direct naar inhoud van Artikel 19 Wonen - 1
Plan: Woonwijken Groenlo
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPGRO500-VA05

Artikel 19 Wonen - 1

19.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Wonen - 1' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. aaneengebouwde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'aaneengebouwd';
  • b. twee-aaneen woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'twee-aaneen';
  • c. vrijstaande woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand';
  • d. vrijstaande woningen of twee-aaneen woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke bouwaanduiding - vrijstaand of twee-aaneen';
  • e. gestapelde woningen uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'gestapeld';
  • f. detailhandel, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'detailhandel';
  • g. kantoor, ter plaatse van de aanduiding 'kantoor';
  • h. een museale functie met betrekking tot de voormalige wasserij, uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - wasserij';
  • i. aan huis verbonden beroep, met dien verstande dat maximaal 40% van de vloeroppervlakte van het hoofdgebouw en 100% van de vloeroppervlakte van de bijbehorende bouwwerken mag worden gebruikt met een gezamenlijk maximum van 50 m²,

met de daarbij behorende gebouwen, bouwwerken, geen gebouwen zijnde, erven en tuinen.

19.2 Bouwregels
19.2.1 Algemeen

Uitsluitend bouwwerken ten dienste van de genoemde bestemming mogen worden gebouwd.

19.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van gebouwen gelden de volgende regels:

  • a. het hoofdgebouw dient binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  • b. het hoofdgebouw dient met de voorgevel in of maximaal 1 m achter de bouwgrens aan de zijde van de weg te worden gebouwd;
  • c. de goothoogte en de bouwhoogte van de gebouwen mogen niet meer zijn dan ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m)' is aangegeven;
  • d. het bebouwingspercentage binnen het bouwvlak bedraagt 100% tenzij anders ter plaatse van de aanduiding 'maximale goot- en bouwhoogte (m) en maximum bebouwingspercentage (%)' is aangegeven;
  • e. bij (vervangende) nieuwbouw bedraagt de minimale voorgevelbreedte van een woning bij vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde woningen 5 m;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'vrijstaand' bedraagt de afstand tot de zijdelingse perceelsgrens minimaal 1 m.

19.2.3 Bijbehorende bouwwerken

Voor het bouwen van bijbehorende bouwwerken gelden de volgende regels:

  • a. een bijbehorend bouwwerk mag zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. bijbehorende bouwwerken mogen uitsluitend op minimaal 3 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • c. in afwijking van het bepaalde in sub b mogen carports en overkappingen uitsluitend op minimaal 1 m achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw worden gebouwd;
  • d. de gezamenlijke oppervlakte van bijbehorende bouwwerken buiten het bouwvlak mag maximaal 70 m² bedragen, waarbij het bebouwingspercentage op het bouwperceel niet meer dan 50% mag bedragen;
  • e. de goothoogte mag niet meer bedragen dan 3 m dan wel de hoogte van de eerste verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m, indien het een aangebouwd bijbehorend bouwwerk betreft;
  • f. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan 6 m en niet hoger zijn de bouwhoogte van het hoofdgebouw;
  • g. de breedte van (aangebouwde) bijbehorende bouwwerken aan de zijgevel, gemeten in het verlengde van de voorgevel van het hoofdgebouw, mag maximaal 4 m bedragen;
  • h. de diepte van aangebouwde bijbehorende bouwwerken mag, gerekend van de achterste bouwgrens, bij vrijstaande woningen maximaal 4 m bedragen en voor overige woningtypen maximaal 3 m;
  • i. een strook van minimaal 6 meter, gerekend van de achtergevel van het hoofdgebouw c.q. aangebouwd bijbehorend bouwwerk tot de achterste bouwperceelgrens, dient vrij te blijven van aangebouwde bijbehorende bouwwerken;
  • j. de afstand van aangebouwde bijbehorende bouwwerken tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 1 meter bij vrijstaande woningen.

19.2.4 Bouwwerken, geen gebouwen zijnde

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde gelden de volgende regels:

  • a. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, mag voor de voorgevel maximaal 1 m en achter de voorgevel maximaal 2 m bedragen;
  • b. in afwijking van het bepaalde onder a mag de bouwhoogte van antennes, (tuin)verlichting, vlaggenmasten en vergelijkbare andere bouwwerken maximaal 10 m bedragen.

19.3 Nadere eisen

Burgemeester en wethouders kunnen, met inachtneming van het elders in dit artikel bepaalde, nadere eisen stellen met betrekking tot:

  • a. dakvormen, dakhellingen en nokrichtingen van de bebouwing;
  • b. de goot- en bouwhoogte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • c. de breedte van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • d. de oriëntering van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • e. de wijze van afdekking van de gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde;
  • f. het aantal en de situering van parkeerplaatsen op het terrein.

De nadere eisen mogen niet op onevenredige wijze het gebruik van bouwwerken en gronden aantasten.

19.4 Afwijken van de bouwregels
19.4.1 Afwijken met betrekking tot voorgevelbreedte

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder 19.2.2 sub e waarbij de minimale voorgevelbreedte bij vrijstaande, twee-aaneen en aaneengebouwde woningen verkleind wordt tot 4,5 m.

19.4.2 Afwijken met betrekking tot antennes

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder 19.2.4 sub b, voor de bouwhoogte van antennes en vlaggenmasten tot maximaal 15 m.

19.4.3 Afwijken met betrekking tot goothoogte aangebouwde bijbehorende bouwwerken

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.2 onder 19.2.3 sub e voor het bouwen van aangebouwde bijbehorende bouwwerken met een goothoogte van 6 m dan wel de hoogte van de tweede verdiepingsvloer van het hoofdgebouw vermeerderd met 0,25 m, onder de voorwaarden dat geen onevenredige aantasting ontstaat van:

  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.
  • 3. de leefomgeving.

19.5 Afwijken van de gebruiksregels
19.5.1 Aan huis gebonden bedrijf

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van de uitoefening van een aan huis gebonden bedrijf, mits de woonfunctie in overwegende mate wordt behouden en onder de voorwaarden dat:

  • a. het medegebruik van ondergeschikte betekenis moet zijn en maximaal 30% mag beslaan van de totale nettovloeroppervlakte van de woning en bijbehorende bouwwerken tot een maximum van 50 m²;
  • b. slechts bedrijven toelaatbaar zijn, die behoren tot de categorie 1 van de in bijlage 3 bijgevoegde 'Lijst aan huis gebonden bedrijven';
  • c. geen detailhandel mag plaatsvinden, behoudens een beperkte verkoop -als ondergeschikte nevenactiviteit- van producten die ter plaatse zijn vervaardigd, dan wel direct verband houden met het aan huis gebonden bedrijf;
  • d. het gebruik geen nadelige invloed mag hebben op de verkeersafwikkeling, casu quo niet onevenredig veel extra verkeer wordt aangetrokken;
  • e. het gebruik mag niet leiden tot een onevenredige aantasting van de leefomgeving;
  • f. ten behoeve van de activiteit wordt voorzien in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein.

19.5.2 Andere bedrijfsactiviteiten

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 jo 19.5.1 ten behoeve het toestaan van:

  • a. aan huis verbonden bedrijven welke niet zijn genoemd in de in bijlage 3 opgenomen 'Lijst aan huis gebonden bedrijven' of,
  • b. aan huis verbonden bedrijven die worden genoemd in categorie 2 van de in bijlage 3 opgenomen 'Lijst aan huis gebonden bedrijven', mits deze naar aard en effecten op het woon- en leefklimaat van de aangrenzende woongebieden, al dan niet onder te stellen voorwaarden, wat betreft geur, stof, geluid en gevaar, kunnen worden gelijkgesteld met de bedrijven behorende tot categorie 1,

mits geen onevenredige aantasting ontstaat van:

  • 1. het straat- en bebouwingsbeeld;
  • 2. de milieusituatie;
  • 3. de verkeersveiligheid;
  • 4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden.

19.5.3 Mantelzorg

Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 19.1 ten behoeve van het toestaan van mantelzorg in een woning inclusief aangebouwde bijbehorende bouwwerken dan wel voor het bouwen van een mantelzorgunit, onder de voorwaarden dat:

  • a. er door middel van een indicatie voor mantelzorg aantoonbaar behoefte bestaat aan mantelzorg in verband met medische, psychische en/of sociale omstandigheden;
  • b. de totale oppervlakte ten behoeve van mantelzorg per bouwperceel niet meer dan 55 m² mag bedragen;
  • c. het bebouwingspercentage op het bouwperceel maximaal 60% mag bedragen na realisatie van de mantelzorg;
  • d. er maximaal sprake mag zijn van 1 bouwlaag;
  • e. er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. een vrijstaande mantelzorgunit binnen een afstand van 10 m gerekend van het hoofdgebouw wordt gebouwd;
  • g. in alle gevallen sprake is en blijft van afhankelijke woonruimte;
  • h. indien de noodzaak van mantelzorg is vervallen, de omgevingsvergunning wordt ingetrokken en de situatie in en om de woning wordt teruggebracht in de oude staat (voor units), dan wel in overeenstemming met het bestemmingsplan.