direct naar inhoud van Regels
Plan: Berkelse Poort
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1621.BP0101W01-VAST

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Van toepassing verklaring

Op dit wijzigingsplan zijn de regels van het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Berkelse Poort, Rodenrijs en Spoorhaven", vastgesteld bij besluit d.d. 29 november 2012 door de gemeenteraad van Lansingerland, van toepassing, voor zover in de regels van dit wijzigingsplan niet anders is bepaald en met dien verstande dat in geval van discrepantie tussen de regels van het bestemmingsplan "Bedrijventerreinen Berkelse Poort, Rodenrijs en Spoorhaven" en het wijzigingsplan, de regels van het wijzigingsplan van toepassing zijn.

Artikel 2 Begrippen

In deze regels wordt verstaan onder:

2.1 plan:

het wijzigingsplan "Berkelse Poort" van de gemeente Lansingerland.

2.2 wijzigingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1621.BP0101W01-VAST met de bijbehorende regels en daarbij behorende bijlagen.

2.3 garagebox:

een als complex gebouwde individuele stalling voor een auto of ander motorvoertuig.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Bedrijventerrein

3.1 Bestemmingsomschrijving
3.1.1 Algemeen

De voor 'Bedrijventerrein' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven/bedrijfsactiviteiten in categorie 1 of 2 van de "Staat van Bedrijfsactiviteiten" in bijlage 1, een en ander met inachtneming van artikel 3.1.2;
  • b. niet zelfstandige (bedrijfsgebonden) kantoren waarvan het kantooroppervlak ten hoogste 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte mag bedragen tot een maximum van 2.000 m2 per bedrijf;
  • c. detailhandel in goederen indien het betreft goederen die ter plaatse worden vervaardigd of verwerkt/bewerkt op voorwaarde dat daarbij sprake is van een ondergeschikte en niet zelfstandige bedrijfsactiviteit en de bedrijfsvloeroppervlakte van deze activiteiten niet meer dan 50 m2 bedraagt;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. water;
  • f. de waterhuishouding (waterberging,-aanvoer en -afvoer, (hoofd)watergangen, e.d.);

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

3.1.2 Specifiek

Ter plaatse van de aanduiding:

  • a. 'garagebox' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor garageboxen;
  • b. 'specifieke vorm van verkeer - parkeren' zijn de gronden uitsluitend bestemd voor parkeervoorzieningen;
  • c. 'specifieke vorm van water - duiker' zijn de gronden tevens bestemd voor een dam met duiker.
3.2 Bouwregels

Op de in lid 3.1 bedoelde gronden mogen uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

3.2.1 Gebouwen

Voor gebouwen gelden de volgende bouwregels:

  • a. gebouwen mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het bouwvlak mag voor 100% worden bebouwd;
  • c. ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte (m)' mag de bouwhoogte niet meer bedragen dan aangegeven;
  • d. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - overbouwing' dient een overbouwing te worden gebouwd, onder de voorwaarden dat:
    • 1. de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan de bouwhoogte van de aangrenzende bebouwing;
    • 2. de vrije ruimte tussen het peil en de onderzijde van de overbouwing niet minder mag bedragen dan 2,70 m.
3.2.2 Andere bouwwerken

Voor andere bouwwerken gelden de volgende bouwregels:

  • a. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken mag niet meer bedragen dan:
    • 1. binnen de bouwvlakken: de maximale bouwhoogte voor gebouwen; deze bepaling is ook van toepassing op reclame-uitingen en verlichtingsarmaturen;
    • 2. buiten de bouwvlakken vanaf 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 3 m;
    • 3. buiten de bouwvlakken vanaf 1 m vóór (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw: 1 m.
3.3 Afwijken van de bouwregels

Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.2:

  • a. onder 3.2.1 sub c: voor het verhogen van de maximale bouwhoogte met ten hoogste 3 m onder de voorwaarde, dat:
    • 1. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de stedenbouwkundige opzet van het plan, waaronder begrepen de ontsluiting van de overige percelen;
  • b. onder 3.2.2 sub a: voor het oprichten van andere bouwwerken buiten het bouwvlak tot een hoogte van 5 m.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Onverminderd het bepaalde in lid 3.1, is het in ieder geval verboden de gronden en/of bouwwerken te gebruiken voor:

  • a. zelfstandige kantoren;
  • b. dienstverlening;
  • c. detailhandelsbedrijven;
  • d. (bedrijfs)woningen;
  • e. inrichtingen die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken, zoals bedoeld in artikel 2.1 lid 3, Bijlage I van het Besluit omgevingsrecht;
  • f. inrichtingen als bedoeld in artikel 2 Besluit externe veiligheid inrichtingen;
  • g. opslag van goederen ter plaatse van de functieaanduiding 'opslag uitgesloten'.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Bedrijfsactiviteiten

Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:

  • a. 3.1.1 sub a ten behoeve van:
    • 1. bedrijven/bedrijfsactiviteiten die alhoewel niet genoemd zijn in de “Staat van Bedrijfsactiviteiten” doch die naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen zijn met de binnen de onderscheiden milieuzones toegestane, genoemde en niet doorgehaalde bedrijven;
    • 2. een bedrijf/bedrijfsactiviteit voor een bedrijf genoemd in één hogere categorie van de “Staat van Bedrijfsactiviteiten” dan voor de onderscheiden milieuzones is toegestaan of een bedrijf/bedrijfsactiviteit die alhoewel niet genoemd in de “Staat van Bedrijfsactiviteiten” naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen is aan een bedrijf uit één hogere categorie; deze afwijking is niet van toepassing op in de lijst doorgehaalde bedrijven;
    • 3. een bedrijf/bedrijfsactiviteit voor een bedrijf genoemd in milieucategorie 3 of 4.1 van de “Staat van Bedrijfsactiviteiten” die naar de aard (qua milieuplanologische hinder) gelijk te stellen is aan een bedrijf uit de milieucategoriën 1 of 2;
    • 4. de vestiging van inrichtingen als bedoeld in artikel 2 van het Besluit externe veiligheid inrichtingen, op voorwaarde dat geen sprake is van een onevenredige aantasting van de veiligheid op het bedrijventerrein dan wel in het referentiegebied.
    • 5. het toelaten van bedrijven/bedrijfsactiviteiten die zijn doorgehaald binnen de in de bijlage opgenomen “Staat van Bedrijfsactiviteiten” maar die, gelet op de toegestane milieucategorie wel passen binnen het gebied, op voorwaarde dat door het verlenen van de afwijking:
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de “milieuruimte” van de in de omgeving gelegen bedrijven;
      • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de functionele structuur van het bedrijventerrein.
      • de vestiging, mede gelet op veiligheidsaspecten, ruimtelijk aanvaardbaar is.
  • b. in aanvulling op het bepaalde onder a kunnen de genoemde afwijkingen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk plaatsvindt van het woon- en leefmilieu in het referentiegebied (in de nabijheid van het plangebied gelegen woningen en andere gevoelige objecten).
  • c. Alvorens af te wijken wint bevoegd gezag ten aanzien van de milieuplanologische aspecten advies in bij een ter zake deskundige instantie, zoals de dienst DCMR.
3.5.2 Kantoor

Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid:

  • a. 3.1.1 onder b: voor een verruiming van het kantooroppervlak van niet-zelfstandige (bedrijfsgebonden) kantoren onder de voorwaarde, dat het kantooroppervlak niet meer dan 3.000 m2 bedraagt mits het kantooroppervlak niet meer dan 50% van de totale bedrijfsvloeroppervlakte bedraagt;
  • b. 3.1.1 onder b en 3.4 onder a: voor de vestiging van zelfstandige (niet bedrijfsgebonden) kantoren onder de voorwaarden, dat:
    • 1. de gezamenlijke bedrijfsvloeroppervlakte niet meer dan 1.000 m2 per vestiging bedraagt; of
    • 2. het kantoren betreft met een lokaal verzorgingsgebied.
3.5.3 Detailhandel
  • a. Bevoegd gezag kan met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 3.4 onder c:
    • 1. voor de vestiging van detailhandel in brand- en explosiegevaarlijke goederen;
    • 2. voor de vestiging van detailhandel in volumineuze goederen, met uitzondering van: keukens, badkamers, vloerbedekking, parket en zonwering;
    • 3. voor de vestiging van tuincentra;
    • 4. voor de vestiging van bouwmarkten;
    • 5. voor uitbreiding van bestaande detailhandel, eenmalig met ten hoogste 10% van het brutovloeroppervlak per vestiging;
    • 6. voor de aflevering van door consumenten bestelde producten op een bedrijfslocatie waar deze producten worden geassembleerd en/of geproduceerd (zoals PC-configuraties op bestelling).
  • b. De afwijking mag slechts worden verleend indien:
    • 1. ten aanzien van de detailhandel als bedoeld onder a, lid 1 tot en met 4 is aangetoond dat het woon- en leefklimaat niet onevenredig wordt aangetast en geen onaanvaardbare leegstand ontstaat;
    • 2. ten aanzien van detailhandel als bedoeld onder a, lid 3 en 4 met een omvang van meer dan 1.000 m2 bruto vloeroppervlak, advies is gevraagd aan de adviescommissie detailhandel Zuid-Holland over de aantasting van het woon- en leefklimaat en de leegstand die mogelijk met deze vormen van detailhandel gepaard gaat;
    • 3. ten hoogste 20% van het netto verkoopvloeroppervlak van de onder a, lid 1 tot en met 4 genoemde detailhandel voor de verkoop van het nevenassortiment wordt gebruikt, dat past bij het hoofdassortiment en geen afbreuk doet aan de detailhandelsstructuur binnen de gemeente.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging

Bevoegd gezag is bevoegd, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 lid 1 onder a van de Wet ruimtelijke ordening:

  • a. de van deze regels deel uitmakende bijlage "Staat van Bedrijfsactiviteiten" te wijzigen in die zin dat de categorie-indeling van bedrijven kan worden gewijzigd, indien en voor zover een wijziging van de belasting van de betreffende typen van bedrijven op het milieu als gevolg van technologische ontwikkelingen daartoe aanleiding geeft.
3.6.2 Algemene randvoorwaarde wijzigingsbevoegdheid
  • a. Alvorens toepassing te geven aan het bepaalde in lid 3.6.1 onder a wint het bevoegd gezag advies in bij een milieudeskundige.

Artikel 4 Water

4.1 Bestemmingsomschrijving
4.1.1 Algemeen

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. water;
  • b. de waterhuishouding (waterberging,-aanvoer en -afvoer, (hoofd)watergangen, e.d.);
  • c. taluds;

met de daarbij behorende bouwwerken en voorzieningen.

4.2 Bouwregels

Op de in lid 4.1 bedoelde gronden geldt dat uitsluitend bouwwerken ten dienste van de bestemming worden gebouwd.

4.2.1 Gebouwen

Er mogen geen gebouwen worden gebouwd.

4.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt dat borstweringen, hekwerken, en daarmee gelijk te stellen constructies, niet zijnde bruggen, vlonders, aanlegplaatsen en/of kaden mogen worden gebouwd, met een maximale bouwhoogte van niet meer dan 1 m.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Voorwaardelijke verplichting parkeren
  • a. een omgevingsvergunning voor het bouwen, het uitbreiden of het wijzigen van de functie van gebouwen en gronden, zoals toegestaan op grond van de bestemmingen genoemd in hoofdstuk 2, wordt slechts verleend indien wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid overeenkomstig de 'Nota Parkeren Lansingerland' en de 'Nota Parkeernormen gemeente Lansingerland', die op 27 februari 2014 zijn vastgesteld en op 29 april 2014 in werking zijn getreden, of de rechtsopvolger(s) daarvan, tenzij de aard en omvang van de omgevingsvergunning voor het bouwwerk en/of de uitbreiding en/of de wijziging van het gebruik van bouwwerken en/of gronden niet leidt tot extra parkeerbehoefte;
  • b. Het bepaalde onder a is niet van toepassing indien op basis van het advies van verkeerskundige blijkt dat er op andere wijze is/wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid, of het voldoen aan het geldende gemeentelijke parkeerbeleid door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit.
6.2 Voorwaardelijke verplichting water

Binnen het plangebied dient te worden voorzien in 610 m2 oppervlaktewater.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 7 Overgangsrecht

7.1 Overgangsrecht bouwwerken
7.1.1 Algemeen

Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,

  • a. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
  • b. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
7.1.2 Afwijken

Burgemeester en wethouders kunnen eenmalig in afwijking van lid 7.1.1 een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in lid 7.1.1 met maximaal 10%.

7.1.3 Uitzondering

Lid 7.1.1 is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

7.2 Overgangsrecht gebruik
7.2.1 Algemeen

Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.

7.2.2 Veranderen strijdig gebruik

Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in lid 7.2.1, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.

7.2.3 Onderbreken strijdig gebruik

Indien het gebruik, bedoeld in het lid 7.2.1 na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.

7.2.4 Uitzondering

Lid 7.2.1 is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 8 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het wijzigingsplan Berkelse Poort.