Plan: | Woningsplitsing 3 locaties buitengebied Oost Gelre |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.WPBUI2005-VG01 |
Wijzigingsplan 'Woningsplitsing 3 locaties buitengebied Oost Gelre' |
Juni 2018 |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
Nardo Rondeel |
tel.nr. 0544 - 393 482 |
Voor een drietal percelen in het buitengebied van de gemeente Oost Gelre is in het verleden een bouwvergunning verleend voor het bouwkundig aanpassen van de bestaande woning op het perceel waarbij deze woning werd opgesplitst in twee wooneenheden. Daarnaast heeft het Generaal Pardon in 1996 de woningsplitsingen gelegaliseerd. Deze woningsplitsingen zijn nooit opgenomen in een bestemmingsplan. Dit wordt nu gecorrigeerd. De drie woningsplitsingen worden nu opgenomen in het geldende bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011 met bijbehorende Reparatieplannen. Omdat in deze genoemde bestemmingsplannen voor woningsplitsingen een wijzigingsbevoegdheid is opgenomen, worden deze woningsplitsingen met deze wijzigingsbevoegdheid geregeld.
Hetr gaat hierbij om de percelen Varsseveldseweg 92, 92a Harreveld, Droebertweg 5, 5a Lievelde en Kloezedijk 4, 4a Lievelde.
Dit wijzigingsplan heeft betrekking op een drietal percelen.
Varsseveldseweg 92, 92a Harreveld:
Droebertweg 5, 5a Lievelde:
Kloezedijk 4, 4a Lievelde:
In deze paragraaf worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.
Voor de drie percelen is een bouwvergunning verleend of in het kader van het Generaal Pardon uit 1996 gelegaliseerd. Deze woningsplitsingen zijn dus wel vergund maar zijn nog niet opgenomen in een bestemmingsplan. Door middel van deze wijziging van het bestemmingsplan worden op deze drie locaties de woningsplitsingen planologisch geregeld.
De drie percelen zijn gelegen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' met bijbehorende 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre' en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016'. De percelen zijn bestemd als:
Varsseveldseweg 92, 92a Harreveld, 'Wonen' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' en met een gebiedsaanduiding 'reconstructiezone - extensiveringsgebied'.
Uit een plattegrondtekening behorende bij het Generaal Pardon uit 1996 is melding gemaakt dat sprake is van een gesplitste woning in twee wooneenheden. Deze melding is destijds geaccepteerd.
Droebertweg 5, 5a Lievelde, 'Wonen' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' en met een functieaanduiding 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik'.
Op 10 juli 2001 is een bouwvergunning verleend met bijbehorende vrijstelling van het bestemmingsplan voor het splitsen van een voormalige boerderij in twee aparte wooneenheden.
Kloezedijk 4, 4a Lievelde, 'Wonen' met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.
In het bestemmingsplan 'Buitengebied Lichtenvoorde 1998' had het perceel de bestemming 'gesplitste voormalige boerderij'. In het geldende bestemmingsplan is echter sprake van de bestemming 'Wonen' waarin maar 1 woning is toegestaan. Deze omissie wordt nu gerepareerd.
plankaart uit vigerend bestemmingsplan voor Varsseveldseweg 92, 92a Harreveld
plankaart uit vigerend bestemmingsplan voor Droebertweg 5, 5a Lievelde
plankaart uit vigerend bestemmingsplan voor Kloezedijk 4, 4a Lievelde
Zoals aangegeven is op de drie percelen sprake van een legale woningsplitsing welke planologisch nog niet is opgenomen in een bestemmingsplan. Om planologisch te kunnen meewerken worden de woningsplitsingen getoetst aan de wijzigingsbevoegdheid zoals opgenomen in het geldend bestemmingsplan. In paragraaf 3.5.1 zijn de drie percelen aan de voorwaarden van de wijzigingsbevoegdheid getoetst.
De positie van de woning zal niet wijzigen zodat stedenbouwkundig geen beoordeling behoeft plaats te vinden. Eventuele veranderingen aan het uiterlijk van de boerderij en/of bijbehorende bouwwerken zal worden beoordeeld door de commissie welstand.
Op internationaal, nationaal en provinciaal niveau zijn een aantal juridische kaders en beleidskaders van toepassing op het plangebied. De belangrijkste worden in de volgende paragrafen beschreven.
Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regeling van de Europese Unie is de Europese natuurbeschermingsregelgeving rond Natura 2000-gebieden. Deze regels zijn verder uitgewerkt in de Natuurbeschermingswet en de aanwijzing van zogenaamde Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet is hier van toepassing. In december 2014 is het Korenburgerveen aangewezen als een Natura2000-gebied.
Het Korenburgerveen ligt op zeer ruime afstand van de plangebieden. Het Korenburgerveen is een komhoogveen in de Achterhoek, ten westen van Winterswijk. Het veencomplex bestaat uit een aantal deelgebieden waarvan de namen zijn ontleend aan de buurtschappen rondom het veen: het Meddose veen, het Vragenderveen en het Corlese Veen. Samen met het centraal gelegen Korenburgerveen vormen ze het Korenburgerveencomplex. Het is het enige gebied in Nederland waar een redelijk intacte hoogveenkern wordt omzoomd door een randzone, die doet denken aan de wat voedselrijkere laagzone van natuurlijke hoogvenen. De randzone bestaat uit nat schraalland, matig gebufferde vennen, broekbos en vochtige heide. In het Vragenderveen wordt het landschap bepaald door veendijkjes met daartussen langgerekte stroken regenererend hoogveen. Dit patroon is ontstaan tijdens de ontginning, waarbij de dijkjes zijn aangelegd om te voet de centrale delen van het hoogveen te kunnen bereiken.
Uit het aanwijzingsbesluit blijkt dat een groot deel van de habitattypen in het gebied gevoelig tot zeer gevoelig zijn voor vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie vanuit de lucht. Omdat veehouderijen ammoniak (en daarmee stikstof) uitstoten moet het agrarisch bedrijf over een vergunning beschikken.
In onderhavig geval is geen sprake van inwerking zijnde veehouderijbedrijven of vinden op het perceel activiteiten plaats die bijdragen aan de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden. De plannen passen dan ook binnen Europese wetgeving.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tussen nu en 2040. Met deze visie trekt de Rijksoverheid een beleidslijn door die al met de Nota Ruimte werd ingezet, namelijk een verdere concentratie (voor wat betreft beleidsbemoeienis en investeringen) op de ruimtelijke ordening van de hoofdinfrastructuur van Nederland, te weten de havens, Schiphol, belangrijke wegen, spoorwegen, waterwegen en andere netwerken die van wezenlijk belang zijn voor het economisch functioneren van het land. Daaronder vallen verder industriële en agrarische complexen van nationaal belang. Verder wil het Rijk zich concentreren op de maatregelen die noodzakelijk zijn om het land te beschermen tegen de zee.
Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk nog steeds uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei.
De provincies en gemeenten zijn meer dan voorheen verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening met betrekking tot verstedelijking, de afbakening van de bebouwde kommen en het landelijk gebied en het veilig stellen en de verschillende waarden van het landelijk gebied.
In de Structuurvisie is een aantal nationale belangen benoemd. Voor dit wijzigingsplan is het belang 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van toepassing. Dit wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure voor wijzigingsplannen in de gemeente. Daarbij wordt een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan te dienen.
De overige nationale belangen zijn voor dit wijzigingsplan niet van toepassing omdat het om belangen op een hoger schaalniveau dan het lokale schaalniveau gaat.
Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie vastgesteld. Nadien zijn in geconsolideerde versies wijzigingen verwerkt. De meest recente geconsolideerde versie is van januari 2018. De Omgevingsvisie Gelderland is doorvertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsvergunning op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.
Het plangebied is niet gelegen in een maatschappelijke opgave zoals genoemd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen op de diverse percelen.
In paragraaf 2.3.2 is de geldende bestemde situatie beschreven. Ingevolge het geldende bestemmingsplan is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het splitsen van een voormalige boerderij.
Wijzigingsbevoegdheid woningsplitsing
In artikel 19.6.2 zijn regels opgenomen waaraan een woningsplitsing moet voldoen. Deze zijn:
a. vervallen
b. de inhoud van het te splitsen gebouw (dus zonder vrijstaande stallen, schuren en loodsen e.d.) niet minder bedraagt dan 900 m3;
c. bij alle woningen 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;
1. er sprake is van een landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan; uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;
d. de wijziging mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek dient te worden aangetoond;
e. de wijziging geen onevenredige aantasting tot gevolg heeft voor:
f. het (wijzigings-)plan per saldo een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften verbinden aan het wijzigingsplan ter bevordering van de kwaliteit van de omgeving.
De woningsplitsingen op genoemde drie locaties zijn al jaren gelegaliseerd en als zodanig in gebruik. Toetsing aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid is dan overbodig. Wel is getoetst aan de milieu-aspecten om te bezien of deze nog invloed hebben op het leefgebied.
Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap. Die visie in het LOP is in hoofdlijnen: 'Groen licht voor het landschap, maar voor wat hoort wat!'
De drie plangebieden vallen ieders in hun eigen landschapsensemble. Nu al jaren sprake is van woningsplitsing is het niet redelijk om het perceel nu nog landschappelijk te laten inpassen en hiervoor een landschappelijk inpassingsplan te laten opstellen. Bij toekomstige ontwikkelingen op een van de drie percelen zal er wederom landschappelijk moeten worden ingepast.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Thema | Toetsvraag | V'veldseweg 92 | Droebertweg 5 | Kloezedijk 4 |
HOOFDTHEMA'S | ||||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)? 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Nee Nee |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Nee Nee Nee |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlakte- water) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee Nee |
Nee Nee Nee Nee |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- water-kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel) water op oppervlaktewater geloosd? | Nee | Nee | Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Nee Nee Nee |
Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee | Nee | Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
Ja Nee |
Nee Nee |
Volksgezond- heid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die milieu- hygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Nee Nee |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Nee Nee Nee Nee |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee | Nee | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee | Nee | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee | Nee | Nee |
Uit bovenstaande watertoets blijkt dat de voorgenomen planontwikkeling op de percelen Varsseveldseweg 92, 92a te Harreveld en Kloezedijk 4, 4a te Lievelde geen gevolgen heeft voor het water, zowel hemel-, afval- of oppervlaktewater.
Alleen op het perceel Droebertweg 5, 5a te Lievelde is in de directe nabijheid van het woonperceel en watergang van het Waterschap Rijn en IJssel gelegen. De voorgenomen planontwikkeling, het planologisch splitsen van een bestaande woning in twee wooneenheden, heeft geen gevolgen voor het reguliere beheer en onderhoud van deze watergang. Dit wil zeggen dat de planontwikkeling op dit perceel geen gevolgen heeft voor het water.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet worden nagegaan of de bodemkwaliteit de planontwikkeling mogelijk maakt. Aan de hand van de beschikbare bodeminformatie moet onderbouwd worden wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik.
Er is al jaren lang sprake van gesplitste woningen. Het uitvoeren van een verkenned bodemonderzoek zal geen meerwaarde meer hebben nu al jarenlang op de bodem wordt gewoond en geleefd. Een verkennend bodemonderzoek is dan ook niet uitgevoerd op de drie percelen.
Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vervangt de drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie, waarin de activiteit zich plaatsvindt, komen te liggen.
De Wet natuurbescherming bestaat uit 3 onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en de bescherming van bosopstanden. Naast de natuurwetgeving bestaat het natuurbeleid, waarbij de kern wordt gevormd door het Natuur Netwerk Nederland, afgekort de NNN.
Bij de gerealiseerde woningsplitsingen vindt geen aan- en/of verbouw plaats en geen sloopwerkzaamheden. Het verstoren of beschadigen van flora en fauna is hier dus niet aan de orde. Een onderzoek is hier dan ook niet verplicht. Wel telt ten allen tijde een algemene zorgplicht.
Algemeen geldende voorwaarde
Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Wet natuurbescherming van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.
In het plangebied zijn de voormalige boerderijen niet aangemerkt als karakteristiek of monumentaal. Wel zijn voormalige boerderijen cultuurhistorisch waardevol en behoudenswaardig.
In de plangebieden geldt een matige archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm over een bodemoppervlakte van 2.500 m2 dient een inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden. Bij deze woningsplitsingen vinden geen bodemingrepen plaats die een oppervlakte groter dan 2.500 m2 bestrijken. Onderzoek naar archeologie is geen verplichting, heeft geen toegevoegde waarde en is dan ook niet uitgevoerd.
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.
In de Wet geluidhinder is aangegeven dat bij ruimtelijke ontwikkelingen dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een zone van een weg rekening wordt gehouden met de geluidsbelasting van deze weg op gevels van woningen, van andere geluidgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen. De daarvoor geldende geluidsbelastingen worden weergegeven in artikel 82 en 100 van de Wet geluidhinder. De zone van de weg is aangegeven in artikel 74 van de Wet geluidhinder.
De ontstane nieuwe woningen bij woningsplitsing van de voormalige boerderijen aan de Varsseveldseweg 92, 92a te Harreveld, Droebertweg 5, 5a te Lievelde en Kloezedijk 4, 4a te Lievelde liggen op geringe afstand van respectievelijk de N18, Droebertweg en Kloezedijk / Lievelderweg. De genoemde wegen zijn gelegen in het buitenstedelijk gebied en te omschrijven als wegen bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen. Hiervoor geldt een zone van 250 m.
Om de geluidbelasting van het wegverkeer op de gevels van de nieuwe wooneenheden te bepalen zijn indicatieve berekeningen gemaakt van de mogelijke geluidsbelasting op de gevel(s). Hierbij is uitgegaan van aannames van het aantal motorvoertuigen nu er geen actuele gegevens bekend zijn. Hierbij zijn berekeningen uitgevoerd van de omliggende wegen.
Varsseveldseweg 92, 92a Harreveld
Voor het traject Varsseveldseweg Oost - Harreveld zijn in de periode 1 januari 2018 tot en met 28 februari 2018 telgegevens bekend voor wat betreft het aantal motorvoertuigen per uur en per etmaal.
Uit de indicatieve berekeningen is op te maken dat de etmaalwaarde van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op 1,5 m en op 4,5 m hoogte op de zijgevel van de voormalige boerderij wordt overschreden tot een etmaalwaarde van 54,6 dB(A) in de dagperiode op 4,5 m hoogte en 52,3 dB(A) op 1,5 m hoogte. Door het toepassen van geluidwerende maatregelen aan de woning zal de binnenwaarde in de woning aanzienlijk verlaagd kunnen worden. Nu er al jarenlang sprake is van een bestaande situatie zal het lawaai van het wegverkeer in de woning meer dan acceptabel zijn.
Uit een afzonderlijke berekening van het wegverkeerslawaai in alleen de spitsuren 07.00 en 08.00 en 08.00 en 09.00 en tussen 16.00 en 17.00 en 17.00 en 18.00 uur blijkt dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op zowel 1,5 m en 4,5 m niet wordt overschreden.
De voornoemde berekeningen zijn als bijlage bijgevoegd.
Droebertweg 5, 5a Lievelde
Voor de Droebertweg zijn geen verkeersgegevens bekend. Uitgegaan is van een doorgaande weg met 1000 verkeersbewegingen per etmaal.
Uit de indicatieve berekeningen is op te maken dat de etmaalwaarde van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op 1,5 m en op 4,5 m niet wordt overschreden.
De berekeningen zijn als bijlage bijgevoegd.
Kloezedijk 4, 4a Lievelde
Voor de Kloezedijk zijn geen verkeersgegevens bekend. De Kloezedijk is te omschrijven als een weg welke in hoofdzaak wordt gebruikt door bestemmingsverkeer. Uitgegaan is dan ook van een verkeersintensiteit van 55 verkeersbewegingen per etmaal.
Uit de indicatieve berekeningen is op te maken dat de etmaalwaarde van de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op 1,5 m en op 4,5 m niet wordt overschreden.
Voor de Lievelderweg als doorgaande weg geldt een hoge verkeersintensiteit.Uitgegaan is dan ook van 3500 verkeersbewegingen per etmaal. Bij deze intensiteit blijkt dat de voorkeursgrenswaaarde van 48 dB op 1,5 m en 4,5 m niet wordt overschreden.
De 48 dB wordt gehaald bij een verkeersintensiteit van 9500 verkeersbewegingen per etmaal op 4,5 m meethoogte.
Ook hiervan zijn de berekeningen bijgevoegd.
Het wegverkeerslawaai zal dan ook geen belemmeringen opleveren voor de geplande planontwikkeling.
Bekeken is of de gewenste ontwikkeling past in haar omgeving ten opzichte van aanwezige bedrijven en omgekeerd of er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat in de woning.
Varsseveldseweg 92, 92a Harreveld
In de directe omgeving van dit perceel zijn geen agrarische of andersoortige bedrijven gelegen waarvan overlast valt te verwachten. Vanwege de geluidsbelasting van het wegverkeerslawaai zou het woon- en leefklimaat als minder goed kunnen worden ervaren. Zoals in paragraaf 4.5.1 is aangegeven is al sprake van een lang bestaande situatie en er reeds maatregelen zijn getroffen tegen mogelijke overlast van het verkeerslawaai.
Droebertweg 5, 5a Lievelde
De directe omgeving van Droebertweg 5a is te omschrijven als gemengd gebied waarbij agrarische bedrijven in samenhang gaan met woonbestemmingen. Nu er al sprake is van een lang bestaande situatie, kan het woon- en leefklimaat als goed worden omschreven.
Kloezedijk 4, 4a Lievelde
De directe omgeving van Kloezedijk 4a is te omschrijven als woongebied. Op ruim 200 m is nog een enkel agrarisch bedrijf gelegen die geen negatieve invloed zal hebben op het woon- en leefklimaat in de woning.
In het algemeen kan dan ook worden geconstateerd dat er bij de gesplitste woningen een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.
De nieuwe woningen mogen geen beperkende factor zijn voor toekomstige ontwikkelingen van omliggende agrarische bedrijven. Voor alle drie locaties geldt dat zij op voldoende afstand van agrarische bedrijven zijn gelegen om deze bedrijven niet in haar toekomstige ontwikkelingen te beperken. Daarnaast zijn andere woonbestemmingen de eerst beperkende factor voor toekomstige ontwikkelingen van agrarische bedrijven.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Deze stoffen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de luchtkwaliteit kunnen uitoefenen of toepassen, tenzij:
De hierboven aangegeven grenswaarden zijn in de onder staande tabel aangegeven
Stof | Grenswaarde |
SO2 | 350 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
125 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
NO2 | 200 µg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010 | |
PM10 | 40 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 µg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
Lood | 0,5 µg/ m³ als jaargemiddelde concentratie |
CO | 10.000 µg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie |
C6H6 | 10 µg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie |
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen):
Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).
De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).
Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.
Met de voorgenomen ontwikkeling wordt er één woning toegevoegd. Het gaat hier dus om minder woningen dan het hier genoemde criterium, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit een grenswaarde is opgenomen. Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de ontwikkelingen op de diverse percelen.
Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport. Het doel van het veiligheidsbeleid is zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en op termijn ook het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle activiteiten. Geregeld is hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen in de omgeving van een risicobron als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de risicobron. Afstanden die aangehouden moeten worden, worden bepaald door het plaatsgebonden risico (PR) van een risicovolle activiteit. Het ijkpunt voor het groepsrisico (GR) wordt bepaald door een oriëntatiewaarde. De externe veiligheid van risicobronnen wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de risicobron.
Om in beeld te brengen of er in het plangebied of in de nabijheid daarvan risicobronnen aanwezig zijn, is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Een woning betreft geen risicobron. Uit de risicokaart blijkt dat er in de nabijheid van het plangebied Kloeedijk 4, 4a te Lievelde een risicobron aanwezig is namelijk de opslag en aflevering van LPG. Het plangebied is echter op dusdanig grote afstand gelegen (300 m) dat van deze LPG-opslag geen direkt gevaar wordt ondervonden.
Met betrekking tot het aspect externe veiligheid is het plan dan ook uitvoerbaar.
Varsseveldseweg 92, 92a Harreveld
Droebertweg 5, 5a Lievelde
Kloezedijk 4, 4a Lievelde
Het betreft hier een gemeentelijk initiatief. De uiteindelijke uitvoering van de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt zijn wel voor rekening van de ondernemer. De gemeente werkt mee aan dit initiatief door het opstellen van het wijzigingsplan en door de procedures voor haar rekening te nemen.
Het wijzigingsplan voorziet niet een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden geen exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.
Het ontwerpwijzigingsplan heeft op grond van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voor een periode van zes weken ter inzage gelegen van 15 juni 2018 tot en met 26 juli 2018. In deze periode is geen zienswijze ingediend.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Binnen het plan zijn geen nationale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel. Er wordt voldaan aan het provinciaal beleid zodat toezending naar de provincie Gelderland geen verplichting is.
In de ontwerpfase worden de diensten van provincie en het Waterschap door middel van een kennisgeving op de hoogte gebracht van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzage termijn hebben beide diensten geen zienswijzen en/of op- en/of aanmerkingen ingedient.