direct naar inhoud van Regels
Plan: Hensbroek - Julianaweg 6a
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.BPLGJulianaweg6a-va01

Regels

Hoofdstuk 1 INLEIDENDE REGELS

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan:

het bestemmingsplan Hensbroek - Julianaweg 6a met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPLGJulianaweg6a-va01 van de gemeente Koggenland;

1.2 bestemmingsplan:

de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlage;

1.3 afhankelijke woonruimte:

een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met het woonhuis en waarin uit een oogpunt van mantelzorg een gedeelte van de huishouding is gehuisvest;

1.4 ander bouwwerk:

een bouwwerk, geen gebouw, geen bijbehorend bouwwerk en geen overkapping zijnde;

1.5 bebouwing:

één of meer gebouwen en/of andere bouwwerken ;

1.6 bedrijfsgebouw:

een gebouw, dat dient voor de uitoefening van een bedrijf;

1.7 bedrijfsmatige activiteiten in woonhuizen:

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend;

1.8 bedrijfsvloeroppervlakte:

de totale vloeroppervlakte van de ruimte binnen een functie die wordt gebruikt voor een bedrijf of een aan-huis-verbonden beroep, inclusief opslag- en administratieruimten en dergelijke;

1.9 bedrijfswoning:

een woning in of bij een gebouw of op een terrein, kennelijk slechts bedoeld voor (het huishouden van) een persoon, wiens huisvesting daar gelet op de bestemming van het gebouw of het terrein noodzakelijk is;

1.10 beroepsuitoefening aan huis:

het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt;

1.11 bestemmingsgrens:

de grens van een bestemmingsvlak;

1.12 bestemmingsvlak:

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming;

1.13 bijbehorend bouwwerk:

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd gebouw, of overkapping;

1.14 bouwen:

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk;

1.15 bouwgrens:

de grens van een bouwvlak;

1.16 bouwperceel:

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de voorschriften een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.17 bouwperceelgrens:

een grens van een bouwperceel;

1.18 bouwvlak:

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en andere bouwwerken, zijn toegelaten;

1.19 bouwwerk:

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal, die hetzij direct, hetzij indirect met de grond is verbonden, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond;

1.20 detailhandel:

het bedrijfsmatig te koop aanbieden, waaronder begrepen de uitstalling ten verkoop, het verkopen en/of leveren van goederen aan personen die die goederen kopen voor gebruik, verbruik of aanwending anders dan in de uitoefening van een beroeps- of bedrijfsactiviteit;

1.21 erker:

een hoek- of rondvormig uitgebouwd deel van een hoofdgebouw, bouwkundig bestaande uit een "lichte" constructie met een overwegend transparante uitstraling;

1.22 gebouw:

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.23 glastuinbouwbedrijf:

een volwaardig agrarisch bedrijf met een in hoofdzaak niet-grondgebonden agrarische bedrijfsvoering in de vorm van het telen van gewassen, waarbij de productie in kassen, schuurkassen, kasschuren, bollentrekkassen en/of warenhuizen plaatsvindt;

1.24 hoofdgebouw:

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is;

1.25 kampeermiddel:

een tent, een tentwagen, een kampeerauto, een caravan of een stacaravan, dan wel enig ander daarmee vergelijkbaar voertuig of onderkomen, dat geheel of ten dele is bestemd of opgericht dan wel wordt of kan worden gebruikt voor recreatief nachtverblijf;

1.26 kas:

een gebouw, waaronder begrepen permanente boog-, rol- en gaaskassen dan wel naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken , niet zijnde tunnelkassen of naar de aard daarmee vergelijkbaar bouwwerken, waarvan de wanden en het dak geheel of grotendeels bestaan uit glas of ander lichtdoorlatend materiaal, dienend tot het kweken van groenten, vruchten, bloemen of planten;

1.27 mantelzorg:

het bieden van zorg aan een ieder die hulpbehoevend is op het fysieke, psychische en/of sociale vlak, op vrijwillige basis en buiten organisatorisch verband in de vorm van inwoning en/of afhankelijke woonruimte; Als afhankelijke woonruimte wordt aangemerkt een bijbehorend bouwwerk dat qua ligging een ruimtelijke eenheid vormt met de woning en waarin een gedeelte van de huishouding uit een oogpunt van mantelzorg is gehuisvest;

1.28 onzelfstandige woonruimte:

een woonruimte die niet is voorzien van een toilet of keuken of bad- en douchegelegenheid;

1.29 overkapping:

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand;

1.30 paardenbak:

buitenrijbaan ten behoeve van paardrijactiviteiten, voorzien van een zandbed en al dan niet voorzien van een omheining;

1.31 pand:

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is;

1.32 peil:
  • a. indien op het land wordt gebouwd:
    • 1. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
    • 2. voor een bouwwerk op een perceel, waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst:
      • de hoogte van het terrein ter hoogte van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw;
    • 3. voor gebouwen, gesitueerd op een dijk of talud, indien de voorgevel van een gebouw wordt gesitueerd binnen een afstand van 5,00 meter uit de grens van een bestemming 'Verkeer', de kruin van de dijk;
    • 4. voor gebouwen gesitueerd langs een dijk of talud, indien de voorgevel van een gebouw gelegen is binnen een afstand van 5,00 meter uit de grens van de bestemming 'Verkeer', de bovenkant van de weg;
  • b. indien op of in het water wordt gebouwd:
    • 1. de hoogte van het terrein ter plaatse van het meest nabijgelegen punt waar het water grenst aan het vaste land;
1.33 schuurkas:

gebouwen met stenen, houten, kunststof of metalen wanden en een dak van lichtdoorlatend materiaal;

1.34 seksinrichting:

een voor het publiek toegankelijke besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in de omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht of vertoningen van erotische/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische-massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar;

1.35 silo:

een bouwwerk ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.36 torensilo:

een gebouw ten behoeve van opslagdoeleinden;

1.37 veredelingsbedrijf:

een bedrijf met een bedrijfsvoering die gericht is op gewasveredeling, waarbij de bedrijfsactiviteiten geheel of gedeeltelijk in kassen plaatsvinden;

1.38 waterbassin:

een bak voor de opslag van water ten behoeve van de bedrijfsuitoefening;

1.39 woning:

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden of een daarmee gelijk te stellen vorm van huisvesting;

1.40 woonhuis:

een gebouw, dat één woning omvat, dan wel twee of meer naast elkaar en/of geheel of gedeeltelijk boven elkaar gelegen woningen omvat en dat qua uiterlijke verschijningsvorm als een eenheid beschouwd kan worden.

Artikel 2 Wijze van meten

Bij toepassing van deze regels wordt als volgt gemeten:

2.1 de dakhelling:

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak;

2.2 de goothoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel;

2.3 de inhoud van een bouwwerk:

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen;

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk:

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen;

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk:

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 BESTEMMINGSREGELS

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. het agrarisch grondgebruik;
  • b. cultuurgrond;
  • c. het behoud, het herstel en de ontwikkeling van de landschappelijke, natuurlijke en cultuurhistorische waarden;

met daaraan ondergeschikt:

  • d. nutsvoorzieningen;
  • e. extensief dagrecreatief medegebruik;
  • f. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • g. sloten, vaarten, en daarmee gelijk te stellen waterlopen;

met de daarbijbehorende:

  • h. andere bouwwerken;
3.2 Bouwregels
3.2.1 Gebouwen en overkappingen

Op of in deze gronden zullen geen gebouwen en overkappingen worden gebouwd.

3.2.2 3.2.2 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken en kleinschalige duurzame windenergiewinning worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken zal ten hoogste 1,50 m bedragen.
3.3 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het opslaan van mest en/of overige landbouwproducten;
  • b. het gebruik van de gronden ten behoeve van de teelt van bloembollen;
  • c. het gebruik van gronden ten behoeve van sierteelt, fruitteelt, boomteelt, houtteelt of overige opgaande meerjarige teeltvormen;
  • d. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak.
3.4 Wijzigingsbevoegdheid
3.4.1 Wijziging naar glastuinbouwbedrijf

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Agrarisch' wordt gewijzigd in de bestemming 'Agrarisch - Glastuinbouw', waarbij ter plaatse de aanduiding "bouwvlak" wordt aangebracht, 'Verkeer - Fiets- en voetpaden' en 'Water', mits:

  • a. na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid de regels van artikel 4 van dit bestemmingsplan en de artikelen 32 en 34 van overeenkomstige toepassing zijn;
  • b. ten hoogste twee nieuwe bedrijfswoningen worden voorzien van de aanduiding 'bedrijfswoning', waarbij de aanduiding van één bedrijfswoning op een bestaande plek wordt verwijderd, zodanig dat binnen het plangebied ten hoogste drie bedrijfswoningen aanwezig zijn;
  • c. de landschappelijke inpassing overeenkomstig het gestelde in het Beeldkwaliteitsplan in bijlage 1 in het wijzigingsplan wordt vastgelegd;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de milieusituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden, de woonsituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • e. de waterbeheerder om advies is gevraagd in verband met de waterhuishoudkundige situatie en de maximaal te hanteren afvoernorm.

Artikel 4 Agrarisch - Glastuinbouw

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch - Glastuinbouw' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. bedrijfsgebouwen, waaronder kassen, ten behoeve van een veredelings- en kwekerijbedrijf;
  • b. waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • c. landschappelijke inpassing, ter plaatse van de aanduiding "groen";
  • d. nutsvoorzieningen, ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening;

met daaraan ondergeschikt:

  • e. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • f. wegen en paden;

met de daarbijbehorende:

  • g. bedrijfswoningen ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" en bijbehorende bouwwerken bij bedrijfswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • h. verhardingen;
  • i. tuinen, erven en terreinen;
  • j. andere bouwwerken, waaronder waterbassins ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - waterbassin".
4.2 Bouwregels
4.2.1 Bedrijfsgebouwen

Voor het bouwen van bedrijfsgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. per bestemmingsvlak mogen uitsluitend bedrijfsgebouwen ten behoeve van één veredelingsbedrijf worden gebouwd;
  • b. een bedrijfsgebouw zal binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. een bedrijfswoning zal uitsluitend ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" worden gebouwd;
  • d. ter plaatse van de aanduiding "bedrijfswoning" zal ten hoogste 1 bedrijfswoning worden gebouwd;
  • e. de goot- en bouwhoogte van een bedrijfsgebouw zal ten hoogste de ter plaatse van de aanduiding "maximale goot- en bouwhoogte (m)" aangegeven hoogte bedragen;
  • f. de goothoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een bedrijfswoning zal ten hoogste 10,00 m bedragen;
  • h. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten minste 15° bedragen;
  • i. de dakhelling van een bedrijfswoning zal ten hoogste 60° bedragen.
4.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning gelden de volgende regels:

  • a. bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter (het verlengde van) de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van de bedrijfswoning worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning zal ten hoogste 80 m² per bedrijfswoning bedragen;
  • c. de goothoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste gelijk zijn aan de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van de bedrijfswoning waaraan wordt gebouwd, vermeerderd met 0,25 m;
  • d. de bouwhoogte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • f. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk, met uitzondering van overkappingen, zal ten hoogste 6,50 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaande overkapping zal ten hoogste 3,00 m bedragen.
4.2.3 Bouwwerk ten behoeve van nutsvoorzieningen


Voor het bouwen van een bouwwerk ten behoeve van nutsvoorzieningen gelden de volgende regels:

  • a. het bouwwerk zal uitsluitend worden gebouwd ter plaatse van de aanduiding "nutsvoorziening;
  • b. de bouwhoogte van het bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m bedragen.

4.2.4 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een waterbassin zal uitsluitend worden aangelegd ter plaatsing van de aanduiding "specifieke vorm van agrarisch - waterbassin";
  • b. de bouwhoogte van waterbassins zal ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • c. silo's mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de bouwhoogte van silo's zal ten hoogste 8,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • f. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • g. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen met dien verstande dat de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen achter de naar de weg gekeerde gevel(s) van de gebouwen ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • h. er zullen geen andere bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • i. de bouwhoogte van de overige andere bouwwerken zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
4.3 Afwijken van de bouwregels
4.3.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.2.4 onder h in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
4.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel, anders dan productiegebonden detailhandel tot een oppervlakte van 100 m²;
  • b. het splitsen van een bedrijfswoning zodanig dat er meer dan één woning ontstaat of er meer dan één huishouden in de bedrijfswoning woonachtig is;
  • c. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in bedrijfswoningen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van de bedrijfswoning met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van de bedrijfswoning is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • e. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken bij een bedrijfswoning voor bewoning;
  • f. het gebruik van de gronden ten behoeve van een paardrijbak;
  • g. het in gebruik nemen van de nieuwe bouwwerken ten behoeve van de uitbreiding van het glastuinbouwbedrijf aan de westzijde zonder realisatie en instandhouding van landschappelijke inpassing ter plaatse van de aanduiding "groen", uitgevoerd conform de voorwaarden uit het Beeldkwaliteitplan (bijlage 1).
4.5 Afwijken van de gebruiksregels
4.5.1 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 4.4 onder f in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter de bedrijfswoning wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).

Artikel 5 Wonen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. woonhuizen met bijbehorende bouwwerken al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten;
  • b. woonhuizen op de wijze van plattelandswoningen met bijbehorende bouwwerken bij plattelandswoningen, al dan niet in combinatie met ruimte voor beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten, ter plaatse van de aanduiding "specifieke vorm van wonen - plattelandswoning";

met daaraan ondergeschikt:

  • c. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • d. wegen en paden;
  • e. water;

met de daarbijbehorende:

  • f. tuinen, erven en terreinen;
  • g. andere bouwwerken
5.2 Bouwregels

Deze bouwregels zijn eveneens van toepassing voor functies die na afwijken van de gebruiksregels aan de bestemming zijn toegevoegd.

5.2.1 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. als hoofdgebouw mogen uitsluitend woonhuizen worden gebouwd;
  • b. per bestemmingsvlak zal ten hoogste één hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. een hoofdgebouw zal binnen een bouwvlak worden gebouwd;
  • d. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg zal ten minste de bestaande afstand bedragen;
  • e. de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen zal ten minste 5,00 m bedragen;
  • f. de goothoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 6,00 m bedragen;
  • g. de dakhelling van een hoofdgebouw zal ten minste 45° en ten hoogste 60° bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een hoofdgebouw zal ten hoogste 10,00 m bedragen.
5.2.2 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. de bijbehorende bouwwerken zullen ten minste 3,00 m achter de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel in of achter het verlengde daarvan worden gebouwd;
  • b. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken bij een hoofdgebouw zal ten hoogste 80,00 m² bedragen, tenzij de bestaande oppervlakte meer bedraagt, in welk geval de gezamenlijke oppervlakte ten hoogste de bestaande oppervlakte zal bedragen;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken zal, met inachtneming van het gestelde onder b, ten hoogste 80% van de oppervlakte van het hoofdgebouw bedragen;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van de bijbehorende bouwwerken zal ten hoogste 50% van het zij- en achtererf bij een hoofdgebouw bedragen;
  • e. de goothoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 3,00 m bedragen. Voor aangebouwde bijbehorende bouwwerken geldt dat de goothoogte ten hoogste de bouwhoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw zal bedragen, vermeerderd met 0,25 m;
  • f. de dakhelling van een bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 60º bedragen;
  • g. de bouwhoogte van een vrijstaand bijbehorend bouwwerk zal ten hoogste 5,00 m, van een aangebouwd bijbehorend bouwwerk ten hoogste 6,50 m en van een overkapping ten hoogste 3,00 m bedragen;
  • h. de afstand van vrijstaand bijbehorend bouwwerk tot het dichtstbijzijnde punt van het woonhuis zal ten hoogste 50,00 m bedragen.
5.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. er zullen geen bouwwerken ten behoeve van paardrijbakken worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte van andere bouwwerken ten behoeve van kleinschalige duurzame windenergiewinning zal ten hoogste 10,00 m bedragen, tenzij het ander bouwwerk wordt geplaatst op een dak in welk geval de bouwhoogte ten hoogste 5,00 m zal bedragen;
  • c. de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen zal ten hoogste 1,00 m bedragen, met dien verstande dat de bouwhoogte van toegangspoorten ten hoogste 3,00 m zal bedragen en de bouwhoogte van erf- en terreinafscheidingen vanaf 1,00 m achter de voorgevel van het hoofdgebouw ten hoogste 2,00 m zal bedragen;
  • d. de bouwhoogte van palen en masten zal ten hoogste 7,00 m bedragen;
  • e. de bouwhoogte van overige andere bouwwerken, niet zijnde een onoverdekt zwembad, zal ten hoogste 3,00 m bedragen
  • f. een onoverdekt zwembad zal achter (het verlengde van) de achtergevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • g. de oppervlakte van een onoverdekt zwembad zal ten hoogste 50 m² bedragen;
  • h. de bouwhoogte van een onoverdekt zwembad zal ten hoogste 0,50 m bedragen.
5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Afstand hoofdgebouw tot de weg

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder d in die zin dat de afstand van een hoofdgebouw ten opzichte van de weg wordt verkleind, mits:

  • a. de geluidsbelasting van de geluidsgevoelige objecten niet hoger is dan de daarvoor geldende voorkeursgrenswaarde of een vastgestelde hogere grenswaarde;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld, de milieusituatie, de woonsituatie, de natuurlijke en landschappelijke waarden en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.2 Afstand tot de zijdelingse perceelgrens

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder e in die zin dat de afstand van hoofdgebouwen ten opzichte van de zijdelingse perceelgrenzen wordt verkleind, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.3 Afwijken dakhelling

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.1 onder g in die zin dat een hoofdgebouw wordt voorzien van een andere dakvorm of wordt gebouwd met een afwijkende dakhelling, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.4 Afstand bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder a in die zin dat de afstand van een bijbehorend bouwwerk tot de naar de weg(en) gekeerde gevel(s) van het hoofdgebouw dan wel het verlengde daarvan wordt verkleind, indien de bouwmogelijkheden op het perceel bij handhaving van de afstand van 3,00 m in onevenredige mate worden aangetast, mits:

  • a. het vrijliggende karakter van de zijgevel van het hoofdgebouw niet in onevenredige mate wordt of kan worden aangetast;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het bebouwingsbeeld en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.5 Vergroten aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.2 onder c in die zin dat de gezamenlijke oppervlakte van de aangebouwde bijbehorende bouwwerken, met inachtneming van het gestelde onder 5.2.2 onder b, ten hoogste 100% van de oppervlakte van het hoofdgebouw zal bedragen, mits:

  • geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de landschappelijke waarden, het bebouwingsbeeld, en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.3.6 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.2.3 onder a in die zin dat paardrijbakken worden toegestaan, mits:

  • tevens de in lid 5.5.3 bedoelde omgevingsvergunning wordt verleend.
5.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met deze bestemming, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten in hoofdgebouwen en bijbehorende bouwwerken, tenzij:
    • 1. de bedrijfsvloeroppervlakte ten behoeve van een beroepsuitoefening aan huis c.q. bedrijfsmatige activiteiten minder bedraagt dan 30% van de begane grondvloeroppervlakte van het hoofdgebouw met bijbehorende bouwwerken binnen een bestemmingsvlak, met een maximum oppervlakte van 100 m²;
    • 2. de woonfunctie behouden blijft;
    • 3. degene die de activiteiten uitvoert, bewoner van het hoofdgebouw is;
    • 4. er geen detailhandel plaatsvindt;
    • 5. de activiteiten niet meldingplichtig of vergunningplichtig zijn ingevolge de Wet milieubeheer respectievelijk de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
    • 6. de verkeers- en parkeerdruk in de naaste omgeving niet onevenredig toeneemt;
  • b. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van verblijfsrecreatieve doeleinden;
  • c. het gebruik van woonhuizen voor meer dan één woning;
  • d. het gebruik van vrijstaande bijbehorende bouwwerken ten behoeve van bewoning;
  • e. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van detailhandel;
  • f. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van agrarische bedrijfsactiviteiten;
  • g. het gebruik van de gronden ten behoeve van de aanleg van een paardrijbak, anders dan waarvoor in het verleden planologische medewerking is verleend;
  • h. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van kamerverhuur.
5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Productiegebonden detailhandel

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder f in die zin dat de gronden en gebouwen worden gebruikt voor de uitoefening van productiegebonden detailhandel, mits:

  • a. de bruto verkoopvloeroppervlakte ten hoogste 10% van de gezamenlijke oppervlakte aan bijbehorende bouwwerken, met een maximum van 50 m², mag bedragen;
  • b. de functie vanuit de bestaande bebouwing moet worden uitgeoefend;
  • c. er sprake is van verkoop van ter plaatse bereide, verwerkte en/of toegepaste producten met een lokaal verzorgingsgebied;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.2 Bed and breakfast

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder b in die zin dat een gebouw in combinatie met het wonen wordt gebruikt voor logiesverstrekking ten behoeve van recreatieve bewoning in de vorm van bed and breakfast, mits:

  • a. er per bestemmingsvlak ten hoogste 6 logieskamers ten behoeve van de recreatieve bewoning worden ingericht;
  • b. de oppervlakte per logieskamer ten hoogste 30 m² zal bedragen;
  • c. er in of nabij de logieskamers geen zelfstandige kookruimtes worden aangebracht;
  • d. er een nachtregister wordt bijgehouden;
  • e. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • f. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • g. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
5.5.3 Paardrijbakken

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder h in die zin dat gronden worden gebruikt voor de aanleg van een paardrijbak uitsluitend voor het hobbymatige gebruik (inclusief uitrijbak), mits:

  • a. de paardrijbak achter (het verlengde van) de achtergevel en direct aansluitend op het perceelsgedeelte achter het hoofdgebouw wordt aangelegd;
  • b. de oppervlakte van een paardrijbak ten hoogste 1.000 m² bedraagt;
  • c. verlichting is toegestaan onder de voorwaarden dat de verlichting objectgericht is, niet buiten de perceelsgrenzen schijnt en niet brandt tussen 21.00 uur en zonsopgang;
  • d. er vanwege de paardrijbak geen hinder (geur, geluid, licht en stof) wordt veroorzaakt voor nabijgelegen woningen van derden (minimale afstand van dichtstbijgelegen punt van de paardrijbak 50 m tot de woning).
5.5.4 Kamerverhuur

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 5.4 onder i in die zin dat een hoofdgebouw wordt gebruikt ten behoeve van kamerverhuur, mits:

  • a. er per hoofdgebouw kamerverhuur voor ten hoogste 8 personen wordt ingericht;
  • b. het parkeren op eigen terrein plaatsvindt;
  • c. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de in geding zijnde belangen, waaronder die van omwonenden en (agrarische) bedrijven;
  • d. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de woonsituatie, de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

Artikel 6 Waarde - Archeologie 2

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 2' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
6.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van 100 m² of minder;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld;
  • c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 100 m² bedraagt;
  • d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 100 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,40 m onder het maaiveld.
6.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 6.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
6.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
6.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 6.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. een oppervlakte van niet meer dan 100 m² en een diepte van niet meer dan 0,40 m betreffen.
6.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
6.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 2' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

 

Artikel 7 Waarde - Archeologie 3

7.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
7.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van 500 m² of minder;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
  • c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 500 m² bedraagt;
  • d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 500 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
7.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 7.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
7.4.1 Vergunningplicht

Voor het uitvoeren van de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
7.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 7.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. een oppervlakte van niet meer dan 500 m² en een diepte van niet meer dan 0,35 m betreffen.
7.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
7.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' geheel of gedeeltelijk wordt verwijderd, indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Artikel 8 Waarde - Archeologie 5

8.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor:

  • het behoud van de aldaar in of op de grond aanwezige archeologische waarden.
8.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en) worden in of op deze gronden geen bouwwerken gebouwd, met uitzondering van:

  • a. bouwwerken met een oppervlakte van 20.000 m² of minder;
  • b. bouwwerken met een oppervlakte van meer dan 20.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld;
  • c. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken niet meer dan 20.000 m² bedraagt;
  • d. bouwwerken ter vervanging van bestaande bouwwerken al dan niet in combinatie met een uitbreiding, waarbij de gezamenlijke oppervlakte van de bouwwerken meer bedraagt dan 20.000 m², maar waarbij geen grondroerende werkzaamheden plaatsvinden dieper dan 0,35 m onder het maaiveld.
8.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 8.2 in die zin dat de in de andere daar voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de bouwactiviteiten onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting het bouwen te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
8.4.1 Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is, ongeacht het bepaalde in de andere daar voorkomende bestemming(en), een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het aanbrengen van diepwortelende beplanting of bomen;
  • b. het rooien of vellen van houtopstanden;
  • c. de aanleg van verhardingen;
  • d. het afgraven, ophogen of egaliseren van gronden;
  • e. het graven, verbreden of dempen van sloten alsmede het aanleggen en intensiveren van drainage;
  • f. het in de grond brengen van voorwerpen;
  • g. het verrichten van graafwerkzaamheden;
  • h. het aanbrengen van ondergrondse of bovengrondse transport-, energie- of telecommunicatieleidingen en de daarmee verband houdende constructies, installaties of apparatuur.
8.4.2 Uitzonderingen

Het bepaalde in 8.4.1 is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud, gebruik en beheer betreffen, waaronder begrepen het vervangen van drainagewerken;
  • b. reeds in uitvoering zijn ten tijde van het van kracht worden van het plan;
  • c. een oppervlakte van niet meer dan 20.000 m² en een diepte van niet meer dan 0,35 m betreffen.
8.4.3 Toetsingscriteria

De omgevingsvergunning wordt slechts verleend mits:

  • a. is aangetoond dat geen archeologische waarden aanwezig zijn, dan wel;
  • b. is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig worden geschaad, dan wel;
  • c. de volgende voorwaarden in acht worden genomen, indien is aangetoond dat de archeologische waarden door de werken en/of werkzaamheden niet onevenredig kunnen worden verstoord:
    • 1. een verplichting tot het treffen van technische maatregelen, waardoor archeologische resten in de bodem kunnen worden behouden en/of een verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 2. een verplichting de werkzaamheden te laten begeleiden door een deskundige op het terrein van de archeologische monumentenzorg.
8.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen door de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' geheel of gedeeltelijk te verwijderen indien op basis van archeologisch onderzoek door een archeologisch deskundige is aangetoond dat ter plaatse geen archeologische waarden (meer) aanwezig zijn.

Hoofdstuk 3 ALGEMENE REGELS

Artikel 9 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Een eenmaal als bedrijfswoning gerealiseerd bouwwerk blijft bij de toepassing van deze regels aangemerkt als bedrijfswoning.

Artikel 10 Algemene bouwregels

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de bouwregels in de gebiedsbestemmingen en de overige bestemmingen uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons, serres, entreeportalen, veranda's en afdaken, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,50 m;
  • b. tot de voorgevels van gebouwen behorende erkers onder de volgende voorwaarden:
    • 1. de afstand tot de naar de weg gekeerde perceelgrens zal ten minste 2,00 m bedragen;
    • 2. de horizontale diepte van een erker zal ten hoogste 1,50 m bedragen;
    • 3. de oppervlakte van een erker zal ten hoogste 10,00 m² bedragen;
    • 4. de breedte van een erker zal ten hoogste 75% van de breedte van de voorgevel van het gebouw waar tegen aan wordt gebouwd bedragen;
    • 5. de goothoogte van een erker zal ten hoogste de bouwhoogte van de eerste verdiepingsvloer van het gebouw waar tegen aan wordt gebouwd bedragen;
  • c. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 1,00 m.

Artikel 11 Algemene gebruiksregels

11.1 Specifieke gebruiksregels

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden voor de opslag van schroot en afbraak- en bouwmaterialen, anders dan ten behoeve van de uitvoering van krachtens de bestemming toegelaten bouwactiviteiten en werken en werkzaamheden;
  • b. de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • c. het storten van puin en afvalstoffen;
  • d. het gebruik van de gronden en bouwwerken ten behoeve van een seksinrichting;
  • e. het gebruik van de gronden als standplaats voor kampeermiddelen.

Artikel 12 Algemene aanduidingsregels

12.1 Veiligheidszone - bevi
12.1.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'Veiligheidszone - bevi' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor het tegengaan van

  • het bouwen en/of gebruiken van gebouwen als beperkt kwetsbaar object vanwege locaties voor risicovolle inrichtingen.
12.1.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere ter plaatse voorkomende bestemmingen mogen op of in deze gronden geen beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, met uitzondering van bestaande bouwwerken.

12.1.3 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 12.1.2 in die zin dat beperkt kwetsbare objecten worden gebouwd, mits:

  • hierdoor geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de veiligheid van personen.
12.1.4 Specifieke gebruiksregels

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken met deze bestemming wordt in ieder geval gerekend:

  • het gebruik van gronden en bouwwerken als beperkt kwetsbaar object, met uitzondering van bestaand gebruik.
12.2 vrijwaringszone - dijk
12.2.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - dijk' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van het doelmatig en veilig functioneren van de waterkeringen.

12.2.2 Bouwregels gebouwen en andere bouwwerken

In afwijking van het bepaalde bij de ter plaatse voorkomende bestemming(en) mogen op of in deze gronden geen gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, anders dan ten behoeve van deze gebiedsaanduiding.

12.2.3 Andere bouwwerken

Voor het bouwen van andere bouwwerken geldt de volgende regel:

  • de bouwhoogte van andere bouwwerken, ten behoeve van deze aanvullende bestemming, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging en regeling van het verkeer te water, zal ten hoogste 2,00 m bedragen.
12.2.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 12.2.2 in die zin dat in de daar voorkomende bestemmingen genoemde gebouwen en andere bouwwerken, worden gebouwd, mits:

  • a. vooraf advies wordt ingewonnen van het waterschap;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bescherming, ophoging, verbreding en verbetering van het doelmatig en veilig functioneren van de nabijgelegen waterkering.
12.2.5 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en Wethouders kunnen het plan wijzigen in die zin dat de aanduiding 'vrijwaringszone - dijk' ter plaatse wordt verwijderd, mits:

  • het definitieve tracé van de reserveringszone is vastgesteld en de algemene aanduidingsregel aan dit tracé wordt aangepast.
12.3 vrijwaringszone - molenbiotoop
12.3.1 Aanduidingsomschrijving

De voor 'vrijwaringszone - molenbiotoop' aangeduide gronden zijn mede bestemd voor de bescherming van de functie van de in het aanliggende gebied gesitueerde molen als werktuig en zijn waarde als landschapsbepalend element.

12.3.2 Bouwregels

In afwijking van het bepaalde bij de andere daar voorkomende bestemming(en) mag op of in deze gronden niet hoger worden gebouwd dan:

  • a. binnen een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte die gelijk is aan de hoogte van de onderste punt van de verticaal staande wiek van de molen;
  • b. buiten een afstand van 100 m van de molen: de bouwhoogte genoemd onder a vermeerderd met 1/100 van de afstand tussen het bouwwerk en de molen.
12.3.3 Uitzondering

De regels genoemd in lid 12.3.2 gelden niet voor bestaande gebouwen en bouwwerken.

12.3.4 Afwijken van de bouwregels

Met een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sublid 12.3.2 in die zin dat de in de ter plaatse voorkomende bestemming(en) genoemde gebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd, mits:

  • vooraf advies wordt ingewonnen van de beheerder van de molen.
12.3.5 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
a Vergunningplicht

Voor de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden is een omgevingsvergunning vereist:

  • a. het ophogen van gronden hoger dan de op grond van de in sublid 12.3.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • b. het beplanten met bomen, heesters en andere opgaande beplanting hoger dan de op grond van de in sublid 12.3.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken;
  • c. het aanbrengen van bovengrondse constructies, installaties en apparatuur hoger dan de op grond van de in sublid 12.3.2 maximaal toelaatbare bouwhoogte voor bouwwerken.
b Uitzondering

Het bepaalde in lid a is niet van toepassing op werken en werkzaamheden, die:

  • a. het normale onderhoud dan wel het normale gebruik betreffen;
  • b. reeds rechtmatig in uitvoering zijn op het tijdstip van het van kracht worden van dit plan met een daarvoor benodigde vergunning.
c Toetsingscriteria

De in lid a genoemde vergunningen kunnen slechts worden verleend indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het huidige en/of het toekomstig functioneren van de molen als werktuig door windbelemmering en/of de waarde van de molen als landschapselement, dan wel dat door het stellen van voorwaarden hieraan voldoende tegemoet gekomen kan worden. Voorafgaand moet advies worden ingewonnen bij de beheerder van de molen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

Mits geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan het straat- en bebouwingsbeeld, de woonsituatie, de verkeersveiligheid, de sociale veiligheid, de milieusituatie en de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden c.q. bouwwerken, kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van:

  • a. de bouwregels inzake de goothoogte, bouwhoogte en de oppervlakte van de gebouwen, mits de overschrijding niet meer bedraagt dan 10%;
  • b. de bouwregels inzake het overschrijden van de bouwhoogte van andere bouwwerken met niet meer dan 20%.

Artikel 14 Overige regels

14.1 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Bij het bouwen van bouwwerken en bij functiewijzigingen dient te worden voorzien in voldoende parkeergelegenheid. Ten behoeve van de toets of aan deze verplichting wordt voldaan, worden de volgende uitgangspunten gehanteerd:
    • 1. de landelijke parkeerkencijfers, zoals deze door het CROW zijn uitgegeven (publicatie 317 'Kencijfers parkeren en verkeersgeneratie', oktober 2012), geldend ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan;
  • b. De uit sub a voortvloeiende parkeerbehoefte dient in eerste instantie te worden gerealiseerd op het bouwperceel. Indien op het bouwperceel onvoldoende ruimte is, kan worden aangetoond dat dit niet leidt tot een onaanvaardbare verstoring van de parkeerdruk ter plaatse, worden uitgeweken naar de openbare ruimte;
  • c. Bij een omgevingsvergunning kan gemotiveerd worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien.

Hoofdstuk 4 OVERGANGS- EN SLOTREGELS

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde in sublid a. een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het sublid a. met maximaal 10%.
  • c. Sublid a. is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
15.2 Overgangsrecht gebruik
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet, behoudens voor zover uit de Richtlijn 79/409/EEG en 92/43/EEG van de Raad van de Europese Gemeenschappen van 2 april 1979 inzake het behoud van de vogelstand onderscheidenlijk van 21 mei 1992 inzake de instandhouding van de natuurlijke habitats en de wilde flora en fauna beperkingen voortvloeien ten aanzien van ten tijde van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan bestaand gebruik.
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in sublid a., te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sublid a., na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Sublid a. is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als:

Regels van het bestemmingsplan

Hensbroek - Julianaweg 6a

van de gemeente Koggenland

Behorend bij het besluit van 9 oktober 2017