direct naar inhoud van Regels
Plan: TAM-omgevingsplan Spierdijk - Woningbouwplan Spierland, fase 3
Status: ontwerp
Plantype: Omgevingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1598.BPKSpierlandfase3-ON01

Regels

Preambule

Dit TAM-omgevingsplan is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Spierdijk – Woningbouwplan Spierland fase 3 en vormt juridisch een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) van het omgevingsplan van de gemeente Koggenland.

Dit hoofdstuk is op grond van artikel 11.1, tweede lid, van het Besluit elektronische publicaties, bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening www.ruimtelijkeplannen.nl. Het is met deze landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

De in dit op https://www.ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) weergegeven hoofdstukken moeten gelezen worden als paragrafen van hoofdstuk 22a van het omgevingsplan van de gemeente Koggenland. In de artikelkop van de in dit deel weergegeven artikelen moet na het woord 'Artikel', na de spatie en direct voor het artikelnummer 22a. gelezen worden. In de kop van de bijlagen bij het in dit deel weergegeven hoofdstuk moet na het woord 'Bijlage', na de spatie en direct voor het nummer van de bijlage 22a. gelezen worden.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 omgevingsplan

het Omgevingsplan van de gemeente Koggenland.

1.2 wijzigingsbesluit

het besluit vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO. 1598.BPKSpierlandfase3-ON01

1.3 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.

1.4 aanduidingsgrens

de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.

1.5 bebouwing

één of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

1.6 bedrijfsmatige activiteiten in woonhuizen

het bedrijfsmatig verlenen van diensten c.q. het uitoefenen van (ambachtelijke) bedrijvigheid, geheel of overwegend door handwerk, dat door zijn beperkte omvang in een woning en daarbij behorende aan- en bijbehorende bouwwerken, met behoud van de woonfunctie, kan worden uitgeoefend.

1.7 beroepsuitoefening aan huis

het uitoefenen van een vrij en zelfstandig beroep of het beroepsmatig verlenen van diensten op administratief, juridisch, medisch, therapeutisch, educatief, kunstzinnig en/of technisch dienstverlenend gebied of daarmee gelijk te stellen activiteiten, niet zijnde detailhandel en prostitutie, waarbij de woning in hoofdzaak haar woonfunctie behoudt.

1.8 bestaand

ten aanzien van de aanwezige bouwwerken en de werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden, en het overige gebruik:

  • a. bestaand ten tijde van het inwerkingtreden van het omgevingsplan of de wijziging daarvan.
1.9 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak.

1.10 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.

1.11 bijbehorend bouwwerk

uitbreiding van een hoofdgebouw dan wel functioneel met een zich op hetzelfde perceel bevindend hoofdgebouw verbonden, daar al dan niet tegen aangebouwd en met de aarde verbonden bouwwerk met een dak.

1.12 bouwen

het plaatsen, het geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten van een bouwwerk.

1.13 bouwgrens

de grens van een bouwvlak.

1.14 bouwlaag

een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen is begrensd, zulks met inbegrip van de begane grond en met uitsluiting van onderbouw en zolder.

1.15 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten.

1.16 bouwperceelgrens

een grens van een bouwperceel.

1.17 bouwvlak

een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.

1.18 bouwwerk

elke constructie van enige omvang van hout, steen, metaal of ander materiaal die hetzij direct of indirect met de grond verbonden is, hetzij direct of indirect steun vindt in of op de grond.

1.19 erf

al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct gelegen is bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover een omgevingsplan van toepassing is, deze die inrichting niet verbieden.

1.20 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.

1.21 geluidsbelasting

de geluidsbelasting vanwege een weg, een spoorweg en/of een industrieterrein.

1.22 geluidsgevoelige objecten

gebouwen welke dienen ter bewoning of andere geluidsgevoelige gebouwen, zoals bedoeld in de Omgevingswet en/of het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl).

1.23 geluidsgevoelige functies

In een gebouw of op een terrein aanwezige functies die maken dat een gebouw of een terrein als geluidsgevoelig object wordt aangemerkt.

1.24 gevellijn

de denkbeeldige lijn op een bouwperceel die in het verlengde ligt van de gevel van het hoofdgebouw.

1.25 hoekwoning

een grondgebonden woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen die slechts aan een zijde een gemeenschappelijke wand heeft.

1.26 hoofdgebouw

een of meer panden, of een gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige functie op een locatie van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die functie het belangrijkst is.

1.27 kleinschalige duurzame energiewinning

winning van energie uit kleinschalige perceelsgebonden bronnen, waarbij weinig tot geen schadelijke milieueffecten optreden bij winning en omzetting en waarvan de bronnen in onuitputtelijke hoeveelheden beschikbaar zijn, zoals zon, wind, water en aard- en omgevingswarmte.

1.28 landschappelijke waarden

waarden in verband met de verschijningsvorm van een gebied en de aanwezigheid van waarneembare structuren en/of elementen in dat gebied.

1.29 nutsvoorzieningen

voorzieningen ten behoeve van het openbaar nut, zoals ten behoeve van de levering van elektriciteit, gas, drinkwater en telecommunicatiediensten, alsmede ten behoeve van rioleringsleidingen en gemalen en afvalinzameling.

1.30 overig bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang, geen pand zijnde, die direct en duurzaam met de aarde is verbonden.

1.31 overkapping

elk bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat een overdekte ruimte vormt zonder dan wel met ten hoogste één wand.

1.32 peil
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan de weg grenst: de hoogte van de weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang niet direct aan de weg grenst: de hoogte van het terrein ter plaatse van die hoofdtoegang bij voltooiing van de bouw.
1.33 pand

de kleinste bij de totstandkoming functioneel en bouwkundig-constructief zelfstandige eenheid die direct en duurzaam met de aarde is verbonden en betreedbaar en afsluitbaar is.

1.34 perceelgrens

de grens van een perceel.

1.35 seksinrichting

een voor het publiek toegankelijke, besloten ruimte waarin bedrijfsmatig, of in een omvang alsof zij bedrijfsmatig was, seksuele handelingen worden verricht, of vertoningen van erotisch/pornografische aard plaatsvinden, waaronder in ieder geval wordt verstaan een prostitutiebedrijf, een erotische massagesalon, een seksbioscoop, een seksautomatenhal, een sekstheater of een parenclub, al dan niet in combinatie met elkaar.

1.36 steiger

constructie langs een oever die tot aanlegplaats dient voor vaartuigen.

1.37 veranda

een open aanbouw aan een woning, met een afdak steunend op palen.

1.38 vlonder

terras, grenzend aan de locatie 'Water'.

1.39 voorgevelrooilijn

de (binnen het bouwperceel denkbeeldig doorgetrokken) lijn door een voorgevel(s) van het hoofdgebouw. Hierbij blijven ondergeschikte bouwdelen als erkers, portalen, aan- en uitbouwen buiten beschouwing. Deze zijn niet bepalend voor de ligging van de voorgevelrooilijn.

1.40 woning

een complex van ruimten, uitsluitend bedoeld voor de huisvesting van één afzonderlijk huishouden, of een daarmee gelijk te stellen vorm van huisvesting.

1.41 woning - aaneengebouwd

een grondgebonden woning die deel uitmaakt van een bouwmassa bestaande uit drie of meer woningen.

1.42 woning - geschakeld

een grondgebonden woning, waarvan het hoofdgebouw door middel van een bijgebouw verbonden is aan een ander (hoofd)gebouw van een andere woning.

1.43 woning - twee-aan-een gebouwd

blokken van twee grondgebonden woningen, die aan één zijde een gemeenschappelijke wand hebben.

1.44 woning - drie-aan-een gebouwd

blokken van drie grondgebonden woningen.

1.45 woning - vrijstaand

een bouwmassa bestaande uit één vrijstaand grondgebonden hoofdgebouw.

Artikel 2 Meet- en rekenbepalingen

De bepalingen in dit artikel zijn een aanvulling op en gaan bij strijdigheid vóór op de meet- en rekenbepalingen zoals bedoeld in artikel 22.24 van dit omgevingsplan. Er wordt als onderstaand aangegeven gemeten.

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels en/of het hart van de scheidsmuren en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.4 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een bouwwerk, geen gebouw zijnde, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.5 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.6 de afstand tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel

vanaf enig punt van een bouwwerk tot de (zijdelingse) grens van een bouwperceel.

Hoofdstuk 2 Regels voor instructies van activiteiten

Artikel 3 Groen

3.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Groen'.

3.2 Functieomschrijving

De voor 'Groen' aangewezen locaties hebben de volgende functies:

  • a. groenvoorzieningen;
  • b. bermen, taluds, tuinen en beplanting;
  • c. waterlopen, water(partijen), oeverbeschoeiingen en bruggen, duikers en/of dammen;
  • d. perceelsontsluitingen;
  • e. wandel- en fietspaden;
  • f. straatmeubilair;
  • g. speelvoorzieningen en -terreinen;
  • h. vlonders;
  • i. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • j. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

3.3 Bouwactiviteiten

Het is toegestaan om:

  • a. gebouwen te bouwen ten dienste van het verkeer, speelvoorzieningen en van openbare nutsvoorzieningen, met een maximum oppervlakte van 15 m² en een maximum hoogte van 3 m;
  • b. overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen, met een bouwhoogte van maximaal 5 m, met uitzondering van lantaarnpalen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

Artikel 4 Verkeer

4.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Verkeer'.

4.2 Functieomschrijving

De voor 'Verkeer' aangewezen locaties hebben de volgende functies:

  • a. wegen;
  • b. woonstraten;
  • c. wandel- en fietspaden;
  • d. parkeervoorzieningen;
  • e. speel- en ontmoetingsvoorzieningen;
  • f. straatmeubilair;
  • g. kunstwerken;
  • h. groenvoorzieningen;
  • i. waterlopen, water(partijen) en bruggen, duikers en/of dammen;
  • j. openbare kunst;
  • k. kleinschalige, duurzame energiewinning;
  • l. nutsvoorzieningen, waaronder laadpalen;

met de daarbij behorende gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

4.3 Bouwactiviteiten

Het is toegestaan gebouwen te bouwen ten dienste van het verkeer en van openbare nutsvoorzieningen, met een maximum oppervlakte van 15 m² en een maximum hoogte van 3 m;

  • a. Bruggen zijn toegestaan, voor zover:
    • 1. de doorvaarbare hoogte ten minste 1,20 m bedraagt;
    • 2. de doorvaarbare breedte ten minste 2,50 m bedraagt;
  • b. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, anders dan rechtstreeks ten behoeve van de geleiding, beveiliging, geluidsafscherming van achterliggende functies en regeling van het wegverkeer, mag niet meer bedragen dan 5 m, met uitzondering van lantaarnpalen, waarvan de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 10 m.

Artikel 5 Water

5.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Water'.

5.2 Functieomschrijving

De voor 'Water' aangewezen locaties hebben de volgende functies:

  • a. waterlopen en waterwegen;
  • b. waterhuishouding en waterberging;
  • c. waterrecreatie;
  • d. keermuren voor de waterbeheersing, oeverbeschoeiingen niet zijnde vlonders en steigers, duikers, bruggen en dammen;
  • e. bermen en taluds;
  • f. groenvoorzieningen

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

5.3 Bouwactiviteiten

Het is uitsluitend toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen ten dienste van de functie;

  • a. Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in of aan het water moet de waterbeheerder schriftelijk een positief advies hebben uitgebracht;
  • b. Bruggen zijn toegestaan, voor zover:
    • 1. de doorvaarbare de doorvaarbare hoogte ten minste 1,20 m bedraagt
    • 2. de doorvaarbare breedte ten minste 2,50 m bedraagt;
  • c. De bouwhoogte van overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag ten hoogste 5 m bedragen, met dien verstande dat de hoogte van oeverbeschoeiingen ten hoogste 30 cm boven waterpeil mag bedragen.

Artikel 6 Wonen

6.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Wonen'.

6.2 Functieomschrijving

De voor 'Wonen' aangewezen locaties hebben de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. beroepsuitoefening aan c.q. bedrijfsmatige activiteiten in huis, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het begane grondoppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 100 m²;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. tuinen en erven;
  • e. wegen;
  • f. wandel- en fietspaden;
  • g. ontsluitingspaden;
  • h. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. waterlopen, water(partijen) en bruggen en/of duikers;
  • l. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • m. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

6.3 Bouwactiviteiten
6.3.1 Hoofdgebouwen
  • a. maximaal 37 woningen te bouwen;
  • b. als woningen zijn toegestaan:
    • 1. 14 aaneengebouwde woningen;
    • 2. 8 rug-aan-rug-woningen;
    • 3. 8 twee-aan-een-gebouwde woningen;
    • 4. 7 vrijstaande woningen.
6.3.2 Aaneengebouwde woningen (rijwoningen)

Het is toegestaan om aaneengebouwde woningen te bouwen waarbij:

  • a. de diepte van het hoofdgebouw mag maximaal 12 m bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. hoofdgebouwen moeten worden uitgevoerd met een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 40 en niet meer dan 60 graden mag bedragen;
  • e. het maximum aantal aaneen te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan 6;
  • f. de hoofdgebouwen dienen met de voorgevel in de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd.

6.3.3 Aaneengebouwde woningen (rug-aan-rug-woningen)

Het is toegestaan om aaneengebouwde woningen te bouwen waarbij:

  • a. de diepte van het hoofdgebouw mag maximaal 14 m bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. hoofdgebouwen moeten worden uitgevoerd met een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 30 en niet meer dan 60 graden mag bedragen, of met een plat dak;
  • e. het maximum aantal aaneen te bouwen woningen in een bouwblok mag niet meer bedragen dan 8.
6.3.4 Twee-aan-een-gebouwde woningen en geschakelde woningen

Het is toegestaan om twee-aan-een-gebouwde woningen en geschakelde woningen te bouwen waarbij:

  • a. de diepte van het hoofdgebouw mag maximaal 12 m bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. hoofdgebouwen moeten worden uitgevoerd met een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 40 en niet meer dan 60 graden mag bedragen;
  • e. de hoofdgebouwen dienen met de voorzijde in of achter de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • f. de afstand van de voorgevelrooilijn tot de voorste perceelgrens bedraagt minimaal 5 m en maximaal 7 m;
  • g. de afstand van de niet aaneengebouwde zijde van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient minimaal 5 m te bedragen.

6.3.5 Drie-aan-eengebouwde woningen

Het is toegestaan om drie-aan-een-gebouwde woningen te bouwen waarbij:

  • a. de diepte van het hoofdgebouw mag maximaal 12 m bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. hoofdgebouwen moeten worden uitgevoerd met een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 40 en niet meer dan 60 graden mag bedragen;
  • e. het maximum aantal aaneen te bouwen woningen mag niet meer bedragen dan 3;
  • f. de hoofdgebouwen dienen met de voorzijde in of achter de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd.\

6.3.6 Vrijstaande woningen

Het is toegestaan om vrijstaande woningen te bouwen waarbij:

  • a. de diepte van het hoofdgebouw mag maximaal 12 m bedragen;
  • b. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 8 m;
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 12 m;
  • d. hoofdgebouwen moeten worden uitgevoerd met een kap, waarvan de dakhelling niet minder dan 40 en niet meer dan 60 graden mag bedragen;
  • e. de hoofdgebouwen dienen met de voorzijde in of achter de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
  • f. de afstand van de voorgevelrooilijn tot de voorste perceelgrens bedraagt minimaal 5 m en maximaal 7 m;
  • g. de afstand van het hoofdgebouw tot de zijdelingse perceelsgrens dient aan een zijde minimaal 5 m te bedragen en aan een zijde minimaal 3 m.
6.3.7 Erkers

In afwijking van het bepaalde in lid 6.3.2 sub f, lid 6.3.3 sub f, lid 6.3.4 sub f en lid 6.3.5 sub f mag de voorgevelrooilijn worden overschreden voor het realiseren van een erker, hiervoor gelden onderstaande regels:

  • a. de afstand tot de voorste perceelgrens dient ten minste 3,5 m te bedragen;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 1,50 m;
  • c. de breedte mag niet meer bedragen dan 75% van de breedte van de gevel waartegen wordt gebouwd;
  • d. de hoogte mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

6.3.8 Veranda's

in afwijking van het bepaalde in lid 6.3.2 sub f mag de voorgevelrooilijn worden overschreden voor het realiseren van veranda's, hiervoor gelden onderstaande regels:

  • a. de afstand tot de voorste perceelgrens dient ten minste 3 m te bedragen;
  • b. de diepte mag niet meer bedragen dan 2 m;
  • c. de veranda is onder uitsluitende toegestaan als onderdeel van het hoofdgebouw;
  • d. de veranda dient de over volledige de breedte van de gevel wordt gebouwd, tenzij sprake is van een hoekwoning;
  • e. de hoogte mag niet meer bedragen dan 0,3 m boven de bovenkant van de van de scheidingsconstructie met de tweede bouwlaag van het hoofdgebouw.

6.3.9 Mansardekap

In afwijking van het bepaalde in lid 6.3.2 onder d, is het realiseren van een mansardekap toegestaan, waarbij de mansardekap bestaat uit een 'geknipt' dakvlak met een hellingshoek tussen de 60o en 80ovoor het onderste deel en een hellingshoek tussen de 30o en 40o voor het bovenste deel ten opzichte van de vloer.

6.3.10 Bijbehorende bouwwerken

Het is toegestaan om bijbehorende bouwwerken te bouwen waarbij:

  • a. bijbehorende bouwwerken ten minste 1 m achter (de verlengden van) de voorgevel worden gebouwd, tenzij deze als onderdeel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd en ten minste 5,5 m vanaf de voorste perceelsgrens;
  • b. per woning naast het hoofdgebouw ten hoogste 50% van het erf met bijbehorende bouwwerken mag worden bebouwd, met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken:
    • 1. bij een middenwoning maximaal 50 m2 mag bedragen;
    • 2. bij een eind- en hoekwoning maximaal 70 m2 mag bedragen;
    • 3. bij een vrijstaande woning maximaal 80 m2 mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de oppervlakte, die met bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd, worden vermeerderd met 10% van het aantal meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 250 m² mag bedragen;
  • d. de goothoogte van aanbouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 4 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken niet meer mag bedragen dan 3 m, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 5 m;
  • f. bijbehorende bouwwerken plat worden afgedekt of worden voorzien van een kap.

6.3.11 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het is toegestaan bouwwerken, geen gebouwen zijnde, te bouwen waarbij:

  • a. voor erfafscheidingen voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn een maximale bouwhoogte van 2 m geldt;
  • b. voor erfafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn een maximale bouwhoogte van 1 m geldt;
  • c. voor lantaarnpalen en masten een maximale bouwhoogte van 5 m geldt;
  • d. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde een maximale bouwhoogte van 3 m geldt;
  • e. een vlonder mag aan het water worden gebouwd, op een maximale hoogte van 30 cm gemeten vanaf waterpeil en met een minimale breedte van 1 m gemeten vanuit de waterkant.

Artikel 7 Wonen - 1

7.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Wonen - 1'.

7.2 Functieomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen locaties hebben de volgende functies:

  • a. wonen;
  • b. beroepsuitoefening aan c.q. bedrijfsmatige activiteiten in huis, met dien verstande dat het oppervlak ten behoeve van die activiteiten maximaal 30% van het begane grondoppervlak per woning inclusief de bijbehorende bouwwerken bedraagt, met een maximum van 100 m²;
  • c. bijbehorende bouwwerken;
  • d. tuinen en erven;
  • e. wegen;
  • f. wandel- en fietspaden;
  • g. ontsluitingspaden;
  • h. parkeervoorzieningen op eigen terrein;
  • i. speelvoorzieningen;
  • j. groenvoorzieningen;
  • k. waterlopen, water(partijen) en bruggen en/of duikers;
  • l. kleinschalige duurzame energiewinning;
  • m. nutsvoorzieningen;

met de daarbij behorende bouwwerken, geen gebouwen zijnde.

7.3 Bouwactiviteiten
7.3.1 Hoofdgebouwen

Het is toegestaan om:

  • a. maximaal het aantal woningen te bouwen zoals aangegeven ter plaatse van de maatvoering 'maximum aantal wooneenheden';
  • b. per bouwperceel is maximaal 1 woning toegestaan;
  • c. als hoofdgebouwen zijn uitsluitend vrijstaande woningen toegestaan;
  • d. Voor het bouwen van vrijstaande woningen gelden de volgende regels
    • 1. de hoofdgebouwen dienen met de voorzijde in of achter de aanduiding 'gevellijn' te worden gebouwd;
    • 2. een bouwperceel mag maximaal 25% worden bebouwd;
    • 3. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m;
    • 4. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
    • 5. hoofdgebouwen moeten worden uitgevoerd met een kap, waarvan de dakhelling niet meer dan 30 graden mag bedragen.

7.3.2 Bijbehorende bouwwerken

Het is toegestaan om bijbehorende bouwwerken te bouwen waarbij:

  • a. bijbehorende bouwwerken ten minste 1 m achter (de verlengden van) de voorgevel worden gebouwd, tenzij deze als onderdeel van het hoofdgebouw worden gerealiseerd en ten minste 5,5 m vanaf de voorste perceelsgrens;
  • b. per woning mag de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken maximaal 80 m² mag bedragen;
  • c. in afwijking van het bepaalde onder b mag de oppervlakte, die met bijbehorende bouwwerken mag worden gebouwd, worden vermeerderd met 10% van het aantal meters dat het bouwperceel groter is dan 300 m², met dien verstande dat de totale oppervlakte van bijbehorende bouwwerken ten hoogste 250 m² mag bedragen;
  • d. de goothoogte van aanbouwen en aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen 3 m;
  • e. de goothoogte van vrijstaande bijbehorende bouwwerken mag niet meer bedragen dan 3 m, de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m;
  • f. bijbehorende bouwwerken mogen plat worden afgedekt of worden voorzien van een kap van maximaal 30 graden.

7.3.3 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Het is toegestaan om bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden te bouwen waarbij:

  • a. voor erfafscheidingen voor zover gelegen achter de voorgevelrooilijn een maximale bouwhoogte van 2 m geldt;
  • b. voor erfafscheidingen voor zover gelegen vóór de voorgevelrooilijn een maximale bouwhoogte van 1 m geldt;
  • c. voor lantaarnpalen en masten een maximale bouwhoogte van 5 m geldt;
  • d. voor overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde een maximale bouwhoogte van 3 m geldt;
  • e. een vlonder mag aan het water worden gebouwd, op een maximale hoogte van 30 cm gemeten vanaf waterpeil en met een minimale breedte van 1 m gemeten vanuit de waterkant.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 8 Anti-dubbelregel

Grond welke eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 9 Algemene bouwactiviteiten

9.1 Overschrijding bouw- en/of locatiegrenzen

De bouwgrenzen mogen in afwijking van de Bouwactiviteiten die gelden op locaties uitsluitend worden overschreden door:

  • a. tot gebouwen behorende stoepen, stoeptreden, trappen(huizen), galerijen, hellingbanen, funderingen, balkons en entreeportalen, mits de overschrijding niet meer dan 1,5 m bedraagt;
  • b. andere ondergeschikte onderdelen van gebouwen als goot- en kroonlijsten, gevellijsten, plinten, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, kozijnen, dorpels en afvoerpijpen voor hemelwater, mits de overschrijding niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 10 Algemene gebruiksactiviteiten

10.1 Parkeren
10.1.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locaties die zijn aangewezen als 'Wonen' en 'Wonen - 1'.

10.1.2 Voldoende parkeergelegenheid
  • a. Een bouwwerk, waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of verbouwd wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien.
  • b. Bij een omgevingsvergunning wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de beleidsregels Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018, vastgesteld 8 mei 2018, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen nadere eisen worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • c. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging of -uitbreiding van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige parkeer- of stallingsruimte wordt voorzien.

Tot een gebruik in strijd met dit bestemmingsplan wordt ook begrepen het gebruiken dan wel laten gebruiken van gronden of bouwwerken waarbij de parkeergelegenheid die is vereist en aangelegd op grond van artikellid 10.1.2 onder b en d niet in stand wordt gelaten.

  • d. ten aanzien van het bepaalde onder c wordt beoordeeld of sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in de beleidsregels Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018, vastgesteld 8 mei 2018, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden, waarbij alleen gelet wordt op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging of -uitbreiding. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
  • e. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en c worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien:
    • 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien.
  • f. het bevoegd gezag maakt niet eerder gebruik van een in een moederplan gegeven wijzigingsbevoegdheid dan nadat is verzekerd dat in voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien ten behoeve van de nieuwe functie of de intensivering van de bestaande functie. Of er sprake is van voldoende parkeergelegenheid, wordt bepaald aan de hand van het bepaalde in de Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2016, met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Het bepaalde onder f is niet van toepassing indien:
    • 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere geschikte wijze in de nodige parkeergelegenheid wordt voorzien;

onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de parkeersituatie ter plaatse en met inachtneming van het bepaalde in de Nota parkeernormen gemeente Koggenland 2018, vastgesteld 8 mei 2018, met inbegrip van eventuele wijzigingen van deze nota gedurende de planperiode.

10.1.3 Laad- en losruimte
  • a. Indien het beoogde gebruik van een bouwwerk aanleiding geeft tot een te verwachten behoefte aan ruimte voor het laden of lossen van goederen, wordt een omgevingsvergunning voor het bouwen uitsluitend verleend indien aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk wordt voorzien in die behoefte, die bepaald is op basis van de daarvoor geldende CROW normen. Deze bepaling geldt niet:
    • 1. voor bestaand gebruik, waarbij de herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging wordt beschouwd als bestaand gebruik;
    • 2. voor zover op andere wijze in de nodige laad- of losruimte wordt voorzien.
  • b. Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in sub a en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien:
    • 1. het voldoen aan deze regel door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit; of
    • 2. op andere geschikte wijze in de nodige laad- en losruimte wordt voorzien.
  • c. onder de voorwaarde dat dit geen onevenredige afbreuk doet aan de verkeersveiligheid en de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden.

10.2 Niet toegestaan gebruik

Het is niet toegestaan om de locaties te gebruiken:

  • a. als standplaats voor kampeermiddelen;
  • b. ten behoeve van een seksinrichting of het uitoefenen van straatprostitutie;
  • c. voor het storten van puin en/of afvalstoffen;
  • d. voor de stalling en opslag van aan het oorspronkelijk gebruik onttrokken voer-, vaar- en/of vliegtuigen;
  • e. voor het plaatsen, doen plaatsen en/of geplaatst hebben van handelsreclame en andere commerciële uitingen, tekens en/of afbeeldingen.

Artikel 11 Algemene aanduidingsregels

11.1 Zone voor een landschappelijke overgangszone
11.1.1 Toepassingsbereik

De regels in dit artikel zijn van toepassing op de locatie 'Landschappelijke overgangszone'.

11.1.2 Functieoschrijving

Het als Landschappelijke overgangszone aangewezen locatie is, behalve voor de andere daar voorkomende functies bedoeld voor:

  • a. de ontwikkeling en het behoud van een landschappelijke overgangszone richting het aangrenzende open agrarische landschap in de vorm van een onbebouwde tuin of groenzone;
  • b. bijbehorende en ondergeschikte onverharde paden;
  • c. water en waterhuishoudkundige voorzieningen;
  • d. groenvoorzieningen;
  • e. bouwwerken van algemeen nut;
  • f. onbebouwd erf, waarbij de bouwactiviteiten als bedoeld artikel 22.27 en 22.36 van het Omgevingsplan Koggenland niet zijn toegestaan.

11.1.3 Bouwactiviteiten

Voor het bouwen gelden de volgende regels:

  • a. binnen deze locatie mogen, eventueel in afwijking van het bepaalde ingevolge de functies, uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd ten behoeve van de op grond van 6.2 en 7.2 toegelaten functies, en met dien verstande dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan 1 m.
11.1.4 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning de volgende werken en werkzaamheden uit te voeren:

11.1.4.1 Algemeen

  • a. het ophogen van gronden;
  • b. het aanleggen en/of verharden van paden en het aanbrengen van oppervlakteverhardingen met een oppervlakte van meer dan 50 m2;
  • c. het aanbrengen van oeverbeschoeiingen met een hoogte van meer dan 0,3 m boven de waterlijn;
  • d. het aanbrengen van vlonders of aanleggelegenheden over een lengte van meer dan 5 m.

11.1.4.2 Uitzondering

Het in lid 11.1.4.1 vervatte verbod is niet van toepassing op werken en werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud of beheer betreffen;
  • b. mogen worden uitgevoerd krachtens een op grond van andere regelgeving verleende vergunning;
  • c. noodzakelijk zijn voor het aansluiten van bouwwerken op het net van openbare, nutsvoorzieningen.

11.1.4.3 Voorwaarden voor verlening

De in lid 11.1.4.1 genoemde vergunning kan slechts worden verleend, indien geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan:

  • a. de landschappelijke waarden;
  • b. de natuurlijke waarden;

Er dient vooraf toestemming te worden gevraagd bij de waterbeheerder in het geval van ingrepen in het watersysteem.

Artikel 12 Algemene binnenplanse omgevingsplanactiviteiten

12.1 Binnenplanse omgevingsplanctiviteiten

Met een omgevingsvergunning kan het bevoegd gezag toestaan dat:

  • a. de regels gegeven maten, afmetingen en percentages tot niet meer dan 10% van die maten, afmetingen en percentages, teneinde deze bij de definitieve uitmeting van het plan in overeenstemming te brengen met de feitelijke situatie;
  • b. het bepaalde in de regels en toestaan dat het beloop of profiel van wegen of de aansluiting van wegen onderling in geringe mate wordt aangepast, indien de verkeersveiligheid en/of -intensiteit daartoe aanleiding geeft;
  • c. het bepaalde in de regels voor het bouwen van antennes en openbare lichtmasten waarvan de bouwhoogte niet meer dan 15 m mag bedragen;
  • d. het bepaalde in de regels en toestaan dat bouwwerken ten behoeve van openbare (nuts)voorzieningen, en naar de aard daarmee gelijk te stellen gebouwtjes en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd, mits:
  • e. de oppervlakte per gebouwtje niet meer dan 30 m² bedraagt;
  • f. de bouwhoogte per gebouwtje niet meer dan 3 m bedraagt.
  • g. het bepaalde in de regels van en toestaan dat de locaties 'Wonen' en 'Wonen – 1” worden overschreden met ten hoogste 30 cm, indien sprake is van een overschrijding die het gevolg is van het aanbrengen van isolatie bij hoofdgebouwen.

12.2 Beoordelingsregels

De in lid 12.1 bedoelde omgevingsvergunningen mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van

  • de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • het straat- en/of bebouwingsbeeld;
  • de verkeersveiligheid;
  • de milieusituatie;
  • de sociale veiligheid.

12.3 Voorwaardelijke verplichting

Een omgevingsvergunning wordt uitsluitend verleend indien voldaan wordt aan de regels in het Beeldkwaliteitsplan Spierland fase 3, dat als bijlage 1 bij deze regels is opgenomen.

Artikel 13 Algemene afwijkingsregels

 

13.1 -

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende bepalingen van de regels voor het bouwen van bouwwerken voor het openbare nut:

  • a. niet voor bewoning bestemde gebouwen, waarbij de inhoud niet meer mag bedragen dan 50 m³ en de goothoogte niet meer mag bedragen dan 3 m, gasdrukregel- en gasdrukmeetstations uitgezonderd;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals ondergrondse en bovengrondse vuilcontainers, mits de grondoppervlakte zowel boven- als ondergronds niet meer bedraagt dan 5 m² en de hoogte niet meer
  • c. dan 1,5 m bedraagt.

13.2 -

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd bij omgevingsvergunning af te wijken van de desbetreffende regels van het plan, voor:

  • a. een afwijking op ondergeschikte punten van de begrenzing van de locaties, indien zulks in het belang is van het verkeer of noodzakelijk is voor een behoorlijke inrichting van het terrein, dan wel de noodzaak daartoe blijkt bij uitzetting van het plan in het terrein, mits de afwijking niet meer bedraagt dan 3 m;
  • b. bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals beeldende kunstobjecten en dergelijke tot een maximum bouwhoogte van 10 m.
  • c. het oprichten van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zoals vlaggenmasten met een maximum hoogte van 10 m.

Artikel 14 Algemene bepalingen gehele werkingsgebied

14.1 Relatie met Omgevingsplan Koggenland

Dit TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Spierdijk – Woningbouwplan Spierland fase 3 is gericht op het faciliteren van gebiedsontwikkeling op de locatie Spierland fase 3 en is als een nieuw hoofdstuk (hoofdstuk 22a) opgenomen in het omgevingsplan van de gemeente Koggenland. Dit hoofdstuk is bekend gemaakt en digitaal beschikbaar gesteld met de landelijke voorziening, bedoeld in artikel 1.2.1, tweede lid, van het Besluit ruimtelijke ordening. Het is met de landelijke voorziening niet mogelijk dit hoofdstuk conform de juridische vormgeving van het omgevingsplan in STOP-TPOD beschikbaar te stellen.

14.2 Leeswijzer TAM-regels en Omgevingsplan Koggenland

De in dit op ruimtelijkeplannen.nl uitgegeven deel van het omgevingsplan (hierna: dit deel) moet als volgt worden gelezen:

Voorliggend TAM-omgevingsplan   Omgevingsplan Koggenland  
Regels   naam (ontwikkel)locatie  
Hoofdstukken 1, 2, 3, en 4   Paragrafen van hoofdstuk 22x – naam (ontwikkel)locatie  
Artikelen   Artikel 22x.x.x in de paragrafen  
Bijlagen   Bijlage 22x.nummering en naam  

14.3 Toepassingsbereik
14.3.1 Bestemmingsplannen in omgevingsplan van rechtswege niet van toepassing

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie als bedoeld in lid 1.3.

14.3.2 Relatie met de Bruidsschat

De besluiten op grond van artikel 22.1, onder a, van Omgevingswet zijn niet van toepassing voor zover het gaat over regels opgenomen in een besluit als bedoeld in artikel 4.6, eerste lid, onder a, b, c, g, h, i, j, k, l of m, van de Invoeringswet Omgevingswet op de locatie als bedoeld in lid 1.3.

14.3.3 Aanvraagvereisten

De aanvraagvereisten, bedoeld in paragraaf 22.5.2 van dit omgevingsplan, zijn van overeenkomstige toepassing op een omgevingsvergunning die is vereist op grond van dit hoofdstuk.

14.3.4 Geometrische werkingssfeer voorliggend TAM-omgevingsplan

Deze regels zijn van toepassing op de locatie TAM-omgevingsplan Hoofdstuk 22a Spierdijk – Woningbouwplan Spierland fase 3, waarvan de geometrische bepaalde planobjecten zijn vervat in het GML-bestand met identificatienummer NL.IMRO.1598.BPKSpierlandfase3-ON01 zoals vastgelegd op ruimtelijkeplannen.nl

14.4 Toepassingsbereik Bouw- en gebruiksactiviteiten

Op de locatie Spierdijk – Woningbouwplan Spierland fase 3 zijn uitsluitend de bouw- en gebruiksactiviteiten toegestaan zoals die zijn geregeld in Hoofdstuk 22a van dit Omgevingsplan.

Met het oog op een evenwichtige toedeling van functies aan locaties is het daarom verboden om zonder omgevingsvergunning gronden of bouwwerken te gebruiken anders dan overeenkomstig de aan de locatie toegedeelde functies.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en vaststellingsregels

Artikel 15 Overgangsrecht

15.1 Overgangsrecht bouwwerken en bouwactiviteiten
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot:
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geen worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in sub a voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld in het eerste lid met niet meer dan 10%.
  • c. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende tijdelijke omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

15.2 Overgangsrecht functies en gebruiksactiviteiten
  • a. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  • b. Het is verboden het met het wijzigingsbesluit strijdige gebruik, bedoeld in het artikel sub a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld in sub a, na de inwerkingtreding van het wijzigingsbesluit voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde in sub a is niet van toepassing op gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende tijdelijke omgevingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 16 Vaststelling wijziging omgevingsplan

Voor de locatie TAM-omgevingsplan Spierdijk - Woningbouwplan Spierland fase 3 heeft de gemeenteraad op [dd-maand-jaar] het wijzigingsbesluit vastgesteld.