direct naar inhoud van Ruimtelijke onderbouwing
Plan: Omgevingsvergunning bouw woning Erve 't Hag Harreveld
Status: vastgesteld
Plantype: omgevingsvergunning
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.PBBUI1506-VG01

Ruimtelijke onderbouwing

Hoofdstuk 1 Algemene gegevens bestemmingsplan

Omgevingsvergunning bouw woning Erve 't Hag Harreveld  
 
Inlichtingen:  
Afdeling omgeving  
de heer N. Rondeel  
Telefoonnummer 0544 - 393 482  

Hoofdstuk 2 Ruimtelijk kader

2.1 Aanleiding

Op 22 januari 2012 is bij de gemeente Oost Gelre een aanvraag om omgevingsvergunning ingekomen voor de nieuwbouw van een woning op een perceel op Erve 't Hag te Harreveld. Het perceel is kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde, sectie N, nummer 1425. Het perceel is voorzien van een bebouwingsvlak. De gewenste woning heeft een dusdanig vormgeving dat een deel van de woning buiten het bebouwingsvlak wordt gesitueerd. Door middel van een omgevingsvergunning onderdeel strijdigheid met regels ruimtelijke ordening kan aan deze overschrijding van het bebouwingsvlak worden meegewerkt. De omgevingsvergunning voorziet tevens in de bouw van de woning.

2.2 Ligging en begrenzing

De op te richten woning komt te liggen in het projectplan Erve 't Hag als zijnde Randschappelijk Wonen. Het plangebied is gelegen aan de rand van de bebouwde kom Harreveld en grenst aan het buitengebied. In de directe omgeving zijn de voetbalvelden van KSH gelegen alsmede burgerwoningen en enkele bedrijfswoningen. Op Erve 't Hag is ruimte voor 12 wooneenheden waarvan er 9 zijn opgericht en bewoond.De omgeving is te omschrijven als een mix tussen woongebied en landelijk.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1506-VG01_0001.png"

Omgeving plangebied: Erve 't Hag in geel en perceel N, 1425 in rood

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1506-VG01_0002.png"

Beoogde bouwkavel

2.3 Planbeschrijving

In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.

2.3.1 Aanleiding

Het perceel maakt onderdeel uit van het plangebied Erve 't Hag: een woonomgeving gelegen aan de rand van de bebouwde kom van Harreveld en destijds geintroduceerd als Randschappelijk Wonen. Het perceel is voorzien van een bebouwingsvlak voor de bouw van één wooneenheid.

2.3.2 Vigerende bestemde situatie

Voor het plangebied Randschappelijk Wonen Erve 't Hag is een afzonderlijk bestemmingsplan gemaakt genaamd "Buitengebied 1998, herziening 38, realisatie Erve 't Hag Harreveld", welke door de gemeenteraad op 7 juli 2009 is vastgesteld. Het perceel heeft de bestemming 'Wonen' en is voorzien van de aanduidingen 'maximale goothoogte (3,5 m), minimale dakhelling (45 graden) en nokrichting'. Binnen het aangegeven bebouwingsvlak kan worden gebouwd.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1506-VG01_0003.png"

Plankaart uit vigerende bestemmingsplan

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1506-VG01_0004.png"

Deel uit legenda bestemmingsplan

2.3.3 Gewenste situatie

Het huidige perceel is braakliggend. Op het perceel vindt dus nieuwbouw plaats van een woning. De gewenste situatie ziet er als volgt uit:

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1506-VG01_0005.png"

Inrichtingsschets

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1506-VG01_0006.png"

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.PBBUI1506-VG01_0007.png"

Aanzichten te realiseren woning

De gewenste woning past niet in het aangegeven bebouwingsvlak en is dan ook in strijd met de regels van het geldende bestemmingsplan 'Buitengebied 1998, herziening 38, realisatie Erve 't Hag Harreveld'. Voor de overschrijding van het bebouwingsvlak is een herziening van het geldende bestemmingsplan noodzakelijk of een omgevingsvergunning Wabo waarbij wordt afgeweken van het geldende bestemmingsplan. Middels het indienen van een aanvraag om omgevingsvergunning heeft verzoeker aangegeven een procedure om omgevingsvergunning Wabo conform artikel 2.12. lid 1 onder a sub 3 van de Wet algemene bepaling omgevingsrecht (Wabo) te willen volgen, zodat medewerking kan worden verleend aan de gewenste woning.

2.3.4 Stedenbouwkundig en welstand

Voor het plangebied Erve 't Hag geldt een beeldkwaliteitsplan. Hiermee wordt eenheid in het plangebied gecreëerd door de bouwplannen af te stemmen in materiaalkeuze, detaillering en kleurgebruik. Stedenbouwkundig is de positie van de woning akkoord bevonden. Het bouwplan is voorgelegd aan de commissie Welstand welke op 28 januari 2016 akkoord is gegaan met het bouwplan.

Voor het bouwplan is een omgevingsaanvraag ingediend voor bouwen en strijdig gebruik met regels ruimtelijke ordening. Een afwijking van het bestemmingsplan wordt toegestaan voor dit specifieke bouwplan. De omgevingsvergunning Wabo is noodzakelijk vanwege strijdigheid met de huidige bestemming welke bebouwing buiten het bebouwingsvlak niet toelaat.

Hoofdstuk 3 Beleidskader

3.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

3.2 Provinciaal beleid

3.2.1 Omgevingsvisie Gelderland

In deze visie beschrijft de provincie hoe zij de komende jaren willen omgaan met ontwikkelingen en initiatieven. Het is een 'plan' dat richting geeft en ruimte biedt, geen plan met exacte antwoorden. De provincie kiest er in deze visie voor om vooral opgaven en rollen te benoemen. Omstandigheden veranderen, nieuwe ontwikkelingen en kansen kunnen zich voordoen. De provincie wil daarop inspelen en nodigt partijen daarom uit om mee te denken en te werken. Waar u 'energie' heeft, wil de provincie met u aan de slag. Dit als antwoord op de vraag: is het allemaal haalbaar? De provincie wordt pragmatischer, nodigt uit en kiest voor dynamiek.

Uitwerking van nieuwe ontwikkelingen en kansen vindt plaats in de Omgevingsverordening Gelderland.

3.2.2 Omgevingsverordening Gelderland

Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 24 september 2014 de Omgevingsverordening Gelderland vastgesteld.

De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsverordening op termijn alle regels zal gaan bevatten die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving.

In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.

Relatie planontwikkeling

Het door de gemeenteraad op 7 juli 2009 vastgestelde bestemmingsplan 'Buitengebied 1998, herziening 38, realisatie Erve 't Hag Harreveld' laat nieuwe bebouwing toe binnen de al bestemde bebouwingsvlakken. Er is hier dan ook geen sprake van 'nieuwe bebouwing' zoals bedoeld in de Omgevingsverordening Gelderland.

3.2.3 Waterplan Gelderland 2010-2015

Het Waterplan dat op 11 november 2009 door Provinciale Staten is vastgesteld, is de opvolger van het derde Waterhuishoudingsplan (WHP3). Het beleid uit WHP3 wordt grotendeels voortgezet. Het Waterplan Gelderland is tegelijk opgesteld met de water(beheer)plannen van het Rijk en de waterschappen. In onderlinge samenwerking zijn de plannen zo goed mogelijk op elkaar afgestemd.

In het plan staan de doelen voor het waterbeheer, de maatregelen die daarvoor nodig zijn en wie ze gaat uitvoeren. Voor oppervlaktewaterkwaliteit, hoogwaterbescherming, regionale wateroverlast, watertekort en waterbodems gelden provinciebrede doelen. Voor een aantal functies, zoals landbouw, natte natuur, waterbergingsgebieden en grondwaterbeschermingsgebieden, zijn specifieke doelen geformuleerd.

Voor de realisatie van deze specifieke waterdoelen zijn ruimtelijke maatregelen nodig. Hiervoor krijgt het Waterplan Gelderland op basis van de nieuwe Waterwet de status van structuurvisie. In het Waterplan Gelderland is beschreven welke instrumenten uit de Wet ruimtelijke ordening de provincie wil inzetten.

3.2.4 Gelders Milieuplan 3

In het Gelderse Milieuplan ligt de nadruk vooral op een gezonde, schone en veilige leefomgeving voor mens en natuur. De provincie wil een leefomgeving die de huidige en toekomstige generaties kansen biedt om veilig en gezond te wonen, te werken en te recreëren. Om dit te bereiken zijn maatregelen nodig die de milieuverontreiniging tegen gaan. De maatregelen betreffen het verkeer en vervoer, het bedrijfsleven, de landbouw en het wonen.

Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten

4.1 Bodemonderzoek

In opdracht van verzoeker heeft Rouwmaat Milieutechniek een verkennend bodemonderzoek uitgevoerd ter plaatse van de bouwlocatie op Erve 't Hag. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen.

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor de voorgenomen nieuwbouw op de onderzoekslocatie. Ten behoeve van de verwerking van de vrijkomende grond wordt verwezen naar de uitgangspunten van het Besluit bodemkwaliteit.

Het onderzoeksrapport met nummer MT.15077 is als bijlage bijgevoegd.

4.2 Watertoets

Het waterbeleid van rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Ja
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja
Nee

Nee
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee

Nee
Nee
 
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Ja

 
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee
 
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Op een perceel weidegrond vindt nieuwbouw plaats van een gebouw en vindt er verharding plaats ten behoeve van parkeerplaatsen en een speelplaats voor kinderen. Deze nieuwe ontwikkeling heeft tot gevolg dat het waterverbruik zal toenemen alsmede het daarbij behorend afvalwater. Het afvalwater vanuit de inrichting wordt direkt geloosd op de gemeentelijke riolering.

Het hemelwater van het nieuwe gebouw alsmede het hemelwater op het nieuwe verharde buitenterrein wordt niet rechtstreeks geloosd in de gemeentelijke riolering maar wordt zoveel mogelijk op eigen terrein opgevangen en via de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld. Aan de achterzijde van de bouwkavel is een retentievijver aangelegd met een opslagcapaciteit van ongeveer 60 m3. In het plangebied is gescheiden riolering aanwezig. Bij veel hemelwater kan dit ook via de hemelwaterafvoer worden afgevoerd.

De totale bouwkavel heeft een oppervlakte van 717 m2. Op de bouwkavel wordt een woning gebouwd van 150 m2 waarnaast het terrein nog enigzins wordt verhard. In een 'worst-case' scenario zal het gehele terrein verhard worden. Dit wil zeggen dat een regenbui met de berekening T=10+10% (40 mm) oftewel omgerekend met een verhard oppervlak van 717 m2 overeenkomend met 28,5 m3 voldoende kan worden opgevangen in de retentievijver. Hierbij dient te worden vermeld dat de opvangvoorziening niet geheel is gelegen boven de hoogste grondwaterstand.

Het perceel is gelegen naast een retentievijver welke vrij toegankelijk is. Vanwege de landelijke uitstraling van het plangebied is het in eerste instantie niet gewenst maatregelen te treffen om de toehankelijkheid te beperken.

4.3 Flora en Fauna

Het braakliggende bouwkavel is voorzien van gras en wordt met regelmaat gemaaid. Onderzoek naar flora- en fauna is dan ook niet noodzakelijk. Er zullen geen sloopwerkzaamheden plaatsvinden.

Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Flora- en faunawet van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 2 van de Flora- en faunawet dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.

4.4 Archeologie

Het te ontwikkelen perceel is gelegen in een gebied met een archeologische verwachtingswaarde. Dit wil zeggen dat bij bodemingrepen dieper dan 30 cm onder maaiveld en meer dan 100 m2 groot er een inventariserend archeologisch onderzoek moet plaatsvinden.

Bij graafwerkzaamheden voor bouw van de woningen op Erve 't Hag zijn geen vondsten gedaan. Hierdoor bestaat er geen aanleiding dat er op dit perceel wel vondsten worden gedaan. Een inventariserend archeologisch onderzoek is terplekke niet noodzakelijk. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht:

Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 53 Monumentwet 1988) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het doen van opgravingen een zaak vindt waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een monument is (in roerende of onroerende zin), meldt die zaak zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.

4.5 Geluid

4.5.1 Wegverkeerslawaai

Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai. Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Alle geluidgevoelige objecten die zich in deze zone bevinden moeten akoestisch onderzocht worden naar het wegverkeerslawaai.

De nieuwe woning komt te liggen in de nabijheid van de Looweg. Voor deze toegangsweg naar de bebouwde kom van Harreveld geldt een maximale snelheid van 30 km/uur. Onderzoek naar de akoestische gevolgen op de nieuw te bouwen woning is dan ook niet noodzakelijk.

4.5.2 Handboek bedrijven en milieuzonering

Met behulp van het handboek Bedrijven en milieuzonering is bekeken of de gewenste ontwikkeling past in haar omgeving ten opzichte van de aanwezige bedrijven. Nieuwe gevoelige objecten zoals woningen mogen de toekomstige ontwikkelingen van omliggende bedrijven niet belemmeren.

In de direkte omgeving zijn een tweetal percelen met een bedrijfsbestemming gelegen. Tussen de bedrijfsbestemmingen en de nieuw woning aan Erve 't Hag zijn al woningen van derden gelegen die een woonbestemming hebben. Deze woningen zijn aan te merken als de eerst beperkende factor voor de toekomstige ontwikkelingen van deze bedrijven. De te realiseren woning is dan ook niet beperkend voor deze bedrijven.

Het Handboek bedrijven en milieuzonering vormt dan ook geen belemmering voor de realisatie van de nieuwe woning.

4.6 Verkeer en parkeren

Door de komst van de woning zullen de verkeersbewegingen op Erve 't Hag enigszins toenemen. Bij realisatie van het totale plangebied is hier al rekening mee gehouden.

Parkeren dient te geschieden op eigen terrein.

4.7 Luchtkwaliteit

De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Deze stoffen zijn zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.

Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften die betrekking hebben op de luchtkwaliteit kunnen uitoefenen of toepassen, tenzij:

  • 1. het aannemelijk is gemaakt dat het uitoefenen van deze bevoegdheden niet leidt tot het overschrijden, of tot het op of na het tijdstip van ingang waarschijnlijk overschrijden, van een in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit opgenomen grenswaarde;
  • 2. het aannemelijk is gemaakt dat de concentratie in de buitenlucht van de desbetreffende stof als gevolg van die uitoefening of toepassing per saldo verbetert of ten minste gelijk blijft of bij een beperkte toename van de concentratie van de desbetreffende stof, door een met die uitoefening of toepassing samenhangende maatregel of een door die uitoefening of toepassing optredend effect, de luchtkwaliteit per saldo verbetert;
  • 3. het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 een grenswaarde is opgenomen;
  • 4. de uitoefening dan wel toepassing is genoemd of beschreven in, dan wel betrekking heeft op, een ontwikkeling of voorgenomen besluit welke is genoemd of beschreven in, dan wel past binnen of in elk geval niet in strijd is met een op grond van artikel 5.12 lid 1 of artikel 5.13 lid 1 vastgesteld programma.

De hierboven aangegeven grenswaarden zijn in de onder staande tabel aangegeven

Stof   Grenswaarde  
SO2   350 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  125 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
NO2   200 ìg/ m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
  40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010  
PM10   40 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie  
  50 ìg/ m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden  
Lood   0,5 ìg/ m³ als jaargemiddelde concentratie  
CO   10.000 ìg/ m³ als 8 uursgemiddelde concentratie  
C6H6   10 ìg/ m³ tot 1-1-2010 en 5 ìg/ m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie  

Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen):

Dit Besluit NIBM, legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is voor het grootste gedeelte geregeld in de regeling niet in betekende mate (luchtkwaliteitseisen).

De Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen).

Deze Ministeriële Regeling, verder aan te duiden als de Regeling NIBM, geeft voor een aantal categorieën van projecten een - getalsmatige - invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de - getalsmatige - begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 3% grens en de grenswaarden nodig en kan doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen. Voor woningbouw is het huidige 3% criterium 1500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 3000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling.

Met de voorgenomen ontwikkeling wordt er één woning toegevoegd. Het gaat hier dus om minder woningen dan het hier genoemde criterium, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 van de Wet luchtkwaliteit een grenswaarde is opgenomen. Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de ontwikkelingen op Erve 't Hag.

4.8 Externe veiligheid

Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf. In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied is ook geen route voor gevaarlijke stoffen aangewezen.

Hoofdstuk 5 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid

5.1 Haalbaarheid en exploitatieplan

Het project en bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.

De economische uitvoerbaarheid van het plan is gewaarborgd. De kosten voor de ontwikkeling liggen onder de drempelwaardes zoals bepaald in de Besluit ruimtelijk ordening, waardoor er geen exploitaiteplanplicht is.

5.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

5.2.1 Inspraak

Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp omgevingsvergunning voor een periode van zes weken ter inzage wordt gelegd. Een ieder kan gedurende deze periode een zienswijze indienen. Het ontwerp heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 19 februari 2016 tot en met 31 maart 2016. Er zijn geen zienswijzen ingediend.

5.2.2 Artikel 3.1.1.-overleg

In artikel 6.18 van het Besluit Omgevingsrecht is voor de projectafwijking (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.

In dit kader is het voorontwerp bestemmingsplan vanwege het ontbreken van provinciaal- en waterbelang niet voorgelegd aan de provincie en aan het Waterschap Rijn en IJssel.

Beide diensten kunnen reageren op het ontwerpplan. Beide diensten hebben hierop geen reactie ingediend.