direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Parkeren
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.BPParkeren-va01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding

Op 1 juli 2018 zijn de stedenbouwkundige bepalingen in de gemeentelijke Bouwverordening komen te vervallen. Een belangrijk gevolg hiervan is dat de daarin specifiek geregelde parkeerregels eveneens komen te vervallen. Die parkeerregels hebben een directe relatie met de inhoud van bestemmingsplannen en beheersverordeningen. Het is daarom van belang om een regeling te maken voor alle bestemmingsplannen en beheersverordeningen waarin nog niet is voorgesorteerd op deze wetswijziging, zodanig dat de parkeerregels ook in die bestemmingsplannen en beheersverordeningen van toepassing worden.

Het is mogelijk om voor meerdere bestemmingsplannen tegelijkertijd een aanvullende bestemmingsplanregeling te maken. Dit kan in de vorm van een zogenaamd paraplubestemmingsplan, op grond waarvan voor de daaronder vallende bestemmingsplannen een aanvullende regeling wordt opgesteld. Omdat de regeling overkoepelend geldt voor een aantal bestemmingsplannen wordt het een paraplubestemmingsplan genoemd.

Tegelijkertijd wordt voor hetzelfde onderwerp ook een partiële herziening voor de beheersverordening die in de gemeente geldt, opgesteld. Die beheersverordening heeft hetzelfde doel, maar kan juridisch gezien geen onderdeel uitmaken van het paraplubestemmingsplan, omdat het gaat om verschillende ruimtelijke instrumenten met elk een eigen procedure.

Het voorliggende bestemmingsplan voorziet in een parapluregeling voor de parkeerregeling. Meer hierover is uitgewerkt in hoofdstuk 2.

De plannen waarop dit parapluplan betrekking heeft, zijn opgenomen in de toepassingsbepaling van artikel 2 van de regels.

1.2 Leeswijzer

Hoofdstuk 2 bevat de toelichting op het te herziene onderdeel van de betreffende bestemmingsplannen. In hoofdstuk 3 wordt uitgelegd op welke wijze de juridische regeling in elkaar zit en ten slotte wordt in hoofdstuk 4 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Te herziene onderwerpen

Op 29 november 2014 is de Reparatiewet BZK 2014 in werking getreden. Deze wet regelt dat de grondslag voor stedenbouwkundige bepalingen in de bouwverordening per 1 juli 2018 zijn komen te vervallen. Dit betekent dat voor onder andere parkeernormen niet meer kan worden getoetst aan de bepalingen uit de bouwverordening. In bestemmingsplannen die zijn vastgesteld na 29 november 2014 moet daarom een parkeerregeling zijn opgenomen. Op grond van artikel 3.1.2, lid 2, onder a van het Besluit ruimtelijke ordening kan in deze parkeerregeling worden verwezen naar gemeentelijk parkeerbeleid waarin parkeernormen zijn opgenomen.

Bij het realiseren van voldoende parkeergelegenheid hoeven geen bestaande tekorten te worden opgelost. De te realiseren parkeergelegenheid moet voldoende zijn voor het bouwwerk waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht.

Van de verplichting om voldoende parkeergelegenheid te realiseren kan worden afgeweken. In stads- en dorpscentra waar parkeergelegenheid en parkeerbehoefte niet op elkaar aansluiten kan dit zinvol zijn. Door af te wijken kan een functie met een parkeerbehoefte toch worden toegelaten zonder dat er op eigen terrein of in de omgeving voldoende parkeerplaatsen zijn.

In de recentere bestemmingsplannen van de gemeente Koggenland is al een parkeerregel opgenomen. Die parkeerregel is in de meeste gevallen anders geformuleerd dan de nu voorgestelde parkeerregel op basis van het gemeentelijk beleid. Om die reden wordt de parkeerregel in bestemmingsplannen die al een parkeerregel bevatten, vervangen door de nieuwe parkeerregel.

In de bestemmingsplannen van de gemeente Koggenland die geen parkeerregel bevatten, wordt via deze parapluregeling een nieuw artikel opgenomen waarin het parkeerbeleid wordt geregeld.

De gemeente heeft voor het landelijk gebied en alle bedrijventerreinen specifieke bestemmingsplannen vastgesteld, waarin eveneens geen goede parkeerregel is opgenomen. Voor het landelijk gebied is dat nu opgelost door de parkeerregel op te nemen in een reparatieplan. Het bestemmingsplan voor alle bedrijventerreinen wordt herzien met deze parapluregeling. Voor alle kernen is een bestemmingsplan in voorbereiding, ten behoeve waarvan een beheersverordening is vastgesteld. Die beheersverordening kan niet onder de werking van dit paraplubestemmingsplan worden gebracht. De beheersverordening wordt separaat herzien.

Hoofdstuk 3 Juridische regeling

Dit bestemmingsplan bevat een nieuw artikel (Overige regels) waarin de nieuwe parkeernormen van toepassing worden verklaard op dan wel worden vervangen in de bestemmingsplannen die in de toepassingsregels in artikel 2 zijn genoemd.

De andere artikelen in dit parapluplan zijn opgenomen omdat dat op basis van het Besluit ruimtelijke ordening verplicht is. Het betreft de volgende artikelen. In artikel 1 (Begrippen) is aangegeven wat het identificatienummer van het plan is en welke onderdelen het juridische deel van het plan omvat. In artikel 3 is de anti-dubbeltelregeling opgenomen. Deze standaardbepaling is bedoeld om te voorkomen dat van ruimte die in een bestemmingsplan voor de realisering van een bepaald gebruik of functie mogelijk is gemaakt, na realisering daarvan, ten gevolge van feitelijke functie- of gebruiksverandering van het gerealiseerde, opnieuw zou kunnen worden gebruik gemaakt. Verder is er een (verplichte) standaardbepaling voor het overgangsrecht opgenomen (artikel 5). Deze overgangsbepalingen gelden uitsluitend voor het bouwen en gebruik dat voortvloeit uit de parkeerregeling. Het overgangsrecht van de 'onderliggende' bestemmingsplannen blijft onverkort van toepassing.

De regels worden bekrachtigd met een slotregel (artikel 6).

Hoofdstuk 4 Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop burgers en andere belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Omdat geen sprake is van een nieuw beleidsvoornemen, is inspraak ingevolge de gemeentelijke Inspraakverordening niet nodig. Wel is de provincie Noord-Holland over deze werkwijze in het kader van het wettelijke verplichte vooroverleg ex artikel 3.1.1 Besluit ruimtelijke ordening (Bro) geïnformeerd. De provincie heeft aangegeven dat het plan geen aanleiding geeft tot het maken van opmerkingen.

Het ontwerpbestemmingsplan is daarna zes weken ter inzage gelegd. In deze periode heeft eenieder zijn zienswijze kenbaar kunnen maken. Zowel de provincie als het hoogheemraadschap hebben een kennisgeving ontvangen van de ter inzage legging van het ontwerpbestemmingsplan. Er zijn geen zienswijzen ingediend. Vervolgens heeft de gemeenteraad het ontwerpplan op 17 juni 2019 ongewijzigd vastgesteld.

Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat voor diegenen die een verschoonbare reden hebben dat zij eerder geen zienswijze hebben ingediend de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.