Plan: | Wijziging Marveld en omgeving, recreatiewoningen |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.WPMEO1401-VG01 |
Hoofdstuk 1 Gegevens van het plan
Hoofdstuk 3 Bestaande situatie
Hoofdstuk 6 Onderzoeksresultaten
Hoofdstuk 7 Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid
Hoofdstuk 8 Juridisch planbeschrijving
Hoofdstuk 9 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid
Wijziging Marveld en omgeving, recreatiewoningen |
Wijzigingsplan |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
Esther Hoopman |
0544 393529 |
Er is een verzoek ingediend voor het bouwen van 21 recreatiewoningen op recreatiepark Marveld. Hierbij wordt een veld met stacaravans en chalets omgezet naar een veld met recreatiewoningen. De bestemming 'Recreatie - Chalets' moet hiervoor worden gewijzigd in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'.
Het plangebied is gelegen op het recreatiepark Marveld in Groenlo en momenteel reeds in gebruik voor verblijfsrecreatie. Op de locatie waar de nieuwe recreatiewoning zijn gepland zijn op dit moment chalets en stacaravans aanwezig. Deze worden weggehaald wanneer de recreatiewoningen worden gerealiseerd. Het aantal verblijfeenheden zal aanzienlijk worden verminderd.
Uitsnede plangebied
Locatie nieuwe recreatiewoningen
Het plangebied is gelegen in het vigerende bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo' uit 2016. In dit bestemmingsplan heeft het perceel waar de nieuwe recreatiewoningen worden geplaatst de bestemming 'Recreatie - Chalets'. In deze bestemming is bedrijfsmatige exploitatie van een verblijfsrecreatieterrein door middel van chalets en standplaatsen voor kampeermiddelen toegestaan. Recreatiewoningen zijn binnen deze bestemming niet toegestaan.
In het bestemmingsplan is een algemene wijzigingsregel opgenomen om het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te kunnen wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van het realiseren van recreatiewoningen, onder voorwaarden dat:
Daarbij blijft de maatvoering van toepassing die is opgenomen in de bouwregels bij de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', tenzij gebruik wordt gemaakt van de afwijking van de bouwregels. Hierbij kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels voor oppervlakte en inhoud voor het bouwen van recreatiewoningen met een grotere omvang dan 75 m2 en 300 m3, onder de voorwaarden dat wordt aangetoond dat er vanuit de toeristische markt aantoonbaar behoefte bestaat aan het realiseren van recreatiewoningen met grotere maatvoering op de betreffende locatie. In dat geval kan een grotere maatvoering worden toegestaan.
In hoofdstuk 7 wordt beschreven op welke manier aan bovenstaande voorwaarden wordt voldaan.
Uitsnede uit vigerend bestemmingsplan Marveld en omgeving, Groenlo
Het plangebied is momenteel een veld met chalets en stacaravans. Daarnaast zijn er jaar- en seizoensplaatsen voor kamperen aanwezig.
In het geldende bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo' heeft het plangebied de bestemming 'Recreatie - Chalets' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 3'. Daarnaast zijn de gebiedsaanduidingen 'wetgevingzone - wijzigingsgebied' en 'overige zone - groene ontwikkelingszone' op het plangebied van toepassing. Met de aanduiding 'maximum aantal chalets' is geregeld dat er maximaal 96 chalets in het plangebied zijn toegestaan.
Om in te spelen op de veranderende eisen van de consument heeft de eigenaar een verzoek ingediend om 21 recreatiewoningen te realiseren. Met het bouwen van nieuwe luxe en grote recreatiewoningen wil de eigenaar inspelen op de volgende trends en ontwikkelingen in de bungalowmarkt:
Kortom, vakantiegezelschappen worden groter en meer divers, er is een toenemende behoefte aan zorg en toegankelijkheid en luxe, privacy en comfort staan te allen tijde centraal. Om op deze vraag in te spelen zijn 21 grote recreatiewoningen gepland, die rolstoeltoegankelijk zijn en van de nodige luxe en comfort zijn voorzien.
Voor de bouw van deze recreatiewoningen worden de huidige chalets weggehaald. Het aantal verblijfseenheden wordt hierdoor aanzienlijk verminderd.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Voor een meer uitgebreide beschrijving van het beleidskader wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo' dat op 24 mei 2016 is vastgesteld.
In de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) is als Nationaal belang 1 opgenomen: een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio's met een concentratie van topsectoren. Onderdeel van een goed vestigingsklimaat zijn ook natuur, hoogwaardige landschappen en recreatieve voorzieningen.
De nationale belangen die juridische doorwerking behoeven, zijn uitgewerkt in de AMvB Ruimte. Overheden, burgers en bedrijven krijgen de ruimte om oplossingen te creëren en verdienen het vertrouwen dat ze dat op een goede manier doen. Gemeenten krijgen ruimte voor kleinschalige natuurlijke groei en voor het bouwen van huizen die aansluiten bij de woonwensen van mensen. Bij het beheren en ontwikkelen van natuur, krijgen boeren en particulieren in het landelijk gebied een grotere rol.
De algemene hoofddoelen zijn regionaal uitgewerkt: Oost Nederland omvat veel natuurgebieden en levert daarmee een belangrijke bijdrage aan het (inter) nationale natuurnetwerk. Daarnaast kent de regio belangrijke cultuurhistorische waarden.
De AMvB Ruimte geeft aan wat de ruimte is waarbinnen provincies en gemeenten hun eigen ruimtelijke kaders vorm kunnen geven. Het gaat om de kaders voor onder meer het bundelen van verstedelijking, de rijksbufferzones, de nationale landschappen, de ecologische hoofdstructuur, de kust, de grote rivieren, militaire terreinen, mainportontwikkeling van Rotterdam en de Waddenzee.
Bundeling van verstedelijking en landelijk gebied
De provincie stelt op grond van de AMvB Ruimte in een verordening regels vast, die ervoor zorgen dat nieuwe bebouwing binnen het bestaande bebouwde gebied komt, óf aansluitend daarop, óf in nieuwe clusters daarbuiten. Verspreide bebouwing kan worden toegestaan als die bebouwing qua functie gebonden is aan het buitengebied of als die bebouwing past binnen specifieke regels van de provincie gericht op verbetering van de ruimtelijke kwaliteit van het buitengebied, zoals een 'rood-voor-groen'-regeling, een 'ruimte-voor-ruimte'-regeling en functieveranderingsbeleid.
Nationale landschappen
De twintig nationale landschappen zijn gebieden met zeldzame en kenmerkende landschapskwaliteiten. De provincies moeten in een verordening het planologisch regime voor de nationale landschappen opnemen volgens het "ja, mits-principe": ruimtelijke ontwikkelingen zijn mogelijk, zolang de kernkwaliteiten worden behouden of versterkt en nieuwe bebouwing wordt gebundeld. Met het vaststellen van het Voorontwerp Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte vallen de Nationale landschappen onder de (financiële) verantwoordelijkheid van de provincies. In bestemmingsplannen dient rekening te worden gehouden met de uitgangspunten voor ruimtelijke ontwikkelingen binnen de nationale landschappen.
Gelderland streeft naar het veiligstellen van de verscheidenheid (biodiversiteit) en kwaliteit van de Gelderse natuur, wat bijdraagt aan een prettige leef- en werkomgeving. Hiertoe zetten wij in op de realisatie van een compact en hoogwaardig stelsel van onderling verbonden natuurgebieden. Dit bereiken wij door de bestaande natuur in het Gelders Natuurnetwerk (GNN) te beschermen en de samenhang te versterken door het uitbreiden van natuurgebieden in het GNN en het aanleggen van verbindingszones in de Groene Ontwikkelingszone (GO).
Gelders Natuurnetwerk (GNN)
Het GNN bestaat enerzijds uit alle gebieden met een natuurbestemming binnen de voormalige Gelderse EHS en anderzijds uit het zoekgebied van 7300 ha voor 5300 ha nieuwe natuur. Deze zoekruimte voor nieuwe natuur in het GNN is in de Omgevingsvisie opgenomen als toelichtende kaart. Daarnaast maken de reeds gerealiseerde delen van verbindingszones deel uit van het GNN. Het beleid met betrekking tot het GNN is ten eerste gericht op de bescherming en het herstel van de aanwezige natuurwaarden, ten tweede op de ontwikkeling van nieuwe natuurwaarden. Met het vastleggen van de geometrische plaatsbepaling van het GNN en de verbeelding daarvan op de kaart Regels Natuur overeenkomstig het bepaalde in artikel 2.1.1 sub 10, geeft Gelderland uitvoering aan de op haar rustende verplichting om de EHS bij provinciale verordening aan te wijzen als bepaald in artikel 2.10.2, eerste lid, Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro). Kortom: in Gelderland wordt de EHS gevormd door het GNN.
Groene Ontwikkelingszone (GO)
De GO bestaat uit alle gebieden met een andere bestemming dan natuur binnen de voormalige Gelderse EHS. Het beleid met betrekking tot de GO is gericht op het versterken van de ecologische samenhang door de aanleg van ecologische verbindingszones, waaronder landgrensoverschrijdende klimaatcorridors. In de Omgevingsvisie is een toelichtende kaart opgenomen van de verbindingszones. De ontwikkelingsdoelstelling is tweeledig: ontwikkeling van functies in combinatie met versterking van de kernkwaliteiten natuur en landschap. In de GO worden natuur- en landschapselementen aangelegd ter verbetering van de migratiemogelijkheden voor planten en dieren volgens de ontwikkelingsmodellen beschreven in de atlas Kernkwaliteiten GNN en GO, of in Bijlage 8 Kernkwaliteiten GNN en GO bij deze verordening.
Zowel door compensatie als verevening worden er nieuwe natuurelementen gerealiseerd. Na realisatie worden deze onderdelen toegevoegd aan het GNN.
Op onderstaande verbeelding is te zien dat de locatie waar de recreatiewoningen worden gerealiseerd in de Groene Ontwikkelingszone is gelegen. Met het landschappelijk inpassingsplan uit Bijlage 6 wordt er voor gezorgd dat significante effecten op de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone worden voorkomen. In hoofdstuk 7 wordt hier verder op ingegaan.
De provincie Gelderland heeft op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze is in plaats gekomen van het Streekplan uit 2005. De omgevingsvisie Gelderland is tot stand gekomen in het kader van 'Gelderland anders' waarbij het proces wordt gehanteerd van co-creëren, het betrekken van Gelderse partners bij de totstandkoming van de visie. In de visie komen de verschillende regionale en provinciale thema's terug (Gelders Natuur Netwerk, Nieuwe samenwerkingsvormen, Functieverandering, Energietransitie, Milieu en ondergrond in Gelderland, Trends en ontwikkelingen).
De provincie en haar partners streven naar een hoge kwaliteit van de Gelderse leefomgeving. De opgaven van de provincie en haar partners die zij hierbij zien, zijn:
De provincie wil in de Achterhoek gezamenlijk werken aan een economisch en sociaal vitaal buitengebied en zorgen voor leefbaarheid in de kernen. Er is aandacht nodig voor ruimtelijke kwaliteit door verbetering van de landschappelijke kwaliteit én door verbetering van de leefbaarheid, de sociale cohesie op het platteland, de werkgelegenheid en het economisch bruto product van het platteland.
De provincie wil samen met haar partners ook door ruimtelijke ontwikkelingen de Kernkwaliteiten van de Nationale Landschappen behouden, herstellen en versterken en de landschappelijke samenhang vergroten.
De provincie biedt in de omgevingsvisie ruimte voor kwaliteitsverbeteringen en innovatie van de recreatiebedrijven. Verder wordt bedrijfsmatige exploitatie verplicht gesteld. Permanente bewoning van recreatieverblijven dient te worden verboden.
In de 'Verdieping' van de omgevingsvisie is aangegeven dat in de recreatiesector aan de ene kant grote behoefte is aan kwaliteitsverbeteringen en innovatie en de daaruit vaak voortvloeiende behoefte aan meer fysieke ruimte. Aan de andere kant is er sprake van overaanbod. Daaruit vloeit de opgave voort om aan de ene kant ruimte te bieden voor de noodzakelijke kwaliteitsverbetering van de sector, maar aan de andere kant het probleem van de overcapaciteit aan te pakken. De provincie wil dat bedrijven invulling kunnen geven aan de kwaliteitsverbetering en innovatie van de recreatiebedrijven. De overcapaciteit betreft in belangrijke mate aanbod aan verouderde -in een aantal gevallen- uitgeponde (stacaravan)bedrijven. Dat laatste is niet het geval bij Marveld Recreatie. Wanneer het gaat om ontwikkelruimte binnen bestaande terreingrenzen in het GNN zijn ontwikkelingen toegestaan, die de kwaliteit van het toeristische aanbod verhogen. Hierbij wordt rekening gehouden met compensatie.
In samenhang met de nieuwe Omgevingsvisie heeft de provincie Gelderland 14 januari 2014 de Omgevingsverordening Gelderland (OVG) vastgesteld.
Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de regels in de verordening.
Bijzonderheden hierbij voor het bestemmingsplan Marveld en omgeving zijn:
Volledigheidshalve zij vermeld dat de verordening geen specifieke regels meer bevat ten aanzien van uitbreiding en nieuwvestiging van recreatieparken. De activiteit dient net als elke andere ontwikkeling te passen binnen het beleid dat voor het specifieke gebied geldt. Zo dient uitbreiding van recreatieparken in het Gelders Natuurnetwerk en Groene Ontwikkelingszone te voldoen aan het beschermingsregime voor het Gelders Natuurnetwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO).
Regionale structuurvisie Achterhoek
De visie 'Speerpunten Regionaal Ruimtelijk beleid Achterhoek 2011-2020' geeft de beleidsambities van acht Achterhoekse gemeenten voor de regionale economie, volkshuisvesting, landschappelijke kwaliteit, leefbaarheid en mobiliteit. De visie is een aanvulling en actualisatie op de Regionale Structuurvisie Achterhoek uit 2004 en legt de nadruk op andere speerpunten ten gevolge van de demografische ontwikkelingen. In de visie uit 2004 was uitgangspunt voor de positionering van de Achterhoek ten opzichte van de andere regio's: de doorontwikkeling als een economisch en sociaal-cultureel zelfstandige regio die zich naar buiten toe met name profileert met haar kleinschaligheid en gebiedskwaliteiten. Een grotere dynamiek in de regio wordt nagestreefd met behoud van de eigen ruimtelijke kwaliteit.
Naast landbouw is recreatie en toerisme een functie die in de Achterhoek steeds meer een stempel drukt op het buitengebied. Het draagt in steeds grotere mate bij aan een economisch vitaal platteland. Bijvoorbeeld door de koppeling van de agrarische sector en recreatie en toerisme: het agro-toerisme. Op het gebied van recreatie en toerisme biedt de nabijheid van de Achterhoek met haar 'rust en ruimte' voor inwoners van meer stedelijke gebieden uitgelezen recreatiemogelijkheden. De mogelijkheden voor bedrijvigheid in de recreatieve sector zijn binnen de Achterhoek nog niet uitgeput. De bestaande vaak kleinschalige voorzieningen kunnen door samenwerking uitgroeien tot een robuust netwerk waarin men elkaar aanvult, bijvoorbeeld door het aanbieden van arrangementen. Het streven is om een multifunctioneel gebied te creëren waar ruimte is voor (agrarische) bedrijvigheid, recreatie en toerisme en natuur.
Toerisme en recreatie Achterhoek Liemers
Het doel van de visie is de toeristische ontwikkelingen in de Achterhoek en Liemers een impuls te geven en op deze manier een bijdrage te leveren aan de stimulering van de regionale economie. De landschappelijke en ruimtelijke kwaliteiten van de Achterhoek en Liemers staan hoog in het vaandel. Binnen de kaders moet echter voldoende ruimte worden geboden voor toerisme en recreatie. In het kader van de ontwikkeling van economische dragers voor het platteland is plattelandstoerisme als speerpunt benoemd.
Permanente bewoning van recreatieverblijven wordt in Nederland al jarenlang als een probleem ervaren. Het permanent bewonen van recreatieverblijven wordt aantrekkelijker door de ontwikkelingen in de recreatiesector. De voornamelijk nieuw op te richten recreatieverblijven hebben bijvoorbeeld een dergelijke hoge bouwtechnische kwaliteit dat bewoning zeer aantrekkelijk is. Een andere ontwikkeling op dit vlak is het uitponden van recreatieterreinen, wat inhoudt dat recreatieterreinen per kavel of woning worden verkocht.
De doelstelling die centraal staat in de gemeentelijke Beleidsnotitie permanente bewoning recreatieverblijven is:
Bestaande en nieuwe gevallen van permanente bewoning van recreatieverblijven welke uit het oogpunt van ruimtelijke ordening, volkshuisvesting en/of bouwtechnische voorschriften ongewenst zijn, te bestrijden.
Permanente bewoning kan worden beschreven als: "het (al dan niet tijdelijk) gebruiken van een voor recreatie bestemd verblijf als hoofd(woon)verblijf". Kenmerkend voor het wonen is het hebben van een hoofdverblijf op die plaats. Uit jurisprudentie blijkt dat voor de vraag of er sprake is van een hoofdverblijf bepalend is waar iemand het centrum van zijn sociale en maatschappelijke belangen heeft. Het geheel van omstandigheden die als wonen worden beschouwd dient te worden meegewogen. Het gaat dus niet zozeer om de duur van de bewoning, maar om de aard ervan.
Voor het bepalen van de duur van de periode dat iemand gebruik mag maken van een recreatieverblijf wordt aansluiting gezocht bij de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens. Artikel 1 van de Wet gemeentelijke basisadministratie persoonsgegevens omschrijft het begrip 'woonadres' als volgt:
"het adres waar betrokkene woont, waaronder begrepen het adres van een woning die zich in een voertuig of vaartuig bevindt, indien het voertuig of vaartuig een vaste stand- of ligplaats heeft, of, indien betrokkene op meer dan één adres woont, het adres waar hij naar redelijke verwachting gedurende een half jaar de meeste malen zal overnachten".
Het gehele park Marveld recreatie wordt bedrijfsmatig geëxploiteerd. Er is hier, voor zover bekend, geen sprake van permanente bewoning van recreatieverblijven. Er zijn nooit inschrijvingen (anders dan de dienstwoningen) in de GBA gedaan. Bovendien worden nooit signalen ontvangen vanuit de omgeving, waaruit anders moet worden opgemaakt. Handhaving is hier (op dit moment) dan ook niet aan de orde. Ook de geplande 21 recreatiewoningen worden bedrijfsmatig geëxploiteerd. Dit wordt vastgelegd in een anterieure overeenkomst.
Het waterbeleid van rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
De huidige 45 stacaravans en 40 seizoensplaatsen zijn aangesloten op het riool. Het aantal recreatie-eenheden zal na realisatie van het plan lager zijn. Er is geen toename van de dwa en/of de toename van de pompcapaciteit. Wel zal een vakantiewoning in de winterperiode een betere bezetting hebben, zodat er een gelijkmatiger capaciteit van afvalwater zal ontstaan. Afwalwater wordt momenteel reeds gebufferd. Kortom, het hemelwater wordt op eigen terrein verwerkt en het afvalwater wordt geloost op de persleiding van het waterschap. Het plan heeft dus geen nadelige gevolgen voor de waterhuishouding.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van de watertoets wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo', dat op 24 mei 2016 is vastgesteld.
In opdracht van Marveld Recreatie B.V. heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 30 maart 2016 en 6 april 2016 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan de Elshofweg 6 te Groenlo. Aanleiding voor het bodemonderzoek zijn de voorgenomen bouwactiviteiten. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het bodemrapport is bijgevoegd in Bijlage 2. Hieronder wordt de conclusie van het onderzoek beschreven.
Slotconclusie en aanbevelingen
De hypothese "De gehele locatie is onverdacht" dient grotendeels aangenomen te worden. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er volgens Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar het onderzochte terreindeel voor de geplande bouwdoeleinden te gebruiken. Met het onderzoek is vastgesteld dat bij normaal gebruik als "wonen met tuin" er geen gebruiksbeperkingen gelden. Bij wonen met moestuin gelden er wel gebruiksbeperkingen.
Bij normaal gebruik als wonen met tuin is er geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek of het treffen van maatregelen. Daarvan uitgaande is de bodem op de onderzochte locatie - vanuit milieuhygiënisch opzicht - geschikt voor het beoogde gebruik. Geadviseerd wordt om aan de Omgevingsvergunning bouw de voorwaarden te verbinden om het gebruik als wonen met moestuin niet toe te staan, evenals consumptie van grondwater.
Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt.
Overige aanbevelingen
In algemene zin worden de volgende aanbevelingen gedaan:
Op 2 april 2016 is een quickscan flora en fauna uitgevoerd in het kader van de Flora- en faunawet.
Het plangebied is voor een deel gelegen in de Groene Ontwikkelingszone en naast het Gelders Natuurnetwerk, maar niet nabij (>3.000 meter) een Natura2000-gebied. In het kader van de recreatiewoningen die ter vervanging van de stacaravans worden geplaatst, zullen diverse bomen en groenstructuren worden gerooid. Het plangebied zal natuurlijk worden ingericht, onder andere door het aanplanten van groenstructuren en het graven van waterloopjes. Deze invulling heeft tot doel om de groen blauwe dooradering van het gebied te verbeteren.
De quickscan is gebaseerd op een bronnenonderzoek en een veldbezoek van 2 april 2016. Het volledige rapport is bijgevoegd in Bijlage 3. Hieronder wordt de conclusie beschreven.
Conclusie | |
Beschermde gebieden | Er zal geen aantasting van een Natura2000-gebied zijn. Directe aantasting van het GNN is niet aan de orde. Er zullen ingrepen plaatsvinden in de GO. - Door goed overleg met bevoegd gezag en een juiste ecologische inpassing van de voorgenomen ingrepen zal het plangebied, na realisatie, naar verwachting een grotere ecologische waarde hebben en beter kunnen functioneren als EVZ. |
Soortgroepen |
Flora Er zijn geen beschermde wilde soorten aangetroffen. |
Vogels Er zijn geen jaarrond beschermde nesten aanwezig binnen het plangebied. Algemeen voorkomende soorten kunnen broeden in de groenstructuren. - De rooiwerkzaamheden dienen buiten het broedseizoen plaats te vinden. |
|
Grondgebonden zoogdieren
Vaste verblijfplaatsen van overige streng of strikt beschermde soorten zijn niet aangetroffen. Algemeen voorkomende soorten kunnen voorkomen. |
|
Vleermuizen
Vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen van gebouwbewonende soorten zullen door de ingreep niet verloren gaan. Significant foerageergebied of vliegroutes gaan door de ingreep niet verloren. Bij de kap van bomen kunnen vaste verblijf- of voortplantingsplaatsen van boombewonende soorten verloren gaan. . Wanneer bekend is welke bomen gekapt gaan worden, dienen deze bomen (wanneer er geen blad aanwezig is en de bomen rondom bekeken kunnen worden) gecontroleerd te worden op eventuele (potentiële) verblijf- of voortplantingsplaatsen. |
|
Amfibieën, reptielen en vissen
Er zijn geen vaste verblijf- en/of voortplantingsplaatsen of exemplaren van streng en strikt beschermde overige soorten waargenomen. Algemeen voorkomende soorten (tabel 1) kunnen voorkomen (landhabitat). |
|
Ongewervelden/ overige soorten
Er zijn geen vaste verblijf- en/of voortplantingsplaatsen of exemplaren van streng en strikt beschermde overige soorten waargenomen. |
|
Flora- en faunawet |
Op basis van de bevindingen kan geconcludeerd worden dat er in
de huidige situatie geen procedurele gevolgen zijn.
- Bij de kap van grote bomen dient er een controle op (potentiële) vleermuisverblijfplaatsen plaats te vinden. Mogelijk dient op basis van de bevindingen van een eventueel noodzakelijk nader onderzoek een ontheffing Flora- en fauna aangevraagd te worden; - Er hoeft, op dit moment, geen ontheffing Flora- en faunawet te worden aangevraagd; - Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving; . Voor algemeen voorkomende soorten (Tabel 1) geldt een algemene vrijstelling als het ruimtelijke ingrepen betreft. |
Bij twee berken zijn potentiële verblijfplaatsen aangetroffen van vleermuizen. Op 2 februari 2017 heeft een extra check plaatsgevonden bij de berken. Met behulp van een lange ladder en een endoscoop is onderzocht of de holtes geschikt zijn voor vleermuizen. De conclusie is dat de holtes niet geschikt zijn bevonden voor vleermuizen. De bomen kunnen derhalve gekapt worden. In Bijlage 4 is het rapport opgenomen.
Archeodienst BV heeft een archeologisch bureauonderzoek en inventariserend veldonderzoek, verkennende fase uitgevoerd op het bereffende perceel in het recreatiepark Marveld in Groenlo. Het volledige rapport is bijgevoegd in Bijlage 5. Hieronder wordt de conclusie beschreven.
Voor het noordelijke deel van het plangebied acht Archeodienst BV een archeologisch vervolgonderzoek niet noodzakelijk (Zie figuur hieronder). Dit is gebaseerd op de lage verwachting uit het bureauonderzoek en de bevestiging door middel van het booronderzoek dat in dit gedeelte afgraving heeft plaatsgevonden waarbij grond is teruggestort.
Advieskaart op basis van de resultaten van het archeologisch bureau- en verkennend booronderzoek
In het zuidelijke deel van het plangebied zijn geen diepe bodemverstoringen waargenomen. Hier is sprake van een zogenaamd AC-profiel waarbij de bodem bestaat uit een humeuze bovengrond van 50 tot 60 cm dik met daaronder de C-horizont. Hoewel afgraving van het bodemprofiel niet kan worden uitgesloten, wijst de BC-horizont die in boring 14 is aangetroffen op een intacte top van de natuurlijke ondergrond (C-horizont). In het bureauonderzoek is een hoge verwachting toegekend voor vuursteenvindplaatsen uit het Laat-Paleolithicum tot en met het Neolithicum. Vuursteenvindplaatsen van jagers-verzamelaars bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien geen restanten van een podzolbodem zijn aangetroffen, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. Op basis hiervan wordt de hoge verwachting voor vuursteenvindplaatsen naar laag bijgesteld. In het bureauonderzoek is ook een hoge verwachting toegekend voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Volle-Middeleeuwen (tot in de 13e eeuw) en sporen van een boerderijlocatie uit de Late-Middeleeuwen (vanaf de 14e eeuw) tot en met de Nieuwe tijd. Deze vindplaatsen bestaan niet alleen uit vondstmateriaal zoals fragmenten aardewerk maar ook uit diepere grondsporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Dit betekent dat de hoge verwachting voor nederzettingsresten uit het Neolithicum tot en met de Nieuwe tijd voor het zuidelijke deel van het plangebied gehandhaafd blijft. Wanneer in dit gedeelte van het plangebied bodemingrepen plaatsvinden die dieper reiken dan 30 cm beneden maaiveld adviseert Archeodienst BV vervolgonderzoek door middel van een karterend booronderzoek om daadwerkelijk de aan- of afwezigheid van een archeologische vindplaats aan te tonen.
Uit beoordeling van het rapport door Omgevingsdienst Achterhoek blijkt echter dat er sprake is van een grotendeels diep verstoorde bodem. Dit volgt uit de boorstaten van de boringen die zuidelijk in het plangebied gezet zijn en uit de AHN beelden waarop te zien is dat de dekzandrug ter plekke is afgegraven.De kans is klein dat hier een archeologische vindplaats wordt aangetroffen. Bovendien worden de recreatiewoningen gerealiseerd in het gebied met lage archeologische verwachtingswaarde. Om deze reden is een vervolgonderzoek niet noodzakelijk.
Het aspect geluid heeft geen invloed op dit plan, aangezien het plan niet voorziet in de oprichting van een geluidgevoelige functie dan wel een functie die gezien kan worden als lawaaimaker, anders dan nu het geval is.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van het aspect geluid wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo', dat op 24 mei 2016 is vastgesteld.
Het aspect geur heeft geen invloed op dit plan, aangezien het plan niet voorziet in de oprichting van geurgevoelige objecten op kleine afstand van omliggende veehouderijen.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van het aspect geur wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo', dat op 24 mei 2016 is vastgesteld.
Voor kleinere ruimtelijke en verkeersplannen die effect kunnen hebben op de luchtkwaliteit heeft VROM in samenwerking met InfoMil de 'nibm-tool 1-5-2014' ontwikkeld. Daarmee kan op een eenvoudige en snelle manier worden bepaald of een plan niet in betekenende mate bijdraagt aan luchtverontreiniging. Met behulp van deze rekentool is de toename van de stoffen NO2 en PM10 bepaald.
De wijzigingsbevoegdheid maakt het realiseren van circa 30 recreatiewoningen mogelijk. Deze waren reeds binnen de vigerende bestemmingsplannen toegelaten, maar zijn nog niet gerealiseerd. Voor de volledigheid worden de mogelijkheden in het kader van verkeer en parkeren voor de te realiseren recreatiewoningen hier weergegeven. Conform de publicatie kencijfers parkeren en verkeersgeneratie, oktober 2012 van het CROW is bepaald wat de parkeerbehoefte en de verkeersgeneratie is voor deze ontwikkeling. Per bungalow dienen twee parkeerplekken gerealiseerd te worden en de verkeersaantrekkende werking per bungalow is 2,8 motorvoertuigen per weekdaggemiddelde. In de onderstaande tabel is het totaal aan motorvoertuigen weergegeven inclusief de toename aan stoffen No2 en PM10.
Uit de berekeningen met de nibm-tool blijkt dat de wijzigingsbevoegdheid de grens van 3% (een toename van 1,2 Pg/m3 NO2 of PM10) niet overschrijdt. De wijzigingsbevoegdheid wordt dan beschouwd als een nibm-project. Nader onderzoek naar de luchtkwaliteit kan derhalve achterwege blijven
Aangezien met het huidige plan niet meer recreatiewoningen worden gerealiseerd dan toegestaan met de wijzigingsbevoegdheid, vormt het aspect luchtkwaliteit geen belemmering voor het plan. Voor een meer uitgebreide beschrijving van het aspect luchtkwaliteit wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo', die op 24 mei 2016 is vastgesteld.
De nieuwe recreatiewoningen zijn in kader van externe veiligheid een kwetsbaar object. Het plangebied ligt buiten het plaatsgebonden en groepsrisicocontour (150 m) van het dichtstbijzijnde LPG tankstation. Het plangebied ligt wel in het invloedsgebied van het groepsrisico van het zwembad van de inrichting Marveld. Dit zwembad behoort echter tot de inrichting. Het plangebied valt buiten de 10-8 contour van de weg en zal derhalve geen noemenswaardige invloed hebben op de hoogte van het groepsrisico. Het aspect externe veiligheid vormt dan ook geen belemmering voor de wijzigingsbevoegdheid en de verplaatsing.
Voor een meer uitgebreide beschrijving van het aspect externe veiligheid wordt verwezen naar het bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo', dat op 24 mei 2016 is vastgesteld.
In het bestemmingsplan is een algemene wijzigingsregel opgenomen om het plan ter plaatse van de aanduiding 'wetgevingszone - wijzigingsgebied' te wijzigen in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie' ten behoeve van het realiseren van recreatiewoningen, onder voorwaarden dat:
Er is een quickscan flora en fauna uitgevoerd waaruit blijkt dat omliggende waarden in het kader van flora en fauna niet onevenredig worden aangetast. In Bijlage 3 is de quickscan flora en fauna opgenomen. De conclusie hiervan is beschreven in paragraaf 6.3.
Er is een bodemonderzoek gedaan waaruit blijkt dat de bodem geschikt is voor het beoogde gebruik. In Bijlage 2 is het bodemonderzoek opgenomen. De conclusie hiervan is beschreven in paragraaf 6.2.
Met het vervangen van de stacaravans door 21 recreatiewoningen en het omvormen van de terreininrichting tot een natuurvriendelijk gebied, worden de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone 'per saldo' niet significant aangetast. Het is eerder zo dat de kernkwaliteiten van de Groene Ontwikkelingszone juist zullen worden versterkt met de voorgenomen landschappelijke inpassing. Het landschappelijk inpassingsplan is opgenomen in Bijlage 6. Realisatie, beheer en instandhoudigng van het landschapsplan wordt vastgelegd in een anterieure overeenkomst.
Er is een archeologisch onderzoek uitgevoerd, zie Bijlage 5. De conclusie is beschreven in paragraaf 6.4. Een vervolgonderzoek is niet nodig.
Zoals in paragraaf 6.1 is beschreven, heeft het plan geen nadelige gevolgen voor de waterhuishouding.
Landschappelijke inpassing vindt plaats volgens het bijgevoegde inpassingsplan in Bijlage 6.
De recreatiewoningen komen te liggen rondom een natuurvijver, tussen een dichtere omranding van grote bomen en struiken. De vijver vormt het centrale open gedeelte, waarop alle recreatiewoningen een ongehinderd uitzicht hebben. Door de natuurvriendelijke inrichting van het plangebied zal het gebied meer natuurwaarden krijgen dan nu het geval is. Daarnaast zal door een consequent uitgevoerd ecologisch beheer de natuurwaarde nog verder toenemen.
De locatie waar de recreatiwoningen worden gerealiseerd is onderdeel van een bestaand recreatiepark en grenst slechts voor een klein deel aan de rand van het park, waar de Slinge loopt. De bestaande groenstrook langs de Slinge blijft bestaan en vormt een robuste en duurzame landschappelijke inpassing met natuurwaarden.
Bij iedere recreatiewoning worden 2 parkeerplaatsen op eigen terrein gerealiseerd. Daarnaast zijn er nog de algemene parkeerplaatsen op het recreatiepark. Er is dus voldoende parkeergelegenheid.
bedrijfsmatige exploitatie houdt in dat recreatiewoningen, chalets en kampeermiddelen door middel van een bedrijf, stichting of andere rechtspersoon worden beheerd of geëxploiteerd, waarbij geldt dat daar permanent wisselende recreatieve (nacht)verblijfsmogelijkheden worden geboden. De geplande 21 recreatiewoningen wordt uitsluitend bedrijfsmatig geëxploiteerd. Dit wordt tevens vastgelegd in de anterieure overeenkomst en wordt daarnaast als voorwaarde in de omgevingsvergunning activiteit bouw opgenomen.
Bij de wijzigingsbevoegdheid uit het moederplan is rekening gehouden met het bouwen van 30 recreatiewoningen in het betrokken plangebied. In plaats van 30 worden er 21 recreatiewoningen gebouwd, waardoor het aantal recreatiewoningen minder bedraagt dan 193.
Het plan beoogt het bouwen van 21 recreatiewoningen. Het oprichten van chalets is dus niet aan de orde en is via de regels van het wijzigingsplan ook uitgesloten.
Daarbij blijft de maatvoering van toepassing die is opgenomen in de bouwregels bij de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie', tenzij gebruik wordt gemaakt van de afwijking van de bouwregels. Hierbij kan met een omgevingsvergunning worden afgeweken van de bouwregels voor oppervlakte en inhoud voor het bouwen van recreatiewoningen met een grotere omvang dan 75 m2 en 300 m3, onder de voorwaarden dat wordt aangetoond dat er vanuit de toeristische markt aantoonbaar behoefte bestaat aan het realiseren van recreatiewoningen met grotere maatvoering op de betreffende locatie. In dat geval kan een grotere maatvoering worden toegestaan.
Voor de bouw van de recreatiewoningen wordt gebruik gemaakt van de afwijking van de bouwregels voor een grotere omvang dan 75 m2 en 300 m3. Zoals beschreven in hoofdstuk 4 is er vanuit de toeristische markt aantoonbaar behoefte aan grotere recreatiewoningen. De geplande recreatiewoningen worden geschikt gemaakt voor rolstoelers en grote gezinnen, waardoor grotere afmetingen noodzakelijk zijn. Het trenddocument met trends en ontwikkelingen in de bungalowmarkt is opgenomen in Bijlage 7.
Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op aan groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. De SVBP 2008 is per 1 juli 2013 vervangen door de SVBP 2012.
Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO-2012) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012). De bestemmingen in het voorliggende wijzigingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit wijzigingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
Het digitale wijzigingsplan 'Wijziging Marveld en omgeving, recreatiewoningen' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand. NL.IMRO.1586.WPMEO1401 is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.
Het wijzigingsplan betreft het wijzigen van de bestemming 'Recreatie - Chalets' in de bestemming 'Recreatie - Verblijfsrecreatie'. Hierbij wordt qua plansystematiek aangesloten op de regels van het moederplan. Uiteraard wordt wel rekening gehouden met de huidige wet- en regelgeving ten aanzien van ruimtelijke plannen.
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:
Het bouwen van de recreatiewoningen en de bijbehorende procedure worden door de verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan de verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst inzake grondexploitatie en planschade afgesloten met verzoeker.
Het wijzigingsplan voorziet in een bouwactiviteit als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan indien het verhaal van de kosten van de grondexploitatie over de in het plan of besluit begrepen gronden anderzins verzekerd is. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waarin is opgenomen dat de te maken kosten, waaronder eventuele planschade voor rekening van verzoeker is. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.
Een wijzigingsplan is een wijziging van een al geldend bestemmingsplan. Dit bestemmingsplan kent aan het college de bevoegdheid toe om, binnen de kaders die het plan stelt, tot wijziging over te gaan. Het wijzigingsplan regelt het omzetten van een veld met stacaravans en chalets naar een veld met 21 recreatiewoningen. In het geldende bestemmingsplan 'Marveld en omgeving, Groenlo' is voor de betreffende locatie een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Het ontwerp van het wijzingsplan is gedurende zes weken ter inzage gelegd. In die periode heeft iedereen een zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.
Er is één zienswijze ingekomen. Tengevolge van de zienswijze zijn de veiligheidscontouren rondom twee gasdrukmeet- en regelstations opgenomen in het plan. De zienswijze is verwoord en beantwoord in de Nota inhoud en beantwoording zienswijzen. Het tweede hoofdstuk van de nota inhoud en beantwoording zienswijzen bevat een overzicht met enkele ambtshalve aanpassingen ten opzichte van het ontwerp wijzigingsplan. De Nota inhoud en beantwoording zienswijzen is als bijlage aan het plan toegevoegd.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een wijzigingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Provincie Gelderland
Het bestemmingsplan is toegezonden aan de provincie voor een reactie in het kader van wettelijk vooroverleg.
Waterschap Rijn en IJssel
Het bestemmingsplan is toegezonden aan het waterschap voor een reactie in het kader van wettelijk vooroverleg. Het waterschap heeft aangegeven geen opmerkingen te hebben op het aangeboden plan.