Plan: | Gasteveldsdijk 8 Lievelde wijzigen bouwvlak |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | wijzigingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.WPBUI1504-VG01 |
Wijzigingsplan Gasteveldsdijk 8 Lievelde wijzigen bouwvlak |
December 2016 |
Inlichtingen: |
Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling |
tel.nr. 0544 - 393 482 |
Bij de gemeente is een verzoek ingediend om medewerking aan de vergroting en vervorming van het agrarische bouwvlak aan de Gasteveldsdijk 8 in Lievelde. Het huidige bouwvlak is circa 0,9 hectare groot en is enigszins vierkant van vorm. In de huidige situatie zijn er op het perceel circa 100 vleesstieren en overig vleesvee aanwezig. De door initiatiefnemer gewenste langwerpige schuur en overige bebouwing past niet binnen de vorm en oppervlakte van dit bouwvlak. Door vergroting en vervorming van het bouwvlak ontstaat de mogelijkheid de nieuwe schuur te realiseren. Het nieuwe bouwvlak is 1 hectare groot, is rechthoekig van vorm en is grotendeels parallel aan de Scheidingsweg gesitueerd. In de nieuwe situatie wordt een stal opgericht voor 1.200 vleeskalveren. Daarnaast worden een bestaande garage en een werktuigenberging vervangen en wordt een nieuwe vervangende sleufsilo aangelegd.
In het geldende bestemmingsplan is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die de vergroting en vervorming van het bouwvlak mogelijk kan maken. In voorliggend wijzigingsplan wordt deze bevoegdheid toegepast.
Het plangebied ligt aan de Gasteveldsdijk, nabij de kruising met de Scheidingsweg. De wijziging heeft betrekking op het perceel kadastraal bekend gemeente Lichtenvoorde, sectie R, nummer 446. Direct rondom het bedrijf liggen agrarische gronden. Aan de westzijde van het bedrijf ligt een agrarisch bedrijf (Gasteveldsdijk 6), aan de noordwestzijde een woning (Scheidingsweg 16), aan de noordzijde een woning (Revendijk 1), aan de oostzijde twee agrarische bedrijven (Oostermeenweg 9 en Oostermeenweg 15) en aan de zuidzijde eveneens een agrarisch bedrijf (Scheidingsweg 21). De woning die het dichtst bij het bedrijf aan de Gasteveldsdijk 8 is gelegen, is de woning aan de Scheidingsweg 16. Deze woning ligt op ruim 200 meter van het bedrijf. Als laatste ligt ten zuiden van het erf een langgerekt bosje dat is aangelegd tijdens de landinrichting Winterswijk-West (jaren '90 van de vorige eeuw).
De dichtstbijzijnde dorpskern is Lievelde. De afstand tussen het plangebied en de grens van deze dorpskern is ruim 2 kilometer.
afbeelding: globale ligging plangebied
Het plangebied is deels bebouwd en deels onbebouwd. Het bebouwde deel bestaat uit de bestaande bedrijfsbebouwing van het bedrijf. Dit betreft de bestaande bedrijfswoning met stallen en bergingen.
Momenteel zijn op het bedrijf circa 100 vleesstieren en overig vleesvee aanwezig. De werkzaamheden op het bedrijf worden verricht door de familie Groot Zevert. De zoon wenst het bedrijf te ontwikkelen tot een duurzaam gezinsbedrijf.
Het plangebied ligt in het heideontginningslandschap van het Vragender-Lievelder Veld. Karakteristiek voor dit landschapstype is de rationele grootschalige blokverkaveling met lange rechte (zand)wegen en verspreide bebouwing langs de ontginningswegen. De boerderijen zijn, net als het landschap, niet historisch, maar gebouwd na 1900. Het vrij open en grootschalige landschap wordt afgewisseld door eiken laanbeplanting en enkele bosjes en singels.
Ten oosten van het erf aan de Gasteveldsdijk 8 ligt een enkele rij zomereiken aan de rand van het perceel. Recent zijn hier enkele bomen tussenuit gevallen/gezaagd. Langs de oprit en aan de oostzijde van het erf zijn recent lindenlaanbomen geplant en ten oosten van de boerderij staat een solitaire berk. Behalve de lindenlaanbomen en de berk, ontbreekt erfbeplanting in het plangebied.
In het geldende bestemmingsplan heeft het plangebied onder andere de bestemming 'Agrarisch met waarden-Landschapswaarden' met een bouwvlak van circa 0,9 hectare. Met de aanduiding 'intensieve veehouderij' is aangegeven dat hier een intensieve veehouderij is toegestaan.
afbeelding: luchtfoto bestaande situatie plangebied
Omdat de heer Groot Zevert het bedrijf wil ontwikkelen tot een duurzaam gezinsbedrijf, is het noodzakelijk om in het bedrijf te investeren en het bedrijf uit te breiden. Zo kan op termijn ook een inkomen uit het bedrijf gehaald worden. Om dit te kunnen realiseren, zullen de bestaande stallen en bergingen gesloopt worden. Er wordt een nieuwe stal opgericht voor 1.200 vleeskalveren. Daarnaast worden een nieuwe garage/berging en werktuigenberging gebouwd en worden nieuwe vervangende sleufsilo's aangelegd. De bebouwing wordt parallel aan de Scheidingsweg gerealiseerd.
De nieuwe bebouwing wordt landschappelijk ingepast. Langs de perceelsrand aan de Gasteveldsdijk worden 6 knotelzen geplant. Daarnaast wordt 8 solitaire linden en 10 solitaire zomereiken geplant. Aan de westzijde van de stal worden, groepsgewijs, 7 hoogstam fruitbomen geplant. Aan de achterzijde van de stal wordt een scheerhaag van veldesdoorn (of meidoorn) aangelegd. Aan de achterzijde van de stal wordt een zaksloot gegraven met voldoende bergend vermogen om het hemelwater van de nieuwe bebouwing en erfverharding te bergen en te laten infiltreren. De oorspronkelijke begrenzing van het ruilverkavelingsbosje wordt hersteld zoals deze was na aanleg. Aan de achterzijde wordt een erfbosje aangelegd. Het bosje bestaat uit twee rijen bosplantsoen met een (gelijkmatig) gemengde opstand. Het plantvak wordt minimaal 5 meter breed. Op de hierna volgende afbeelding is de nieuwe indeling van het erf in beeld gebracht. Het complete erfinpassingsplan is opgenomen als bijlage 2 bij deze toelichting
afbeelding: de nieuwe indeling van het erf (bebouwing en beplanting)
Op internationaal, nationaal en provinciaal niveau is een aantal juridische en beleidskaders van toepassing op het plangebied. De belangrijkste worden in de volgende paragrafen beschreven.
Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regeling van de Europese Unie is de Europese natuurbeschermingsregelgeving rond Natura2000gebieden. Deze regels zijn verder uitgewerkt in de Natuurbeschermingswet en de aanwijzing van zogenaamde Natura2000-gebieden. De Natuurbeschermingswet is hier van toepassing. In december 2014 is het Korenburgerveen aangewezen als een Natura2000gebied.
Het Korenburgerveen ligt op circa 1,6 kilometer afstand van het plangebied. Het Korenburgerveen is een komhoogveen in de Achterhoek, ten westen van Winterswijk. Het veencomplex bestaat uit een aantal deelgebieden waarvan de namen zijn ontleend aan de buurtschappen rondom het veen: het Meddose veen, het Vragenderveen en het Corlese Veen. Samen met het centraal gelegen Korenburgerveen vormen ze het Korenburgerveencomplex. Het is het enige gebied in Nederland waar een redelijk intacte hoogveenkern wordt omzoomd door een randzone, die doet denken aan de wat voedselrijkere laagzone van natuurlijke hoogvenen. De randzone bestaat uit nat schraalland, matig gebufferde vennen, broekbos en vochtige heide. In het Vragenderveen wordt het landschap bepaald door veendijkjes met daartussen langgerekte stroken regenererend hoogveen. Dit patroon is ontstaan tijdens de ontginning, waarbij de dijkjes zijn aangelegd om te voet de centrale delen van het hoogveen te kunnen bereiken.
Uit het aanwijzingsbesluit blijkt dat een groot deel van de habitattypen in het gebied gevoelig tot zeer gevoelig zijn voor vermesting en verzuring als gevolg van stikstofdepositie vanuit de lucht. Omdat veehouderijen ammoniak (en daarmee stikstof) uitstoten moet het bedrijf over een vergunning beschikken.
Op basis van de Natuurbeschermingswet is het bedrijf daarom vergunningplichtig. Het bedrijf heeft een vergunning aangevraagd. De provincie Gelderland heeft op 10 december 2015 een Natuurbeschermingswetvergunning verleend. Deze vergunning is opgenomen in bijlage 3 bij deze toelichting.
afbeelding: ligging van Natura-2000 gebied (groen) in de omgeving van het plangebied (stip)
Programmatische aanpak stikstof
Al jaren is er in Natura 2000-gebieden een overschot aan stikstof (ammoniak en stikstofoxiden). Dit is schadelijk voor de natuur. Het belemmert ook vergunningverlening voor economische activiteiten. Daarom heeft het Rijk het initiatief genomen om deze stikstofproblemen aan te pakken. In de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) werken overheden en maatschappelijke partners samen om de stikstofuitstoot te verminderen en daarmee ook economische ontwikkelingen mogelijk te maken. Vanaf 2 februari 2015 heeft het beheerplan voor het Korenburgerveen ter inzage gelegen. Het beheerplan geeft aan hoe de aanwezige natuur het best beschermd kan worden, het beschrijft de mogelijkheden om de natuur verder te ontwikkelen en het geeft een kader voor vergunningverlening en handhaving in relatie tot de activiteiten die in en rond het gebied plaatsvinden.
De PAS is in 2015 in werking getreden. De PAS is de basis voor de vergunningverlening op basis van de Natuurbeschermingswet voor activiteiten die leiden tot een depositie van stikstof. Dit geldt onder meer voor uitbreidingen en wijzigingen van agrarische bedrijven. Het bedrijf beschikt over een geldige Natuurbeschermingswetvergunning met nummer 2015-009508 en over een geldige PAS-melding (AERIUS kenmerk mzoECFUbuDV, van 28 januari 2016).
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland tussen nu en 2040. Met deze visie trekt de Rijksoverheid een beleidslijn door die al met de Nota Ruimte werd ingezet, namelijk een verdere concentratie (voor wat betreft beleidsbemoeienis en investeringen) op de ruimtelijke ordening van de hoofdinfrastructuur van Nederland, te weten de havens, Schiphol, belangrijke wegen, spoorwegen, waterwegen en andere netwerken die van wezenlijk belang zijn voor het economisch functioneren van het land. Daaronder vallen verder industriële en agrarische complexen van nationaal belang. Verder wil het Rijk zich concentreren op de maatregelen die noodzakelijk zijn om het land te beschermen tegen de zee.
Voor verstedelijking en economische activiteiten gaat het Rijk nog steeds uit van de bundelingsstrategie. Daarbij wordt voldoende aanbod van ruimte gereserveerd voor stedelijke functies en bij de vraag aangesloten. Er wordt optimaal gebruik gemaakt van de ruimte die in het bestaande bebouwde gebied aanwezig is en er wordt ruimte geboden aan gemeenten om te kunnen bouwen voor de eigen bevolkingsgroei.
De provincies en gemeenten zijn meer dan voorheen verantwoordelijk voor de ruimtelijke ordening met betrekking tot verstedelijking, de afbakening van de bebouwde kommen en het landelijk gebied en het veilig stellen daarvan en de verschillende waarden van het landelijk gebied.
In de Structuurvisie is een aantal nationale belangen benoemd. Voor dit bestemmingsplan is het belang 'zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten' van toepassing. Dit bestemmingsplan doorloopt de gebruikelijke procedure voor bestemmingsplannen in de gemeente. Daarbij wordt een ieder in de gelegenheid gesteld een zienswijze op het plan in te dienen.
De overige nationale belangen zijn voor dit bestemmingsplan niet van toepassing omdat het om belangen op een hoger schaalniveau dan het lokale schaalniveau gaat.
Ladder voor duurzame verstedelijking
In artikel 3.1.6. lid 2 van het Besluit ruimtelijke ordening is de zogenaamde ladder voor duurzame verstedelijking vastgelegd. Doel van de ladder voor duurzame verstedelijking is een goede ruimtelijke ordening in de vorm van een optimale benutting van de ruimte in stedelijke gebieden. Met de ladder voor duurzame verstedelijking wordt een zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten nagestreefd.
De eerste trede van de ladder houdt in dat wordt beschreven dat de voorgenomen stedelijke ontwikkeling voorziet in een actuele regionale behoefte. De eerste vraag is dus of hier sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling. Het gaat hier om de uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf en niet om een nieuwe stedelijke ontwikkeling. De uitbreiding van een bestaand agrarisch bedrijf valt - ook volgens jurisprudentie- niet onder de noemer van een stedelijke ontwikkeling. De uitbreiding is in oppervlakte namelijk beperkt.
Daarnaast sluit de nieuwbouw aan op bestaande bebouwing. Uitbreiden op een andere locatie is niet reëel. Ook hier zal dan een nieuwe stal gebouwd moeten worden die voldoet aan de laatste eisen op het gebied van milieu en dierenwelzijn.
Op 9 juli 2014 hebben Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze structuurvisie is de opvolger van het Streekplan Gelderland dat al de status van een structuurvisie had.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
1. een duurzame economische structuur:
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, mèt oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Concreet betekent dit dat bestaande en nieuwe bedrijven kansen moeten krijgen.
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving:
Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.
Dit houdt onder meer in: ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek. Daarnaast moet de kwaliteit van het landschap behouden en versterkt worden. In Hoofdstuk 6 Onderzoeksresultaten wordt hier nader op ingegaan.
Provinciale Staten hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening vastgesteld. In de Omgevingsverordening staan de regels die horen bij de Omgevingsvisie. De regels uit de Omgevingsverordening stellen de provinciale belangen veilig omdat bestemmingsplannen voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hieraan moeten voldoen.
Landbouw
In de Omgevingsvisie is aangegeven dat het plangebied gelegen is in het Landbouwverwevingsgebied-niet grondgebonden veehouderij. In artikel 2.5.4.2 van de verordening is het volgende gesteld over uitbreidingen van intensieve veehouderijen in verwevingsgebieden: 'In bestemmingsplannen die betrekking hebben op één of meer verwevingsgebieden kan aan een agrarisch bedrijf ten behoeve van de niet-grondgebonden veehouderijtak een agrarisch bouwperceel worden toegekend van ten hoogste 1,0 hectare'.
Het plan voor de Gasteveldsdijk 8 voldoet aan deze voorwaarde.
afbeelding: Omgevingsvisie Gelderland - landbouw
Nationaal Landschap
In de Omgevingsvisie is aangegeven dat het plangebied gelegen is in het Nationaal Landschap. Dit is een gebied met internationaal zeldzame of unieke en nationaal kenmerkende landschapskwaliteiten, en in samenhang daarmee bijzondere natuurlijke en recreatieve kwaliteiten.
Alleen activiteiten zijn toegestaan die de kernkwaliteiten van een Nationaal Landschap niet aantasten of die deze versterken. Ingrepen die de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap aantasten, zijn alleen mogelijk wanneer er geen reële alternatieven zijn en er sprake is van redenen van groot openbaar belang, zoals de menselijke gezondheid, de openbare veiligheid, werkgelegenheid, het ontstaan van voor het milieu wezenlijk gunstigere effecten of andere grote maatschappelijke opgaven. Daar staat tegenover dat voor de ontplooiing van die activiteiten een bijdrage moet worden geleverd aan de landschapskwaliteit. Hierbij kan sprake zijn van compensatie op gebiedsniveau.
Kernkwaliteiten
De kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap Winterswijk zijn als volgt:
Locatie Gasteveldsdijk
De ontwikkeling aan de Gasteveldsdijk 8 betreft het aanpassen van een reeds bestaand agrarisch bouwvlak van circa 0,9 naar 1 hectare. Deze relatief kleinschalige planologische wijziging tast de kernkwaliteiten van het Nationaal Landschap niet aan. Daarnaast wordt een bijdrage geleverd aan de landschapskwaliteit door realisate van de elementen die zijn opgenomen in het erfinpassingsplan.
afbeelding: Omgevingsvisie Gelderland - landschap
Bij besluit van 9 juli 2014 heeft Provinciale Staten van de provincie Gelderland besloten het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers in te trekken, waarbij het besluit in werking treedt per datum van inwerkingtreding van de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening is per 24 september 2014 door Provinciale Staten van de provincie Gelderland vastgesteld en nadien in werking getreden. Het Reconstructieplan Achterhoek en Liemers is komen te vervallen.
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre 2011. Dit plan is voor een deel herzien in het Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre. Deze laatste herziening heeft in dit geval betrekking op de planregels. Het plangebied heeft de bestemming 'Agrarisch met Waarden-Landschapswaarden' met daarbinnen een bouwvlak. Met de aanduiding 'intensieve veehouderij' is aangegeven dat op dit perceel een intensieve veehouderij is toegestaan. Op het perceel ligt tenslotte ook nog de dubbelbestemming 'Waarde - archeologische verwachtingswaarde - 2'. Bij bodemingrepen die dieper gaan dan 30 centimeter én een oppervlakte beslaan van meer dan 2.500 m2 is het verplicht een archeologisch onderzoek uit te voeren.
afbeelding: bouwvlak in het geldende bestemmingsplan
Wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten en vervormen van het bouwvlak
In artikel 4.7.2 en 4.7.3 van het bestemmingsplan Buitengebied is de wijzigingsbevoegdheid opgenomen die het mogelijk maakt om het bouwvlak te vergroten en te vervormen. Hiervoor gelden in dit geval de volgende voorwaarden:
In Hoofdstuk 7 Toetsing van het plan aan de wijzigingsbevoegdheid is de wijzigingsbevoegheid voor de vergroting en verandering van de vorm van het agrarisch bouwvlak getoetst.
Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap.
Het plangebied ligt in het landschapsensemble van de ontginningen van Lievelder en Vragender Veld. Pas in de twintigste eeuw is dit gebied ontgonnen. Honderd jaar geleden lagen de Besselinger Schans en de Grootenhuizer Schans van de linie van Groenlo nog aan de rand van een open, weids heidegebied. De schansen zelf lagen verborgen in het bos. Dit (schans)bosgebied aan de westkant van de veldontginning is in de loop van de eeuw verder uitgebreid. De overgang naar Lievelde Beoosten is daardoor vertroebeld.
Nu is het een dunbevolkt gebied met tamelijk grote open ruimtes met verspreid kleine bosjes, houtsingels (eik en berk) en wegbeplantingen (eik). Het gebied is vlak maar ligt wel hoger dan het gebied ten westen ervan. Daarom moet rekening gehouden worden met zichtlijnen naar de Lievelder es en het landschap in het westen – ook over en door de verdichtende terrasrand.
Het wegenpatroon is regelmatig met loodrecht kruisende wegen. De erven liggen daar regelmatig verspreid aan. Doorgaande wegen lopen niet door het gebied, maar aan beide zijden in noord-zuidrichting.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie "vasthouden-bergen-afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)? 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2.500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? |
Ja Ja Ja Nee |
Oppervlaktewater-kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
De volgende thema's zijn relevant voor dit bestemmingsplan:
Wateroverlast
Door de ontwikkelingen in het bouwvlak neemt het verhard oppervlak toe met circa 7.400 m2. Om wateroverlast te voorkomen, wordt het hemelwater vertraagd afgevoerd via een zaksloot aan de zuidzijde van de nieuwe stal. Deze zaksloot heeft voldoende bergend vermogen om het hemelwater van de nieuwe bebouwing en erfverharding te bergen en te laten infiltreren. Daarbij is uitgegaan van een minimaal bergend vermogen van 50 mm/m2 verhard oppervlak. Dit betekent dat in de voorziening 370 m3 hemelwater geborgen kan worden tijdens piekmomenten.
Inrichting en beheer
Ten noorden van het bouwperceel, langs de Gasteveldsdijk, ligt een watergang die in beheer is bij het waterschap Rijn en IJssel. Voor het realiseren van een extra uitweg over deze watergang is een vergunning aangevraagd bij het waterschap en al door het waterschap verleend.
Bij een bestemmingsplanprocedure moet worden nagegaan of de bodemkwaliteit de planontwikkeling in de weg staat. Aan de hand van de beschikbare bodeminformatie moet onderbouwd worden wat de verwachte bodemkwaliteit is, of bodemonderzoek nodig is en of er maatregelen nodig zijn om de bodem geschikt te maken voor het beoogde gebruik.
Wanneer de ontwikkeling betrekking heeft op een zogenaamde verblijfsruimte moet op grond van de Bouwverordening/Woningwet een bodemonderzoek worden verricht om uit te sluiten dat sprake is van enig risico voor de gebruikers van het bouwwerk.
Wanneer de ontwikkeling betrekking heeft op bedrijfsmatige activiteiten die mogelijk de bodem kunnen verontreinigen, zal een nulsituatie-bodemonderzoek noodzakelijk zijn in het kader van de vergunningverlening Omgevingswet.
Om in beeld te brengen of ter plaatse van de geplande uitbreiding mogelijk sprake is van een (ernstige) bodemverontreiniging, is een inventarisatie uitgevoerd. Hierbij zijn lokale en provinciale bodembestanden geraadpleegd. De inventarisatie heeft het volgende aan het licht gebracht:
Op basis van bovenstaande inventarisatie wordt ter plaatse van de geplande uitbreiding geen ernstige bodemverontreiniging verwacht.
Een bodemonderzoek is niet noodzakelijk voor de geplande ontwikkeling. De nieuwbouw betreft geen verblijfsruimte waar meer dan twee uur per dag mensen aanwezig zullen zijn. De bodeminventarisatie geeft geen aanleiding om ter plaatse van de geplande uitbreiding ernstige bodemverontreiniging te verwachten, zodat ook om deze reden een bodemonderzoek niet nodig is. Wel dient men alert te zijn op asbest of asbesthoudend puin ter plekke van de huidige erfverharding. Indien dit aangetroffen wordt, zal alsnog een asbestonderzoek plaats moeten vinden.
De natuurbescherming in Nederland is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 regelt gebiedsbescherming van onder andere de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. De Flora- en faunawet regelt de soortenbescherming.
Gebiedsbescherming
Het plangebied ligt op circa 1,6 kilometer van het dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied het Korenburgerveen. Verzoeker heeft bij de provincie een vergunning in het kader van de Natuurbeschermingswet 1998 aangevraagd. De provincie heeft geoordeeld dat dit bedrijf vóór de plaatsing als Habitatrichtlijngebied op de lijst van communautair belang dan wel de aanwijzing in het kader van de Vogelrichtlijn beschikte over een nationale toestemming. De aangevraagde depositie overschrijdt de depositie van deze nationale toestemming niet. Daarom is voor de aangevraagde activiteit geen passende beoordeling vereist. Omdat ook de belangen zoals vermeld in artikel 19 e sub c Nbw 1998 niet aan de orde zijn, kan de vergunning worden verleend. De vergunning is als bijlage 3 bij deze toelichting opgenomen.
Op circa 350 meter afstand van het plangebied ligt het Gelders Natuur Netwerk, een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuur van internationaal, nationaal en provinciaal belang. Voorliggend plan heeft geen negatief effect op het Gelders Natuur Netwerk.
Ligging van het Gelders Natuur Netwerk (donkergroen) in de omgeving van het plangebied (stip)
Soortenbescherming
Het plangebied bestaat uit bebouwing, erfverharding en intensief gebruikt grasland met een monocultuur van raaigras. Een dergelijke habitat vormt slechts voor weinig soorten een geschikt leefgebied. Er zijn tijdens het verldonderzoek (zie quick scan flora en fauna in bijlage 4) geen beschermde soorten vastgesteld, maar het is aannemelijk dat er ieder voortplantingsseizoen vogels nestelen in de bebouwing en dat het plangebied gebruikt wordt als foerageergebied door sommige amfibieen, vleermuizen en grondgebonden zoogdiersoorten. Werkzaamheden, zoals het slopen van de schuur, dienen buiten de voortplantingsperiode van vogels uitgevoerd te worden.
De in het gebied voorkomende amfibieen en grondgebonden zoogdieren staan vermeld in tabel 1 van de Flora- en faunawet. Voor deze soorten geldt een algemene vrijstelling van de verbodsbepalingen omdat de voorgenomen activiteit een ruimtelijke ontwikkeling betreft. Deze soorten bezetten geen vaste rust- en/of voortplantingslocaties in het gebied. In het kader van de algemene zorgplicht hoeven geen nadere maatregelen genomen te worden.
Vleermuizen bezetten geen vaste verblijfsplaatsen in het plangebied, maar benutten het plangebied mogelijk incidenteel en kortstondig als foerageergebied. Deze functie wordt door de voorgenomen activiteit niet negatief beinvloed. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing van de Flora- en faunawet aangevraagd te worden.
In het plangebied staan geen cultuurhistorisch waardevolle gebouwen. De vorm van het nieuwe bouwvlak past goed in het lokale verkavelingspatroon.
Het gemeentelijke beleid geeft aan dat het gebied een middelmatige archeologische verwachting heeft en dat voor het plangebied archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden bij een te verstoren oppervlakte groter dan 100 m2 en dieper dan 30 cm. Dit onderzoek heeft plaatsgevonden en is opgenomen in bijlage 5 bij deze toelichting. Op basis van de ouderdom van de afzettingen kunnen archeologische resten worden verwacht vanaf het laat paleolithicum tot en met de vroege middeleeuwen. Op basis van de historische kaarten worden geen archeologische resten verwacht uit de late middeleeuwen tot en met de nieuwe tijd. De bovengrond van de natuurlijke veldpodzolgrond is in het hele plangebied verstoord door ploegwerkzaamheden. Vuursteenvindplaatsen bestaan voornamelijk uit strooiing van fragmenten vuursteen en ondiepe grondsporen, zoals haardkuilen, en bevinden zich in de bovengrond van de oorspronkelijke podzolgrond. Aangezien de bodem is verstoord, zijn eventueel aanwezige vuursteenvindplaatsen verloren gegaan. De verwachting voor vuursteenvindplaatsen kan daarom op laag worden gesteld.
Nederzettingsresten uit het neolithicum tot en met de nieuwe tijd bestaan niet alleen uit fragmenten aardewerk, maar ook uit diepere sporen zoals paalgaten en afvalkuilen. Deze sporen kunnen tot in de C-horizont reiken en zijn mogelijk nog intact. Tijdens het booronderzoek zijn echter geen archeologische resten of indicatoren aangetroffen, die wijzen op de aanwezigheid van een vindplaats uit deze periode. Daarom kan de verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de nieuwe tijd aan te treffen voor het plangebied op laag worden gesteld.
Het voorliggende plan betreft het uitbreiden van een agrarisch bedrijf. De uitbreiding is niet als geluidgevoelig aan te merken en behoeft geen bescherming. Er moet alleen worden gekeken of met de ontwikkeling een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in de omgeving blijft bestaan.
Bij de afweging of een goed woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet worden betrokken:
Het bedrijf aan de Gasteveldsdijk 8 is in hoofdzaak een vleeskalverenhouderij, met daarnaast wat zoogkoeien en jongvee plus een paar paarden. Op grond van de bedrijfsactiviteiten geldt volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering voor het aspect geluidhinder een richtwaarde van 30 meter. De hoogste richtafstand is 100 meter. Binnen deze hoogste richtafstand bevinden zich geen woningen van derden of andere gevoelige objecten. Er vindt daarom geen aantasting van het woon- en leefklimaat plaats.
SBI 2008 | Omschrijving | Geur | Stof | Geluid | Gevaar | Categorie |
0141, 0142 | Fokken en houden van rundvee | 100 | 30 | 30 | 0 | 3.2 |
Voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen gelden de volgende kaders:
In onderstaande tabel zijn het maximaal te houden aantal dieren en de berekening van de geuremissie weergegeven:
Met behulp van het verspreidingsmodel V-Stacks-vergunning is de geurbelasting in de omgeving van het bedrijf bepaald. Het rekenprogramma toetst of de berekende geurbelasting voldoet aan de geurnorm zoals gesteld in de Wet geurhinder en veehouderij en/of aan de Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008.
Voor de uitbreiding van het bedrijf aan de Gasteveldsdijk 8 zijn deze berekeningen ook uitgevoerd. Hieruit komt naar voren dat ruimschoots wordt voldaan aan de ter plaatse van omliggende geurgevoelige objecten geldende geurnorm van 14 odour units/m3. Ook wordt ruimschoots voldaan aan de ten opzichte van die geurgevoelige objecten aan te houden minimumafstand van 50 meter. Hiermee wordt voldaan aan de maximale geurbelasting en is het woon- en leefklimaat niet in het geding.
De berekeningen zijn opgenomen in bijlage 6 'Beoordeling geur en fijnstof'.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese Unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:
In de Wet luchtkwaliteit staan onder meer de grenswaarden voor de verschillende luchtverontreinigende stoffen. Met name stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10) kunnen in Nederland zorgen voor overschrijding van de grenswaarden. In de praktijk blijft toetsing aan grenswaarden daarom vaak beperkt tot de grenswaarden uit onderstaande tabel.
Stof | Grenswaarde |
NO2 | 200 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010 | |
PM10 | 40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
Uit een uitgevoerde berekening met het rekenmodel ISL3a (zie Bijlage 6 'Beoordeling geur en fijnstof' en bijlage 7 'Beoordeling fijn stof versie 2016') blijkt dat het bedrijf aan de Gasteveldsdijk 8 in de aangevraagde opzet ruimschoots voldoet aan de grenswaarden voor fijn stof. De bijdrage is minder dan 1,2 µg/m³, zodat duidelijk is dat de voorgenomen ontwikkeling niet in betekenende mate bijdaagt aan de luchtkwaliteit. Bovendien is in de omgeving van het bedrijf geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor de voorgenomen ontwikkeling.
Externe veiligheid beschrijft de externe risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving.
In de directe omgeving van het plangebied is geen sprake van stationaire of mobiele risicobronnen, zoals blijkt uit de signaleringskaart van de provincie.
afbeedling: uitsnede signaleringskaart Provincie Gelderland
Inrichtingen
In de directe omgeving van de locatie Gasteveldsdijk 8 te Lievelde bevinden zich geen Bevi-bedrijven. Het dichtstbijzijnde BEVI en BRZO bedrijf is Leslie Vuurwerk BV. Dit bedrijf bevindt zich op een afstand van meer dan 2,5 km van de planlocatie. De locatie valt ruim buiten de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar. De locatie valt bovendien buiten de invloedsgebieden van het groepsrisico. Ook vanuit het Activiteitenbesluit, het Vuurwerkbesluit, het Besluit ruimte en de Circulaire ontplofbare stoffen voor civiel gebruik krijgt deze locatie niet te maken met veiligheidsafstanden.
Buisleidingen
In de directe omgeving van de locatie Gasteveldsdijk 8 te Lievelde bevinden zich geen hoge druk aardgasleidingen. Op een afstand van ongeveer 850 meter bevinden zich twee hogedruk aardgasleidingen met als kenmerk, N560-03 en N560-04. Voor deze leidingen ligt de 10-6 contour op de leiding. Voor deze leidingen geldt een maximale 100% letaliteitgrens van 50 meter en een invloedsgebied van 95 meter aan weerszijden van de leiding. De locatie valt buiten de plaatsgebonden risicocontouren van 10-6 per jaar. De locatie valt bovendien buiten de invloedsgebieden van het groepsrisico.
Besluit en Regeling externe veiligheid transportrisico's
In de directe omgeving van de locatie Gasteveldsdijk 8 te Lievelde bevinden zich geen transportroutes waarover het aantal transporten met gevaarlijke stoffen op weg, spoor en water dusdanig is dat de PR-contouren van 10-6 per jaar zich buiten de rijbaan, spoorlijn en vaarweg bevindt. Ditzelfde geldt voor het groepsrisico.
Op een afstand van ongeveer 750 meter van het plangebied bevindt zich de spoorlijn Zutphen – Winterswijk. Over dit spoortraject is het aantal vervoersbewegingen met gevaarlijke stoffen niet noemenswaardig. Deze spoorlijn is derhalve niet opgenomen in het basisnet spoor. Voor deze spoorlijn geldt dat deze geen invloedsgebied heeft dat over het plangebied valt. Op ongeveer 1,5 km bevindt zich de N18. Voor deze weg moet binnen 200 meter worden gekeken naar het groepsrisico. Met een afstand van 1,5 km tot deze weg en geen vervoer van toxische stoffen, is deze weg niet relevant voor het plangebied.
Conclusie
De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op voldoende afstand van bedrijven die werken met gevaarlijke stoffen, wegen waarop vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt en ondergrondse buisleidingen waarin vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt. Externe veiligheid vormt geen belemmering voor het plan.
Bestemmingsplannen kunnen m.e.r.-(beoordelings)plichtige activiteiten mogelijk maken. In dit geval is er geen sprake van een m.e.r.-(beoordelings)plicht. Wel moet er een zogenaamde vormvrije m.e.r.-beoordeling opgesteld worden. Deze volgt hierna.
De initiatiefnemer vraagt een uitbreiding tot de volgende dierenaantallen aan:
Besluit milieueffectrapportage
In de bijlage van het Besluit milieueffectrapportage zijn drempelwaarden opgenomen voor activiteiten waarvoor een m.e.r.-plicht (C 14) of m.e.r.-beoordelingsplicht (D 14) geldt of een vormvrije m.e.r.-beoordeling moet worden uitgevoerd. Voor bedrijven gelden de volgende drempelwaarden:
m.e.r.-plicht bij: voor het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie voor het fokken, mesten of houden van zoogkoeien, vrouwelijk jongvee, vleesrunderen en pony's geldt geen m.e.r.-plicht;
m.e.r.-beoordelingsplicht bij: het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie voor het fokken, mesten of houden van meer dan:
vormvrije m.e.r.-beoordeling bij: het oprichten en/of uitbreiden en/of wijzigen van een installatie voor het houden van minder dan:
De vormvrije m.e.r.-beoordeling
De aanvraag blijft onder de drempelwaarde voor een m.e.r.-beoordeling of m.e.r.-plicht. De vraag die in een vormvrije m.e.r.-beoordeling beantwoord moet worden, is de vraag of er belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu kunnen zijn als gevolg van het plan.
Voor dit bestemmingsplan is een aantal milieutechnische onderzoeken uitgevoerd. Uit zowel het geuronderzoek, het onderzoek naar luchtkwaliteit, als de beoordeling op thema's als geluid, water en bodem blijkt dat het uitbreidingsplan kan voldoen aan de geldende relevante milieuwet- en regelgeving.
Het bedrijf beschikt daarnaast over een geldende Natuurbeschermingswetvergunning waarin de daarbij behorende bedrijfsopzet vergund is. In deze vergunning is het toegestane aantal dieren, het stalsysteem en de bijbehorende ammoniakemissie en stikstofdepositie vastgelegd. De Natuurbeschermingswetvergunning is gekoppeld aan de gebruiksregels van dit bestemmingsplan. Het bedrijf mag niet in strijd met deze vergunning handelen. Daarmee is ook geregeld dat de uitbreiding die dit bestemmingsplan mogelijk maakt, de drempelwaarde niet overschrijdt.
Er worden geen soorten aangetast of verstoord die in het kader van de Flora- en faunawet beschermd zijn.
De inpassing van het erf is geregeld met het beplantingsplan. Het beplantingsplan is als een voorwaardelijke verplichting opgenomen in de regels van dit bestemmingsplan. De aanplant en de instandhouding van de overeengekomen beplanting is daarmee gegarandeerd.
Voor het perceel is een archeologisch onderzoek uitgevoerd. In het plangebied zijn geen archeologische resten en/of indicatoren aangetroffen.
Uit deze uitgevoerde onderzoeken blijkt dat er geen sprake is van belangrijke nadelige gevolgen voor het milieu. Het is dan ook niet noodzakelijk om een m.e.r.-beoordeling of een mer uit te laten voeren.
De voorgenomen ontwikkeling wordt hierna getoetst aan de voorwaarden uit de wijzigingsbevoegdheid voor het vergroten en vervormen van een bouwvlak voor een agrarisch bedrijf. De onderzoeksresultaten uit het vorige hoofdstuk worden hierin meegenomen:
Ad a) De oppervlakte van het bouwvlak voor intensieve veehouderijen mag na vergroting niet meer bedragen dan 1 ha.
De oppervlakte van het bouwvlak wordt 1 hectare.
Ad b) Er dient sprake te zijn van een zorgvuldige landschappelijke inpassing door middel van een erfinrichtingsplan.
E is een erfinrichtingsplan opgesteld, dat is opgenomen in bijlage 1 bij deze toelichting. De aanleg en instandhouding van de inpassingsmaatregelen zijn als een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen.
Ad c) Aangetoond is dat er geen sprake is van een toename van de ammoniakdepositie op het Natura 2000-gebied.
Het bedrijf heeft een Natuurbeschermingswetvergunning aangevraagd voor de uitbreiding. Deze vergunning is verleend op 10 december 2015. De vergunning is opgenomen als bijlage 3 bij dit bestemmingsplan. Met deze vergunning is aangetoond dat als gevolg van de uitbreiding van het bedrijf de stikstofdepositie op Natura2000-gebieden in de omgeving niet toeneemt. In de gebruiksregels bij dit bestemmingsplan is bepaald dat het houden van dieren in strijd met de verleende Natuurbeschermingswetvergunning niet is toegestaan.
Ad d) Aangetoond is dat de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak noodzakelijk is in het kader van een doelmatige bedrijfsvoering.
In de bedrijfsopzet van de afgelopen jaren waren verschillende gehuurde stallen en voergeldovereenkomsten opgenomen. Hierdoor was het bedrijf afhankelijk van verhuurders en contractgevers. In 2012 is de zoon van de familie Groot Zevert tot de maatschap toegetreden. Om het bedrijf minder afhankelijk van anderen te maken, wordt op de bedrijfslocatie aan de Gasteveldsdijk een nieuwe stal voor 1200 vleeskalveren gebouwd. Hierdoor worden duurzame inkomsten voor één gezin gegenereerd. Een efficiënte stal voor 1200 vleeskalveren past echter niet binnen het bestaande bouwvlak, omdat deze enigszins vierkant van vorm is in plaats van rechthoekig. Daarnaast is de oppervlakte van het bestaande bouwvlak net te klein. Als het bouwvlak vergroot en vervormd wordt, kan de stal wel gerealiseerd worden.
Ad e) Omliggende waarden worden door de vergroting van de oppervlakte van het bouwvlak niet onevenredig aangetast.
Omliggende waarden worden niet onevenredig aangetast. In hoofdstuk 6 is toegelicht dat het plan geen negatief effect heeft op het Gelders Natuur Netwerk en dat de verwachting om archeologische waarden uit de perioden neolithicum tot en met de nieuwe tijd aan te treffen voor het plangebied op laag kan worden gesteld. De stal past in het landschap door de situering parallel aan de Scheidingsweg. De stal sluit aan bij het meer grootschalige landschap aan de oostzijde van het perceel. Daarnaast is voor de locatie een erfinpassingsplan opgesteld. De aanleg en instandhouding van de inpassingsmaatregelen zijn als een voorwaardelijke verplichting in de planregels opgenomen.
Ad f) Er vindt geen onevenredige aantasting plaats van de belangen van eigenaren en gebruikers van omliggende gronden, waartoe in ieder geval dient te worden aangetoond dat wordt voldaan aan de normen inzake geur, geluid en luchtkwaliteit.
Voor het mogelijk maken van de uitbreiding van het bouwvlak zijn diverse milieuonderzoeken uitgevoerd met het doel na te gaan of het bedrijf in de nieuwe situatie voldoet aan de geldende milieuwet- en regelgeving. Uit alle onderzoeken blijkt dat het bedrijf voldoet aan de normen op het gebied van geur, geluid, luchtkwaliteit, bodemkwaliteit, waterhuishouding, externe veiligheid en stikstofdepositie. In hoofdstuk 6 'Onderzoeksresultaten' is hier nader op in gegaan.
In het ontwerp wijzigingsplan zijn abusievelijk berekeningen met verkeerde aannames opgenomen. Het betreft hier het gewenste luchtwassysteem wat niet in overeenstemming was met het luchtwassysteem zoals opgenomen in de Natuurbeschermingswetvergunning met nummer 2015-009508 en in de gedane PAS-melding (AERIUS kenmerk mzoECFUbuDV van 28 januari 2016). Het luchtwassysteem is hier nu in overeenstemming meegebracht. De PAS-melding is als bijlage 8 toegevoegd. De wijziging heeft geen consequenties voor bovengenoemde onderbouwing van het wijzigingsplan. Daar waar nodig is de tekst aangepast en zijn berekeningen toegevoegd of gewijzigd. Deze wijzigingen zijn verwoord in de bijgevoegde bijlage 1 'Nota Inhoud en beantwoording zienswijzen'.
Daarnaast heeft de GGD Noord- en Oost-Gelderland een onderzoek uitgevoerd naar de eventuele gezondheidsrisico's vanuit het bedrijf. In het opgestelde advies van de GGD met kenmerk JWB/ag/AGZ2016-oo172, d.d. 11 oktober 2016, komt de GGD tot de conclusie dat de immissie van geur, fijnstof, zoönosen en endotoxinen geen aanleiding geven om te veronderstellen dat de uitbreiding zal leiden tot gezondheidseffecten bij omwonenden. Wel geldt daarbij de voorwaarde dat de gecombineerde luchtwasser het beoogde rendement haalt. Het onderzoek van de GGD is als bijlage 9 bijgevoegd.
Voorliggend plan betreft een particulier initiatief. De uiteindelijke uitvoering van de mogelijkheden die dit bestemmingsplan biedt, zijn voor rekening van de ondernemer. De gemeente werkt mee aan dit initiatief door het opstellen en in procedure brengen van het wijzigingsplan.
Het wijzigingsplan voorziet in een bouwplan als bedoeld in artikel 6.2.1 van het Besluit ruimtelijke ordening, waardoor voor de betrokken gronden een exploitatieplan als bedoeld in artikel 6.12 Wro dient te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders mogen op grond van artikel 6.12 Wro afzien van een exploitatieplan indien het verhaal van kosten voor rekening van verzoeker zijn. Met verzoeker is op 8 november 2016 een anterieure overeenkomst afgesloten waardoor een exploitatieplan niet hoeft te worden vastgesteld. Burgemeester en wethouders achten het plan economisch uitvoerbaar.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.9a van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn zienswijzen ingediend.
De zienswijzen zijn verwoord en beantwoord in een 'Nota Inhoud en beantwoording zienswijzen' die als bijlage 1 is bijgevoegd. De ingebrachte zienswijzen geven aanleiding om het gevraagde wijzigingsplan 'Gasteveldsdijk 8 Lievelde wijzigen bouwvlak' gewijzigd vast te stellen.
Op basis van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening moet bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg gevoerd worden met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en de relevante diensten van provincie en Rijk. Met het waterschap Rijn en IJssel heeft in het kader van de watertoets overleg plaatsgevonden. Een voorontwerp wijzigingsplan is toegezonden aan het waterschap. Het waterschap heeft hierop geen reactie gegeven. Omdat er sprake is van een provinciaal belang is het plan in het kader van het vooroverleg tevens toegezonden aan de provincie. De provincie heeft bij schrijven van 21 april 2016 aangegeven dat het provinciaal beleid goed is verwerkt in dit wijzigingsplan.