direct naar inhoud van Regels
Plan: Scharwoude 12-16
Status: ontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.BPScharwoude12tm16-on01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het bestemmingsplan Scharwoude 12-16 met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPScharwoude12tm16-on01 van de gemeente Koggenland;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen;

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.5 achtergevel

een van de weg afgekeerde gevel van een hoofdgebouw die parallel of nagenoeg parallel loopt aan de voorgevel;

1.6 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde;

1.7 bedrijfsmatige activiteiten in woonhuizen

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en bijgebouwen, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte

de totale (bruto) vloeroppervlakte van de ruimte die wordt gebruikt voor een aan-huis-verbonden beroep of kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten c.q. een (dienstverlenend of detailhandels-) bedrijf of een dienstverlenende instelling, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 beroepsuitoefening aan huis

het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt en de activiteiten worden uitgeoefend door de bewoner van de woning;

1.10 bestaand

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het bestemmingsplan;
1.11 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak;

1.14 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder;

1.17 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de voorschriften een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.18 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel;

1.19 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten;

1.20 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect duurzaam met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.21 detailhandel

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.22 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een bestemmingsplan of beheersverordening van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden;

1.23 erker

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw;

1.24 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.25 hoofdgebouw

een gebouw, dat op een bouwperceel door zijn constructie of afmetingen dan wel gelet op de bestemming als belangrijkste bouwwerk valt aan te merken;

1.26 huishouden

de bewoning van een woning door een alleenstaande, dan wel twee of meer personen die een duurzame, gemeenschappelijke huishouding voeren en waarbij sprake is van zelfstandige bewoning;

1.27 kampeermiddel

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.28 kap

de schuine bovenbeëindiging van een gebouw;

1.29 kleinschalige duurzame energiewinning

inning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water, biomassa, aard- en omgevingswarmte;

1.30 maatschappelijke voorzieningen

educatieve, medische, sociaal-medische, sociaal-culturele en levensbeschouwelijke voorzieningen, kunstzinnige voorzieningen en voorzieningen ten behoeve van sport en sportieve recreatie;

1.31 nutsvoorzieningen

een voorziening ten behoeve van de telecommunicatie en de gas-, water- en elektriciteitsdistributie alsmede soortgelijke voorzieningen van openbaar nut, waaronder in ieder geval worden begrepen transformatorhuisjes, pompstations, gemalen, telefooncellen en zendmasten;

1.32 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.33 overkapping

een bouwwerk van één bouwlaag dat dient ter overdekking en niet met meer dan één wand is uitgevoerd;

1.34 peil
  • a. voor gebouwen, waarvan de hoofdtoegang onmiddellijk grenst aan een weg of langzaam verkeersroute: de hoogte van die weg, respectievelijk langzaam verkeersroute, ter plaatse van de hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen: het peil overeenkomstig de bouwverordening dan wel indien geen peil overeenkomstig de bouwverordening is vast te stellen, de gemiddelde hoogte van het aansluitende afgewerkte maaiveld;

tenzij in de regels anders is bepaald;

1.35 perceelsgrens

de grens van een perceel;

1.36 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.37 vlonder

terras, grenzend aan het water;

1.38 voorgevel

de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie dan wel gelet op uitstraling ervan als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt;

1.39 wonen

bewonen van een woning door één afzonderlijk huishouden;

1.40 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of een daarmee gelijk te stellen vorm van huisvesting;

1.41 woning - aaneengebouwd

een grondgebonden woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen;

1.42 woning - rug-aan-rug

een grondgebonden woning waarbij de achtergevel gedeeld wordt met een andere woning;

1.43 woning - twee-aan-een gebouwd

blokken van twee grondgebonden woningen, die aan één zijde een gemeenschappelijke wand hebben;

1.44 woning - vrijstaand

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand grondgebonden hoofdgebouw;

1.45 woonhuis

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.2 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.4 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk;

2.5 de afstand tot de zijdelingse perceelgrens

de kortste afstand van enig punt van een gebouw tot de zijdelingse perceelgrens;

2.6 lengte, breedte en diepte van gebouwen

tussen de buitenzijde van de gevel en/of de harten van scheidingsmuren.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Gemengd

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Gemengd' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijven, welke zijn genoemd in Bijlage 1 onder de categorieën 1 en 2;
  • b. kantoren;
  • c. maatschappelijke voorzieningen;
  • d. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • e. groen- en parkeervoorzieningen;

met inachtneming van het volgende:

  • f. Bevi-inrichtingen zijn niet toegestaan;
  • g. vuurwerkbedrijven zijn niet toegestaan;
  • h. Wgh-inrichtingen als bedoeld in artikel 2.4 van het Inrichtingen en Vergunningenbesluit (Besluit van 5 januari 1993, Stb 1993,50) zijn niet toegestaan;
  • i. geluidsgevoelige gebouwen als bedoeld in artikel 1.2 van het Besluit geluidhinder niet zijn toegestaan;

met daaraan ondergeschikt:

  • j. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • k. wegen en paden;
  • l. water;

met de daarbijbehorende:

  • m. tuinen, erven en terreinen;
  • n. andere bouwwerken.
3.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 3.1 genoemde gronden mag uitsluitend worden gebouwd ten dienste van de bestemming, met in achtneming van de volgende bepalingen:

3.2.1 Bedrijfsgebouwen
  • a. gebouwen dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte' is ten hoogste de aangegeven maximale goot- en bouwhoogte toegestaan;

3.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde
  • a. maximale bouwhoogte erf- en terreinafscheidingen: 2 meter;
  • b. maximale bouwhoogte palen en masten: 7 meter;
  • c. maximale bouwhoogte overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde: 5 meter.
3.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 3.1 sub i voor het toestaan van geluidsgevoelige gebouwen in de vorm van maatschappelijke voorzieningen, mits:

  • a. door middel van akoestisch onderzoek wordt aangetoond dat sprake is van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • c. er sprake is van een aantoonbare behoefte;
  • d. voldaan wordt aan het bepaalde in 13.1.

Artikel 4 Groen

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. paden, waaronder fiets- en voetpaden en overige verhardingen;
  • d. speelvoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • f. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, waaronder vlonders en bruggen.
4.2 Bouwregels

4.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m.

4.2.2 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde geldt de volgende regel:

  • a. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de hoogte van speelvoorzieningen, palen en masten ten hoogste 6 m bedragen;
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 m.
4.3 Afwijken van de gebruiksregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 4.1 voor het aanleggen van parkeervoorzieningen, mits:

  • a. de parkeervoorzieningen aangrenzend aan bestemming 'Verkeer - Verblijfsgebied' worden gerealiseerd;
  • b. er sprake is van een aanvaardbare ruimtelijk-stedenbouwkundige en landschappelijke inpassing;
  • c. de betreffende parkeerplaatsen redelijkerwijs niet binnen de bestemmingen 'Verkeer - Verblijfsgebied' en/of 'Wonen' gerealiseerd kunnen worden;
  • d. er sprake is van een aanvaardbare en veilige verkeerssituatie.

Artikel 5 Verkeer - Verblijfsgebied

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Verkeer - Verblijfsgebied' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wegen en straten;
  • b. fiets- en voetpaden;
  • c. parkeervoorzieningen;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. groenvoorzieningen;
  • e. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. nutsvoorzieningen;

met de daarbijbehorende:

  • h. andere bouwwerken.
5.2 Bouwregels
5.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd, met uitzondering van nutsvoorzieningen met een oppervlakte van maximaal 20 m² en een bouwhoogte van maximaal 3 m.

5.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 9 m bedragen;
  • b. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer, zal ten hoogste 3 m bedragen.
  • c. de ondergrondse bouwdiepte mag niet meer bedragen dan 3 m.

Artikel 6 Water

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. vaarten, sloten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen ten behoeve van de wateraanvoer en -afvoer, de waterberging en het behoud van de natuurlijke en landschappelijke waarden, met dien verstande dat bij wateroverlast de vervulling van de waterbergfunctie voorrang heeft boven de andere functies, evenals bij het daarvoor noodzakelijke onderhoud;

met de daarbijbehorende:

  • b. kaden, dijken en oeverstroken;
  • c. paden;
  • d. andere bouwwerken, waaronder steigers, bruggen, dammen en/of duikers, en naar de aard daarmee gelijk te stellen kunstwerken.
6.2 Bouwregels

6.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden mogen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

6.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • b. de doorvaarthoogte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, ten minste 1,20 m, tenzij de bestaande hoogte minder bedraagt, in welke geval de doorvaarthoogte ten minste de bestaande hoogte zal bedragen;
  • c. de doorvaartbreedte van bruggen, duikers en daarmee gelijk te stellen kunstwerken, en de waterloop ten minste 2,50 m, tenzij de bestaande breedte minder bedraagt, in welke geval de doorvaartbreedte ten minste de bestaande breedte zal bedragen.
6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3 Afwijken van de bouwregels

6.3.1 Bruggen, dammen en/of duikers

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 6.2.2 in die zin dat tevens bruggen, dammen en/of duikers worden gebouwd ten behoeve van een landbouwkundig gebruik, mits:

  • a. de bruggen, dammen of duikers noodzakelijk zijn voor een goed landbouwkundig gebruik van de gronden;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de natuurlijke en landschappelijke waarden, de cultuurhistorische waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
6.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

het gebruik van de gronden als ligplaats voor woonschepen, woonarken of casco's (caissons), die tot woonschip of woonark kunnen worden omgebouwd.

6.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

6.5.1 Vergunningplichtige werken en werkzaamheden

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van oppervlakteverhardingen;
  • b. het aanbrengen van wal- en oeverbeschoeiingen;
  • c. het aanbrengen van voorzieningen ten behoeve van het dagrecreatief medegebruik;
  • d. het vergraven van oevers
  • e. het aanbrengen van dammen en/of duikers.

6.5.2 Uitzonderingen

Het in lid 6.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan.

6.5.3 Toetsingscriteria

De in lid 6.5.1 genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke en natuurlijke waarden en/of de cultuurhistorische waarden.

Artikel 7 Wonen

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met en in ondergeschikte mate ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in huis;
  • b. bijbehorende bouwwerken,

met daaraan ondergeschikt:

  • c. paden en stegen;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. groenvoorzieningen;
  • f. speelvoorzieningen;
  • g. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • h. nutsvoorzieningen;
  • i. kleinschalige duurzame energiewinning,

met de daarbijbehorende:

  • j. tuinen, erven en terreinen;
  • k. bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
7.2 Bouwregels

7.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. hoofdgebouwen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. het aantal woningen mag niet meer bedragen dan 57, met dien verstande dat de (bestaande) woning Scharwoude 13 hierbij buiten beschouwing wordt gelaten;
  • c. als hoofdgebouwen zijn toegestaan:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding "aaneengebouwd": aaneengebouwde woningen (rijwoningen):
    • 2. ter plaatse van de aanduiding "specifieke bouwaanduiding - rug-aan-rugwoningen": maximaal één blok van rug-aan-rug-woningen per aanduidingsvlak;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding "twee-aaneen": twee-aan-een-gebouwde woningen;
    • 4. ter plaatse van de aanduiding "vrijstaand": vrijstaande woningen;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 11 m;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 6,5 m, met dien verstande dat ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rug aan rug' de goothoogte over maximaal 50% van de gevelbreedte maximaal 9,5 m mag bedragen;
  • f. de afstand van vrijstaande woningen tot de zijdelingse perceelsgrenzen mag aan één zijde niet minder bedragen dan 3 m. Deze eis is niet van toepassing ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand';
  • g. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' dient de voorgevel en de uitwendige hoofdvorm van het betrokken beeldbepalend pand, bepaald door hoogte, breedte, helling en andere uiterlijke kenmerken en voor zover als karakteristiek aan te merken, zoals deze waren op het moment van ter inzage leggen van het plan, gehandhaafd blijven.

7.2.2 Erkers

In afwijking van het bepaalde in lid 7.2.1 sub a, mag ter plaatse van de aanduidingen "aaneengebouwd", "twee-aaneen", "vrijstaand" en "specifieke bouwaanduiding - rug aan rug" het bouwvlak worden overschreden voor het realiseren van een erker, hiervoor gelden onderstaande regels:

  • a. de afstand tot het openbaar gebied dient tenminste 3,5 m te bedragen;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
  • c. de totale oppervlakte per woning mag niet meer bedragen dan 10 m²;
  • d. de breedte mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de gevel waartegen wordt gebouwd;
  • e. de hoogte mag niet meer bedragen dan 0,3 meter boven de bovenkant van de van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw;

7.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. aan- en uitbouwen mogen niet minder dan 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel worden gebouwd, tenzij deze als onderdeel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd. Voor aan- en uitbouwen bij rug-aan-rugwoningen geldt dat deze uitsluitend binnen het bouwvlak, alsmede ter plaatse van de aanduiding 'bijgebouwen' mogen worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw mag niet meer dan 50% van de oppervlakte van het zij- en achtererf bedragen. Voor bijbehorende bouwwerken bij rug-aan-rugwoningen geldt dat het aanduidingsvlak 'bijgebouwen' 100% mag worden bebouwd;
  • c. de goothoogte en bouwhoogte van schuinafgedekte aan- en uitbouwen mogen respectievelijk niet meer dan 3 m en 5 m bedragen. Voor aan- en uitbouwen bij rug-aan-rugwoningen geldt een goot- en bouwhoogte van maximaal 3,30 m;
  • d. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk mag niet meer bedragen dan 3 m;
  • e. de bouwhoogte van platafgedekte aan- en uitbouwen mag niet meer bedragen dan 0,35 m boven de bovenkant van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw en mag in ieder geval niet meer dan 4 m bedragen.

7.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. voor erfafscheidingen gesitueerd in of achter de naar de weg gekeerde bouwgrens geldt een maximale bouwhoogte van 2 m;
  • b. voor open erfafscheidingen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rug aan rug', gesitueerd voor de naar de weg gekeerde bouwgrens en haaks op de voorgevel, geldt voor maximaal de helft van de diepte van de voortuin een maximale bouwhoogte van 2 m;
  • c. voor overige erfafscheidingen geldt een maximale bouwhoogte van 0,8 m;
  • d. de bouwhoogte van lantaarnpalen en masten mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • e. de bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde mag niet meer bedragen dan 3 m.
7.3 Afwijken van de bouwregels
7.3.1 Aantal woningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 sub b voor het toestaan van een hoger aantal woningen binnen de bestemming, mits:

  • a. het aantal woningen niet meer bedraagt dan 63, met dien verstande dat de (bestaande) woning Scharwoude 13 hierbij buiten beschouwing wordt gelaten;
  • b. er sprake is van een aantoonbare woningbehoefte;
  • c. de bouwregels als bedoeld in 7.2 voor het overige worden toegepast,met dien verstande dat de afwijking mag worden toegepast in combinatie met de afwijking als bedoeld in 7.3.2;
  • d. wordt voldaan aan het bepaalde in 13.1.

7.3.2 Typologie woningen

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2.1 sub c voor het toestaan van gestapelde woningen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - rug aan rug', mits:

  • a. er sprake is van een aantoonbare woningbehoefte;
  • b. de bouwregels als bedoeld in 7.2 voor het overige worden toegepast, met dien verstande dat de afwijking mag worden toegepast in combinatie met de afwijking als bedoeld in 7.3.1;
  • c. wordt voldaan aan het bepaalde in 13.1, al dan niet in combinatie met toepassing van de afwijking als bedoeld in 4.3.
7.4 Specifieke gebruiksregels
7.4.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken voor zelfstandige bewoning.

7.4.2 Gebruik in overeenstemming met de bestemming

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval niet gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in woningen, mits:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in woningen minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 50 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van het hoofdgebouw is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt.
7.5 Omgevingsvergunning voor het slopen van een bouwwerk

7.5.1 Algemeen

Voor het slopen van beeldbepalende panden ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - beeldbepalend pand' is een omgevingsvergunning vereist.

7.5.2 Uitzondering

Het in lid 7.5.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en of werkzaamheden die het normale onderhoud betreffen of die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van ter inzage legging van het ontwerp bestemmingsplan.

7.5.3 Afwegingskader

De in lid 7.5.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien:

  • a. het slopen betrekking heeft op (delen van) beeldbepalende panden die op zich niet als karakteristiek vallen aan te merken en/of door het slopen geen aantasting plaatsvindt van de als karakteristiek aan te merken onderdelen van het gebouw;
  • b. advies is gevraagd door burgemeester en wethouders bij de welstandscommissie of daarmee vergelijkbare ter zake deskundige.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 2

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor de bescherming en veiligstelling van archeologische waarden. Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

8.2 Bouwregels
  • a. op en onder de in lid 8.1 genoemde gronden is het niet toegestaan te onderkelderen, te bouwen en te slopen;
  • b. het bepaalde in lid 8.1 a is niet van toepassing op de bouw van bijbehorende bouwwerken of uitbreidingen van hoofdgebouwen tot 100m² en tot een diepte van maximaal 35cm;
8.3 Afwijken van de bouwregels
8.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders kunnen met een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2 a en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen worden gebouwd. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende andere bestemming van toepassing.

8.3.2 Voorwaarden voor verlening
  • a. De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders aan de gemeentelijk archeoloog om advies.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden

8.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden
  • c. en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie-leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het uitvoeren van werkzaamheden ter verlaging van de grondwaterstand.

8.4.2 Uitzondering

Het in lid 8.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op projecten met een oppervlakte kleiner dan 100m² en een diepte van 35cm werken en werkzaamheden welke:

  • 1. het normale onderhoud betreffen;
  • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de indiening van het ontwerp bestemmingsplan;

8.4.3 Voorwaarden voor verlening
  • a. De omgevingsvergunning wordt niet eerder verleend dan nadat de aanvrager een rapport heeft overgelegd waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag zal worden verstoord, naar het oordeel van burgemeester en wethouders in voldoende mate is vastgesteld.
  • b. Alvorens de omgevingsvergunning te verlenen vragen burgemeester en wethouders aan de gemeentelijk archeoloog om advies.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming, overeenkomstig het bepaalde in artikel 3.6 van de Wet ruimtelijke ordening, te wijzigen, in die zin dat deze bestemming (geheel of gedeeltelijk) van de plankaart wordt verwijderd, als op basis van archeologisch onderzoek dat voldoet aan de normen van de archeologische beroepsgroep, geen archeologische waarden zijn vastgesteld.

Artikel 9 Waterstaat - Waterkering

9.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waterstaat - Waterkering' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het beheer van waterstaatsdoeleinden en de bescherming van de aanwezige cultuurhistorische waarden.

Deze bestemming is primair ten opzichte van de overige aan deze gronden toegekende bestemmingen.

9.2 Bouwregels

Op en onder de in lid 9.1 genoemde gronden zijn uitsluitend bouwwerken ten dienste van de waterkering toegestaan met inachtneming van de volgende bepalingen:

  • a. uitsluitend zijn toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, ten behoeve van de waterstaatsdoeleinden;
  • b. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag maximaal 5 m bedragen.
9.3 Afwjken van de bouwregels
9.3.1 Algemeen

Burgemeester en wethouders zijn met een omgevingsvergunning bevoegd af te wijken van het bepaalde in lid 9.2 en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van de op deze gronden liggende andere bestemmingen worden gebouwd. Bij het bouwen zijn de regels van de betreffende andere bestemming van toepassing.

9.3.2 Voorwaarden

Burgemeester en wethouders kunnen de omgevingsvergunning slechts verlenen indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en de water-beheerder positief heeft geadviseerd.

9.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerkzijnde, of van werkzaamheden

9.4.1 Algemeen

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van burgemeester en wethouders de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

  • a. het ontginnen, bodem verlagen, afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • b. het aanleggen of verharden van wegen, paden, banen of parkeergelegenheden
  • c. en het aanbrengen van andere oppervlakteverhardingen;
  • d. het aanbrengen van ondergrondse transport-, energie- of telecommunicatie-leidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur;
  • e. het aanleggen of aanbrengen van oeverbeschoeiingen, aanlegplaatsen of verhardingen ten behoeve van de watersport.

9.4.2 Voorwaarden voor verlening

De in lid 9.4.1 genoemde omgevingsvergunning kan slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van de waterkering en vooraf schriftelijk advies is ingewonnen bij de waterbeheerder.

9.4.3 Uitzondering
  • a. Het in lid 9.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:
    • 1. het normale onderhoud betreffen;
    • 2. reeds in uitvoering zijn ten tijde van de indiening van het ontwerpbestemmingsplan;
  • b. De omgevingsvergunning wordt geweigerd indien door de uitvoering van de in 9.4.1 bedoelde werken of werkzaamheden, dan wel door de daarvan direct of indirect te verwachten gevolgen de cultuurhistorische waarden in onevenredige mate worden of kunnen worden aangetast dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet in onevenredige mate worden of kunnen worden verkleind.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 10 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 11 Algemene bouwregels

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen binnen bouwvlakken of bestemmingsvlakken worden ondergeschikte bouwdelen als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten en overstekende daken, ingangspartijen, luifels, balkons en galerijen buiten beschouwing gelaten, mits:

  • a. de bouw- dan wel bestemmingsgrens met niet meer dan 1 m wordt overschreden.

Artikel 12 Algemene gebruiksregels

12.1 Strijdig gebruik

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- of vliegtuigen;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken voor de opslag van schroot, afbraak- en bouwmaterialen, grond, bodemspecie en zandopslag en het storten van puin en afvalstoffen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • d. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 13 Overige regels

13.1 Regeling
13.1.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien;
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de beleidsregels Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018, vastgesteld 8 mei 2018, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen nadere eisen worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging of -uitbreiding van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt ook begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij de parkeergelegenheid die is vereist en aangelegd op grond van lid 13.1.1 onder b en d niet in stand wordt gelaten;

  • d. Ten aanzien van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de beleidsregels Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018, vastgesteld 8 mei 2018, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging of -uitbreiding. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en c en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien:
    • 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien.

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van het bepaalde in de Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018, vastgesteld 8 mei 2018, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.

  • f. Het bevoegd gezag maakt niet eerder gebruik van een in een moederplan gegeven wijzigingsbevoegdheid dan nadat is verzekerd dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien ten behoeve van de nieuwe functie of de intensivering van de bestaande functie. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden.
  • g. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien:
    • 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien.

Onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van het bepaalde in de Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018, vastgesteld 8 mei 2018, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.

13.1.2 Laad- en losruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte, die bepaald is op basis van de daarvoor geldende CROW normen. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien:
  • 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
  • 2. op andere geschikte wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 14 Overgangsrecht

14.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van sub a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in sub a met maximaal 10%.
  • c. Sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
14.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde in sub a te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sub a is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 15 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: Regels van het bestemmingsplan 'Scharwoude 12-16'.