direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Woningsplitsing Oude Lievelderweg 2 Lievelde
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.WPBUI2004-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Gegevens van het plan

Wijzigingsplan 'Woningsplitsing Oude Lievelderweg 2 Lievelde'  
 
April 2018  
Inlichtingen:  
Afdeling Omgeving  
Nardo Rondeel  
tel.nr. 0544 - 393 482  

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

Op 3 mei 2017 is bij de gemeente Oost Gelre een verzoek ingekomen voor woningsplitsing van de voormalige boerderij op het perceel Oude Lievelderweg 2 te Lievelde. Hierbij wordt het achterhuis in gebruik genomen als woning zodat twee wooneenheden ontstaan. Naast de woningsplitsing zal een kleinschalige camping worden geëxploiteerd. Voor woningsplitsing is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen.

2.2 Ligging en begrenzing plangebied

Het plangebied is het woonperceel Oude Lievelderweg 2 te Lievelde. Op dit perceel is de voormalige boerderij met een bijbehorend bouwwerk aanwezig. Voor de aanwezige kleinschalig kampeerterrein is een mobiel sanitairgebouw aanwezig. Het plangebied ligt op ruim 300 m van de bebouwde kom Lievelde en op ongeveer 300 meter van de Rijksweg N18. Het plangebied ligt aan twee doorgaande wegen, de Lievelderweg en de Oude Lievelderweg.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.WPBUI2004-VG01_0001.png"

afbeelding: ligging plangebied Oude Lievelderweg 2 Lievelde

2.3 Planbeschrijving

In deze paragraaf worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.

2.3.1 Aanleiding

De agrarische bedrijfsactiviteiten op het voormalig agrarisch perceel Oude Lievelderweg 2 te Lievelde zijn enkele jaren geleden gestaakt. Op het perceel is gebruik gemaakt van functieverandering waarbij, na sloop van de aanwezige bedrijfsgebouwen, een vrijstaande woning mocht worden gebouwd. De voormalige boerderij staat te koop en er is belangstelling om, door middel van het splitsen van de boerderij, deze te bewonen met twee gezinnen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.WPBUI2004-VG01_0002.png"

Afbeelding: huidige situatie Oude Lievelderweg 2 Lievelde

- gele cirkel: te splitsen karakteristieke woonhuis

- oranje cirkel: bijbehorend bouwwerk met sanitairgebouw voor de kleinschalige camping

- paarse cirkel: locatie kleinschalige camping

- groene cirkel: nieuwe woning verkregen bij functieverandering

2.3.2 Huidige situatie

Het perceel Oude Lievelderweg 2 te Lievelde is een voormalig agrarisch perceel waarbij, na sloop van de aanwezige agrarische bouwwerken, een nieuwe woning gebouwd mag worden. Op het perceel is een karakteristieke boerderij aanwezig bestaand uit een voorhuis met achterhuis en een aangebouwd bijbehorend bouwwerk. Op het perceel is een vrijstaand bijbehorend bouwwerk aanwezig en momenteel in gebruik als verblijfsgebouw voor het kleinschalig kampeerterrein. Naast dit bouwwerk staat een vrijstaande sanitairunit ook ten behoeve van het kleinschalig kampeerterrein. Het kampeerterrein is gelegen rondom een bestaande vijver.

Het perceel is gelegen in het buitengebied van de gemeente Oost Gelre. In de direkte omgeving zijn in hoofdzaak woonpercelen gelegen en een enkele recreatieve inrichting.

2.3.3 Vigerende bestemde situatie

Het perceel Oude Lievelderweg 2 te Lievelde ligt in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' met bijbehorende 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre' en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016'. Het perceel heeft de bestemming 'Wonen' met een maatvoering van 'maximum aantal wooneenheden' van twee en met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van wonen - agrarisch medegebruik' en 'nevenactiviteit'. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.

Het kleinschalig kampeerterrein is gelegen ingevolge voornoemde bestemmingsplannen in de bestemming 'Agrarisch' met functieaanduiding 'verblijfsrecreatie' en de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'. Door middel van een aanduiding 'relatie' wordt aangegeven dat het perceel voor de verblijfsrecreatie een relatie heeft met de overzijde van de Oude Lievelderweg gelegen perceel. Op dit perceel geldt naast de bestemming 'Agrarisch' aanvullend de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verblijfsrecreatie'. Ook de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' is op dit perceel van toepassing.

In de regels van het geldende bestemmingsplan met bijbehorende reparatieplannen is opgenomen dat

- ter plaatse van de aanduiding 'verblijfsrecreatie' er sprake is van een terrein voor verblijfsrecreatie waar plaats wordt geboden aan maximaal 15 kampeermiddelen en maximaal 90 kampeerders voor meer dan 10 dagen per jaar in de periode 15 maart tot en met 31 oktober.

- ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch - verblijfsrecreatie' er sprake is van een terrein waar tijdelijk maximaal 10 kampeermiddelen worden geplaatst en maximaal 60 kampeerders aanwezig zijn gedurende maximaal 10 dagen per jaar en verdeeld over maximaal 10 perioden, gekoppeld aan een meerdags evenement.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.WPBUI2004-VG01_0003.png"

Afbeelding: plankaart uit vigerend bestemmingsplan

2.3.4 Gewenste situatie

Het perceel Oude Lievelderweg 2 te Lievelde zal worden gesplitst in twee woonpercelen. De huidige eigenaar zal verhuizen naar de nieuw te bouwen woning waarbij een bijbehorend bouwwerk aanwezig is. Op het andere perceel is de karakteristieke boerderij met bijbehorend bouwwerk gelegen die zal worden gesplitst en door twee huishoudens worden bewoond. Daarbij zal het kleinschalig kampeerterrein worden behouden en het tijdelijk kampeerterrein worden losgekoppeld van het kleinschalig kampeerterrrein.

Voor het splitsen van de voormalige karakteristieke boerderij is in het geldende bestemmingsplan een wijzigingsbevoegdheid opgenomen. Door het volgen van een wijzigingsprocedure kan het college van burgemeester en wethouders aan de woningsplitsing maar ook het loskoppelen van de verblijfsterreinen meewerken.

2.3.5 Landschappelijke inpassing

Ten behoeve van de ruimtelijke ontwikkeling dient er landschappelijke inpassing plaats te vinden. Verzoeker heeft een landschappelijk inpassingsplan ingediend waarbij het perceel wordt ingepast. Dit landschapsplan is door de gemeente goedgekeurd en als bijlage bijgevoegd.

2.3.6 Stedenbouw en welstand

De positie van de woning zal niet wijzigen zodat stedenbouwkundig geen beoordeling behoeft plaats te vinden. Eventuele veranderingen aan het uiterlijk van de boerderij en/of bijbehorende bouwwerken zal worden beoordeeld door de commissie welstand.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Inleiding

Op internationaal, nationaal en provinciaal niveau zijn een aantal juridische kaders en beleidskaders van toepassing op het plangebied. De belangrijkste worden in de volgende paragrafen beschreven.

3.2 Europese wetgeving

Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regeling van de Europese Unie is de Europese natuurbeschermingsregelgeving rond Natura 2000-gebieden. Deze regels zijn verder uitgewerkt in de Natuurbeschermingswet en de aanwijzing van zogenaamde Natura 2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet is hier van toepassing. In december 2014 is het Korenburgerveen aangewezen als een Natura2000-gebied.

Het Korenburgerveen ligt op ruim 4.000 m afstand van het plangebied. Het Korenburgerveen is een komhoogveen in de Achterhoek, ten westen van Winterswijk. Het veencomplex bestaat uit een aantal deelgebieden waarvan de namen zijn ontleend aan de buurtschappen rondom het veen: het Meddose veen, het Vragenderveen en het Corlese Veen. Samen met het centraal gelegen Korenburgerveen vormen ze het Korenburgerveencomplex. Het is het enige gebied in Nederland waar een redelijk intacte hoogveenkern wordt omzoomd door een randzone, die doet denken aan de wat voedselrijkere laagzone van natuurlijke hoogvenen. De randzone bestaat uit nat schraalland, matig gebufferde vennen, broekbos en vochtige heide. In het Vragenderveen wordt het landschap bepaald door veendijkjes met daartussen langgerekte stroken regenererend hoogveen. Dit patroon is ontstaan tijdens de ontginning, waarbij de dijkjes zijn aangelegd om te voet de centrale delen van het hoogveen te kunnen bereiken.

Uit het aanwijzingsbesluit blijkt dat een groot deel van de habitattypen in het gebied gevoelig tot zeer gevoelig zijn voor vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie vanuit de lucht. Omdat veehouderijen ammoniak (en daarmee stikstof) uitstoten moet het agrarisch bedrijf over een vergunning beschikken.

In onderhavig geval is geen sprake van een inwerking zijnd veehouderijbedrijf of vinden op het perceel activiteiten plaats die bijdragen aan de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden. Het plan past dan ook binnen Europese wetgeving.

3.3 Nationaal beleid

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tussen nu en 2040. Met deze visie trekt de Rijksoverheid een beleidslijn door die al met de Nota Ruimte werd ingezet, namelijk een verdere concentratie (voor wat betreft beleidsbemoeienis en investeringen) op de ruimtelijke ordening van de hoofdinfrastructuur van Nederland, te weten de havens, Schiphol, belangrijke wegen, spoorwegen, waterwegen en andere netwerken die van wezenlijk belang zijn voor het economisch functioneren van het land. Daaronder vallen verder industriële en agrarische complexen van nationaal belang. Verder wil het Rijk zich concentreren op de maatregelen die noodzakelijk zijn om het land te beschermen tegen de zee.

Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk nog steeds uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei.

De provincies en gemeenten zijn meer dan voorheen verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening met betrekking tot verstedelijking, de afbakening van de bebouwde kommen en het landelijk gebied en het veilig stellen en de verschillende waarden van het landelijk gebied.

In de Structuurvisie is een aantal nationale belangen benoemd. Voor dit wijzigingsplan is het belang 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van toepassing. Dit wijzigingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure voor wijzigingsplannen in de gemeente. Daarbij wordt een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan te dienen.

De overige nationale belangen zijn voor dit wijzigingsplan niet van toepassing omdat het om belangen op een hoger schaalniveau dan het lokale schaalniveau gaat.

3.4 Provinciaal beleid

3.4.1 Omgevingsvisie en -verordening Gelderland

Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie vastgesteld. Nadien zijn in geconsolideerde versies wijzigingen verwerkt. De meest recente geconsolideerde versie is van januari 2018. De Omgevingsvisie Gelderland is doorvertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsvergunning op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.

Het plangebied is niet gelegen in een maatschappelijke opgave zoals genoemd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel.

3.5 Gemeentelijk beleid

3.5.1 Geldende bestemmingsplan

In paragraaf 2.2.3 is de geldende bestemde situatie beschreven. Ingevolge het geldende bestemmingsplan is er een wijzigingsbevoegdheid opgenomen voor het splitsen van een woning en een afwijkingsbevoegdheid voor het toestaan van kleinschalig kamperen binnen de bestemming 'Wonen'.

Wijzigingsbevoegdheid functieverandering naar wonen

In artikel 19.6.2 zijn regels opgenomen waaraan een woningsplitsing moet voldoen. Deze zijn:

a. vervallen

b. de inhoud van het te splitsen gebouw (dus zonder vrijstaande stallen, schuren en loodsen e.d.) niet minder bedraagt dan 900 m3;

c. bij alle woningen 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd;

1. er sprake is van een landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan; uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;

d. de wijziging mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek dient te worden aangetoond;

e. de wijziging geen onevenredige aantasting tot gevolg heeft voor:

      • de milieusituatie;
      • de verkeersveiligheid;
      • de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
      • de sociale veiligheid.

f. het (wijzigings-)plan per saldo een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften verbinden aan het wijzigingsplan ter bevordering van de kwaliteit van de omgeving.

Afwijkingsbevoegdheid toestaan kleinschalig kamperen

In artikel 19.5 onder d. zijn regels opgenomen waaraan een kleinschalig kampeerterrein moet voldoen. Deze zijn:

a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - gelders natuur netwerk', 'overige zone - groene ontwikkelingszone' en 'natte natuur';

b. is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op een Natura 2000-gebied;

c. het aantal kampeermiddelen niet meer mag bedragen dan 25;

d. kleinschalig kamperen enkel is toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;

e. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;

f. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het hoofdgebouw niet meer is dan 100 m;

g. de afstand tot de bestemmingsgrens van de nabijgelegen woningen niet minder dan 50 m bedraagt;

h. er vanuit landschappelijk oogpunt gezien voldoende ruimte zit tussen het kleinschalige kampeerterrein en omliggende functies;

i. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;

j. kleinschalig kamperen geen belemmering oplevert voor de omliggende functies;

k. sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen;

l. indien het niet wenselijk is om sanitaire voorzieningen te realiseren in bestaande gebouwen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de nieuwbouw van sanitaire voorzieningen, mits: - de gezamenlijke oppervlakte van deze voorzieningen niet meer bedraagt dan 50 m2;

- de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3,5 m.

De voorwaarden zijn uitgewerkt in hoofdstuk 5.

3.5.2 Landschapsontwikkelingsplan 'Groen licht voor het landschap'

Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap. Die visie in het LOP is in hoofdlijnen: 'Groen licht voor het landschap, maar voor wat hoort wat!'

Het plangebied ligt in het landschapsensemble 'Lievelder Krans'. Hierbij geldt het motto: 'vang de dynamiek in de dorpsranden en om de es op door elke ingreep in het landschap te verevenen met een kwaliteitsverbetering op de plek en de omgeving daarvan: voor wat hoort wat !'.

In het Visiedeel van het landschapsontwikkelingsplan is aangegeven dat Lievelde in de dynamische zone valt. Voor die zone geldt dat ontwikkelingen op het gebied van wonen en werken in het buitengebied mogelijk zijn, maar dat dit altijd op een gebiedseigen schaal en met gebiedseigen vormen en beplantingen dient te geschieden: de "voor-wat-hoort-wat-benadering". Deze benadering kan o.a. toegepast worden bij vrijkomende agrarische bebouwing. Als nieuwe functies een verdichting in het landschap tot gevolg hebben, is dat hier in veel gevallen acceptabel, maar er zal voldoende ruimte moeten blijven om geen stadslandschap te worden. Clusters van nieuwe woningen en bedrijfjes in het groen zijn goed denkbaar. Het bestaande landschap moet daarbij als inspiratiebron dienen.

Op te poetsen parels:

  • de vernieuwende en verbredende ondernemingen
  • de grote open es met de lindelaan
  • de zuideres aan de dorpsrand
  • Lievelderveld
  • de restanten van circumvallatielinie, o.a. Engelse schans, Landweer
  • plekken om te verpozen eventueel met bankjes
  • verschraalde bermen bij erf en typerende erfbeplantingen
  • karakteristieke bestaande beplantingen bijv. op steilranden
  • boerenbosjes, soms met hulst

Te behouden en stimuleren landschapselementen:

  • kranspaden om de essen: eiken, linden en ook fruit bij erven
  • esrandpaden: steilrandbeplantingen eventueel met zandpad erlangs
  • lindenlaan en lindebrinken op en om de essen
  • boerenlanen; losse lanen met menging van eik en berk, zwarte els (nat) en es. Soms ook populier en wilg
  • boerenhagen van meidoorn, beuk en hazelaar
  • overlopers kunnen bestaan uit openbare stroken langs kavelgrenzen met daarin heischrale vegetatie in brongebied en verder benedenloops met beekbegeleidende beplanting.

Deze uitgangspunten zijn de basis geweest voor het opgestelde landschappelijk inpassingplan voor het plangebied. De geschiedenis van het landschap heeft hierbij als basis gediend voor de investeringen in de ruimtelijke kwaliteit. Het erf wordt op een dusdanig manier ingepast rekening houdend met de karakteristieke lijnen en steilranden van de open es.

Het landschappelijk inpassingsplan is als bijlage bijgevoegd.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

4.1 Watertoets

Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering
(primaire waterkering, regionale waterkering of kade)?
2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een
rivier?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Nee
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan
2.500 m2?
2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan
500 m2?
3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen
gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes?  
Nee

Nee

Nee
Nee
 
Oppervlaktewater-kwaliteit   1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater
geloosd?  
Nee  
Grondwater-
overlast
 
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de
ondergrond?
2. Is in het plangebied sprake van kwel?
3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren?  
Nee

Nee
Nee  
Grondwater-
kwaliteit  
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een
drinkwateronttrekking?  
Nee  
Inrichting en beheer
 
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of
beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
Volksgezondheid   1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die
milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen
(zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte
natuur?
4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied?  
Nee
Nee
Nee

Nee  
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied?   Nee  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee  
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

 

Uit bovenstaande watertoets blijkt dat de voorgenomen planontwikkeling op het perceel Oude Lievelderweg 2 te Lievelde geen gevolgen heeft voor het water, zowel hemel-, afval- of oppervlaktewater.

4.2 Bodem

Bij een bestemmingsplanprocedure moet worden nagegaan of de bodemkwaliteit de planontwikkeling mogelijk maakt. Aan de hand van de beschikbare bodeminformatie moet onderbouwd worden wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik.

Om te bepalen of de bodem op het perceel is verontreinigd is er door Rouwmaat Groep een Verkennend bodemonderzoek uitgevoerd. De resultaten hiervan zijn verwoord in een onderzoeksrapport met nummer MT-17545 d.d. 23 november 2017. Dit onderzoeksrapport is ter beoordeling toegezonden aan de Omgevingsdienst Achterhoek (ODA).

In een beoordelingsrapport van 5 december 2017 geeft de ODA aan dat het adviesbureau de onderzoeksresultaten op een juiste manier heeft geverifieerd en geïnterpreteerd. Het advies is afgestemd op de onderzoeksvraag. In het grondwater zijn hooguit licht verhoogde gehalten gemeten. Er is geen noodzaak tot het uitvoeren van een nader bodemonderzoek. De bodem op de onderzochte locatie is - vanuit milieuhygiënisch opzicht - geschikt voor het beoogde gebruik. Aan de vergunning hoeven geen bodemspecifieke voorschriften te worden verbonden.

Het bodemonderzoeksrapport en het beoordelingsrapport van de ODA is als bijlage bijgevoegd.

4.3 Natuurwaardenonderzoek

Vanaf 1 januari 2017 bestaat de Nederlandse natuurwetgeving uit de Wet natuurbescherming (Wnb). Deze wet vervangt de drie wetten: de Natuurbeschermingswet 1998, de Boswet en de Flora- en Faunawet. De bevoegdheid is geheel bij de betreffende provincie, waarin de activiteit zich plaatsvindt, komen te liggen.

De Wet natuurbescherming bestaat uit 3 onderdelen: de bescherming van Natura 2000-gebieden, de bescherming van soorten en de bescherming van bosopstanden. Naast de natuurwetgeving bestaat het natuurbeleid, waarbij de kern wordt gevormd door het Natuur Netwerk Nederland, afgekort de NNN.

Bij de woningsplitsing vindt geen aan- en/of verbouw plaats en geen sloopwerkzaamheden. Het verstoren of beschadigen van flora en fauna is hier dus niet aan de orde. Een onderzoek is hier dan ook niet verplicht. Wel telt ten allen tijde een algemene zorgplicht.

Algemeen geldende voorwaarde

Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Wet natuurbescherming van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.

4.4 Cultuurhistorie en archeologie

In het plangebied is de voormalige boerderij aan te merken als karakteristiek en dus aan te merken als een cultuurhistorisch waardevol gebouw. Dit bouwwerk is echter niet als gemeentelijk- of rijksmonument aangewezen.

Het plangebied heeft een matige archeologische verwachtingswaarde. Bij bodemingrepen dieper dan 30 cm over een bodemoppervlakte van 2.500 m2 dient een inventariserend archeologisch onderzoek plaats te vinden. Bij deze woningsplitsing vinden geen bodemingrepen plaats die een oppervlakte groter dan 2.500 m2 bestrijken. Onderzoek naar archeologie is geen verplichting, heeft geen toegevoegde waarde en is dan ook niet uitgevoerd.

4.5 Leefomgeving

4.5.1 Wegverkeerslawaai

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt.

In de Wet geluidhinder is aangegeven dat bij ruimtelijke ontwikkelingen dat geheel of gedeeltelijk betrekking heeft op gronden die zijn gelegen in een zone van een weg rekening wordt gehouden met de geluidsbelasting van deze weg op gevels van woningen, van andere geluidgevoelige gebouwen en van geluidsgevoelige terreinen. De daarvoor geldende geluidsbelastingen worden weergegeven in artikel 82 en 100 van de Wet geluidhinder. De zone van de weg is aangegeven in artikel 74 van de Wet geluidhinder.

De ontstane nieuwe woning bij woningsplitsing van de voormalige boerderij Oude Lievelderweg 2 te Lievelde is gelegen op 35 m van de Lievelderweg en op ongeveer 44 m van de Oude Lievelderweg. Daarnaast komt de nieuwe wooneenheid te liggen op ongeveer 100 m van de Hamelandweg en op ongeveer 355 m van de N18. De genoemde wegen zijn gelegen in het buitenstedelijk gebied en te omschrijven als wegen bestaande uit een of twee rijstroken of een of twee sporen. Hiervoor geldt een zone van 250 m.

Om de geluidbelasting van het wegverkeer op de gevel van de nieuwe wooneeheid aan de Oude Lievelderweg 2 te bepalen zijn indicatieve berekeningen gemaakt van de mogelijke geluidsbelasting op de gevel(s). Hierbij is uitgegaan van aannames van het aantal motorvoertuigen nu er geen actuele gegevens bekend zijn. Hierbij zijn berekeningen uitgevoerd van de omliggende wegen met uitzondering van de N18 nu de woning buiten de zone van 250 m van deze weg is gelegen.

Uit de indicatieve berekeningen is op te maken dat de voorkeursgrenswaarde van 48 dB op 1,5 m en op 4,5 m hoogte op de voor- (achter)gevel en zijgevel van de voormalige boerderij niet wordt overschreden.

Het wegverkeerslawaai zal dan ook geen belemmeringen opleveren voor de geplande planontwikkeling.

4.5.2 Woon- en leefklimaat

Bekeken is of de gewenste ontwikkeling past in haar omgeving ten opzichte van aanwezige bedrijven en omgekeerd of er sprake zal zijn van een goed woon- en leefklimaat in de woning.

In de directe omgeving van Oude Lievelderweg 2 is nog een agrarisch bedrijf gelegen. Dit agrarisch bedrijf Kloezedijk 8 is gelegen op ongeveer 90 meter van de voormalige boerderij. Nu er geen aanduiding 'intensieve veehouderij' in het geldende bestemmingsplan is aangegeven, geldt voor dit perceel vaste afstanden ten opzichte van gevoelige objecten zoals burgerwoningen. Ten opzichte van de nieuwe wooneenheid Oude Lievelderweg 2 geldt een minimale afstand van 50 m, gemeten vanaf het agrarisch bouwvlak Kloezedijk 8. De werkelijke afstand bedraagt 70 m.

In de direkte omgeving zijn hoofdzakelijk woonbestemmingen gelegen. Op een afstand van ruim 200 m is een recreatief bedrijf gelegen.

In het algemeen kan dan ook worden geconstateerd dat er in de voormalige boerderij een goed woon- en leefklimaat kan worden gewaarborgd.

4.5.3 Toekomstige ontwikkelingen

De nieuwe woningen mogen geen beperkende factor zijn voor toekomstige ontwikkelingen van omliggende agrarische bedrijven. Zoals hierboven is aangegeven is er nog een agrarisch bedrijf in de direkte omgeving gelegen. Om de toekomstige ontwikkelingen van dit agrarisch bedrijf niet te beperken dient er een minimale afstand van 50 m te worden aangehouden tot aan het bouwvlak van dit agrarisch bedrijf. Zoals is aangegeven is de werkelijke afstand 70 m.

De voormalige boerderij Oude Lievelderweg 2 is dan ook op voldoende afstand gelegen van dit agrarisch bedrijf waardoor dit bedrijf niet in haar toekomstige ontwikkelingen wordt beperkt door deze woning. Daarnaast zijn andere woonbestemmingen de eerst beperkende factor voor toekomstige ontwikkelingen van agrarische bedrijven.

4.6 Luchtkwaliteit

Het wettelijk kader met betrekking tot de luchtkwaliteit is sinds 2007 vastgelegd in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer (Wm) en in de algemene maatregel van bestuur: 'Niet in betekenende mate bijdragen' (Besluit NIBM) en de ministeriële regeling NIBM (Regeling NIBM). In titel 5.2 van de Wm is het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) geregeld. In dit programma staat onder andere beschreven wanneer en hoe overschrijding van luchtkwaliteitsnormen moet worden aangepakt. In het programma wordt rekening gehouden met nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen. Ontwikkelingen die binnen het programma passen hoeven niet te worden getoetst aan de luchtkwaliteitsnormen. Voor projecten die niet in betekende mate bijdragen aan luchtverontreiniging, hoeft geen onderzoek te worden gedaan naar de luchtkwaliteit. In de Regeling NIBM is een lijst met categorieën opgenomen die niet in betekende mate bijdragen aan de luchtverontreiniging.

Het voorgenomen plan betreft het wonen in een voormalige boerderij. Op het perceel wordt een kleinschalige camping geexploiteerd met maximaal 25 kampeermiddelen. Hierbij is geen sprake van een significante verkeersaantrekkende werking. Het voorgenomen plan draagt dan ook niet in betekenende mate bij aan de luchtverontreiniging en is daarmee uitvoerbaar.

4.7 Externe veiligheid

Het beleid voor externe veiligheid is gericht op het verminderen en beheersen van risico's van zware ongevallen met gevaarlijke stoffen in inrichtingen en tijdens het transport. Het doel van het veiligheidsbeleid is zowel individuele burgers als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Om dit doel te bereiken verplicht het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) en het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) en op termijn ook het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) gemeenten en provincies bij besluitvorming in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht en de Wet op de ruimtelijke ordening afstand te houden tussen gevoelige objecten (zoals woningen) en risicovolle activiteiten. Geregeld is hoe gemeenten moeten omgaan met risico's voor mensen in de omgeving van een risicobron als gevolg van de aanwezigheid van gevaarlijke stoffen in de risicobron. Afstanden die aangehouden moeten worden, worden bepaald door het plaatsgebonden risico (PR) van een risicovolle activiteit. Het ijkpunt voor het groepsrisico (GR) wordt bepaald door een oriëntatiewaarde. De externe veiligheid van risicobronnen wordt uitgedrukt in het plaatsgebonden risico en het groepsrisico van de risicobron.

Om in beeld te brengen of er in het plangebied of in de nabijheid daarvan risicobronnen aanwezig zijn, is de provinciale risicokaart geraadpleegd. Een woning betreft geen risicobron. Uit de risicokaart blijkt dat er in de nabijheid van het plangebied een risicobron aanwezig is namelijk de opslag en aflevering van LPG. Het plangebied is echter op dusdanig grote afstand gelegen (470 m) dat van deze LPG-opslag geen direkjt gevaar wordt ondervonden.

Met betrekking tot het aspect externe veiligheid is het plan dan ook uitvoerbaar.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.WPBUI2004-VG01_0004.png"

Uitsnede uit risicokaart

Route voor gevaarlijke stoffen

De Rijksweg N18 is aangewezen als een route voor het vervoer van gevaarlijke stoffen. Voor het transport van gevaalijke stoffen via weg, water en spoor heeft het Rijk normen vastgesteld. Deze staan in het Besluit externe veiligheid transportroutes en de Regeling Basisnet en gelden vanaf 1 april 2015. Het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt) stelt regels aan transportroutes en de omgeving daarvan. Hierin wordt ingegaan op het plaatsgebonden risico, het groepsrisico en de verantwoordingsplicht. In de Regeling Basisnet staat waar risicoplafonds liggen langs de transportroutes, hoe hoog ze zijn en welke regels er gelden voor ruimtelijke ontwikkelingen.

Het Basisnet is een landelijk aangewezen netwerk voor het vervoeren van gevaarlijke stoffen. Binnen bepaalde grenzen wordt dit vervoer over weg, binnenwater en spoor gegarandeerd. Het Basisnet heeft betrekking op de Rijksinfrastructuur: hoofdwegen (snelwegen), hoofdwaterwegen (binnenwateren) en hoofdspoorwegen (enkele uitzonderingen daargelaten). In de Regeling Basisnet staat een tabel met afstanden voor plaatsgebonden risico die gelden voor transportroutes van het Basisnet. Deze afstanden gelden per trajectdeel. Nieuwbouw van (beperkt) kwetsbare objecten is niet toegestaan binnen de afstanden van het plaatsgebonden risico. Daarnaast geldt dat, als binnen de 200 m van een transportroute wordt gebouwd, een verantwoording van het groepsrisico nodig is.

Afstandstabel

In de afstandstabel, opgenomen als bijlage 1 van de Regeling basisnet, is voor het wegvak G20: de N18, afrit 5 (Varsseveld) - afrit N319 (Groenlo) een afstand voor het risicoplafond (PR en GR) opgenomen van 9 m. Binnen deze afstanden zijn dus (beperkt) kwetsbare objecten niet toegestaan. De werkelijke afstand tussen het plangebied en het traject van de N18 bedraagt ongeveer 350 m zodat voldaan wordt aan de minimale afstand. Daarnaast is de afstand groter dan 200 m zodat er geen verantwoording van het groepsrisico noodzakelijk is.

Hoofdstuk 5 Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid

5.1 Wijzigingsbevoegdheid woningsplitsing

De voorgenomen ontwikkeling wordt getoetst aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid voor woningsplitsing binnen de bestemming Wonen. De onderzoeksresultaten uit het vorige hoofdstuk worden hierin meegenomen.

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen ten behoeve van het splitsen van een voormalige boerderij in twee woningen, met dien verstande dat:

Ad.a. is vervallen.

Ad b. de inhoud van het te splitsen gebouw (dus zonder vrijstaande stallen, schuren en loodsen e.d.) niet minder bedraagt dan 900 m3.

Het woonhuis met deel en achterhuis heeft een inhoud van ongeveer 2.700 m3.

Aan deze voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid wordt dus voldaan.

Ad c. bij alle woningen 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, met dien verstande dat het achtererfgebied voor niet meer dan 50% mag worden bebouwd; er sprake is van een landschappelijke inpassing door middel van erfinrichtingsplan; uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt.

Door splitsing van de voormalige boerderij ontstaan twee wooneenheden waarbij per wooneenheid 150 m2 aan bijbehorende bouwwerken is toegestaan, in totaal dus 300 m2, gelegen in het achtererfgebied. De al aanwezige bijbehorende bouwwerken zijn gelegen in het achtererfgebied en beslaan een gezamenlijke oppervlakte van ongeveer 65 m2.

Aan deze voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid wordt dus voldaan.

Ad d. de wijziging mag niet leiden tot aantasting van landschappelijke waarden en natuurwaarden, waarvan laatstgenoemde door middel van onderzoek dient te worden aangetoond.

Bij het verzoek is een landschappelijk inpassingsplan overlegd. Het perceel wordt hierbij landschappelijk ingepast zodat geen aantasting van natuurwaarden en landschappelijke waarden zal plaatsvinden maar eerder van versterking hiervan.

Aan deze voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid wordt dus voldaan.

Ad e. de wijziging geen onevenredige aantasting tot gevolg heeft voor:

  • 1. de milieusituatie;
  • 2. de verkeersveiligheid;
  • 3. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden;
  • 4. de sociale veiligheid.

Deze genoemde aspecten zijn besproken en uitgelegd in het genoemde in hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten. Hieruit kan worden geconcludeerd dat er geen onevenredige aantasting is van deze aspecten.

Aan deze voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid wordt dus voldaan.

Ad f. het (wijzigings-)plan per saldo een positief effect heeft op de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving. Burgemeester en wethouders kunnen voorschriften verbinden aan het wijzigingsplan ter bevordering van de kwaliteit van de omgeving.

De ruimtelijke kwaliteit is al behaald door het beëindigen van het agrarisch bedrijf, waardoor er geen uitstoot meer is van ammoniak en fijnstof. Het slopen van voormalige bedrijfsgebouwen en het inpassen van het erf zijn ontwikkelingen die een positieve invloed hebben op de ruimtelijke kwaliteit van het plangebied en de omgeving. Nu door de woningsplitsing extra erfinpassing plaatsvindt zal ook dit een positieve bijdrage leveren aan de ruimtelijke kwaliteit.

Aan deze voorwaarde van de wijzigingsbevoegdheid wordt dus voldaan.

Uit bovenstaande blijkt dat de beoogde planontwikkeling voldoet aan de in het geldende bestemmingsplan opgenomen wijzigingsbevoegdheid.

5.2 Afwijkingsbevoegdheid kleinschalig kampeerterrein

De voorgenomen ontwikkeling wordt getoetst aan de afwijking van de gebruiksregels ten behoeve van het toestaan van een kleinschalig kampeerterrein binnen de bestemming Wonen. De onderzoeksresultaten uit hoofdstuk 4

worden hierin meegenomen.

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van het toestaan van kleinschalig kamperen, met dien verstande dat:

a. de gronden niet zijn gelegen ter plaatse van de aanduidingen 'overige zone - gelders natuur netwerk', 'overige zone - groene ontwikkelingszone' en 'natte natuur';

het bestaande kampeerterrein wordt voortgezet. Deze gronden zijn niet gelegen in voornoemde aanduidingen.

b. is aangetoond dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op een Natura 2000-gebied;

op een kleinschalig kampeerterrein vindt geen uitstoot van ammoniak plaats zodat er geen sprake is van toename op een Natura 2000-gebied.

c. het aantal kampeermiddelen niet meer mag bedragen dan 25;

het kleinschalig kampeerterrein is niet van dien omvang dat er meer dan 25 kampeermiddelen geplaatst kunnen worden. Daarbij is het de verantwoordelijkheid van de eigenaar van het terrein hierop toe te zien.

d. kleinschalig kamperen enkel is toegestaan in de periode 15 maart tot en met 31 oktober;

dit spreekt voor zich en blijft de verantwoordelijkheid voor de eigenaar van het terrein.

e. uit een door het college goedgekeurd plan voor erfinpassing blijkt dat het erf en de omliggende gronden landschappelijk worden versterkt;

Bij het verzoek is een landschappelijk inpassingsplan overlegd. Het perceel wordt hierbij landschappelijk ingepast.

f. de afstand van het kleinschalig kampeerterrein tot het hoofdgebouw niet meer is dan 100 m;

het kleinschalig kampeerterrein is gesitueerd op ongeveer 15 m van het hoofdgebouw. Deze afstand bedraagt dus minder dan 100 m.

g. de afstand tot de bestemmingsgrens van de nabijgelegen woningen niet minder dan 50 m bedraagt;

de rand van het kleinschalig kampeerterrein tot aan de dichtstbijzijnde bestemmingsgrens voor een woning (Kloezedijk 8) bedraagt 53 m.

h. er vanuit landschappelijk oogpunt gezien voldoende ruimte zit tussen het kleinschalige kampeerterrein en omliggende functies;

het kleinschalig kampeerterrein is omsloten door een drietal openbare wegen. Aan de andere zijde is het hoofdgebouw gelegen. Landschappelijk worden de omliggende functies dan ook niet belemmerd door dit kampeerterrein.

i. stacaravans, trekkershutten en chalets niet zijn toegestaan;

dit spreekt voor zich en is een verantwoordelijkheid voor de eigenaar van het terrein.

j. kleinschalig kamperen geen belemmering oplevert voor de omliggende functies;

het kleinschalig kampeerterrein is omsloten door een drietal openbare wegen. Aan de andere zijde is het hoofdgebouw gelegen. Een kleinschalig kampeerterrein heeft geen beschermende status waardoor omliggende functies kunnen worden belemmerd.

k. sanitaire voorzieningen worden gerealiseerd in bestaande gebouwen;

dit is aan de eigenaar van het kampeerterrein. Het sanitair mag geen overlast vormen voor de directe omgeving.

l. indien het niet wenselijk is om sanitaire voorzieningen te realiseren in bestaande gebouwen een omgevingsvergunning kan worden verleend voor de nieuwbouw van sanitaire voorzieningen, mits: - de gezamenlijke oppervlakte van deze voorzieningen niet meer bedraagt dan 50 m2;

- de bouwhoogte van de gebouwen niet meer bedraagt dan 3,5 m.

dit is aan de eigenaar van het kampeerterrein. Uitgangspunt blijft realisatie in de bestaande bebouwing. Indien dit niet mogelijk is of overlast zou kunnen veroorzaken voor de directe omgeving dan is nieuwbouw toegestaan.

Uit bovenstaande blijkt dat de beoogde planontwikkeling kan voldoen aan de in het geldende bestemmingsplan opgenomen afwijkingsbevoegdheid.

Hoofdstuk 6 Economische en maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.1 Economische uitvoerbaarheid

Het betreft hier een particulier initiatief. De uiteindelijke uitvoering van de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt zijn voor rekening van de ondernemer. De gemeente werkt mee aan dit initiatief door het opstellen van het wijzigingsplan en door de procedures voor haar rekening te nemen.

Het wijzigingsplan voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan als het verhaal van kosten voor rekening van verzoeker komt. Met verzoeker is een anterieure overeenkomst afgesloten waardoor geen exploitatieplan hoeft te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.

6.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

6.2.1 Inspraak

Het ontwerpwijzigingsplan heeft op grond van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening voor een periode van zes weken ter inzage gelegen van 9 maart 2018 tot en met 19 april 2018. In deze periode is geen zienswijze ingediend.

6.2.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

Binnen het plan zijn geen nationale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel. Er wordt voldaan aan het provinciaal beleid zodat toezending naar de provincie Gelderland geen verplichting is.

In de ontwerpfase worden de diensten van provincie en het Waterschap door middel van een kennisgeving op de hoogte gebracht van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzage termijn hebben beide diensten geen zienswijzen en/of op- en/of aanmerkingen ingedient.