Plan: | Galileïstraat 41, Lichtenvoorde, buitenopslag zijde Buys Ballotstraat |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | omgevingsvergunning |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.PBBEDRIJVEN303-VG01 |
Galileïstraat 41, Lichtenvoorde, buitenopslag zijde Buys Ballotstraat |
omgevingsvergunning |
juli 2018 |
Inlichtingen: |
Afdeling Omgeving |
mevr. B. Leusink |
Telefoonnummer 0544-393481 |
Aan de Galileïstraat 41 te Lichtenvoorde wordt aan de zijde Buys Ballotstraat bij het bedrijf Straatman het bestaande hekwerk verplaatst naar de erfgrens, met het doel om het eigen terrein optimaal te kunnen benutten voor buitenopslag. Hieronder is in paars de nieuwe locatie van het hekwerk aangeduid.
Het terrein binnen het hekwerk, hieronder geel gearceerd, zal gebruikt gaan worden voor buitenopslag.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Oost Gelre heeft aangegeven in principe mee te willen werken aan deze buitenopslag.
In dit hoofdstuk worden de uitgangspunten van het voorliggende plan beschreven.
Aan de Galileïstraat 41 te Lichtenvoorde wordt, zoals gezegd, aan de zijde Buys Ballotstraat het bestaande hekwerk verplaatst naar de erfgrens, met het doel om het terrein optimaal te kunnen benutten voor buitenopslag.
De maximale hoogte van de buitenopslag zal 5 meter bedragen.
De goederen die opgeslagen kunnen gaan worden zijn:
Het plangebied is gelegen in bestemmingsplan Bedrijventerreinen Oost Gelre en heeft daarin de bestemming 'Bedrijventerrein - 1'. Hierbinnen zijn bedrijven t/m categorie 3.2 toegestaan. Op basis van de gebruiksregels in dit bestemmingsplan is een buitenopslag hoger dan 4 meter of binnen 2 meter van de zijdelingse perceelsgrens niet toegestaan.
uitsnede verbeelding bestemmingsplan Bedrijventerreinen Oost Gelre
Voor het gebied geldt een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
Op 9 juli 2014 heeft Provinciale Staten van Gelderland de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze structuurvisie is de opvolger van het Streekplan Gelderland dat al de status van een structuurvisie had.
De provincie kiest er in deze Omgevingsvisie voor om vanuit twee hoofddoelen bij te dragen aan gemeenschappelijke maatschappelijke opgaven. Deze zijn:
1. een duurzame economische structuur;
Een gezonde economie met een aantrekkelijk vestigingsklimaat vraagt om krachtige steden en vitale dorpen met voldoende werkgelegenheid. Het verbeteren van de economische structuur is een belangrijke opgave voor de Gelderse samenleving. Er zijn veel kansen om de economische structuur te verbeteren. De provincie wil samen met haar partners de kansen benutten, mèt oog voor de unieke kwaliteiten van Gelderland. Het streven is om de concurrentiekracht van Gelderland te vergroten door een duurzame versterking van de ruimtelijk-economische structuur. Concreet betekent dit dat bestaande en nieuwe bedrijven kansen moeten krijgen.
2. het borgen van de kwaliteit en veiligheid van onze leefomgeving. Een aantrekkelijke leefomgeving vergt een goede kwaliteit en beleving van natuur en landschap in Gelderland, een gezonde en veilige leefomgeving en een robuust bodem- en watersysteem. De provincie zet daarom in op het waarborgen en op het verder ontwikkelen van die kwaliteiten van Gelderland.
Dit houdt onder meer in: ontwikkelen met kwaliteit, recht doen aan de ruimtelijke, landschappelijke en cultuurhistorische kwaliteiten van de plek. Daarnaast moet de kwaliteit van het landschap behouden en versterkt worden.
Provinciale Staten hebben in juni 2017 de Omgevingsverordening geactualiseerd. In de Omgevingsverordening staan de regels die horen bij de Omgevingsvisie. De regels uit de Omgevingsverordening stellen de provinciale belangen veilig omdat bestemmingsplannen (projectafwijkingen vallen hier ook onder) voor nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen hieraan moeten voldoen.
De buitenopslag bij een bedrijf op een bedrijventerrein is geen zaak van provinciaal belang.
Bestemmingsplan
Het voor de buitenopslag relevante gemeentelijk beleid is vastgelegd in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Oost Gelre'. Op basis van de gebruiksregels in dit bestemmingsplan is een buitenopslag hoger dan 4 meter of binnen 2 meter van de zijdelingse perceelsgrens niet toegestaan.
Beleidsregels Wabo
De raad heeft in zijn vergadering van 2 november 2010 de beleidsregels Wabo vastgesteld waarin categorieën van gevallen zijn aangewezen waarin een verklaring van geen bedenkingen (vvgb) van de raad niet is vereist. Wel heeft de raad besloten op de hoogte te willen blijven van ingekomen verzoeken om omgevingsvergunning Wabo, onderdeel planologie, door ingekomen verzoeken als kennisgeving te behandelen in het presidium. Indien nodig kan het presidium beslissen alsnog de aanvraag om een projectafwijking te behandelen in de raad.
Aan deze vergunning kan meegewerkt worden via een omgevingsvergunningaanvraag met een zogenaamde projectafwijking. Op basis van de Beleidsregels Wabo, is het mogelijk om op basis van categorie 10: "wijzigen van het gebruik van gronden", een projectafwijking hiervoor te verlenen.
Door middel van de aanvraag om omgevingsvergunning Wabo geeft verzoeker aan een procedure om projectafwijking Wabo te willen volgen.
Het verzoek voldoet aan de beleidsregels Wabo.
Het presidium is akkoord gegaan met het gebruik van de algemene verklaring van geen bedenkingen uit haar beleid van 2 november 2010.
Voorwaarden aan de projectafwijking
Op basis van beleid en onderzoeksresultaten zullen aan de projectafwijking de volgende voorwaarden worden verbonden:
Bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet nagegaan worden of de bodem geschikt is voor de beoogde nieuwe functie. Belangrijke vraag daarbij is om na te gaan of er gebouwen worden opgericht die gebruikt gaan worden als verblijfplaats voor mensen. Het gaat hier om de uitbreiding van de buitenopslag. Er wordt niet gebouwd en er worden geen verblijfplaatsen voor personen opgericht. Bovendien is er geen sprake van vrijkomende grond die moet worden afgevoerd naar elders.
Het is daarom niet noodzakelijk een verkennend bodemonderzoek uit te voeren.
Op grond van artikel 3.6.1 Besluit Ruimtelijke Ordening moet in de toelichting van ruimtelijke plannen een waterparagraaf worden opgenomen. Getoetst is of de ontwikkeling die dit plan mogelijk maakt in overeenstemming is met het waterbeleid. Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2016-2021 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een vijftal hoofdthema's:
- Veilig water: bescherming tegen overstromingen en werken aan veiligheid;
- Voldoende water: zorgen voor de juiste hoeveelheid water en passende waterpeilen;
- Schoon water: zorgen voor een goede waterkwaliteit die nodig is voor mens, plant en dier;
- Afvalwater: verwerken van afvalwater en het benutten van energie en grondstoffen daaruit;
- Vaarwegbeheer: zorgen voor goede randvoorwaarden voor beroepsvaart op de Oude IJssel.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering? 2. Ligt in of nabij het plangebied een kade? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is er toename van het afvalwater (DWA)? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak? 2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel? 3. Is in het plangebied sprake van kwel? 4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren? |
Nee Nee Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied? |
Nee Nee Nee |
Grondwaterkwaliteit | 1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Volksgezondheid |
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? | Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur? |
Nee Nee |
Inrichting en beheer | 1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
AANDACHTSTHEMA'S | ||
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Het plan heeft geen gevolgen voor de waterhuishouding. Het is reeds een verhard terrein en hieraan verandert niets. Het plan is in overeenstemming met het waterbeleid.
De natuurbescherming in Nederland is geregeld in de Natuurbeschermingswet 1998 en de Flora- en faunawet. De Natuurbeschermingswet 1998 regelt gebiedsbescherming van onder andere de Vogel- en Habitatrichtlijngebieden. De Flora- en faunawet regelt de soortenbescherming. Deze wet is op 1 januari opgegaan in de Wet natuurbescherming.
Er zijn geen veranderingen aan het terrein. Aangezien het gaat om bestaand, verhard en intensief gebruikt, terrein zonder bebouwing, is geen onderzoek nodig op het gebied van natuurbescherming.
Het plangebied is gelegen in de in het bestemmingsplan voor 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' aangewezen gronden. Deze gronden zijn, behalve voor de andere daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Bij een aanvraag voor een omgevingsvergunning voor bouwen waarbij sprake is van het verrichten van bodemingrepen dieper dan 30 cm en een oppervlakte groter dan 100 m² dient de aanvrager een rapport te overleggen op basis van nader onderzoek, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld.
Hier is geen sprake van bouwen en de grond wordt dus niet geroerd. Archeologisch onderzoek is daarom niet nodig.
Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden voldaan:
1. de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;
2. bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;
3. op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;
4. het geluidbeleid wordt in acht genomen.
Er wordt geen geluidgevoelig object mogelijk gemaakt. Wel ligt het bedrijf op een gezoneerd industrieterrein. Voor wijzigingen waarvoor een besluit nodig is van het bevoegd gezag, is advies nodig van de zonebeheerder.
Zonebeheer industrieterrein De Kamp
Er is geen geluidruimte in het akoestisch rekenmodel van industrieterrein De Kamp opgenomen voor de activiteiten van het bedrijf op het buitenterrein. Een en ander kan invloed hebben op de geluidsbelasting richting de 50 en 55 dB(A) contouren van het industrieterrein als geheel.
Uitgaande van de aanname dat het bedrijf op het buitenterrein gebruik maakt van (een) geluidsarme heftruck(s), tot circa 2 uur overdag en in de avondperiode maximaal 30 minuten, zullen de activiteiten waarschijnlijk niet tot klachten leiden in de richting van de woningen Lanneverweg. De dichtbijgelegen bedrijfswoning van derden wordt afgeschermd door haar eigen loods.
Conclusie:
Bij de gestelde aanname is er vanuit het zonebeheer geen directe belemmering voor de gewenste buitenopslag.
De strook tussen de rijbaan/rabatstrook en de oorspronkelijke locatie van het hekwerk is in de eerste plaats bedoeld om het parkeren van de bedrijven te faciliteren. Het bedrijf Straatman heeft op het binnenterrein verder geen parkeergelegenheid.
Op basis van parkeerkencijfers heeft het bedrijf een verwachte parkeerbehoefte van 24 parkeerplaatsen.
Een locatiebezoek ter plaatse heeft uitgewezen dat de strook een aan noordzijde van het pand (Buys Ballotstraat) voor een gedeelte ook wordt gebruikt om te parkeren. Ditzelfde geldt voor de strook aan de zijde van de Galileistraat.
Tijdens het locatiebezoek (op een vrijdagmiddag) stonden bij het bedrijf Straatman 18 voertuigen geparkeerd. Daaruit is geconcludeerd dat de berekende parkeerbehoefte reëel is. Een vrijdagmiddag laat in het algemeen een lagere parkeerbehoefte zien dan overige werkdagen.
De huidige strook aan de Buys Ballotstraat aan de noordzijde van het pand, voor zover gelegen voor het kantoor, moet daarom beschikbaar blijven voor het parkeren. Het te plaatsen hekwerk begint na de kantoorbebouwing, dus deze ruimte blijft beschikbaar voor parkeren op eigen terrein.
Om een goede luchtkwaliteit in Europa te garanderen heeft de Europese unie een viertal kaderrichtlijnen opgesteld. De hiervan afgeleide Nederlandse wetgeving is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat ook bekend als de Wet luchtkwaliteit.
Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:
- er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
- een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
- een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging.
Het Besluit niet in betekenende mate bijdragen (nibm) staat bouwprojecten toe wanneer de bijdrage aan de luchtkwaliteit van het desbetreffende project niet in betekenende mate is. Het begrip “niet in betekenende mate” is gedefinieerd als 3% van de grenswaarden uit de Wet milieubeheer. Het gaat hierbij uitsluitend om stikstofdioxide (NO2) en fijn stof (PM10).
De uitbreiding van de buitenopslag blijft binnen de normen van het Besluit niet in betekenende mate omdat er geen sprake is van een bouwproject en de verkeersaantrekkende werking naar alle redelijkheid niet toeneemt.
Ter plaatse van het perceel Galileïstraat 41 sprake is van een montage- en constructiebedrijf voor stalen en aluminium balkon- en galerijhekwerken, privacysystemen en spil- en steektrappen (inclusief oppervlaktebehandeling). Volgens de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering valt een dergelijk bedrijf in categorie 3.2 (zie onderstaande tabel).
Volgens het ter plaatse geldende bestemmingsplan “Bedrijventerreinen Oost Gelre” is op het perceel Galileïstraat 41 een bedrijf in maximaal categorie 3.2 toegestaan. De in bovenstaande tabel omschreven bedrijfsactiviteiten zijn opgenomen in de van dit bestemmingsplan onderdeel uitmakende Staat van Bedrijfsactiviteiten. De bedrijfsactiviteiten vallen dus binnen de volgens het geldende bestemmingsplan toegestane categorie.
Voor de beoogde situering van het hekwerk en het te vergroten oppervlak voor buitenopslag geldt dat beide plaatsvinden binnen het bestemmingsvlak voor bedrijventerrein in maximaal categorie 3.2. Een nadere afweging voor het aspect bedrijven en milieuzonering is daarom niet aan de orde. Er wordt qua milieucategorie niet meer mogelijk gemaakt dan op grond van het bestemmingsplan bij recht al is toegestaan. Een verdergaande toetsing op dit aspect aan de richtafstanden en een beschouwing van het woon- en leefklimaat kunnen dus achterwege blijven. De overwegingen voor dit aspect worden geacht te zijn gemaakt ten tijde van de vaststelling van dit bestemmingsplan.
Conclusie
Het vergroten van het oppervlak aan buitenopslag levert geen strijdigheid op met het gestelde in de VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering. Het aspect bedrijven en milieuzonering staat de afwijking van het bestemmingsplan niet in de weg. Hierbij geldt wel dat de buitenopslag niet mag resulteren in een hogere milieucategorie dan cat. 3.2. Bij de door aanvrager aangegeven producten is dit niet het geval.
Het Besluit Externe Veiligheid Inrichtingen (BEVI) is op 27 oktober 2004 in werking getreden. Het BEVI heeft als doel zowel individuele als groepen burgers een minimum beschermingsniveau te bieden tegen een ongeval met gevaarlijke stoffen. Het BEVI legt veiligheidsafstanden vast tussen bedrijven die risicovolle activiteiten met gevaarlijke stoffen verrichten (zoals LPG-tankstations en chemische fabrieken) en zogenoemde kwetsbare objecten (zoals woningen en scholen). Tevens beperkt het BEVI het totale aanwezige personen in de directe omgeving van een risicovol bedrijf.
Met behulp van de provinciale signaleringskaart externe veiligheid is gekeken welke risico's zich in de directe omgeving van het bedrijf bevinden. In de directe omgeving bevinden zich een aantal bedrijven met een risicocontour (Leslie vuurwerk, chemiedepot Dusseldorp en Green Bijtsen) en een transportroute voor gevaarlijke stoffen.
Toestaan opslag tot op de perceelgrens:
Het toestaan van opslag tot op de perceelgrens is een aspect wat niet onder externe veiligheid valt. Wel dienen er maatregelen te worden getroffen die er voor zorgen dat het omvallen van goederen op de aangrenzende weg onmogelijk wordt gemaakt.
Er zijn gasflessen zichtbaar op de luchtfoto's. Voor wat betreft de opslag van gasflessen dient te worden voldaan aan hetgeen hierover is opgenomen in het Activiteitenbesluit. Volgens PGS 15 moeten gasflessen bij een totale hoeveelheid van minder dan 2500 liter in ieder geval op 3 meter van de erfgrens worden opgeslagen. En, indien het meer dan 2500 liter betreft, op een afstand van tenminste 5 meter.
Verder dient aan de overige regels met betrekking tot de opslag van gasflessen in het Activiteitenbesluit te worden voldaan.
Conclusies:
Het bedrijf valt binnen de invloedsgebieden van meerdere risicobronnen. Het toestaan van buitenopslag is geen aspect wat onder externe veiligheid valt. Wel dienen er maatregelen te worden getroffen die er voor zorgen dat het omvallen van goederen op de aangrenzende weg onmogelijk wordt gemaakt. Er moet worden voldaan aan de regels van het Activiteitenbesluit. Aanvrager wordt gewezen op de regels over gasflessenopslag.
Met de voorgenomen, vrij beperkte, uitbreiding worden er geen risico verhogende zaken m.b.t. de brandveiligheid verwacht. Dit met name in relatie met de huidige reeds bestaande situatie. Als er sprake is van de opslag van bv. gasflessen dan is de milieuregelgeving grotendeels bepalend voor de voorschriften ook in relatie met brandveiligheid. Dit zal ook leidend zijn als er meer gaat worden opgeslagen. Vanuit het Bouwbesluit zijn er verder geen vereisten bij een buitenopslag in dit geval. Het is vooral “gezond verstand” en de verantwoordelijkheid van de ondernemer dat er geen brandonveilige situatie ontstaat.
Het project en bijbehorende procedure worden door de aanvrager bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot vergoeding van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project wordt voorafgaand aan de vergunningverlening een anterieure overeenkomst afgesloten met verzoeker inzake planschade.
Voor het plan wordt de uitgebreide procedure doorlopen zoals bepaald in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht. Dit betekent dat de ontwerp projectafwijking met het ontwerpbesluit vanaf 4 mei 2018 tot en met 14 juni 2018 ter inzage heeft gelegen. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingekomen.
In artikel 6.18 van het Besluit Omgevingsrecht is voor de projectafwijking (artikel 2.12. eerste lid a, onder 3) overeenkomstig artikel 3.1.1. van het Besluit ruimtelijke ordening van toepassing. Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan of projectafwijking overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Binnen het plan zijn geen nationale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel. Er wordt voldaan aan het provinciaal beleid zodat toezending naar de provincie Gelderland geen verplichting is.