Plan: | Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPBUI1515-VG01 |
Bestemmingsplan Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender |
Vastgesteld |
Inlichtingen: Nardo Rondeel |
Afdeling Omgeving |
Telefoonnummer: 0544 - 393 482 |
Er is een verzoek ingediend tot aanpassing van het bouwvlak op het perceel Kapelweg 34 te Vragender waarna er de mogelijkheid is om een werktuigenberging op te richten op voornoemd perceel. Op het perceel is een loonbedrijf gevestigd. Omdat een deel van het aanwezige materieel in de buitenlucht staat is het wenselijk om een nieuwe werktuigenberging te bouwen. De gewenste werktuigenberging komt gedeeltelijk te liggen buiten het huidige bouwvlak. Door middel van een herziening van het bestemmingsplan wordt het bouwvlak vergroot en zo de gewenste werktuigenberging mogelijk gemaakt.
Om te bezien of de gewenste activiteiten mogelijk zijn, zal het verzoek getoetst moeten worden aan het (inter-)nationaal, provinciaal en gemeentelijk beleid. In deze toelichting wordt hier verder op ingegaan.
Het plangebied is gelegen aan de Kapelweg 34 te Vragender. Het perceel ligt ten noord-westen van de bebouwde kom van Vragender en staat kadastraal bekend als gemeente Lichtenvoorde, sectie S, nummer 415. In de directe nabijheid van het perceel zijn agrarische bedrijven gelegen maar ook burgerwoningen, een maatschappelijke voorziening (MFA Vragender) en sportvelden van KSV. De kern Vragender is hier aansluitend aan gelegen.
Omgeving Kapelweg 34 Vragender
Loonbedrijf Vragender BV, Kapelweg 34 Vragender
In het huidige bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011', het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre' en het 'Buitengebied, Reparatieplan 2016' zijn de gronden bestemd voor 'Bedrijf', voorzien van een bouwvlak, van de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf ' en 'opslag' en met een maatvoering van 'maximum aantal wooneenheden' van drie. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2'.
Aan de noordzijde van het bedrijf loopt de watergang 'Vragenderbeek'. Aan beide zijden van deze beek is de 'Ecologische hoofdstructuur - Natuur' (EHS - Natuur) gelegen (nu overgegaan in het Gelders Natuur Netwerk GNN). Een deel van deze zone is gelegen over de bedrifjsbestemming van onderhavig perceel de bestemming 'bedrijf' van onderhavige bedrijf.
In het bestemmingsplan is geen mogelijkheid opgenomen om een nieuwe bedrijfshal te bouwen buiten het aangegeven bouwvlak. Door middel van een herziening van het bestemmingsplan wordt een nieuw bouwvlak mogelijk gemaakt zodat de nieuwe bebouwing in dit nieuwe bouwvlak kan worden opgericht.
Bestemming 'Bedrijf' (paars), 'Agrarisch met waarden - Landschapswaarden' (licht groen) en 'Water' (lichtblauw) met dubbelbestemming (plusjes) en EHS-zone Natuur (zone langs watergang) uit bestemmingsplan Buitengebied Oost Gelre
Aangegeven bestaande bouwvlak (oranje)
Op het perceel wordt een nieuwe werktuigenberging opgericht. De bestaande woning annex kantoorruimte nr. 34a wordt gesloopt. De gewenste werktuigenberging met een oppervlakte van ongeveer 1224 m2 wordt aan de zuidzijde van de bestaande werktuigenberging gebouwd. Tussen de beide werktuigenbergingen wordt een poort geplaatst. Op deze locatie komt de werktuigenberging grotendeels te liggen buiten het aangegeven bouwvlak. Het bouwvlak moet hierdoor dan ook worden vergroot.
Bij planologische ontwikkelingen dient verevening plaats te vinden. De verevening die plaats vindt bestaat uit de aanplant van groen aan de Kapelweg en sloop van een voormalige varkensschuur aan de Vosdijk.
Gewenste situatie
Te slopen stal aan de Vosdijk
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische- en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.
Er is getoetst aan het relevant Internationaal beleid voor dit plangebied. Geconcludeerd wordt dat het Internationaal beleid geen problemen geeft voor de geplande planontwikkeling. Getoetst is aan het nagenoemde beleid:
Er is getoetst aan het relevante Rijksbeleid voor dit plangebied. Geconcludeerd wordt dat het Rijksbeleid geen problemen geeft voor de geplande planontwikkeling. Getoetst is aan het nagenoemde beleid:
Provinciale Staten van de provincie Gelderland hebben op 1 maart 2017 een geconsolideerde versie van de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld en deze doorvertaald in de Omgevingsverordening Gelderland. De omgevingsverordening richt zich op de fysieke leefomgeving in de Provincie Gelderland. Dit betekent dat vrijwel alle regels die betrekking hebben op de fysieke leefomgeving opgenomen zijn in de Omgevingsverordening. Het gaat hierbij om regels op het gebied van ruimtelijke ordening, milieu, water, verkeer en bodem. De verwachting is dat de Omgevingsvergunning op termijn alle regels zal gaan bevatten die betreking hebben op de fysieke leefomgeving.
In hoofdzaak geeft de Omgevingsverordening regels bij nieuwe ontwikkelingen. Denk hierbij aan nieuwe woningbouw, het oprichten van bedrijventerreinen, et cetera.
Op het plangebied gelden de regels voor Landbouw, Glastuinbouw, Natuur en Landschap. Bij landbouw worden met name regels gesteld ten aanzien van grondgebonden en niet-grondgebonden veehouderijbedrijven. Solitaire bedrijfslocaties in het buitengebied worden niet men name genoemd in deze omgevingsverordening. Het verzoek wordt dan ook beschouwd als een lokaal initiatief die dient te passen in het gemeentelijk beleid.
Glastuinbouw is hier niet aan de orde en bij Natuur en Landschap geldt met name de bescherming van het Gelders Natuur Netwerk (GNN) en de Groene Ontwikkelingszone (GO). Het bedrijf grenst aan het GNN en de geplande uitbreiding komt ten zuiden te liggen van de aangewezen GNN. De regels van het GNN zijn hierop dan ook niet van toepassing.
Het plangebied is ook niet gelegen in een maatschappelijke opgave zoals genoemd in de Omgevingsverordening. De Omgevingsverordening vormt geen belemmeringen voor de voorgenomen ontwikkelingen op het perceel.
Het Waterplan, dat op 11 november 2009 door Provinciale Staten is vastgesteld, is in 2014 overgegaan in de Gelderse Omgevingsvisie. Zonder water zou Gelderland er minder aantrekkelijk uitzien. Maar water is niet alleen mooi, tegen een overvloed ervan willen we beschermd worden. Natuurlijk is er ook voldoende schoon water nodig om te drinken, te recreeren, voor de industrie, de landbouw en de natuur. In de Omgevingsvisie staat hoe de provincie wil zorgen voor voldoende schoon water en droge voeten.
Het geldende bestemmingsplan is het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011'. Dit plan is voor een deel herzien in het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre' en 'Buitengebied, Reparatieplan 2016'. De gronden in het plangebied zijn bestemd als 'Bedrijf', voorzien van een bouwvlak, met de functieaanduidingen 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf ' en 'opslag' en met een maatvoering van 'maximum aantal wooneenheden' van drie. Daarnaast geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische verwachtingswaarde 2' wat aangeeft dat bij bodemingrepen die dieper gaan dan 30 centimeter én een oppervlakte beslaan van meer dan 2.500 m2 het verplicht is een archeologisch onderzoek uit te voeren. In de regels behorende bij de genoemde bestemming bedrijf is aangegeven dat bouwwerken in het aangegeven bouwvlak moeten worden gebouwd.
De gewenste uitbreiding van het bedrijf met een werktuigenberging van ongeveer 1.224 m2 heeft een grote impact op de omgeving en op de kwaliteiten van het omringende landschap. Door middel van verevening zal hierin worden gecompenseerd. Deze verevening zal bestaan uit de sloop van een varkensschuur aan de Vosdijk, het inleveren (slopen) van een woning op het perceel en landschappelijke inpassing door middel van aanplant van groen aan de Kapelweg.
Door middel van een procedure om herziening van het bestemmingsplan zal het bouwvlak van het bedrijf worden vergroot zodat de gewenste werktuigenberging kan worden gerealiseerd.
Het Landschapsontwikkelingsplan is een beleidsnota van de gemeente waarin het landschapsbeleid is vastgelegd. Het Landschapsontwikkelingsplan (LOP) biedt de mogelijkheid de landschappelijke eenheid en kwaliteit in de gemeente te versterken en toch ruimte te bieden aan bestaande bedrijven en nieuwe ontwikkelingen in de toekomst. In het LOP zijn elf landschapsensembles benoemd. Elk landschapsensemble kenmerkt zich door eigen karakteristieke landschapselementen. Het zijn meestal elementen die hier historisch gezien thuis horen, en soms varianten daarop die aansluiten bij het hedendaagse gebruik van het landschap.
Het plangebied ligt in het landschapsensemble 'De marke Vragender'. Vragender heeft als kern een sterke eigen identiteit en gemeenschap. Dit verdient een krans. Pak hierbij de historische karakteristiek van 'esdorp in het veld en aan het veen' op en koppel deze aan het eigentijdse gemengd bedrijf van verbrede landbouw en buitenlui op het platteland. Werk aan een groenblauwe dooradering van het cultuurlandschap voor recreanten, maar zeker ook voor ommetjes voor mensen uit het dorp. Geef de es een krans met oude en nieuwe kranspaden. Van daaruit kunnen paden en wandelstroken voor mens, plant en dier door het veld en de beekdalen gaan.
Hierbij wordt beoogd de in het landschapsensemble genoemde parels te beschermen en op te poetsen en wordt beoogd de aanwezige landschapselementen te stimuleren.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het Waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op de rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden - Bergen - Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft Waterschap Rijn en IJssel naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade) 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes? |
Nee Ja Nee Nee |
Oppervlakte- waterkwaliteit |
1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? | Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Nee |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? | Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Ja Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
De in de watertoetst aangegeven relevante thema's zijn hieronder nader uitgewerkt en toegelicht.
Wateroverlast (oppervlaktewater)
Een toename in het verharde oppervlak resulteert in een versnelde afvoer van hemelwater. Als dit hemelwater niet vertraagd wordt afgevoerd wordt het watersysteem zwaarder belast en het waterbezwaar naar benedenstroomse gebieden afgewenteld. Ook is er geen aanvulling van het grondwater. Uitgangspunt is dat (nieuwe) ontwikkelingen minimaal hydrologisch neutraal zijn of een verbetering ten opzichte van de huidige situatie.
Door de ontwikkelingen in het plangebied neemt het verhard oppervlak toe met ongeveer 1.400 m2. De totale hoeveelheid verharding bedraagt ongeveer 6.800 m2. Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen - afvoeren behandeld. Het hemelwater wordt ter plaatse geinfiltreerd in een infiltratievoorziening gelegen rondom de nieuw te bouwen werktuigenberging. Op deze wijze kan een regenbui T=10+10% (40 mm) worden opgevangen in het plangebied en vertraagd worden afgevoerd. In extreme situaties zou een bui T=100+10% tot aan maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt. Er vindt geen bebouwing plaats in natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, regionale bergingsgebieden of overstromingsvlaktes.
Inrichting en beheer
Het beheer en onderhoud van het watersysteem dient met het reguliere onderhoudsmaterieel van het waterschap mogelijk te zijn. Daarnaast dienen wijzigingen aan het watersysteem en werkzaamheden in de keurzone met een watervergunning te worden uitgevoerd.
De voorgenomen ontwikkelingen zijn geen belemmering voor het reguliere beheer en onderhoud van het watersysteem. De beoogde ontwikkelinge vindt ook niet plaats in de directe nabijheid van een watergang.
Door middel van dit bestemmingsplan wordt een deel van de bestemming 'Agrarisch met waarden - landschapswaarden' omgezet naar de bestemming 'Bedrijf'. Daarnaast wordt het bestaande bouwvlak vergroot zodat nieuwbouw op het perceel mogelijk is.
Een bodemonderzoek is noodzakelijk bij het oprichten van verblijfsruimten, bijvoorbeeld een woning, of overige bebouwing waarin mensen meer dan twee aaneensluitende uren per dag verblijven met een oppervlakte groter dan 50 m2. In onderhavig geval wordt een werktuigenberging opgericht voor stalling van het aanwezige materiaal en materieel. In deze werktuigenberging wordt een kleinschalig kantoorruimte of overige verblijfsruimte opgericht waarin personen meer dan twee aaneensluitende uren zullen verblijven. De oppervlakte blijft echter onder de oppervlakte van 50 m2 waardoor een onderzoek naar de bodemgesteldheid dan ook niet noodzakelijk is en derhalve ook niet is uitgevoerd. In de werktuigenberging worden ook overige verblijfsruimten gerealiseerd zoals kantine, toiletten en kleedlokaal.
Vanwege de sloop van enkele gebouwen en de nieuwbouw van het bedrijfspand is er een onderzoek uitgevoerd naar de Natuurwaarden in het plangebied. De Wet natuurbescherming kent een aparte beschermingsregime voor soorten van de Vogelrichtlijn, voor soorten van de Habitatrichtlijn en voor andere soorten, die vanuit nationaal oogpunt beschermd worden. Elk van deze beschermingsregimes kent zijn eigen verbodsbepalingen en vereisten door vrijstelling of ontheffing van de verboden.
Het onderzoek naar de naturuwaarden is opgenomen in een onderzoeksrapport Quickscan Natuurwaardenonderzoek met projectnummer 1040, versie 1.0 van 24-02-2017. Dit onderzoek is als bijlage bijgevoegd.
Hierin is geconcludeerd dat, mits de bezette vogelnesten worden beschermd, de voorgenomen activiteiten niet tot wettelijke consequenties leiden in het kader van de Wet natuurbescherming. De voorgenomen activiteiten hebben geen negatief effect op beschermd gebied. Er hoeft geen nader onderzoek uitgevoerd te worden en er hoeft geen ontheffing aangevraagd te worden. De Wet natuurbescherming en de Ruimtelijke verordening Gelderland vormen geen belemmering voor uitvoering van de voorgenomen activiteiten.
Zorgplicht
Ten aanzien van de ingrepen is nog een algemeen geldende voorwaarde vanuit de Wet natuurbescherming van toepassing: Op basis van de zorgplicht volgens artikel 1.11 van de Wet natuurbescherming dient bij de uitvoering van de werkzaamheden voldoende zorg in acht te worden genomen voor in het wild levende dieren en hun leefomgeving. Dit houdt in dat bij het uitvoeren van werkzaamheden altijd rekening moet worden gehouden met aanwezige planten en dieren. Dieren moeten de gelegenheid hebben om uit te wijken en mogen niet opzettelijk worden gedood.
Op het perceel Kapelweg 34 te Vragender zijn geen aangewezen monumenten of karakteristieke gebouwen aanwezig. Cultuurhistorisch is er geen belemmering om aan het verzoek mee te werken.
Op het perceel is volgens het geldende bestemmingsplan de dubbelbestemming 'Archeologische verwachtingswaarde 2' van toepassing. Dit wil zeggen dat deze gronden mede bestemd zijn voor het behoud en de bescherming van te verwachten archeologische waarden in de bodem.
Ter bescherming van de eventuele waarden in de bodem is in de regels van deze dubbelbestemming opgenomen dat bij het verrichten van bodemingrepen dieper dan 30 cm en een oppervlakte van 2.500 m2 een rapport moet worden overlegd waarin de archeologische waarde van de gronden is vastgelegd.
In onderhavig geval worden bodemingrepen verricht ten behoeve van de nieuwbouw voor de werktuigenberging. De oppervlakte van 2.500 m2 wordt echter niet overschreden. Een onderzoek naar de archeologische waarden in de bodem is dan ook niet van toepassing. Wel geldt te allen tijde de zorgplicht:
Wel dient bij het afgeven van een omgevingsvergunning de wettelijke meldingsplicht (ex artikel 5.10 Erfgoedwet) kenbaar te worden gemaakt om het documenteren van toevalsvondsten te garanderen: Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister. Deze aangifte dient te gebeuren bij de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed in Amersfoort. Het dient aanbeveling ook de verantwoordelijk ambtenaar van de gemeente Oost Gelre hiervan direct in kennis te stellen.
Ingevolge de Wet geluidhinder (Wgh) dient bij een ruimtelijke planontwikkeling ter waarborging van een akoestisch goed woon- en leefklimaat in verblijfsobjecten rekening te worden gehouden met het aspect wegverkeerslawaai en geluid afkomstig van industrie (bedrijvigheid) .
Wegverkeerslawaai
Op basis van de Wet geluidhinder (Wgh) hebben alle wegen een geluidzone met uitzondering van wegen waar een maximum snelheid van 30 km/uur geldt. Ter waarborging van een goed woon- en leefklimaat in een woning dient hier onderzoek naar te worden verricht. De boogde planontwikkeling maakt geen nieuwe woning mogelijk op het perceel. Onderzoek naar wegverkeerslawaai is in dit onderhavig geval dan ook niet noodzakelijk.
Geluid van het bedrijf
Ter bescherming van geluidsoverlast vanuit het te ontwikkelen bedrijf in omliggende aanwezige woningen van derden is een minimale afstand vereist. Met behulp van het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' is bekeken wat de vereiste minimale afstand dient te zijn ten opzichte van omliggende woningen van derden.
In de directe omgeving zijn enkele woningen van derden gelegen namelijk Kapelweg 32 en Pastoor Scheeperstraat 45 en 45a te Vragender. Ingevolge het handboek 'Bedrijven en milieuzonering' valt een loonbedrijf te scharen onder de categorie 'Dienstverlening t.b.v. de landbouw, algemeen (o.a. loonbedrijven) met een bedrijfsoppervlak van meer dan 500 m2. Hierbij hoort een grootste afstand van 50 m afkomstig van het aspect 'geluid'. Dit wil zeggen dat er een minimale afstand van 50 m moet worden aangehouden, gemeten vanaf de bestemmingsgrens van een bedrijf tot aan de gevel van de dichtstbijzijnde woning(en). Ten opzichte van de woningen Kapelweg 34 en Pastoor Scheeperstraat 45 en 45a bedraagt de afstand respectievelijk 58 m en 83 m. Hierbij wordt voldaan aan de minimale aan te houden afstand van 50 m zodat kan worden gesproken van een te verwachten goed woon- en leefklimaat in deze woningen.
De luchtkwaliteit is afhankelijk van de mate van verontreiniging door diverse luchtverontreinigende stoffen waarbij de voornaamste bronnen van luchtverontreiniging het wegverkeer, industriële bedrijven en de landbouw zijn. Vanuit Europese richtlijnen wordt aangegeven welke luchtkwaliteitsnormen voor deze stoffen gelden. In Nederland zijn deze richtlijnen sinds 15 november 2007 geïmplementeerd in de Wet milieubeheer middels een wetswijziging van hoofdstuk 5 (milieukwaliteitseisen) titel 5.2 Luchtkwaliteitseisen, beter bekend als de Wet Luchtkwaliteit.
Artikel 5.16 lid 1 en 2 van de Wet milieubeheer geeft aan dat bestuursorganen bevoegdheden of wettelijke voorschriften, waarvan de uitoefening of toepassing gevolgen kan hebben voor de luchtkwaliteit uit kunnen oefenen dan wel toepassen, hetzij:
De hierboven aangegeven grenswaarden uit bijlage 2 van de Wet milieubeheer zijn voor de luchtverontreinigende stoffen zwaveldioxide (SO2), stikstofdioxide (NO2), lood, koolmonoxide (CO), fijn stof (PM10), en benzeen (C6H6) en worden in de hieronder staande tabel aangegeven:
Stof | Grenswaarde |
SO2 | 350 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 24 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
125 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 3 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
NO2 | 200 µg/m³ als uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 18 maal per kalenderjaar mag worden overschreden |
40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie, uiterlijk op 1 januari 2010 | |
PM10 | 40 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie |
50 µg/m³ als 24 uurgemiddelde concentratie, waarbij geldt dat deze maximaal 35 maal per kalenderjaar mag worden overschreden | |
Lood | 0,5 µg/m³ als jaargemiddelde concentratie |
CO | 10.000 µg/m³ als 8 uursgemiddelde concentratie |
C6H6 | 10 µg/m³ tot 1-1-2010 en 5 µg/m³ na 1-1-2010 als jaargemiddelde concentratie |
Het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (NIBM)' legt vast wanneer een project niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie van een bepaalde stof. Dat is het geval wanneer aannemelijk is dat het project een toename van de concentratie van fijn stof (PM10) of stikstofdioxide (NO2) veroorzaakt die niet meer bedraagt dan 3% van de jaargemiddelde concentratie van die stof. Dit komt overeen met een toename van maximaal 1,2 microgram/m3 voor zowel PM10 als NO2. De systematiek voor het bepalen of een project NIBM is vóór en na de vaststelling van het NSL dezelfde en voor het grootste gedeelte geregeld in de 'Regeling NIBM' (luchtkwaliteitseisen).
De 'Regeling NIBM' (luchtkwaliteitseisen) geeft voor een aantal categorieën van projecten een, getalsmatige, invulling aan de NIBM-grens. Het gaat ondermeer om woningbouw- en kantoorprojecten en enkele soorten van inrichtingen (bijv. emplacementen, kassen en andere landbouwinrichtingen). Als een project binnen de, getalsmatige, begrenzing van de Regeling NIBM valt, dan is geen verdere toetsing aan de 1% of 3% grens en de grenswaarden nodig en kan het project doorgaan zonder dat extra maatregelen worden genomen.
Voor woningbouw is het huidige 1% criterium (interimperiode) 500 woningen (netto) bij minimaal 1 ontsluitingsweg en 1000 woningen bij minimaal 2 ontsluitingswegen met een gelijkmatige verkeersverdeling. De gevraagde bestemmingsplanherziening maakt geen extra wooneenheid mogelijk, waardoor het aannemelijk is gemaakt dat die uitoefening of toepassing niet in betekenende mate bijdraagt aan de concentratie in de buitenlucht van een stof waarvoor in bijlage 2 Wet milieubeheer een grenswaarde is opgenomen.
Er is geen sprake van ontoelaatbare luchtverontreiniging als gevolg van de gevraagde herziening van de bestemming op het perceel Kapelweg 34 te Vragender.
Om te bepalen of de activiteiten op het perceel geen verdere overlast veroorzaken ten opzichte van aanwezige woningen is ook nog gekeken naar geur en stof. Hierbij is gebruik gemaakt van de normen zoals gesteld in de handreiking "Bedrijven en milieuzonering". In deze handreiking is voor een loonbedrijf een richtafstand van 30 meter opgenomen voor geur en 10 m voor stof.
Zoals in paragraaf 5.5 al is aangegeven zijn de dichtstbijzijnde woningen Kapelweg 34 en Pastoor Scheeperstraat 45 en 45a op respectievelijk 58 m en 83 m gelegen van het loonbedrijf.
De overige milieu-aspecten zoals geur en stof vormen dan ook geen beperking voor een goed woon- en leefklimaat in de omliggende woningen.
Het perceel Kapelweg 34 te Vragender is voorzien van de bestemming 'Bedrijf' en aangeduid als een 'specifieke vorm van bedrijf - gebiedsgebonden bedrijf ' zoals opgenomen in het bestemmingsplan 'Buitengebied Oost Gelre 2011' en het 'Reparatieplan Buitengebied Oost Gelre'. Het bedrijf is te omschrijven als een loonwerkbedrijf. Ten behoeve van het loonwerk en daarbij behorend materieel en materialen is de behoefte aan de bouw van een werktuigenberging. Deze werktuigenberging komt te liggen buiten een aangegeven bouwvlak wat, ingevolge de regels van het bestemmingsplan, niet is toegestaan. Door middel van een herziening van dit bestemmingsplan kan aan het verzoek worden meegewerkt. Wel dient hierbij verevening en landschappelijke inpassing plaats te vinden. Verevening geschied door sloop van een varkensstal aan de Vosdijk en inleveren van een woning en voor de landschappelijke inpassing is een plan geschreven.
Om de kwaliteitsverbetering van het totale perceel en haar directe omgeving te waarborgen dient er landschappelijke inpassing plaats te vinden. Hiervoor wordt in eerste instantie een landschapsplan ingedient. In het landschapsplan wordt aangesloten op de reeds aanwezige landschappelijke en ecologische waarden in het gebied. In het bijzonder wordt rekening gehouden met de uitgangspunten geformuleerd in het Gebiedsplan Natuur en Landschap Gelderland.
Voor het plangebied is door Natuurbank Overijssel een landschapsplan opgesteld met projectnummer 744, versie 1.0 d.d. 28-01-2017 welke als bijlage is bijgevoegd. Het landschapsplan is beoordeeld en akkoord bevonden.
Op 1 juli 2008 zijn de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op aan groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2008 (IMRO-2008) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2008 (PRBP-2008).De bestemmingen in het voorliggende bestemmingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
Bovengenoemd rapport, model en richtlijn zijn in 2012 gewijzigd in SVBP-2012, IMRO-2012 en PRBP-2012. Dit wijzigingsplan is met deze standaarden tot stand gekomen.
Het digitale bestemmingsplan Buitengebied herziening Kapelweg 34 Vragender is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand NL.IMRO.1586.BPBUI1515- de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard. Indien er verschillen aanwezig mochten zijn tussen de digitale en de analoge verbeelding dan is op grond van artikel 1.2.3 Bro de digitale verbeelding beslissend.
De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:
De wijziging van het bestemmingsplan en de bijbehorende procedure worden door verzoeker bekostigd. Indien het project aanleiding geeft tot uitkering van planschade (artikel 6.1 Wro) zullen de kosten worden doorberekend aan verzoeker. Ten behoeve van het project is een anterieure overeenkomst inzake grondexploitatie en planschade afgesloten met verzoeker.
Met het voorliggende plan wordt nieuwbouw van een bedrijfshal mogelijk gemaakt. Dit is een bouwplan als bedoeld in artikel 6.12, eerste lid van de Wet ruimtelijke ordening en daarmee in principe exploitatieplanplichtig. De gemeente heeft met verzoeker een zogenaamde anterieure overeenkomst afgesloten. Hierin wordt een eventuele tegemoetkoming in planschade afgewenteld op verzoeker en worden de legeskosten op hem verhaald. Op deze wijze is kostenverhaal anderszins verzekerd en hoeft geen exploitatieplan te worden vastgesteld.
In het kader van de herziening van het bestemmingsplan zal het ontwerpbestemmingsplan voor een periode van zes weken ter inzage worden gelegd (overeenkomstig afdeling 3:4 Algemene Wet bestuursrecht). Binnen deze termijn kan een ieder zijn/haar zienswijze omtrent de herziening indienen. Dan zal ook duidelijk worden hoe omwonenden tegen het plan aankijken. Ingebrachte zienswijzen worden betrokken bij de besluitvorming.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn.
Binnen het plan zijn geen nationale en provinciale belangen in het geding. Vooroverleg met de Vrom-inspectie en de provincie Gelderland is dan ook geen verplichting. Daarnaast zijn er geen wateraspecten in het geding waardoor er vooroverleg moet worden gevoerd met het Waterschap Rijn en IJssel.
In de ontwerpfase worden de diensten van provincie en het Waterschap door middel van een kennisgeving op de hoogte gebracht van het ontwerpbestemmingsplan. Gedurende de inzage termijn zijn er geen zienswijzen en/of op- en/of aanmerkingen ingekomen.