Plan: | Europlein |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBGRO007-VG05 |
Europlein |
omgevingsvergunning |
december 2015 |
Inlichtingen: |
Afdeling Ruimtelijke Ontwikkeling en Beheer |
mevr. B.D. Leusink |
Telefoonnummer 0544-393481 |
Voor de hoek Mattelierstraat/Lievelderstraat in Groenlo heeft Nico Winkel Holding B.V. een aanvraag om omgevingsvergunning ingediend voor de bouw van 3 woningen.
Van deze woningen zullen er 2 worden gerealiseerd aan het Europlein tussen Mattelierstraat 14 en Lievelderstraat 3 en 1 woning aan de Lievelderstraat tussen de nrs. 3 en 9. Het betreft de bouwnrs. 4, 5 en 6.
Hieronder zijn de aanzichten opgenomen.
De bouw van deze woningen past niet in het bestemmingsplan.
Door middel van de aanvraag om omgevingsvergunning Wabo geeft verzoeker aan een procedure om projectafwijking Wabo te willen volgen.
De gemeenteraad heeft in zijn vergadering van 2 november 2010 de beleidsregels Wabo vastgesteld waarin categorieën van gevallen zijn aangewezen waarin een verklaring van geen bedenkingen niet is vereist. Voor deze gevallen is het college van Burgemeester en wethouders het bevoegd gezag. Wel heeft de gemeenteraad besloten op de hoogte te willen blijven van ingekomen verzoeken voor projectafwijkingen door ingekomen verzoeken als kennisgeving te behandelen in het presidium. Indien nodig kan het presidium beslissen alsnog een projectafwijking te behandelen in de gemeenteraad. Hiervan is in dit geval geen gebruik gemaakt.
Ingevolge voornoemde beleidsregels Wabo is het project gelegen in stedelijk gebied en aan te merken als 'Wonen'. Ingevolge de beleidsregels is voor realisering van woningbouw in bestaand stedelijk gebied geen verklaring van geen bedenkingen door de gemeenteraad vereist, mits het aantal te realiseren woningen niet meer dan 5 bedraagt, mits niet gesitueerd op een bedrijventerrein. Realisatie tot 5 woningen is planologisch gezien van beperkte impact in een stedelijk gebied.
Het verzoek voldoet dan ook aan de beleidsregels.
Ter plekke geldt het bestemmingsplan Stadscentrum Groenlo. De bestemming ter hoogte van de bouwnummers 4 en 5 is 'Verkeer – Verblijfsgebied'. Binnen deze bestemming zijn uitsluitend gebouwen voor nutsvoorzieningen en straatmeubilair toegestaan.
De bestemming bij bouwnummer 6, tussen Lievelderstraat 3 en 9, is 'Centrum - 3'. Deze bestemming is toegekend aan locaties die liggen aan de oorspronkelijke aanloopstraten (Mattelierstraat en Nieuwestraat) en de Lievelderstraat. Voor deze locaties ligt het accent op niet-publiekgerichte functies, ambachtelijke bedrijvigheid en wonen. Het aantal woningen en kamers voor kamerbewoning mag niet toenemen. De daar geplande woning komt buiten het bouwvlak te liggen. Hoofdgebouwen mogen alleen binnen een bouwvlak worden opgericht; bijbehorende bouwwerken mogen ook daarbuiten tot maximaal 70 m2 en met een bouwhoogte van 5 m.
Voor het gebied geldt een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden die kaders samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
De provincie Gelderland heeft op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze is in plaats gekomen van het Streekplan uit 2005. De omgevingsvisie Gelderland is tot stand gekomen in het kader van 'Gelderland anders' waarbij het proces wordt gehanteerd van co-creëren, het betrekken van Gelderse partners bij de totstandkoming van de visie. In de visie komen de verschillende regionale en provinciale thema's terug (Gelders Natuur Netwerk, Nieuwe samenwerkingsvormen, Functieverandering, Energietransitie, Milieu en ondergrond in Gelderland, Trends en ontwikkelingen).
De rol die de provincie vervult hangt sterk samen met de inzet van anderen. Voor een duurzame verstedelijking schrijft de provincie regionale afspraken voor over wonen en werken, die in gezamenlijkheid worden ingevuld.
In samenhang met de nieuwe Omgevingsvisie heeft de provincie Gelderland 14 januari 2014 de omgevingsverordening vastgesteld.
Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de regels in de verordening.
Relevant voor dit plan is wat de Omgevingsverordening over nieuwe woonlocaties zegt:
in een bestemmingsplan worden nieuwe woonlocaties en daar te bouwen woningen slechts toegestaan wanneer dit past in het provinciaal kwalitatief woonprogramma en de door de provincie voor de betreffende regio vastgestelde kwantitatieve opgave.
Het bouwplan ligt in bestaand stedelijk gebied en de ontwikkeling past in de woningbouwprogrammering. Het plan is al lange tijd opgenomen in de provinciale en gemeentelijke woningbouwplanning (als onderdeel van het project Europlein), waarbij oorspronkelijk zelfs sprake was van een groter aantal wooneenheden.
Het plan voldoet aan de Omgevingsverordening Gelderland.
De gemeenteraad heeft de Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving (2008) vastgesteld. Naast een beschrijvende nota maakt hier ook een waarderende nota onderdeel van uit. Deze nota heeft de titel "Tussen kunst en kitsch". Naast de beschrijving dient deze waarderende nota als inspiratiebron om gebieden te beschermen dan wel te ontwikkelen. Bij het opstellen en uitvoeren van ruimtelijke plannen wordt rekening gehouden met zowel de bekende als de te verwachten archeologische waarden. De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in een bestemmingsplan. Bescherming (behoud/conservering) van gebieden met archeologische (verwachtings)waarden is uitgangspunt bij de zorg voor het archeologische erfgoed in het plangebied. Afhankelijk van de verstoring moeten de gebieden eerst nader worden onderzocht voordat hier bebouwing of grondbewerking (=verstoring) plaatsvindt. Tijdens het onderzoek gevonden archeologische resten moeten zo mogelijk onaangetast in de grond bewaard blijven of anders op verantwoorde wijze worden opgegraven. De kosten hiervan komen voor degene die de grond wil verstoren. Met behulp van een dubbelbestemming is voornoemde bescherming van archeologische waarden dan wel archeologische verwachtingswaarden in het bestemmingsplan geregeld.
Vanuit Cultuurhistorie is bebouwing op deze locatie een logische stap omdat de plek die nu dienst doet als parkeerplaats vroeger altijd bebouwd is geweest. De Mattelierstraat krijgt daarmee een doorlopend front richting het centrum. De toegang tot de Lievelderstraat wordt 'geknepen' wat het historische stratenpatroon van de vestingstad ten goede komt.
In het kader van Archeologie is het gebied erg interessant. Omdat dit gebied vanuit archeologie zo interessant is, is op voorhand besloten de werkzaamheden op deze locatie archeologisch te laten begeleiden. Deze begeleiding dient plaatst te vinden op basis van een vooraf, door het bevoegd gezag, goedgekeurd Programma van Eisen. Deze voorwaarde wordt aan de vergunning verbonden.
In Programma Stad Groenlo (2011) heeft de raad expliciet aangegeven dat een herontwikkeling voor de locatie gewenst is. De locatie maakt onderdeel uit van de beoogde halter (bedoeld als drager van de binnenstad) aan de oostzijde van het centrum. Rond de Markt ligt het historische stratenpatroon van de vestingstad. Van oorsprong heeft op deze hoek ook bebouwing gestaan. Door de stedenbouwkundige opzet worden gaten in een straatwand gevuld met bebouwing in een rooilijn kort op de straat en in de lijn van de bestaande bebouwing. Dit past goed bij een vestingstad. Met de wandvorming door het toevoegen van bebouwing wordt de historische structuur meer benaderd.
De bebouwing begeleidt de straten Mattelierstraat en de Lievelderstraat. Tegelijkertijd wordt er een hoekaccent gerealiseerd. Op bouwnummer 6 aan de Lievelderstraat is gekozen voor een bescheiden bouwvolume met een lage goot.
Het plan is voorgelegd aan de welstandscommissie 'het Gelders Genootschap'. Op 15 januari 2015 heeft deze commissie advies uitgebracht waaruit blijkt dat het bouwplan voldoet aan de redelijke eisen van welstand. Dit advies heeft het college overgenomen.
De bouwnummers 5 en 6 hebben parkeergelegenheid op eigen terrein. Op korte afstand bestaat de beschikking over ruime openbare parkeergelegenheid. De gemeente gaat na de bouw bij de reconstructie van de Mattelierstraat deze dusdanig aanpassen dat er een parkeerstrook voor het bouwplan komt te liggen en op die manier ook in de openbare ruimte in parkeren wordt voorzien. Op deze wijze wordt voor deze locatie in voldoende mate voorzien in parkeergelegenheid.
Het bouwplan ligt in bestaand stedelijk gebied en de ontwikkeling past in de woningbouwprogrammering. Het plan is al lange tijd opgenomen in de provinciale en gemeentelijke woningbouwplanning (als onderdeel van het project Europlein), waarbij oorspronkelijk zelfs sprake was van een groter aantal wooneenheden.
Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv heeft een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van het perceel aan het Europaplein met datum 9 februari 2015 en rapportnr. MT15029.
Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen.
Er zijn licht verhoogde gehalten zware metalen aangetroffen.
Het is bekend dat in de bodem zware metalen in fluctuerende gehalten kunnen voorkomen, zowel door natuurlijke bronnen als door menselijke activiteiten veroorzaakt (vermesting). De gehalten betreffen dan (natuurlijke) achtergrondwaarden.
Slotconclusie en aanbevelingen:
De hypothese "De gehele locatie is verdacht verontreinigd te zijn met zware metalen, PAK en minerale olie" dient grotendeels aangenomen te worden op basis van de licht verhoogde gehalten zware metalen. De aangetroffen gehalten overschrijden het criterium voor nader onderzoek niet. Op basis van de onderzoeksresultaten bestaat er op grond van de milieuhygiënische kwaliteit van de bodem geen bezwaar voor het huidige gebruik van het terrein.
Eventueel vrijkomende grond kan niet zondermeer in het grondverkeer worden opgenomen. Mocht de grond naar elders worden getransporteerd, dient te worden nagegaan in hoeverre de kwaliteit van de af te voeren grond overeenstemt met de verwerkingsmogelijkheden die voor de betreffende stort- c.q. hergebruikslocatie gelden. Deze zijn geformuleerd in het Besluit bodemkwaliteit. Aanbevolen wordt dan ook de eindverwerkingslocatie in overleg met het bevoegd gezag vast te stellen. Mocht grondwater onttrokken worden t.b.v. bemaling, dient bekeken te worden in hoeverre de grondwaterkwaliteit de lozingsnormen overschrijdt. Wij nemen dit op in de vergunningvoorwaarden.
Het waterbeleid van rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd. Hieronder is de watertoetstabel opgenomen.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid | 1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)? 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) | 1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? |
Nee
Nee Nee Nee |
Oppervlaktewater-kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Toelichting:
In de nabijheid van het plangebied is geen oppervlaktewater aanwezig. Er ligt een gescheiden rioolstelsel waarop het hemelwater gescheiden aangeleverd moet worden. Het plan heeft daarom geen negatieve gevolgen voor de waterhuishouding.
Vanwege de plannen is door SAB een quick scan flora en fauna uitgevoerd met datum 27 januari 2015 en kenmerk ZON/GEST/140552.
Hierin zijn de volgende conclusies en advies opgenomen.
Nader onderzoek voor wat betreft gebiedsbescherming in relatie tot Natura 2000-gebieden, GNN, GO, ganzenfoerageergebieden en weidevogelgebieden wordt niet noodzakelijk geacht. De geplande werkzaamheden hebben geen negatief effect op deze gebieden.
Nader onderzoek voor wat betreft soortenbescherming wordt niet noodzakelijk geacht. In het plangebied zijn geen strikt beschermde plant- en diersoorten te verwachten. Als rekening wordt gehouden met eventueel broedende vogels en de zorgplicht, is overtreding van de Flora- en faunawet door de geplande ruimtelijke ontwikkelingen niet te verwachten.
Het is mogelijk dat algemeen voorkomende vogelsoorten in of direct rond het plangebied broeden tijdens de broedperiode. De geplande werkzaamheden kunnen verstorend werken op deze broedende vogels. Er is dan sprake van overtreding van de Flora- en faunawet. Bij dergelijke ruimtelijke ingrepen is het advies om deze buiten de broedperiode te starten. Ook kan in de broedperiode gestart worden als aantoonbaar door expert op het gebied van vogels is vastgesteld dat geen broedende vogels aanwezig zijn.
Wij nemen in de vergunning de voorwaarde op dat in de broedperiode (half maart tot half juli) slechts gestart mag worden met de werkzaamheden indien aantoonbaar door een expert op het gebied van vogels is vastgesteld dat geen broedende vogels aanwezig zijn in of direct rond het plangebied.
Voor wegverkeerslawaai is de Wet geluidhinder het toetsingskader. Omdat het 30 km/uur wegen betreft is de Weg geluidhinder niet van toepassing. Gezien de uitspraken van de Raad van State kan de normering van de Wet geluidhinder wel worden gebruikt in het kader van een goede ruimtelijke ordening. In dat geval is de voorkeurswaarde ten hoogste 48 dB(A), de grenswaarde in stedelijk gebied 63 dB en de grenswaarde in bestaande situaties in stedelijk gebied 68 dB(A)
Op basis van door de Oost Gelre aangeleverde verkeersbewegingen uit verkeerstellingen heeft de OmgevingsDienst Achterhoek berekend wat de gevelbelasting van het wegverkeer is en wat de gevelwering van de woningen moet zijn om een binnenniveau van 33 dB te kunnen realiseren zodat sprake is een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in geluidgevoelige ruimten.
De berekeningen tonen aan dat door extra geluidwering van de gevel voldaan kan worden aan een aanvaardbaar woon- en leefklimaat in geluidgevoelige ruimten.
Door akoestisch adviesbureau Van der Boom is een akoestisch onderzoek uitgevoerd ( d.d. 11 mei 2015). Daarin zijn de maatregelen aangegeven die nodig zijn om de gevelwering te laten voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit.
Aan de vergunning wordt de voorwaarde verbonden dat dusdanige akoestische voorzieningen moeten worden getroffen dat het bouwplan voldoet aan de eisen daaromtrent in het Bouwbesluit.
Voor industrielawaai is het Geluidbeleid van Oost Gelre en het Activiteitenbesluit van toepassing. Omdat er geen lawaaimakende bedrijven in de omgeving aanwezig zijn hoeft industrielawaai niet nader te worden onderzocht.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende Besluiten en Regelingen:
- Besluit en de Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen);
- Besluit gevoelige bestemmingen (Luchtkwaliteitseisen);
- Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.
De voorgenomen bouw en het gebruik dragen niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Het betreft een kleinschalige ontwikkeling met een lage verkeersaantrekkende werking. Feitelijke of dreigende normoverschrijding is op deze locatie niet aan de orde. Volgens de Regeling niet in betekende mate dragen woningen niet in betekende mate bij aan luchtverontreiniging en vormen ze op grond van het Besluit gevoelige bestemmingen geen gevoelige bestemming. De locatie ligt bovendien op voldoende afstand van rijks- en provinciale wegen. Er is daarom geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.
Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de projectafwijking van het bestemmingsplan voor het mogelijk maken van dit project.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen.
Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations) en zogenoemde (beperkt) kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf.
Geconcludeerd kan worden dat er zich in de omgeving van het plangebied geen risicobronnen bevinden van welke aard dan ook waarvan het invloedsgebied over het plangebied ligt. Externe veiligheid zorgt niet voor belemmeringen voor dit project.
Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.
Het verhaal van de kosten van de grondexploitatie en eventuele tegemoetkomingen in planschade op verzoeker is in een anterieure overeenkomst vastgelegd waardoor conform artikel 6.12, lid 2 Wro geen exploitatieplan noodzakelijk is.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp projectafwijking voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Het ontwerp heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 2 oktober t/m 12 november 2015. Er zijn geen zienswijzen ingediend.
In artikel 6.18 van het Besluit Omgevingsrecht is voor de projectafwijking (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
De provincie is reeds in een vroeg stadium van de ontwikkeling op de hoogte gebracht via de woningbouwprogrammering zodat vooroverleg zoals bedoeld in artikel 3.1.1 Bor niet meer nodig is.
Het waterschap Rijn en IJssel is eveneens op de hoogte via het regulier overleg. De huidige ontwikkeling zal gebruik maken van de bestaande riolering. Vooroverleg in het kader van artikel 3.1.1. Bor lijkt dan ook niet noodzakelijk.
Beide diensten kunnen reageren op het ontwerpplan. Beide diensten hebben hierop geen reactie ingediend.