Plan: | De Goorn - Uitbreiding begraafplaats |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1598.BPKherzKomplan0006-va01 |
Aan De Goorn in de gelijknamige plaats is, achter de kerk, een begraafplaats gelegen. De wens is om deze begraafplaats vanwege ruimtegebrek uit te breiden. De uitbreiding vindt plaats aansluitend op het bestaande gedeelte van de begraafplaats.
Het initiatief past niet binnen het geldende bestemmingsplan Komplan 2008. De gemeente Koggenland wil met een nieuw bestemmingsplan medewerking verlenen aan het mogelijk maken van de uitbreiding van het kerkhof. Dit bestemmingsplan dient hiervoor.
Het plangebied is gelegen achter de kerk aan De Goorn. Het plangebied betreft het bestaande kerkhof en de beoogde uitbreiding. De globale ligging van het plangebied is aangegeven in figuur 1.
Figuur 1: De ligging van het plangebied (bron: Bing Maps)
Het geldende bestemmingsplan voor het plangebied is het bestemmingsplan “Komplan 2008” (vastgesteld op 10 november 2008 en goedgekeurd op 19 mei 2009). In dit bestemmingsplan heeft de huidige begraafplaats de bestemming “Maatschappelijke doeleinden”, en de aanduiding “begraafplaats”. Daar waar de uitbreiding plaatsvind, gelden de bestemmingen "Maatschappelijke doeleinden" zonder nadere aanduidingen en de bestemming "Groenvoorzieningen". Het aanleggen van een kerkhof is binnen deze bestemmingen niet toegestaan. De beoogde begrenzing van de nieuwe begraafplaats ten opzichte van het geldende bestemmingsplan is weergegeven in figuur 2.
Figuur 2: Fragment van het geldende bestemmingsplan Komplan 2008 met begrenzing nieuwe kerkhof in rood
De gewenste ontwikkeling past dus niet binnen het geldende bestemmingsplan “Komplan 2008”. Ook kan de ontwikkeling niet door middel van een afwijking (voorheen ontheffing) of wijziging van het bestemmingsplan mogelijk worden gemaakt. De gemeente heeft in principe haar medewerking verleend aan het starten van een bestemmingsplanprocedure. Dit bestemmingsplan biedt een juridisch-planologische regeling die de gewenste ontwikkeling van de begraafplaats mogelijk maakt.
Na deze inleiding wordt in Hoofdstuk 2 nader ingegaan op de huidige situatie van het plangebied. Daarbij gaat het niet alleen om de ruimtelijke en functionele situatie, maar ook om de van belang zijnde milieu- en omgevingsaspecten. In Hoofdstuk 3 wordt de beoogde ontwikkeling beschreven. Deze uitgangspunten hebben een nauwe samenhang met elkaar en met de juridische systematiek die in dit bestemmingsplan wordt aangehouden. Deze systematiek (de manier van bestemmen) en de bestemmingen worden nader toegelicht in Hoofdstuk 4. In Hoofdstuk 5 en Hoofdstuk 6 wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven.
In het hoofdstuk wordt inzicht gegeven in de huidige situatie van het plangebied. Daarnaast worden de (on)mogelijkheden voor de gewenste ontwikkeling onderzocht. Belangrijk daarbij is een toetsing aan de milieu- en omgevingsaspecten, waaronder geluid, water en ecologie.
Gezien de aard en omvang van het project, is het bespreken van relevant beleid niet aan de orde. Het plangebied ligt in de kern van De Goorn. Vanuit rijks-, provinciaal en gemeentelijk beleid zijn er geen uitgangspunten.
De begraafplaats behoort bij de kerk van de parochie Onze lieve vrouw van de Heilige Rozenkrans. De kerk zelf staat aan De Goorn. Deze weg is het oude lint van de gelijknamige kern. Langs de weg staat de oude, vaak karakterstieke bebouwing van het dorp. Achter het oorspronkelijke lint ligt De Tocht. Deze sloot vormt de scheiding tussen het oorspronkelijke lint en de daarachter gelegen uitbreidingen. Een groot gedeelte van de huidige begraafplaats ligt ten oosten van De Tocht. Ten noorden ligt het Koggebad. Ten oosten en zuiden liggen aan de Kanteel en de Buitenhof woningen. Via een brug over De Tocht is de begraafplaats te bereiken. Er is geen toegang vanaf de Kanteel of de Buitenhof. In figuur 3 is een luchtfoto van de begraafplaats en de directe omgeving weergegeven.
Figuur 3. De situatie van het plangebied
Het milieubeleid en de daarop gebaseerde regelgeving spelen een belangrijke rol bij het ruimtelijk ordeningsbeleid. Beide beleidsterreinen richten zich op de bescherming van de kwaliteit van de (leef)omgeving. In ruimtelijke plannen wordt de situering van milieubelastende activiteiten (zoals bedrijven) en milieugevoelige functies (zoals woningen) ten opzichte van elkaar (milieuzonering) geregeld. In de toelichting bij een ruimtelijk plan dient aangegeven te worden hoe aan dat beleid gestalte wordt gegeven.
Het plangebied is gelegen aan het oorspronkelijke lint van De Goorn. In de omgeving zijn naast woningen diverse centrumfuncties aanwezig. Naast de kerk ligt in de nabije omgeving onder meer nog een zwembad en een café. Het gebied is dan ook aan te merken als "gemengd gebied", waarvoor een kleinere richtlijnafstand gehanteerd kan worden. Uitgangspunt van de richtlijnafstanden in de VNG-brochure Bedrijven en milieuzonering is een gebied dat aan te merken is als een rustige woonwijk. Hier is duidelijk geen sprake van. Een begraafplaats is aan te merken als een categorie 1 functie volgens de brochure Bedrijven en milieuzonering. Voor dergelijke functies geldt een richtlijnafstand van 10 meter. Omdat het een gemengd gebied betreft, kan een richtlijnafstand van 0 meter gehanteerd worden. Er wordt dus voldoende afstand gehouden tot omliggende functies.
In het kader van geluid is de Wet geluidhinder van toepassing. Doel van deze wet is het terugdringen van hinder als gevolg van geluid en het voorkomen van een toename van geluidhinder in de toekomst. In het plangebied is uitsluitend wegverkeerslawaai van toepassing.
Een begraafplaats is geen geluidsgevoelige functie. Door de uitbreiding van de begraafplaats zal er geen dermate grote toename van verkeersbewegingen plaatsvinden, dat er sprake is van een onaanvaardbare verkeershinder. Het project wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
Verdachte plekken, met betrekking tot de kwaliteit van de bodem, moeten in het kader van de Wet bodembescherming bij ruimtelijke plannen en projecten worden gesignaleerd. Dit is van belang vanuit een goede ruimtelijke ordening.
De uitbreiding vindt plaats op gronden waar nu voornamelijk groen aanwezig is. Bovendien is er geen sprake van een gebouw of bouwwerk waar een omgevingsvergunning voor nodig is. Het uitvoeren van een bodemonderzoek is dan ook niet aan de orde.
Van groot belang voor de ruimtelijke ordeningspraktijk is de wettelijk verplichte 'watertoets'. De watertoets kan worden gezien als een procesinstrument die moet waarborgen dat gevolgen van ruimtelijke ontwikkelingen voor de waterhuishouding meer expliciet worden afgewogen. Belangrijk onderdeel van de watertoets is het vroegtijdig afstemmen van ontwikkelingen met de betrokken waterbeheerder.
Waterbeleid
Sinds 1 november 2003 is het verplicht plannen in het kader van de Wet op de Ruimtelijke Ordening te toetsen op water. Het doel van deze watertoets is waarborgen dat waterhuishoudkundige doelstellingen expliciet en op een evenwichtige manier in beschouwing worden genomen.
De waterhuishouding bestaat uit de overheidszorg die zich richt op het op en in de bodem vrij aanwezige water en de daarbij behorende belangen. Zowel het oppervlaktewater als het grondwater valt onder de zorg voor de waterhuishouding. Naast veiligheid en wateroverlast (waterkwantiteit) worden ook de gevolgen van het plan voor de waterkwaliteit en verdroging onderzocht. De verantwoordelijkheid voor de te treffen waterhuishoudkundige maatregelen - gericht op: vasthouden, bergen en afvoeren van water - (trits: kwantiteit) ligt bij de initiatiefnemer van het plan. Het schoonhouden, scheiden en zuiveren van water (trits: kwaliteit) ligt bij alle betrokkenen.
Wateradvies
Voor het project wordt via www.dewatertoets.nl een wateradvies aangevraagd. Zodra deze binnen is, wordt deze in het bestemmingsplan verwerkt.
Bij elk ruimtelijk plan moet, voor de natuurbescherming, rekening worden gehouden met de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet. Hierbij wordt onderscheid gemaakt in gebiedsbescherming en soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Bij de gebiedsbescherming gaat het om de bescherming van gebieden die zijn aangewezen als onderdeel van de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en/of om gebieden die zijn aangewezen als Natura 2000-gebied.
In de directe nabijheid van het plangebied zijn geen beschermde natuurgebieden aanwezig. De aard van de ontwikkeling is kleinschalig en heeft daardoor geen invloed op de dichtstbijzijnde EHS.
Soortenbescherming
De soortenbescherming vindt primair plaats via de Flora- en faunawet. Op grond van deze wet mogen er geen beschermde planten en dieren (en hun verblijfplaatsen), die in de wet zijn aangewezen, verstoord worden. Onder voorwaarden is ontheffing van deze verbodsbepalingen mogelijk. Voor soorten die vermeld staan op Bijlage IV van de Habitatrichtlijn en een aantal Rode-Lijstsoorten zijn deze voorwaarden zeer streng.
Met de uitbreiding en herinrichting worden een aantal bomen en struiken gekapt. Ook worden een aantal watergangen gedempt. Er is daarom een ecologisch onderzoek uitgevoerd (zie Bijlage 1 Ecologisch onderzoek). Uit dit onderzoek blijkt dat het plangebied niet geschikt is voor beschermde soorten. Wel zijn er mogelijk licht beschermde soorten aanwezig zijn. Voo deze soorten is altijd de zorgplicht van kracht. Tot slot is het plangebied mogelijk geschikt voor broedvogels. De werkzaamheden zullen buiten het broedseizoen plaatsvinden, om broedende vogels te ontzien. Het project wordt op dit punt uitvoerbaar geacht.
Ter implementatie van het Verdrag van Malta in de Nederlandse wetgeving, is de Wet op de archeologische monumentenzorg (Wamz) in werking getreden. Deze wet maakt deel uit van de Monumentenwet. De kern van Wamz is dat wanneer de bodem wordt verstoord, de archeologische resten intact moeten blijven. De Wamz verplicht gemeenten bij het opstellen van bestemmingsplannen rekening te houden met de in hun bodem aanwezige waarden. Naast het inventariseren van de te verwachten archeologische waarde, zal het bestemmingsplan uiteindelijk, indien nodig (en mogelijk), een bescherming moeten bieden voor waardevolle gebieden. Dit kan bijvoorbeeld door middel van een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken en/of werkzaamheden, niet zijnde bouwen (voormalige aanlegvergunning).
Door de gemeente Koggenland is een eigen archeologische beleids- en advieskaart vastgesteld. Op basis van deze kaart is het gehele plangebied vrijgegeven van archeologisch onderzoek. Een onderzoek naar dit aspect is dan ook niet aan de orde.
Het plangebied heeft geen grote cultuurhistorische waarde. Door de uitbreiding van de begraafplaats worden geen cultuurhistorische waarden buiten het plangebied geschaad.
Een onderdeel van de Wet milieubeheer betreft luchtkwaliteit. De wet is bedoeld om de negatieve effecten op de volksgezondheid, als gevolg van te hoge niveaus van luchtverontreiniging, aan te pakken. Op grond van de algemene maatregel van bestuur “NIBM”) vormen luchtkwaliteitseisen geen belemmeringen voor projecten als deze niet in betekenende mate bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Een project komt hiervoor in aanmerking als het voor minder dan 3% van de grenswaarden voor NO2 en PM10 bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit.
Luchtverontreiniging is veelal een gevolg van verkeersbewegingen. Pas bij een toename van meer dan 1.500 verkeersbewegingen per dag, wordt niet aan de voorwaarden voor de NIBM voldaan. Gezien de beperkte omvang van de ontwikkeling is van een dergelijke toename geen sprake. Het plan zal niet of nauwelijks bijdragen aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Het aspect luchtkwaliteit vormt dan ook geen belemmeringen voor dit bestemmingsplan.
Externe veiligheid gaat over het beheersen van de risico's voor de omgeving bij het gebruik, de opslag en het vervoer van gevaarlijke stoffen. Sinds een aantal jaren is er wetgeving over 'externe veiligheid' om de burger niet onnodig aan te hoge risico's bloot te stellen.
Het plangebied en haar directe omgeving zijn voor het aspect 'externe veiligheid' onderzocht op:
Risicovolle inrichtingen
De risico's van activiteiten met gevaarlijke stoffen moeten tot een aanvaardbaar minimum worden beperkt. Daartoe zijn regels gesteld in het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi).
In het kader hiervan moet bij het opstellen van een bestemmingsplan onderzocht worden of:
De risico's worden in twee maten gemeten: het plaatsgebonden risico (voor individuen) en het groepsrisico (voor groepen mensen). Een bestemmingsplan moet in ieder geval voldoen aan de wettelijke grenswaarden voor het plaatsgebonden risico. Het groepsrisico moet in alle gevallen verantwoord worden. Wanneer de ontwikkeling onder de oriënterende waarde van het groepsrisico valt, dan kan beperkt verantwoord worden.
In de omgeving van het plangebied zijn geen routes voor het vervoer van gevaarlijke stoffen, buisleidingen of risicovolle inrichtingen aanwezig. Met de uitbreiding van de begraafplaats wordt geen nieuwe risicovolle functie voor de omgeving mogelijk gemaakt.
In en om het plangebied zijn geen kabels of leidingen aanwezig waar in dit bestemmingsplan rekening mee gehouden moet worden.
Gewenste ontwikkeling
Er is al enige tijd gezocht naar een oplossong voor de begraafplaats in De Goorn. Aanvankelijk was er een locatie iets buiten het dorp gevonden. Echter, deze locatie bleek financieel niet haalbaar. De kerk en de gemeente Koggenland zetten daarom in op renovatie en uitbreiding van de bestaande begraafplaats.
Rond de bestaande begraafplaatsen, wordt een nieuw pad aangelegd. Langs dit pad komen de nieuwe plaatsen te liggen. Het pad krijgt ronde vormen, waardoor de uitbreiding van de begraafplaats een meer organische uitstraling krijgt.
Voor de uitbreiding wordt de bestaande groenstrook rond de begraafplaats heringericht. Rond de nieuwe begraafplaatsen blijft een groene rand bestaan, waardoor het geheel een groene uitstraling krijgt. Ook de groene strook aan de andere kant van De Tocht wordt heringericht. Deze ingrepen zijn op basis van het geldende bestemmingsplan toegestaan en zijn dus niet in onderhavig plan meegenomen. In figuur 4 is een impressie van de beoogde situatie weergegeven.
Figuur 4: Impressie inrichting begraafplaats
Dit hoofdstuk beschrijft de systematiek van dit bestemmingsplan. Daarbij wordt eerst ingegaan op de juridische plansystematiek. Vervolgens wordt een inhoudelijke toelichting gegeven op de verschillende bestemmingen in dit plan.
Algemeen
Het bestemmingsplan regelt de gebruiks- en bebouwingsmogelijkheden van de gronden binnen het plangebied. Op 1 juli 2008 zijn de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en het bijbehorende Besluit ruimtelijke ordening (Bro) in werking getreden. Dit bestemmingsplan wordt volgens de nieuwe eisen, die hieruit voortvloeien, opgesteld. Het bestemmingsplan is dan ook opgesteld volgens de nieuwe methode 'Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2012' (SVBP 2012). Het bestemmingsplan voldoet bovendien aan de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) die per 1 oktober 2010 in werking is getreden.
De regels
Het gebruik van de gronden wordt vastgelegd in de bestemmingsregels van het bestemmingsplan, deze worden gemotiveerd in de toelichting. Op de ruimtelijke verbeelding (digitaal) van het plan worden de bestemmingen gevisualiseerd en gekoppeld aan de betreffende gronden en spreekt men niet langer over een plankaart, maar over een 'digitale verbeelding van het bestemmingplan'.
In deze paragraaf worden de in het bestemmingsplan gehanteerde bestemming beschreven. Daarbij wordt de wijze van bestemmen gemotiveerd en de opzet van de regeling beschreven.
Bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats
Voor het plangebied is de bestemming Maatschappelijk - Begraafplaats opgenomen. Binnen de bestemming is een begraafplaats toegestaan. Met de bebouwingsregeling is aangesloten op het geldende bestemmingsplan. Dit houdt in dat er slechts beperkt mogelijkheden voor bebouwing zijn. Er is, bijvoorbeeld voor de stalling van gereedschap, de mogelijkheid voor 50 m2 aan bebouwing toegestaan.
In de wet is bepaald dat aangetoond moet worden of het (bestemmings)plan financieel uitvoerbaar is. Hiervoor is enerzijds de exploitatieopzet van het initiatief van belang en anderzijds het kostenverhaal (grondexploitatie).
Grondexploitatie
Omdat het in dit bestemmingsplan niet gaat over de bouw van een nieuw hoofdgebouw, is er geeb sprake van een bouwplan volgens het Besluit ruimtelijke ordening. De grondexploitatieregeling is dus niet van toepassing op het bestemmingsplan. Het vaststellen van een grondexploitatieplan is dan ook niet aan de orde.
Aangetoond moet worden of het (bestemmings)plan maatschappelijk uitvoerbaar is. Een belangrijk instrument hierbij is de bestemmingsplanprocedure. Tijdens de bestemmingsplanprocedure van dit bestemmingsplan zijn en worden globaal de volgende stappen doorlopen:
Overleg en inspraak
Een bestemmingsplan dient, volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening (Bro), verzonden te worden naar de overleginstanties. Het bestemmingsplan wordt daarom onder meer naar de provincie toegestuurd voor advies. Ook wordt voor omwonenden de mogelijkheid tot inspraak geboden.
Zienswijzen
Het ontwerpbestemmingsplan volgt de uniforme openbare voorbereidingsprocedure die is beschreven in afdeling 3.4 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). Het ontwerpplan wordt gedurende 6 weken ter inzage gelegd. Een ieder wordt daarbij in de gelegenheid gesteld schriftelijk en/of mondeling zienswijzen op het plan naar voren te brengen. Eventueel ingediende zienswijzen worden voorzien van een passend antwoord en opgenomen in de toelichting.
Vervolg
Vervolgens wordt het bestemmingsplan vastgesteld. De publicatie van het vaststellingsbesluit vindt (over het algemeen) plaats binnen twee weken na de vaststelling. Tijdens de daarop volgende inzagetermijn (6 weken) is het mogelijk beroep in te stellen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS). Het vaststellingsbesluit treedt in werking op de eerste dag ná de dag waarop de beroepstermijn afloopt, tenzij er een voorlopige voorziening is aangevraagd.