Plan: | Partiële herziening beheersverordening |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | beheersverordening |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1598.HerzBVObdamHensbr-va01 |
Op 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige bepalingen in de gemeentelijke Bouwverordening komen te vervallen. Een belangrijk gevolg hiervan is dat de daarin specifiek geregelde parkeerregels eveneens komen te vervallen. Die parkeerregels hebben een directe relatie met de inhoud van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Het is daarom van belang om een regeling te maken voor alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen waarin nog niet is voorgesorteerd op deze wetswijziging, zodanig dat de parkeerregels ook in die bestemmingsplannen en beheersverordeningen van toepassing worden.
In de gemeente Koggenland is één beheersverordening van kracht, namelijk de beheersverordening Obdam/Hensbroek. Om de parkeerregeling hierin van toepassing te kunnen laten zijn, is deze beheersverordening met deze herziening herzien.
Tegelijkertijd wordt voor hetzelfde onderwerp ook een parapluplan voor alle van toepassing zijnde bestemmingsplannen die in de gemeente gelden, opgesteld. Dat plan heeft hetzelfde doel, maar moet in juridische zin op een andere manier worden aangelopen, omdat het gaat om verschillende ruimtelijke instrumenten met elk een eigen procedure.
De voorliggende herziening voorziet in een parapluregeling voor de parkeerregeling. Meer hierover is uitgewerkt in hoofdstuk 2.
De beheersverordening waarop deze herziening betrekking heeft, is opgenomen in de toepassingsbepaling van artikel 2 van de regels.
Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt dat de grondslag voor stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening per 1 juli 2018 zijn komen te vervallen. Dit betekent dat voor onder andere parkeernormen niet meer kan worden getoetst aan de bepalingen uit de bouwverordening. In beheersverordeningen die zijn vastgesteld na 29 november 2014 moet daarom een parkeerregeling zijn opgenomen. Op grond van artikel 3.1.2, lid 2, onder a van het Besluit ruimtelijke ordening kan in deze parkeerregeling worden verwezen naar gemeentelijk parkeerbeleid waarin parkeernormen zijn opgenomen.
Bij het realiseren van voldoende parkeergelegenheid hoeven geen bestaande tekorten te worden opgelost. De te realiseren parkeergelegenheid moet voldoende zijn voor het bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht.
Van de verplichting om voldoende parkeergelegenheid te realiseren kan worden afgeweken. In stads- en dorpscentra waar parkeergelegenheid en parkeerbehoefte niet op elkaar aansluiten kan dit zinvol zijn. Door af te wijken kan een functie met een parkeerbehoefte toch worden toegelaten zonder dat er op eigen terrein of in de omgeving voldoende parkeerplaatsen zijn.
Deze herziening bevat een aantal artikelen waarin de parkeerregeling als het ware wordt ingepast in de geldende regelingen. Er is een bepaling opgenomen op welke wijze de regeling in de betreffende beheersverordening is verwerkt en welke artikelen dan wel leden en/of subleden zijn aangepast, toegevoegd of geschrapt.
Deze regeling is als een paraplu over de geldende beheersverordening gelegd. Er wordt als het ware een laag aan de betreffende beheersverordening toegevoegd.
In artikel 2 van de regels is een toepassingsbepaling opgenomen waarin is bepaald welke beheersverordening wordt herzien.
De Wet ruimtelijke ordening (Wro) kent geen voorbereidingsprocedure voor de beheersverordening. Volgens de gemeentelijke inspraakverordening is gelegenheid geboden tot inspraak. De beheersverordening wordt daarna door de gemeenteraad vastgesteld. Hierop is hoofdstuk 3 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van toepassing. Tegen het besluit tot vaststellen van een beheersverordening kan geen bezwaar of beroep worden aangetekend.