdgebouw mag niet meer bedragen dan 120 m2;
  • e. de oppervlakte van een nieuwe twee-aaneen gebouwde woning mag niet meer bedragen dan 84 m2.
9.2.4 Bijbehorende bouwwerken bij hoofdgebouwen
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 4 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij;
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
    • 3. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse perceelsgrens niet minder mag bedragen dan 2 m;
    • 4. de afstand van bijbehorende bouwwerken tot de waterlijn niet minder mag bedragen dan 5 m;
    • 5. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak niet meer mag bedragen dan:
      • 75 m2 per perceel; en
      • 50% van het perceel;
      • de gestelde maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak geldt niet voor bestaande bouwwerken ten behoeve van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 1' en 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 2';
    • 6. indien de maatvoering van de bestaande erfbebouwing afwijkt van het bepaalde in artikel 9.2.4 onder a sub 1, 2, 3 en 4 geldt de bestaande maatvoering als maximale maatvoering.
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter de voorgevelrooilijn of vóór de voorgevelrooilijn erkers, entrees of tochtportalen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 meter mag bedragen;
    • 3. de afstand tot het openbaar gebied niet minder dan 2 meter mag bedragen;
    • 4. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 5. de oppervlakte niet meer mag bedragen dan 6 m2.
9.2.5 Bijbehorende bouwwerken ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 1 en 2'
  • a. bijbehorende bouwwerken mogen op minimaal 4 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij gebouwen ten behoeve van een paardenhouderij uitsluitend zijn toegestaan ter plaatse van de aanduidingen 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 1' en 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 2';
  • b. gebouwen ten behoeve van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 1' dienen te voldoen aan de volgende voorwaarden:
      • de goothoogte bedraagt maximaal 4 m;
      • de bouwhoogte bedraagt maximaal 7 m;
      • de oppervlakte bedraagt maximaal 1.100 m2;
  • c. gebouwen ten behoeve van een paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 2' dienen te voldoen aan de volgende voorwaarden:
      • de goothoogte bedraagt maximaal 3 m;
      • de bouwhoogte bedraagt maximaal 5 m;
      • de oppervlakte bedraagt maximaal 140 m2.
9.2.6 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij:

  • a. lichtmasten zijn toegestaan bij een paardenbak, mits:
    • 1. niet meer dan 6 lichtmasten per paardenbak;
    • 2. elke lichtmast maximaal 8 m hoog is;
    • 3. de lichtmasten dienen binnen 0,5 m van de rand van de paardenbak te worden gesitueerd;
    • 4. de lampen dienen zodanig te worden afgeschermd dat strooilicht naar de omgeving zoveel mogelijk wordt voorkomen;
  • b. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:
    • 1. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
    • 2. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
    • 3. 1,8 m voor omheiningen van een paardenbak of paddock;
    • 4. 3 m voor overige andere bouwwerken.
  • c. het gestelde onder artikel 9.2.6 onder a en b is slechts mogelijk indien de verkeersveiligheid gewaarborgd is.
9.3 Afwijken van de bouwregels
9.3.1 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, zoals genoemd in artikel 9.2.4 onder a sub 2, op voorwaarden dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 9.2.4 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot de zijdelingse perceelgrens, dan genoemd in artikel 9.2.4 onder a sub 6.
  • d. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;
  • e. de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een grotere bouwhoogte, dan genoemd in artikel 9.2.6;
9.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 17.2.

9.4 Specifieke gebruiksregels
9.4.1 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan:

  • a. wonen, voor zover het totaal aantal woningen niet meer bedraagt dan 5;
  • b. nieuw te bouwen andere bouwwerken mogen niet worden gebruikt ten behoeve van een paardenhouderij;
  • c. één paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 1', met dien verstande dat:
    • 1. het maximaal aantal te houden paarden 11 bedraagt;
    • 2. bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van de paardenhouderij niet mogen leiden tot geurhinder buiten de aanduiding 'milieuzone - geurzone';
    • 3. er één paardenbak van maximaal 800 m2, één paardenbak van maximaal 160 m2, één longeercirkel van maximaal 250 m2 en één paddock is toegestaan, welke tevens buiten het aanduidingsvlak toegestaan zijn;
  • d. één paardenhouderij ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - paardenhouderij 2', met dien verstande dat:
    • 1. het maximaal aantal te houden paarden 4 bedraagt;
    • 2. bedrijfsmatige activiteiten ten behoeve van de paardenhouderij niet mogen leiden tot geurhinder buiten de aanduiding 'milieuzone - geurzone';
    • 3. er maximaal één paddock is toegestaan, welke tevens buiten het aanduidingsvlak toegestaan is;
  • a. één mestopslagpunt ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - mestopslag'.
9.4.2 Strijdig gebruik

Ten aanzien van het gebruik dat als strijdig met de bestemming wordt aangemerkt, geldt het bepaalde in artikel 16.2.

9.4.3 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 16.2.

9.4.4 Parkeren
  • a. Ten aanzien van parkeren geldt het bepaalde in artikel 13.1.

Artikel 10 Woongebied

10.1 Bestemmingsomschrijving
10.1.1 Algemeen

De voor 'Woongebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met een beroep aan huis;
  • b. zorgwoningen;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'weg' een gebiedsontsluitingsweg, bestaande uit maximaal 2 rijstroken alsmede in- en uitvoegstroken, met dien verstande dat de weg ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van verkeer - middenberm' gerealiseerd dient te worden met een middenberm van maximaal 5 m;
  • d. erftoegangswegen en erfontsluitingswegen;
  • e. fiets- en voetpaden;
  • f. groenvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. bij deze bestemming behorende dan wel eraan ondergeschikte voorzieningen waaronder parkeervoorzieningen, tuinen, erven, paden, overige verhardingen, voorzieningen van algemeen nut, voorzieningen ten behoeve van vervoer, groen, water en waterhuishoudkundige voorzieningen.
10.1.2 Voorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied voorzieningen' zijn de gronden, met inachtneming van het bepaalde in artikel 15.12, mede bestemd voor:

  • a. op de begane grond: detailhandel, dienstverlening en voorzieningen ten behoeve van de functies op de bovengelegen bouwlagen, zoals entrees, stijgpunten en bergingen;
  • b. op de overige bouwlagen: bedrijfsgebonden kantoren ten behoeve van de bedrijven genoemd onder sub a;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. sportvoorzieningen;
  • e. afhaalpunten;
  • f. daghoreca (categorie 1, sub a).
10.2 Bouwregels
10.2.1 Hoofdgebouwen

Op of in de in artikel 10.1.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd, mits:

  • a. er sprake is van voldoende parkeergelegenheid zoals bedoeld in artikel 13.1 en artikel 19.2;
  • b. er sprake is van een voldoende duurzame ontwikkeling zoals bedoeld in artikel 19.2;
  • c. er sprake is van een natuurinclusieve ontwikkeling, zoals bedoeld in artikel 19.2;
  • d. de bouwhoogte van een hoofdgebouw niet meer bedraagt dan met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • e. het bebouwingspercentage niet meer bedraagt dan met de aanduiding 'maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • f. De afstand van de gevel van het hoofdgebouw dient, ten opzichte van de gebiedsontsluitingsweg die binnen de aanduiding 'weg' gelegen is, tenminste de afstand te bedragen die ter hoogte van het hoofdgebouw is opgenomen in Bijlage 2, met dien verstande dat:
    • 1. de afstand berekend wordt vanaf de kantverharding van de weg tot aan de gevel van het hoofdgebouw die het dichtste bij de weg gelegen is;
    • 2. hoofdgebouwen waarin, achter deze gevel, geen geluidgevoelige functie is voorzien een uitzondering vormen;
    • 3. de gebiedsontsluitingweg ter plaatse van de aanduiging 'weg' voorzien moet worden van een geluidreducerende wegdekverharding met minimaal de geluidreductie van het type SMA-Nl5.
10.2.2 Bijbehorende bouwwerken
  • a. bij ieder hoofdgebouw mogen bijbehorende bouwwerken op minimaal 1 m achter het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
    • 2. de bouwhoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mogen aan ieder hoofdgebouw op een afstand van minder dan 1 m achter het verlengde van de voorgevel of vóór het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw erkers, entrees of tochtportalen worden gebouwd, waarbij:
    • 1. de breedte niet meer mag bedragen dan 60% van de desbetreffende gevel van het hoofdgebouw;
    • 2. de diepte gemeten vanuit het hoofdgebouw niet meer dan 2 m mag bedragen;
    • 3. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw, vermeerderd met 0,4 m tot een maximum van 4 m;
  • c. de hiervoor bedoelde bijbehorende bouwwerken mogen slechts worden gebouwd, indien:
    • 1. de maximale grondoppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een grondgebonden woning niet meer mag bedragen dan:
      • 75 m², indien de oppervlakte van het bouwperceel minder dan 300 m² bedraagt;
      • 100 m², indien de oppervlakte van het bouwperceel tussen de 300 m² en 500 m² bedraagt;
      • 150 m², indien de oppervlakte van het bouwperceel meer dan 500 m² bedraagt;
    • 2. bij andere hoofdgebouwen dan grondgebonden woningen dient de maximale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken kleiner te zijn dan het bebouwde oppervlak voor het hoofdgebouw.
    • 3. minimaal 35 m² van het perceel onbebouwd en onoverdekt blijft;
10.2.3 Reclame-uitingen

Reclame-uitingen zijn uitsluitend toegestaan op voorgevels op de begane grond van gebouwen in gebruik voor een commerciële- of maatschappelijke functie, met dien verstande dat de totale oppervlakte aan reclame-uitingen maximaal 5% van het voorgeveloppervlak van de begane grond van het gebouw mag bedragen.

10.2.4 Andere bouwwerken

Er mogen andere bouwwerken worden gebouwd, waarbij geldt dat de gronden voor niet meer dan 30% van de oppervlakte wordt bebouwd (bijbehorende bouwwerken én andere bouwwerken), en waarbij de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan:

  • a. 1 m voor erf- en terreinafscheidingen en andere bouwwerken voor de voorgevelrooilijn;
  • b. 2 m voor erf- en terreinafscheidingen achter de voorgevelrooilijn;
  • c. bij hoeksituaties is een erf- en terreinafscheiding tot 2 m toegestaan, indien dit stedenbouwkundig inpasbaar is;
  • d. 2 meter voor straatmeubilair;
  • e. 5 meter voor geluidschermen;
  • f. 10 meter voor lichtmasten;
  • g. 3 m voor overige andere bouwwerken.
10.2.5 Gebouwde parkeervoorzieningen

Gebouwde parkeervoorzieningen met inbegrip van toegangen en stijgpunten, zijn zowel boven als onder het maaiveld toegestaan met dien verstande dat dat gebouwde parkeervoorzieningen niet hoger dan de eerste twee bouwlagen zijn toegestaan.

10.3 Afwijken van de bouwregels
10.3.1 Afstand tot de gebiedsontsluitingsweg

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen voor het afwijken van het bepaalde in artikel 10.2.1 onder e, met dien verstande dat van de minimale afstanden zoals opgenomen in Bijlage 2 kan worden afgeweken indien:

  • a. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde zoals bedoeld in de Wet geluidhinder;
  • b. met akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de vastgestelde hogere grenswaarden als opgenomen in artikel 20;
  • c. in uitzondering op sub a en b, de gevels die binnen de minimale afstand gelegen zijn, worden voorzien van dove gevels.
10.3.2 Andere bouwwerken
  • a. het bouwen van een terreinafscheiding met een maximum bouwhoogte van 3 m, mits:
    • 1. dit aantoonbaar bedrijfsmatig, waaronder begrepen de beveiliging, noodzakelijk is;
    • 2. het een volledig open hekwerk betreft, zodanig dat het zicht op het voorterrein vanaf de openbare weg behouden blijft;
  • b. het bouwen van vlaggenmasten en oriëntatie- en/of reclamezuilen tot een bouwhoogte van 11 m;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aanbouw.
10.3.3 Omgevingsvergunning

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor:

  • a. de bouw van een kap op een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, zoals genoemd in artikel 10.2.2 onder a sub 2, op voorwaarden dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 5 m;
    • 2. de goothoogte niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. de bouw van bijbehorende bouwwerken op een kortere afstand tot het verlengde van de voorgevel, dan genoemd in artikel 10.2.2 onder a in de aanhef;
  • c. de bouw van andere bouwwerken zoals borstweringen met een bouwhoogte van maximaal 1 m, gemeten vanaf het betreedbaar oppervlak, op een aangebouwd bijbehorend bouwwerk;
  • d. de bouw van erf- en terreinafscheidingen met een grotere bouwhoogte, dan genoemd in artikel 10.2.4;
10.3.4 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 17.2.

10.4 Specifieke gebruiksregels
10.4.1 Toegestaan gebruik

Onder toegestaan gebruik wordt verstaan:

  • a. wonen, voor zover het totaal aantal woningen niet meer bedraagt dan 3000, waarbij:
    • 1. minimaal 25% van het aantal woningen binnen deze bestemming moet bestaan uit sociale huurwoningen;
    • 2. minimaal 15% van het aantal woningen binnen deze bestemming moet bestaan uit woningen onder de categorie Betaalbaar Lansingerland;
    • 3. maximaal 60% van het aantal woningen in deze bestemming mag bestaan uit vrijesectorwoningen.
  • a. een gebiedsontsluitingsweg ter plaatse van de aanduiding 'weg', voor zover deze voorzien is van een geluidreducerende wegdekverharding met minimaal de geluidreductie van wegdektype SMA-NL5;
10.4.2 Strijdig gebruik

Onder strijdig gebruik wordt in ieder geval verstaan:

  • b. parkeren voor de voorgevelrooilijn;
  • a. het bepaalde in artikel 16.1;
10.4.3 Beroep aan huis

Ten aanzien van het gebruik voor beroep aan huis geldt het bepaalde in artikel 16.2.

10.4.4 Klimaatadaptieve inrichting binnen bestemming Woongebied

Ten behoeve van een klimaatadaptieve inrichting van de in artikel 10.1.1 bedoelde gronden dient:

  • a. minimaal 15,6% van de gronden ingericht te worden als groen(voorziening);
  • b. minimaal 2,0% van de gronden ingericht te worden als water(voorziening).
10.4.5 Voorwaardelijke verplichting

Alvorens de woningen die binnen de aanduiding 'geluidzone 2' gelegen zijn in de bestemming 'Woongebied' in gebruik genomen kunnen worden, dient het geluidscherm in de bestemming 'Verkeer', zoals aangegeven op de verbeelding met de figuur 'geluidscherm' conform de uitgangspunten opgenomen in Bijlage 3, gerealiseerd te zijn.

10.5 Afwijken van de gebruiksregels

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 10.4.2 sub a voor het toestaan van parkeren voor de voorgevelrooilijn als dit stedenbouwkundig en verkeerskundig aanvaardbaar is.

Artikel 11 Leiding - Gas

11.1 Bestemmingsomschrijving
11.1.1 Algemeen

De voor 'Leiding - Gas' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • a. een aardgasleiding, waarvan de hartlijn is gelegen ter plaatse van de 'hartlijn leiding - gas';
  • b. de bij de onder a bedoelde behorende belemmeringenstrook van 4 meter aan weerszijden van de hartlijn van deze leiding ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding gas';
  • c. de aanleg, het herstel en de instandhouding van een gasleiding.
11.1.2 Kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemmingen zijn op de in artikel 11.1.1 bedoelde gronden geen nieuwe kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten toegestaan.

11.2 Bouwregels

Op of in de voor artikel 11.1.1 bestemde gronden mogen uitsluitend overige bouwwerken ten behoeve van de bestemming worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

11.3 Afwijken van de bouwregels
11.3.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de bouwregels voor de bouw van bouwwerken ten behoeve van de onderliggende bestemming(en).

11.3.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de bouwregels

De genoemde afwijkingen bij een omgevingsvergunning kunnen slechts worden verleend mits:

  • a. de veiligheid met betrekking tot de leiding niet wordt geschaad en geen kwetsbare objecten worden toegestaan;
  • b. door de bouwwerken geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • c. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder(s);
  • d. voldaan wordt aan de bepalingen van de onderliggende bestemming(en).
11.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, zoals bedoeld in artikel 16.1 wordt in ieder geval gerekend het gebruik van de gronden voor opslag.

11.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
11.5.1 Verbod

Het is verboden op of boven de in artikel 11.1.1 genoemde gronden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het aanleggen en/of verharden van gronden, zoals wegen, fiets- en voetpaden en oppervlakteverhardingen;
  • b. het uitvoeren van grondbewerkingen, zoals afgraven, woelen, mengen, diepploegen, ontginnen, bodemverlagen, ophogen of egaliseren van de bodem en aanleggen van (drainage)leidingen;
  • c. het aanbrengen en rooien van diepwortelende beplantingen en/of bomen;
  • d. het uitvoeren van heiwerkzaamheden en het op een of andere wijze indrijven van voorwerpen;
  • e. het aanleggen van boven- of ondergrondse transport-, energie-, of telecommunicatieleidingen anders dan in de bestemmingsomschrijving is aangegeven, en het aanbrengen van daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • f. het aanleggen, vergraven, verruimen of dempen van sloten, vijvers en andere wateren;
  • g. het verhogen of verlagen van de grondwaterstand.
11.5.2 Uitzonderingen

Het verbod als bedoeld in artikel 11.5.1 is niet van toepassing op werken of werkzaamheden die:

  • a. betrekking hebben op normaal onderhoud en beheer ten dienste van de onderliggende en bovenliggende bestemming(en);
  • b. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan;
  • c. mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning;
  • d. noodzakelijk zijn voor de uitvoering van een bouwplan waarvoor een omgevingsvergunning is verleend, zoals bedoeld in artikel 11.2.
11.5.3 Toelaatbaarheid

De in artikel 11.5 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. door de werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct of indirect te verwachten gevolgen geen afbreuk zal worden gedaan aan een doelmatig en veilig functioneren van de leiding;
  • b. vooraf schriftelijk advies wordt ingewonnen bij de betreffende leidingbeheerder.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 12 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 13 Algemene regels

13.1 Parkeren

Voor zover elders in de regels naar dit lid is verwezen, geldt dat bij het bouwen en het wijzigen van het bestaande gebruik zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, voorzien dient te worden in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Beleidsregels parkeren' die onderdeel uitmaken van de Beleidsregels bestemmingsplan Wilderszijde, met dien verstande dat deze parkeergelegenheid duurzaam in stand moet worden gehouden.

13.2 Fasering
13.2.1 Algemeen

Ten aanzien van de fasering van de ontwikkelling van Wilderszijde gelden de volgende regels:

  • a. er mogen maximaal 200 woningen per jaar worden gebouwd, indien wordt gewerkt met materieel uit ten minste stageklasse V;
  • b. er mogen maximaal 500 woningen per jaar worden gebouwd, indien wordt gewerkt met materieel uit ten minste stageklasse VI;
13.2.2 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 13.2.1 met dien verstande dat dit uitsluitend mogelijk is na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Stikstofreductie en Natuurverbetering en hierdoor een vrijstelling van de stikstoftoets voor de realisatiefase wettelijk is verankerd.

Artikel 14 Algemene bouwregels

14.1 In te zetten materieel

Ten aanzien van het in te zetten materieel gelden de volgende regels:

  • a. bouwen is toegestaan indien tijdens de uitvoering van de werkzaamheden uitsluitend gewerkt wordt met materieel uit ten minste stageklasse V of stageklasse VI;
  • b. met een omgevingsvergunning kunnen burgemeester en wethouders afwijken van het bepaalde onder a indien:
    • 1. is aangetoond dat significante effecten als gevolg van stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden als gevolg van de bouwactiviteiten uitgesloten zijn, of;
    • 2. wanneer voor de bouwactiviteiten vergunning is verleend in het kader van de Wet natuurbescherming of diens rechtsopvolger.
14.2 Ondergeschikte bouwonderdelen
14.2.1 Hoogte

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van goot- en bouwhoogten worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken, zoals schoorstenen, antennes, liftopbouwen, opbouwen voor technische systemen en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de goot- en/of bouwhoogte niet meer bedraagt dan 1 meter of 10%, buiten beschouwing gelaten.

14.2.2 Bouw- en bestemmingsgrenzen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouw-, bestemmings- en aanduidingsgrenzen en bij de bepaling van het bebouwde oppervlakte worden ondergeschikte bouwonderdelen van bouwwerken buiten beschouwing gelaten, zoals:

  • a. plinten, pilasters, luifels, kozijnen, gevelversieringen, balkons, brandtrappen, ventilatiekanalen, uitspringende schoorsteenwanden, gevel- en kroonlijsten, overstekende daken en daarmee gelijk te stellen onderdelen waarvan de overschrijding van de bouwgrens of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 0,5 meter;
  • b. luifels bij winkels waarvan de overschrijding van de bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer dan 1 meter bedraagt;

14.2.3 Bestaande ondergeschikte bouwonderdelen

Bouwwerken, welke niet voldoen aan het bepaalde in de leden 14.2.1 en 14.2.2, zijn toegestaan voor zover deze rechtsgeldig zijn gebouwd of een rechtsgeldige bouwtitel hebben op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp van dit plan. De bestaande, afwijkende maatvoering geldt dan als maximale maatvoering.

14.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen nadere eisen stellen aan de plaats en de afmetingen van de bouwwerken ten behoeve van:

  • a. de kwaliteit van de openbare ruimte, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
  • b. de ruimtelijke inpasbaarheid;
  • c. de verkeersveiligheid;
  • d. de sociale veiligheid;
  • e. het gewenste voorzieningenniveau;
  • f. het behoud van parkeervoorzieningen;
  • g. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groen- en waterelementen;
  • h. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van de aangrenzende gronden en bouwwerken;
  • i. het milieu.
14.4 Geluidsbelasting

De geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige objecten mag niet hoger zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde als opgenomen in artikel 20, met dien verstande dat:

  • a. ieder geluidsgevoelig object voorzien dient te zijn van tenminste één geluidluwe gevel;
  • b. ieder geluidsgevoelig object voorzien dient te zijn van tenminste één geluidluwe buitenruimte.
14.4.1 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 14.4 en een geluidbelasting hoger dan de maximale geluidbelasting, zoals vastgelegd in artikel 83 van de Wet geluidhinder, met dien verstande dat:

  • a. de gevels van het geluidsgevoelig object worden gebouwd en in stand gehouden als een dove gevel;
  • a. ieder geluidsgevoelig object voorzien dient te zijn van tenminste één geluidluwe gevel;
  • b. ieder geluidsgevoelig object voorzien dient te zijn van tenminste één geluidluwe buitenruimte.

Artikel 15 Algemene aanduidingsregels

15.1 geluidzone - luchtvaartverkeerszone 48 dB(A) tot 56 dB(A)

Ten aanzien van de gronden binnen op de verbeelding aangegeven aanduiding 'geluidzone - luchtvaartverkeerszone 48 dB(A) tot 56dB(A)' geldt, op grond van de Wet Luchtvaart, dat (bedrijfs)woningen en andere geluidgevoelige gebouwen en objecten uitsluitend mogen worden gebouwd na afweging van het bevoegd gezag met een positief besluit over de ruimtelijke ontwikkeling in relatie tot het geluidniveau. De vaststelling dit bestemmingsplan vormt dit positieve besluit.

15.2 geluidzone - luchtvaartverkeerszone 56 dB(A) +

Ten aanzien van de gronden binnen op de verbeelding aangegeven aanduiding 'geluidzone - luchtvaartverkeerszone 56dB(A) +' geldt, op grond van de Wet Luchtvaart, dat geen (bedrijfs)woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en objecten mogen worden gebouwd, behoudens de uitzonderingen zoals opgenomen in de Wet Luchtvaart.

15.3 geluidzone - 1
15.3.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 1' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op nieuwe geluidsgevoelige functies.

15.3.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van ver/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd.

15.3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

15.3.4 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.3.2 en 15.3.3 zodat geluidsgevoelige objecten gebouwd en gebruikt mogen worden als met akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde in de zin van de Wet geluidhinder.

15.4 geluidzone - 3
15.4.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'geluidzone - 3' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van hoge geluidbelastingen op nieuwe geluidsgevoelige functies door realisatie van afschermende eerstelijnsbebouwing ten opzichte van de Hogesnelheidslijn.

15.4.2 Bouwregels

Voor het bouwen van nieuwe gebouwen dienen de volgende bepalingen in acht genomen te worden:

  • a. de minimale bouwhoogte van een gebouw bedraagt 10 meter;
  • b. de maximale bouwhoogte van een gebouw bedraagt niet meer dan met de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • c. woningen zijn uitsluitend toegestaan in gestapelde of geschakelde vorm, met dien verstande dat:
    • 1. geschakelde woningen uit ten minste 4 aaneengeschakelde woningen moeten bestaan;
    • 2. het gebouw van gestapelde woningen tenminste een breedte heeft van 4 woningen;
    • 3. bij plaatsing van de geschakelde en gestapelde woningen rekening wordt gehouden met de grootste reductie van geluid voor de achtergelegen woningen.
15.4.3 Uitzondering

Het bepaalde in 15.4.2 onder a en c geldt niet voor woningen die niet behoren tot de eerstelijnsbebouwing ten opzichte van de Hogesnelheidslijn.

15.5 milieuzone
15.5.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'milieuzone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geluidbelasting op nieuwe geluidsgevoelige functies.

15.5.2 Bouwregels

Voor het bouwen geldt dat geen nieuwe bouwwerken mogen worden gebouwd ten behoeve van geluidsgevoelige functies, met uitzondering van ver/nieuwbouw van bestaande gebouwen waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd.

15.5.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geluidsgevoelige objecten als geluidsgevoelig object.

15.5.4 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.5.2 en 15.5.3 zodat geluidsgevoelige objecten gebouwd en gebruikt mogen worden als met akoestisch onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de voorkeursgrenswaarde in de zin van de Wet geluidhinder.

15.6 milieuzone - geurzone
15.6.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'Milieuzone - geurzone' zijn de gronden, behalve voor de daar voorkomende bestemmingen, mede bestemd voor het tegengaan van een te hoge geurbelasting op nieuwe geurgevoelige functies. Deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum van inwerkingtreding van dit plan.

15.6.2 Bouwregels

voor het bouwen van gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, gelden de volgende regels:

  • d. bestaande gebouwen zijn toegestaan waarbij de bestaande oppervlakte van het gebouw niet wordt vergroot of veranderd;
  • e. gebouwen en bijbehorende bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan, indien geen sprake is van een geurgevoelige functie.
15.6.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik strijdig met deze gebiedsaanduiding wordt in ieder geval gerekend het gebruik van niet-geurgevoelige objecten als geurgevoelig object.

15.6.4 Afwijking

Burgemeester en wethouders kunnen bij omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in 15.6.2 en 15.6.3 zodat geurgevoelige objecten gebouwd en gebruikt mogen worden als middels onderzoek is aangetoond dat wordt voldaan aan de grenswaarde voor geurhinder.

15.7 veiligheidszone - leiding gas

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - leiding gas' geldt dat kwetsbare objecten of beperkt kwetsbare objecten zoals bedoeld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen niet zijn toegestaan.

15.8 veiligheidszone - luchtvaartverkeerzone

Ter plaatse van de aanduiding 'veiligheidszone - luchtvaartverkeerzone' geldt dat:

  • a. het verboden is te bouwen boven de door de aanduiding 'veiligheidszone - luchtvaartverkeerzone' aangeven hoogte;
  • b. burgemeester en wethouders kunnen kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a indien het een bouwplan betreft waarvoor een positief schriftelijk advies van de Luchtverkeersleiding Nederland of diens rechtsopvolger is verkregen;
  • c. het bepaalde onder a geldt niet voor bouwplannen met een bouwhoogte die eerder door de Luchtverkeersleiding Nederland of diens rechtsopvolger positief getoetst zijn.

15.9 weg
15.9.1 Algemeen

Ter plaatse van de functieaanduiding 'weg' dient een gebiedsontsluitingsweg aangelegd en duurzaam in stand gehouden te worden, met dien verstande dat:

  • a. de weg bestaat uit maximaal 2 rijstroken, met uitzondering van in- en uitvoegstroken en opstelstroken;
  • b. haltevoorzieningen zoals wachtruimtes voor passagiers, voorzieningengebouwen voor personeel en voorzieningen ten behoeve van de bereikbaarheid van haltevoorzieningen zijn toegestaan;
  • c. bijbehorende dan wel ondergeschikte voorzieningen zijn toegestaan zoals paden, parkeervoorzieningen, geluidsafschermende en veiligheidsvoorzieningen, voorzieningen van algemeen nut, groen, water, waterhuishoudkundige voorzieningen, overige verhardingen, speelvoorzieningen, bruggen, viaducten en tunnels ten behoeve van kruisende infrastructuur, met uitzondering van verkooppunten voor motorbrandstoffen.
15.9.2 Bouwregels
a Algemeen

Op de in artikel 15.9.1 bedoelde gronden mogen tevens bouwwerken ten dienste van de 'weg' worden gebouwd.

b Gebouwen

op de in artikel 15.9.1 bedoelde gronden mogen gebouwen worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 25 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
c Andere gebouwen

op de in artikel 15.9.1 bedoelde gronden mogen andere bouwwerken worden gebouwd ten dienste van de genoemde bestemmingen worden gebouwd met een met een maximale bouwhoogte van 3 m.

15.10 groen
15.10.1 Algemeen

Ter plaatse van de functieaanduiding 'groen' dient een groenverbinding met een minimale breedte van 14 m aangelegd en duurzaam in stand gehouden te worden, met dien verstande dat:

  • a. de groenverbinding hoofdzakelijk bestaat uit groen(voorzieningen);
  • b. (onverharde) wandelpaden en voorzieningen van algemeen nut zijn toegestaan binnen de groenverbinding.
15.10.2 Bouwregels

op de in artikel 15.10.1 bedoelde gronden mogen gebouwen ten behoeve van het algemeen nut worden gebouwd met inachtneming van de volgende regels:

  • a. de oppervlakte van gebouwen mag niet meer bedragen dan 9 m2;
  • b. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m.
15.11 overige zone - bebouwingsvrije zone
15.11.1 Algemeen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - bebouwingsvrije zone' is bebouwing niet toegestaan, met uitzondering van voorzieningen van algemeen nut.

15.11.2 Bouwregels

Op of in de in artikel 15.11.1 bedoelde gronden mogen gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van het algemeen nut worden gebouwd met een maximale bouwhoogte van 3 m.

15.12 overige zone - zoekgebied voorzieningen

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied voorzieningen' zijn gronden mede bestemd voor de realisatie en het gebruik van:

  • a. meerdere basisscholen met een maximaal totaal bruto vloeroppervlak van 5.200 m2 en 1200 m2 schoolplein, met dien verstande dat:
    • 1. deze basisscholen op maximaal 2 schoollocaties gerealiseerd mogen worden;
    • 2. er in totaal op de schoollocaties maximaal 420 m2 buitenschoolse opvang gerealiseerd mag worden;
  • b. meerdere kinderdagverblijven met een maximaal totaal bruto vloeroppervlak van 1.000 m2;
  • c. ondersteunende sportvoorzieningen ten behoeve van de in artikel 15.12 onder a en b genoemde functies met een totaal bruto-oppervlak van maximaal 1.000 m2;
  • d. een ontmoetingscentrum en/of buurthuis en/of jongerencentrum met een totaal bruto vloeroppervlak van maximaal 500 m2;
  • e. een gezondheidscentrum met een bruto vloeroppervlak van maximaal 1.100 m2;
  • f. een supermarkt met een totaal bruto vloeroppervlak van maximaal 1.685 m2;
  • g. Ondersteunende dagelijkse voorzieningen ten behoeve van de in artikel 15.12 onder f genoemde functie met een totaal bruto vloeroppervlak van maximaal 600 m2 en met dien verstande dat:
    • 1. het maximaal bruto vloeroppervlak per detailhandelsvoorziening niet meer mag bedragen dan 200 m2;
    • 2. de detailhandelsvoorzieningen in de plint van bebouwing gerealiseerd moeten worden.
  • h. maximaal 4 horecavoorzieningen (categorie 1, sub a) met een totaal bruto vloeroppervlak van maximaal 480 m2, met dien verstande dat het maximaal bruto vloeroppervlak per horecavoorziening niet meer mag bedragen dan 120 m2;
  • i. maximaal 1 horecavoorziening (categorie 1, sub a) met een bruto vloeroppervlak van maximaal 250 m2;
  • j. maximaal 10 voorzieningen ten behoeve van dienstverlening met een totaal bruto vloeroppervlak van maximaal 1.000 m2.
15.13 overige zone - zoekgebied watergang

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - zoekgebied watergang' zijn de gronden mede bestemd voor de realisatie en het gebruik van één of meerdere watergangen.

Artikel 16 Algemene gebruiksregels

16.1 Strijdig gebruik
16.1.1 Algemeen verbod

Het is verboden de in dit plan begrepen gronden en bouwwerken te gebruiken in strijd met de bestemming.

16.1.2 Gebruik van onbebouwde gronden

Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. het storten of lozen van puin, vuil of andere vaste of vloeibare afvalstoffen;
  • b. het opslaan van goederen, zoals vaten, kisten, bouwmaterialen, werktuigen, machines of onderdelen hiervan;
  • c. opslag op gronden tussen de openbare weg en de voorgevelrooilijn;
  • d. het opslaan van onklare voer- en vaartuigen of onderdelen hiervan;
  • e. het opslaan van vuurwerk;
  • f. prostitutie;
  • g. een seksinrichting;
  • h. het plaatsen of geplaatst houden van onderkomens;

met uitzondering van:

  • i. vormen van gebruik, die verenigbaar zijn met het doel waarvoor de grond ingevolge de bestemming, de bestemmingsomschrijving en/of de overige regels mag worden gebruikt;
  • j. het opslaan van bouwmaterialen, puin en specie in verband met normaal onderhoud, dan wel ter verwezenlijking van de bestemming.
16.1.3 Gebruik van bouwwerken

Onder strijd met de bestemming wordt in ieder geval verstaan:

  • a. vrijstaande bijbehorende bouwwerken, bedrijfsgebouwen, garageboxen en/of andere niet voor bewoning bestemde gebouwen te gebruiken als woning;
  • b. woningen te gebruiken voor/als beroeps- of bedrijfsmatige werkruimte, zulks met uitzondering van het bepaalde in artikel 16.2;
  • c. de in het plan toegestane bouwwerken te gebruiken voor prostitutie en/of als seksinrichting;
  • d. bouwwerken te gebruiken voor het opslaan van vuurwerk;
  • e. een woning te gebruiken voor het huisvesten van meer dan één huishouden;
16.2 Beroep aan huis

Indien op grond van de bestemming een beroep aan huis is toegestaan, dan mag een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken bij de (bedrijfs)woning of een gedeelte daarvan gebruikt worden voor beroep aan huis, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie in overwegende mate wordt gehandhaafd,
  • b. de beroepsmatige activiteiten worden uitgeoefend door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale bedrijfsvloeroppervlakte per woning niet meer dan 25% bedragen mag bedragen, met een maximum van 50 m2;
  • d. er geen onevenredige afbreuk mag worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. in de omgeving geen onevenredige toename van de verkeersbelasting mag optreden;
  • f. er geen vergunningplichtige activiteiten ingevolge de Wet milieubeheer/Wet algemene bepalingen omgevingsrecht mogen plaatsvinden;
  • g. reclame-uitingen worden uitsluitend gerealiseerd op het onbebouwde deel van een erf, met dien verstande dat reclame-uitingen een maximale breedte heben van 0,7 m en een maximale hoogte van 0,5 m;
  • h. er geen detailhandelsactiviteiten plaatsvinden, tenzij:
    • 1. er sprake is van detailhandel in goederen die ter plaatse worden vervaardigd;
    • 2. het detailhandel betreft als ondergeschikt en niet zelfstandig onderdeel van de bedrijfsvoering;
    • 3. de detailhandel geen onevenredige afbreuk doet aan het voorzieningenniveau binnen de gemeente;
  • i. In de parkeerbehoefte dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden voorzien, naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
16.3 Ondergeschikte bouwonderdelen

Voor zover het gebruik van ondergeschikte bouwonderdelen zoals bedoeld in artikel 14.2 niet past binnen de desbetreffende bestemming, worden deze gebruiksregels buiten beschouwing gelaten.

16.4 Ophogen en afgraven gronden
  • a. Het is verboden de gemiddelde hoogte van het maaiveld, zoals dat bestond ten tijde van inwerkingtreding van het plan, gerekend over een oppervlakte van minimaal 50 m2 te verhogen of te verlagen met meer dan 0,3 m.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde onder a. voor het verhogen of verlagen van gronden met meer dan 0,3 m, mits de ruimtelijke kwaliteit gewaarborgd blijft.
16.5 Afwijken van de algemene gebruiksregels
16.5.1 Algemene randvoorwaarden voor afwijken van de gebruiksregels

Afwijken is slechts mogelijk mits wordt voldaan aan de voorwaarden zoals bedoeld in artikel 17.2.

16.5.2 Bed & breakfast

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van het op grond van de bestemming toegestane gebruik, voor bed & breakfast in een gedeelte van de (bedrijfs)woning en/of de bijbehorende bouwwerken, onder de voorwaarden dat:

  • a. de woonfunctie blijft als hoofdfunctie behouden;
  • b. de exploitatie moet plaatsvinden door degene die op het perceel woonachtig is;
  • c. de totale vloeroppervlakte aan logeereenheden mag per perceel niet meer bedragen dan 25 % van het woonoppervlak met een maximum van 75 m²;
  • d. er mag geen onevenredige afbreuk worden gedaan aan het woon- en leefmilieu in de omgeving;
  • e. het aantal logeereenheden mag niet meer bedragen dan 4 per woning;
  • f. in de omgeving mag geen onevenredige toename van de verkeersbelasting optreden;
  • g. In de parkeerbehoefte dient zoveel mogelijk op eigen terrein te worden voorzien, naast het oorspronkelijk aantal parkeerplaatsen op eigen terrein voor de woonfunctie.
16.5.3 Breedte in-/uitrit

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van de algemene gebruiksregels voor het aanleggen en in gebruik nemen van een bredere in/uitrit, mits:

  • a. dit als zodanig aantoonbaar noodzakelijk is vanwege de onmogelijkheid om anders vanaf de (openbare) weg het eigen terrein op te kunnen draaien;
  • b. er een duidelijk onderscheid is tussen het privé en openbaar terrein door middel van een (groene) (erf)afscheiding.

Artikel 17 Algemene afwijkingsregels

17.1 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen bij een omgevingsvergunning afwijken van deze regels ten behoeve van:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding, zoals gasdrukregelstations, duikers, keermuren en bruggen, gemalen, wachthuisjes, telefooncellen en transformatorhuisjes, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 4 m en de inhoud niet meer dan 75 m3 mag bedragen;
  • b. het bouwen van niet voor bewoning bestemde kunstobjecten, waarvan de bouwhoogte niet meer dan 5 m mag bedragen;
  • c. overschrijding van bouwgrenzen, niet zijnde bestemmingsgrenzen, maatvoeringsgrenzen en overige aanduidingen op de verbeelding, indien bij definitieve uitmeting of verkaveling blijkt dat deze afwijking in het belang van een juiste verwezenlijking van het plan redelijk, gewenst of noodzakelijk is en de structuur van het bestemmingsplan niet wordt aangetast. De overschrijdingen mogen echter niet meer dan 3 m bedragen en het bouwvlak mag met niet meer dan 10% worden vergroot;
  • d. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering van bouwwerken (waaronder goothoogte, bouwhoogte, bebouwingsoppervlakte, onderlinge afstand, afstand tot perceelsgrenzen) met ten hoogste 10%;
  • e. het afwijken van de voorgeschreven maatvoering voor ondergeschikte bouwonderdelen zoals bepaald in artikel 14, leden 2.1 en 2.2 waarbij de overschrijding van de bouwhoogte, bouwgrens en/of de bestemmingsgrens niet meer bedraagt dan 3 meter;
  • f. de bouw van antennemasten voor communicatiedoeleinden, waarbij de bouwhoogte niet meer dan 45 m mag bedragen en waarbij moet worden voldaan aan de volgende punten:
    • 1. een goede landschappelijke, stedenbouwkundige en architectonische inpassing van deze voorzieningen, mits dit ruimtelijk inpasbaar is in relatie tot de visuele kwaliteit van gebouw en omgeving en landschappelijke gebieden, en op vooraarde dat open landschappen en monumenten zoveel mogelijk vrij moeten blijven van bebouwing;
    • 2. een situering bij voorkeur bij sportcomplexen, op of aan de randen van bedrijventerreinen, aan de randen van woonwijken en in de tussengebieden tussen woonwijken en bedrijventerreinen;
    • 3. een maximale “site-sharing” en gebruik van bijvoorbeeld hoogspanningsmasten, tenzij dit redelijkerwijs niet mogelijk is;
  • g. de bouw van andere bouwwerken tot 15 m;
17.2 Algemene randvoorwaarden voor afwijken

Afwijken is slechts mogelijk mits:

  • a. de geluidsbelasting op de gevel van geluidsgevoelige gebouwen niet hoger zal zijn dan de daarvoor geldende grenswaarde uit de Wet geluidhinder of de vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. dit ruimtelijk inpasbaar is gelet op:
    • 1. de ruimtelijke kwaliteit van het openbare gebied, zoals een samenhangend straat- en bebouwingsbeeld;
    • 2. de functionele en ruimtelijke structuur, zoals aansluiting op (structurele) groenelementen en waterelementen;
    • 3. de bebouwingsmogelijkheden, gebruiksmogelijkheden en/of bezonning van het betreffende perceel en de aangrenzende percelen en bouwwerken;
    • 4. de verkeersveiligheid;
    • 5. de sociale veiligheid;
    • 6. het gewenste voorzieningenniveau;
    • 7. het milieu;
  • c. de natuurlijke, cultuurhistorische en landschappelijke waarden van de grond, dan wel de mogelijkheid van herstel van die waarden niet onevenredig wordt verkleind en de overige belangen niet onevenredig worden geschaad;
  • d. de verkeersaantrekkende werking in overeenstemming is met de functie en vormgeving van de wegen in de nabije omgeving;
  • e. voorzien wordt in de (extra) parkeerbehoefte, zoals opgenomen in 13.1;
  • f. voordat tot verlening van de omgevingsvergunning wordt overgegaan, wordt daar waar de afwijking samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
  • g. de wijziging geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veilgiheid;

Artikel 18 Algemene wijzigingsregels

18.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen indien de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het bouwen van niet voor bewoning bestemde bouwwerken ten dienste van het openbaar nut en de waterhuishouding met een inhoud van ten hoogste 150 m3 en een bouwhoogte van ten hoogste 6 m, met dien verstande dat:
    • 1. voordat tot verlening van de omgevingsvergunning wordt overgegaan, wordt daar waar de afwijking samenvalt met de dubbelbestemming 'Leiding - Gas', schriftelijk advies ingewonnen bij de leidingbeheerder;
    • 2. de wijziging geen belemmering vormt uit oogpunt van externe veilgiheid;
  • b. een andere situering en/of begrenzing van bestemmingsvlakken, bouwvlakken en/of aanduidingen, indien:
    • 1. bij de uitvoering van het plan mocht blijken dat verschuivingen in verband met ingekomen bouwaanvragen nodig zijn ter uitvoering van een bouwplan op voorwaarde, dat de oppervlakte van het betreffende bestemmingsvlak dan wel bouwvlak met niet meer dan 20% zal worden gewijzigd;
    • 2. de oppervlakte van de bestemmingen niet mag wijzigen.
  • c. het wijzigen van de per aanduiding of in de planregels gegeven maten en afmetingen met ten hoogste 20%, indien, in verband met ingekomen bouwaanvragen, deze wijzigingen nodig of wenselijk zijn.
18.2 Wijzigen van (dubbel)bestemmingen en aanduidingen

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het bestemmingsplan te wijzigen indien de de wijziging betrekking heeft op:

  • a. het wijzigen van de bestemmingen ten behoeve van de aanleg van een (ondergrondse) leiding van welke aard dan ook. Alvorens toepassing te geven aan deze regel winnen burgemeester en wethouders advies in bij een, ter zake de veiligheid van leidingen, deskundige instantie of de beheerder(s) van de leiding;
  • b. het geheel verwijderen en/of wijzigen van gebiedsaanduidingen, indien dit:
    • 1. in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven wenselijk en/of vereist is; en/of
    • 2. in verband met gewijzigde milieuhinder, wetgeving en/of beschermingsregimes wenselijk en/of vereist is;
  • c. het geheel verwijderen en/of wijzigen van functieaanduidingen, indien dit in verband met de herinrichting van inrichtingen en bedrijven vereist is en dit geen verruiming van de bouw- of gebruiksmogelijkheden inhoudt.

Artikel 19 Algemene procedureregels

19.1 Nadere eisen

Een beslissing omtrent het stellen van nadere eisen wordt niet genomen dan nadat belanghebbenden gedurende twee weken, na publicatie van het voornemen tot het stellen van nadere eisen in een van overheidswege uitgegeven blad of een dag-, nieuws- of huis-aan-huisblad, in de gelegenheid zijn gesteld schriftelijk zienswijzen tegen die voorgenomen nadere eisen bij burgemeester en wethouders in te dienen.

19.2 Beleidsregels
19.2.1 Toepassing beleidsregels

Bij de beoordeling van een aanvraag om een omgevingsvergunning als bedoeld in:

  • a. artikelen 4.2, 5.4, 10.2 en 13.1 van dit bestemmingsplan is de uitleg van de bepalingen zoals bedoeld in deze artikelen afhankelijk van de bij dit plan behorende beleidsregels zoals vervat in de 'Beleidsregels Parkeren';
  • b. artikelen 4.2 en 10.2 is de uitleg van de bepalingen zoals bedoeld in deze artikelen afhankelijk van de bij dit plan behorende beleidsregels zoals vervat in de 'Beleidsregels Duurzaamheid'.
  • c. artikelen 4.2 en 10.2 is de uitleg van de bepalingen zoals bedoeld in deze artikelen afhankelijk van de bij dit plan behorende beleidsregels zoals vervat in de 'Beleidsregels Natuurinclusief Bouwen'.
19.2.2 Beoordeling en toetsing aan beleidsregels

Toetsing aan de beleidsregels door burgemeester en wethouders vindt plaats op basis van de beleidsregels zoals die gelden op het tijdstip van het indienen van een aanvraag om een omgevingsvergunning

19.2.3 Wijziging beleidsregels

De 'Beleidsregels parkeren', 'Beleidsregels duurzaamheid' en 'Beleidsregels natuurinclusief bouwen' zoals genoemd in artikel 19.2.1 onder a, b en c kunnen na de vaststelling van dit plan door het college van burgemeester en wethouders worden gewijzigd, ingetrokken of herzien, waarna de activiteiten zoals bedoeld in hoofdstuk 2 worden getoetst aan de gewijzigde versie van deze beleidsregels.

19.3 Beeldkwaliteit

Bij de beoordeling van een aanvraag omgevingsvergunning wordt getoetst aan het beeldkwaliteitsplan zoals opgenomen in het 'Landschaps- en Stedenbouwkundig & Beeldkwaliteitsplan' opgesteld voor Wilderszijde.

Artikel 20 Hogere waarden

20.1 Situering bouwvlakken hogere waarden

De situering en begrenzing van de bouwvlakken, zoals opgenomen in artikel 20.2 zijn aangegeven in Bijlage 3 bij deze regels.

20.2 Hogere grenswaarden incl. aftrek ex art 110g Wgh

In aanvulling op de bepalingen in Hoofdstuk 2 moeten de volgende hogere waarden uit onderstaande tabel in acht genomen te worden, met dien verstande dat de hogere waarden uitsluitend nodig zijn binnen de contouren zoals opgenomen in Bijlage 5 bij deze regels:

afbeelding "i_NL.IMRO.1621.BP0189-VAST_0040.png"

Hoofdstuk 4 Overgangs- en Slotregels

Artikel 21 Overgangsrecht

21.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een (omgevings)vergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met maximaal 10%.
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
21.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 22 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan 'Wilderszijde'