direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre herziening Koningslinde 6 Lichtenvoorde bedrijfskavel
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1586.BPBEDRIJVEN302-VG01

Toelichting

Hoofdstuk 2 Inleiding

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

Hoofdstuk 4 Gewenste situatie

Hoofdstuk 5 Beleidskader

Hoofdstuk 6 Onderzoeksresultaten

Hoofdstuk 7 Juridisch planbeschrijving

Hoofdstuk 8 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid

Hoofdstuk 9 Inspraak en vooroverleg

Hoofdstuk 1 Algemene gegevens bestemmingsplan

Bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre herziening Koningslinde 6 Lichtenvoorde bedrijfskavel  
 
Inlichtingen:  
Afdeling Omgeving  
Bernadet Leusink / Esther Hoopman  
Telefoonnummer 0544-393481 / 0544-393529  

Hoofdstuk 2 Inleiding

2.1 Aanleiding

Voor het adres Koningslinde 6 te Lichtenvoorde is een omgevingsvergunningaanvraag ingediend voor het plaatsen van een terreinafscheiding, reclameplateau en het stallen van vrachtauto's op het perceel dat op bedrijventerrein Lindebrook is gelegen, direct aansluitend aan het bestaande bedrijf van Paashuis Bedrijfswagens. Dit verzoek past niet in het bestemmingsplan. Voor bovenstaande is een procedure om projectafwijking Wabo gevolgd. Het is echter de bedoeling dat de te gebruiken oppervlakte van de betrokken bedrijfskavel (bestaande kavel inclusief beoogde uitbreiding) uiteindelijk in zijn totaliteit circa 8.000 m2 zal bedragen. Om een kavel van die grootte te kunnen gaan gebruiken zal het bestemmingsplan moeten worden aangepast.

Het college heeft het voornemen om aan deze aanvraag om bestemmingsplanherziening mee te werken.

2.2 Ligging en begrenzing

De kavel (nr. 29) is gelegen aan de Koningslinde op bedrijventerrein Lindebrook in Lichtenvoorde. Hieronder respectievelijk een luchtfoto en afbeelding van de totale kavel.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBEDRIJVEN302-VG01_0001.png"

Plangebied

Hoofdstuk 3 Bestaande situatie

Het plangebied is gelegen in het bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Oost Gelre' van 9 juli 2013. Hieronder een uitsnede van de verbeelding van dit bestemmingsplan.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBEDRIJVEN302-VG01_0002.png"

Plankaart uit vigerende bestemmingsplan

Het perceel heeft de bestemming 'Bedrijventerrein - 2' met de functieaanduiding 'bedrijf tot en met categorie 2'. Het bestaande bedrijf heeft daarbij de functieaanduiding "specifieke vorm van bedrijventerrein - 03'. Binnen die aanduiding is tevens handel en reparatie van auto's toegestaan.

Voor het gebruiken van 8.000 m2 bedrijfskavel moet het bestemmingsplan worden herzien.

Voor het plaatsen van een terreinafscheiding, reclameplateau en het gebruiken van een kavel van 7.500 m2 voor het stallen van vrachtauto's op het perceel, direct aansluitend aan het bestaande bedrijf van Paashuis Bedrijfswagens is reeds een omgevingsvergunning met projectafwijking verleend. Deze vergunning wordt ook meegenomen in dit bestemmingsplan.

Hoofdstuk 4 Gewenste situatie

Paashuis Bedrijfswagens is een familiebedrijf, ooit begonnen aan de Dijkstraat in Lichtenvoorde. Na jarenlang vanuit de locatie Lievelderweg te hebben gewerkt zijn ze sinds 2009 gevestigd aan de Koningslinde op het Bedrijventerrein Lindebrook. Ook hier hebben ze een goede ontwikkeling door gemaakt en zijn ze, naast Renault, inmiddels ook officieel distributeur geworden van Volvo Trucks voor Oost Gelderland. Paashuis heeft zowel een vestiging in Lichtenvoorde als in Doetinchem.

De vestiging Doetinchem wordt momenteel verbouwd en ook in Lichtenvoorde is behoefte aan meer ruimte. De werkplaats in Lichtenvoorde is nog vrij nieuw maar hier is behoefte aan extra ruimte om de nieuwe trucks en bedrijfswagens te stallen.

Om dit op een efficiënte wijze te kunnen doen wil het bedrijf de vrachtwagens kunnen stallen tot aan de erfgrens en op die erfgrens, voor de beveiliging, een hekwerk van 2 m hoog kunnen oprichten. Ook wil zij een reclameplateau aanleggen op de hoek.

Paashuis heeft dus behoefte om trucks en bedrijfswagens te kunnen stallen op een grotere en efficiënte kavelruimte. Daarnaast zal er vanuit de gemeente gezien een logisch en daardoor courant hoekkavel over moeten blijven. Dit heeft geleid tot een nieuwe kavel van ca. 3.000m2. De huidige perceeloppervlakte van Paashuis bedraagt bijna 5.000 m2, de totale oppervlakte gaat in de nieuwe situatie dus circa 8.000 m2 bedragen.

afbeelding "i_NL.IMRO.1586.BPBEDRIJVEN302-VG01_0003.png"

4.1 Afweging

Voor Lindebrook is een beeldkwaliteitplan vastgesteld. Samengevat voorziet dit beeldkwaliteitplan voor de hoekpercelen binnen het noordelijke en zuidelijke binnengebied van Lindebrook bebouwing onder architectuur met een tweezijdige oriëntatie, vanwege de grote zichtbaarheid. Tevens is het uitgangspunt een groene inrichting van de kavel.

Volgens het voor Lindebrook geldende bestemmings- en beeldkwaliteitsplan mag op de perceelgrens een hek worden geplaatst van maximaal 1 meter hoog. Dit is voor Paashuis onvoldoende omdat de verzekeringsmaatschappij eisen stelt aan de omheining. Dit natuurlijk in verband met de hoge waarde die nieuwe trucks en bedrijfswagens vertegenwoordigen. Ook speelt hier mee het risico op diefstal van brandstof en onderdelen en natuurlijk vandalisme. Voor Paashuis is dit dermate van belang dat alleen verder in de vestiging Lichtenvoorde wordt geïnvesteerd indien er voldoende beveiligd kan worden.

Voor een efficiënte bedrijfsvoering wil het bedrijf de vrachtwagens kunnen stallen tot aan de erfgrens en op die erfgrens, voor de beveiliging, een hekwerk van 2 m hoog kunnen oprichten. Ook wil zij een reclameplateau aanleggen op de hoek.

De voorgestane ontwikkeling past niet in het bestemmingsplan en beeldkwaliteitplan. Het gemeentebestuur maakt echter in deze situatie de afweging dat het economisch belang zwaarder weegt. Het risico op verrommeling is zeer klein omdat Paashuis officieel dealer is van Volvo en Renault. Deze fabrikanten stellen hoge eisen aan presentatie en dergelijke.

Met het faciliteren van Paashuis Bedrijfswagens krijgt een lokale ondernemer de ruimte om verder te groeien wat een bijdrage levert aan de stimulering van de lokale economie. Dit sluit aan op het door de raad vastgestelde beleid vastgelegd in het Coalitieakkoord 2014-2018. Ook wordt hiermee invulling gegeven aan de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Lindebrook.

Hoofdstuk 5 Beleidskader

5.1 Algemeen

Voor het gebied geldt een aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat die relevant zijn voor het plangebied.

5.2 Provinciaal beleid

5.2.1 Omgevingsvisie Gelderland
5.2.1.1 Algemeen

De provincie Gelderland heeft op 9 juli 2014 de Omgevingsvisie Gelderland vastgesteld. Deze is in plaats gekomen van het Streekplan uit 2005. De Omgevingsvisie Gelderland is tot stand gekomen in het kader van 'Gelderland anders' waarbij het proces wordt gehanteerd van co-creëren, het betrekken van Gelderse partners bij de totstandkoming van de visie. In de visie komen de verschillende regionale en provinciale thema's terug (Gelders Natuur Netwerk, Nieuwe samenwerkingsvormen, Functieverandering, Energietransitie, Milieu en ondergrond in Gelderland, Trends en ontwikkelingen). De rol die de provincie vervult hangt sterk samen met de inzet van anderen. Voor een duurzame verstedelijking schrijft de provincie regionale afspraken voor over wonen en werken, die in gezamenlijkheid worden ingevuld. Over bedrijventerreinen is het volgende opgenomen:

De provincie en haar partners streven samen naar voldoende voorraden bedrijventerreinen van de juiste kwaliteiten om gerichte groei te faciliteren. Zij zien de volgende opgaven:

vraag en aanbod van bedrijventerreinen kwantitatief en kwalitatief op elkaar afstemmen;

bereikbaarheid afstemmen op de behoefte van de gebruikers;

duurzaamheidscriteria stellen bij de inrichting en het beheer;

anticiperen op horizontale en verticale ketenintegratie.

De bestaande bedrijventerreinen moeten kwalitatief hoogwaardig blijven, waar nodig door tijdige revitalisering of herstructurering.

5.2.1.2 Relatie plangebied

Met de ontwikkeling van het plan wordt voor het bedrijf Paashuis voorzien in een op haar bedrijfsvoering gerichte groei op een bestaande bedrijfskavel in bestaand stedelijk gebied op een bestaand bedrijventerrein.

5.2.2 Omgevingsverordening Gelderland
5.2.2.1 Algemeen

In samenhang met de nieuwe Omgevingsvisie heeft de provincie Gelderland 14 januari 2014 de omgevingsverordening vastgesteld. Gemeenten moeten binnen een bepaalde termijn hun bestemmingsplan afstemmen op de regels in de verordening.

Relevant voor dit plan is wat de Omgevingsverordening over bedrijventerreinen zegt:

In bestemmingsplannen wordt de bestemming tot bedrijventerreinen slechts toegestaan ìndien dit past in de door Gedeputeerde Staten vastgestelde regionale afspraken ten aanzien van de programmering van bedrijventerreinen (Regionaal Programma Bedrijventerreinen).

In artikel 2.3.2.3 van de Omgevingsverordening is het volgende opgenomen voor intergemeentelijke bedrijventerreinen:

1. In bestemmingsplannen kan binnen nieuwe intergemeentelijke bedrijventerreinen een kavelgrootte worden toegestaan van ten hoogste 0,75 hectare.

2. In afwijking van het bepaalde in het eerste lid kan een ruimere kavelgrootte worden toegestaan indien in de toelichting bij het bestemmingsplan wordt aangetoond dat sprake is van een aan de betreffende gemeente, kern of locatie gebonden bedrijf waarbij de bedrijfsvoering een ruimere kavelgrootte noodzakelijk maakt.

5.2.2.2 Relatie plangebied

Met dit bestemmingsplan wordt een beroep gedaan op artikel 2.3.2.3 onder 2 van de Omgevingsverordening Gelderland voor een kavel van circa 8.000 m2. De gemeente Oost Gelre kiest ervoor om Paashuis, een al jarenlang in de kern Lichtenvoorde gevestigd bedrijf, naast het bedrijf een bestaande bedrijfskavel aan te bieden, waarbij het totaaloppervlak van het bedrijf 8.000 m2 wordt. Paashuis heeft behoefte aan meer ruimte, aansluitend aan het bedrijf aan de Koningslinde te Lichtenvoorde. Bij het realiseren van een kavel van in totaal 7.500 m2 (maximale grootte volgens bestemmingsplan en volgens de omgevingsverordening)blijft een resthoek over waar we weinig mee kunnen. Paashuis kan deze hoek wel goed in zijn bedrijfsvoering gebruiken. Door de kavel circa 8.000 m2 te maken, blijft er een logische, courante hoekkavel over (kavel 23). Reden om de maximale kavelgrootte met 500 m2 te overschrijden, is dus voornamelijk stedenbouwkundig van aard.

Provincie Gelderland heeft aangegeven dat de ruimere kavelgrootte bijdraagt aan het provinciale doel dat bestaande intergemeentelijke bedrijventerreinen kwalitatief hoogwaardig moeten blijven, en daar waar nodig door tijdige revitalisering of herstructurering. Verder krijgt op deze manier een lokale ondernemer de ruimte om verder te groeien wat een bijdrage levert aan de stimulering van de lokale economie.

5.2.3 Structuurvisie Bedrijventerreinen en werklocaties
5.2.3.1 Algemeen

De Structuurvisie Bedrijventerreinen en Werklocaties is een aanpassing van het beleid voor bedrijventerreinen van het in 2005 vastgestelde streekplan Gelderland. Op 30 juni 2010 hebben Provinciale Staten de structuurvisie vastgesteld.

Uitgangspunt van het beleid is dat er eerst optimaal gebruik wordt gemaakt van bestaande bedrijventerreinen voordat er nieuwe worden ontwikkeld. Voldoende ruimte voor bedrijvigheid blijft beleidsuitgangspunt, maar overschot aan bedrijventerrein moet worden voorkomen.

Voor dit gebied is in de structuurvisie het volgende aangegeven:

"Voor lokale bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,50 ha. Een ruimere kavelgrootte is voor dit terreintype als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd. Voor intergemeentelijke bedrijventerreinen buiten het bundelingsgebied geldt in principe een maximale kavelgrootte van 0,75 ha. Een ruimere kavelgrootte is voor dit terreintype als uitzondering mogelijk, mits de noodzaak goed wordt beargumenteerd."

5.2.3.2 Relatie plangebied

Het plan voldoet aan de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties, doordat het slechts een aanpassing is van de gebruiksmogelijkheden op een kavel, gelegen op een bestaand bedrijventerrein. Het betreft een oorspronkelijk als intergemeentelijk bedrijventerrein aangewezen terrein. Lichtenvoorde was in het voormalige Streekplan 1996 aangeduid als subregionale kern. Bedrijventerreinen in een subregionale kern worden beschouwd als intergemeentelijke bedrijventerreinen. Zo ook Lindebrook. Daarnaast ontstaat door de aanpassing een duurzame inrichting van deze kavel op bedrijventerrein Lindebrook. In dit geval wordt voornamelijk vanwege stedenbouwkundige redenen een ruimere kavelgrootte toegestaan.

5.3 Gemeentelijk beleid

5.3.1 Beeldkwaliteitsplan Lindebrook

5.3.1.1 Algemeen

Voor bedrijventerrein Lindebrook is een beeldkwaliteitsplan vastgesteld. Met het beeldkwaliteitsplan wil de gemeente invloed uitoefenen op de fysieke inrichting van het plangebied en de daarmee samenhangende beeldkwaliteit.

5.3.1.2 Relatie plangebied

Dit beeldkwaliteitplan voorziet voor de hoekpercelen binnen het noordelijke en zuidelijke binnengebied van Lindebrook bebouwing onder architectuur met een tweezijdige oriëntatie, vanwege de grote zichtbaarheid. Tevens is het uitgangspunt een groene inrichting van de kavel.

De voorgestane ontwikkeling past niet in het bestemmingsplan en beeldkwaliteitsplan. Het gemeentebestuur maakt echter in deze situatie de afweging dat het economisch belang zwaarder weegt. Het risico op verrommeling is zeer klein omdat Paashuis officieel dealer is van Volvo en Renault. Deze fabrikanten stellen hoge eisen aan presentatie en dergelijke. Een andere ontwikkeling, passend binnen de bestaande plannen, is niet aan de orde.

Met het faciliteren van Paashuis Bedrijfswagens krijgt een lokale ondernemer de ruimte om verder te groeien wat een bijdrage levert aan de stimulering van de lokale economie. Dit sluit aan op het door de raad vastgestelde beleid vastgelegd in het Coalitieakkoord 2014-2018. Ook wordt hiermee invulling gegeven aan de verdere ontwikkeling van het bedrijventerrein Lindebrook.

Hoofdstuk 6 Onderzoeksresultaten

6.1 Watertoets

Het waterbeleid van rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. Het thema watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van de drietrapsstrategie 'Vasthouden-Bergen-Afvoeren'. Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt 'stand still - step forward'. Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaatbestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.

Thema   Toetsvraag   Relevant  
HOOFDTHEMA'S  
Veiligheid
 
1. Ligt in of nabij het plangebied een primaire of regionale waterkering?
2. Ligt in of nabij het plangebied een kade?  
Nee

Nee  
Riolering en Afvalwaterketen   1. Is er toename van het afvalwater (DWA)?
2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ?
3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap?  
Ja
Nee
Nee  
Wateroverlast (oppervlaktewater)
 
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak?
2. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak?
3. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, overstromingsvlaktes?  
Ja
Nee

Nee
 
Grondwater-
overlast  
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond?
2. Bevindt het plangebied zich in de invloedzone van de Rijn of IJssel?
3. Is in het plangebied sprake van kwel?
4. Beoogt het plan dempen van slootjes of andere wateren?  
Nee

Nee

Nee
Nee  
Oppervlakte-
waterkwaliteit
 
1. Wordt vanuit het plangebied water op oppervlaktewater geloosd?
2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water?
3. Ligt het plangebied geheel of gedeeltelijk in een Strategisch actiegebied?  
Nee

Nee
Nee
 
Grondwaterkwaliteit   1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking?   Nee  
Volksgezondheid
 
1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde of verbeterde gescheiden stelsel?
2. Bevinden zich, of komen er functies, in of nabij het plangebied die milieuhygiënische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)?  
Nee

Nee

 
Verdroging   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?   Nee  
Natte natuur   1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ?
2. Bevindt het plangebied zich in of nabij beschermingszones voor natte natuur?  
Nee
Nee  
Inrichting en beheer   1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap?
2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel?  
Nee

Nee  
AANDACHTSTHEMA'S  
Recreatie   1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt?   Nee
 
Cultuurhistorie   1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig?   Nee  

Tabel: Watertoetstabel met waterhuishoudkundige thema's

Relevant voor de onderhavige aanvraag is het thema Riolering en Afvalwaterketen en Wateroverlast:

Er is sprake van toename van het verhard oppervlak. De kavel wordt namelijk bestraat ten behoeve van de beoogde stalling van vrachtwagens. Om het hemelwater te infiltreren wordt voorzien in de benodigde berging voor deze oppervlakte verhard terrein door middel van 15 infiltratiekolken en 51 m infiltratieleiding.

Conclusie

Het aspect water levert geen belemmering op.

6.2 Bodem

In opdracht van Raad van Bestuur Lindebrook heeft Milieutechniek Rouwmaat Groenlo bv op 17 en 25 maart 2015 een verkennend bodemonderzoek verricht ter plaatse van een aantal percelen op het Bedrijventerrein Lindebrook te Lichtenvoorde. Doel van dit onderzoek is om de algemene bodemkwaliteit te bepalen ter plaatse van de onderzoekslocatie, waarmee bekeken kan worden in hoeverre deze bodemkwaliteit een belemmering kan vormen voor het beoogde gebruik en/of de voorgenomen ontwikkelingen. Het onderzoek is ook uitgevoerd op de hoekkavel die bij het bedrijf van Paashuis wordt betrokken. In bijlage 2 is het bodemonderzoek opgenomen.

Conclusie

Op basis van de onderzoeksresultaten bestaan er geen milieuhygiënische belemmeringen voor het beoogde plan op de betrokken kavel. De bodemkwaliteit is geschikt voor de functie Industrie (bedrijventerrein). Er is geen sprake van een wijziging naar een gevoeliger bestemming. Het is en blijft de bestemming bedrijventerrein. Daarnaast wordt de kavel niet bebouwd.

6.3 Flora en Fauna

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de Flora- en faunawet. Bij werkzaamheden dient rekening te worden gehouden met de algemene zorgplicht voor alle in het wild levende planten en dieren. Opzettelijke verstoring van dieren en leefgebieden is niet toegestaan. Tevens dient rekening te worden gehouden met de beschermde gebieden, zoals de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) en Natura 2000-gebieden.

Conclusie

In dit geval betreft het een ingebruikname van een bouwrijpe onbebouwde bedrijfskavel, waarvan de functie onveranderd blijft. Onderhavig plan heeft daardoor geen gevolgen voor de flora en fauna. Er hoeft geen nader onderzoek naar effecten op natuurwaarden te worden uitgevoerd.

6.4 Cultuurhistorie en archeologie

Cultuurhistorie

Op 16 december 2008 heeft de gemeenteraad de Cultuurhistorische gebiedsbeschrijving vastgesteld. Naast een beschrijvende nota maakt hier ook een waarderende nota onderdeel van uit. Deze nota heeft de titel 'Tussen kunst en kitsch'. Naast de beschrijving dient deze waarderende nota als inspiratiebron om gebieden te beschermen dan wel te ontwikkelen. Voor het huidige plangebied worden geen bijzonderheden vermeld.

Archeologie

De gemeente Oost Gelre heeft een archeologische beleidsadvieskaart. Op deze kaart is aangegeven welke gebieden archeologisch waardevol zijn en welke gebieden de verwachting hebben archeologisch waardevol te zijn. Het beleid dient direct door te werken in het bestemmingsplan. Om de archeologische waarden ook voor de toekomst veilig te stellen is voor het plangebied een dubbelbestemming 'Waarde - Archeologische Verwachtingswaarde 2' opgenomen. Dit betekent dat bij een aanvraag om een omgevingsvergunning onderdeel bouwen voor het oprichten van een bouwwerk groter dan 100 m2 en voor werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden groter dan 100 m2 een rapport op basis van inventariserend archeologisch onderzoek moet worden overgelegd, waarin de archeologische waarde van de gronden waarop de aanvraag betrekking heeft in voldoende mate is vastgesteld. Op basis daarvan kunnen voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden verbonden. Omdat er nu geen dergelijke bouwactiviteiten worden vergund en ook geen werken worden uitgevoerd die het overleggen van een archeologisch onderzoek vereisen, is er in dit stadium geen aanleiding tot het uitvoeren van een archeologisch onderzoek.

Conclusie

De aspecten cultuurhistorie en archeologie leveren geen belemmering op voor het voorgenomen plan.

6.5 Geluid

Beoordelingskader

Voor de beoordeling van het onderdeel geluid moet in algemene zin aan de volgende punten worden

voldaan:

1. de normen uit de Wet geluidhinder worden in acht genomen;

2. bedrijven in de omgeving worden niet in hun bedrijfsvoering belemmerd;

3. op en rond het plangebied blijft sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat;

4. het geluidbeleid wordt in acht genomen.

Overwegingen

1: Wet geluidhinder

-Wgh Railverkeerslawaai

In de omgeving van het plan bevindt zich geen spoorweg. Het onderdeel railverkeerslawaai van de Wgh is niet van toepassing.

-Wgh Industrielawaai

Het betreft hier een momenteel als “Bedrijventerrein - 2” bestemde kavel op een bedrijventerrein. In de omgeving van het plan bevindt zich geen gezoneerd industrieterrein. Het onderdeel industrielawaai van de Wgh is niet van toepassing.

-Wgh Verkeerslawaai

In de omgeving van het plan bevinden zich gemeentelijke en provinciale (N18) wegen. Bij de onderhavige aanvraag veranderen de bestemming en de voor bedrijven toegestane milieucategorie niet. Bedrijven tot en met categorie 2 zijn en blijven toegestaan op de aangegeven kavel. Woningen zijn op deze kavel niet toegestaan.

2: Belemmering bedrijfsvoering

Er is geen sprake van een geluidsgevoelig object op de betrokken kavel of in de directe omgeving. Er is daarom geen sprake van een belemmering in de bedrijfsvoering.

3: Aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

Bij de afweging of een aanvaardbaar woon- en leefklimaat ook in een nieuwe situatie aanwezig blijft, moet worden betrokken:

- de aard van het plan;

- de bestaande aard van de omgeving en/of het referentieniveau van het achtergrondgeluid;

- de verandering in geluidsbelasting die de nieuwe situatie voortbrengt;

- de geluidsbelasting op de woning of het geluidsgevoelige object in de nieuwe situatie;

- cumulatie van verschillende geluidsbronnen;

- de geluidsnormen die eventueel worden opgelegd aan omliggende bedrijven.

De bestemming van de betrokken bedrijfskavel en de voor bedrijven toegestane milieucategorieën veranderen niet. Er is geen sprake van het toestaan van woningen of andere geluidgevoelige bestemmingen. Daarnaast treedt met de beoogde activiteit, namelijk het stallen van vrachtwagens, nagenoeg geen verandering op ten opzichte van de bestaande situatie. Er is daarom sprake van een aanvaardbaar woon- en leefklimaat.

4: Geluidbeleid

Het geluidbeleid bevat geen toetsingskader waar op dit moment rekening mee moet worden gehouden.

Conclusie

Geluid vormt geen belemmering voor de beoogde wijziging op de kavel.

6.6 Luchtkwaliteit

Beoordelingskader

De Nederlandse wetgeving voor luchtkwaliteit is vastgelegd in hoofdstuk 5, titel 2 van de Wet milieubeheer. Deze wetgeving staat bekend als de Wet luchtkwaliteit.

Luchtkwaliteitseisen vormen onder de Wet luchtkwaliteit geen belemmering voor ontwikkelingen als:

  • er geen sprake is van een feitelijke of dreigende overschrijding van een grenswaarde;
  • een project, al dan niet per saldo, niet tot een verslechtering van de luchtkwaliteit leidt;
  • een project “niet in betekenende mate” bijdraagt aan de luchtverontreiniging;
  • een project is opgenomen in een regionaal programma van maatregelen of in het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Onderdeel van de Wet luchtkwaliteit zijn de volgende besluiten en regelingen:

  • Besluit en Regeling niet in betekenende mate bijdragen (nibm);
  • Besluit gevoelige bestemmingen;
  • Regeling beoordeling luchtkwaliteit 2007.

Overwegingen

De Regeling nibm is van toepassing omdat de ruimtelijke procedure niet leidt tot een noemenswaardige verslechtering van de luchtkwaliteit. De voorgenomen ontwikkeling is zodanig marginaal dat op voorhand duidelijk is dat deze niet in betekenende mate bijdraagt aan de luchtkwaliteit.

Op de kavel kan op grond van de regels van het geldende bestemmingsplan sprake zijn van de realisatie van een gevoelige bestemming in de vorm van een school, kinderdagopvang of verpleeghuis. In deze aanvraag is daar echter geen sprake van.

De mogelijkheden tot realisatie van een gevoelige bestemming veranderen daarbij dus niet. De kavels liggen op een afstand van minder dan 300 meter van de rijksweg N18. Er is op deze kavels echter geen sprake van een feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. De ontwikkeling is daarom toelaatbaar vanuit het oogpunt van luchtkwaliteit.

Aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit is niet nodig.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling draagt niet in betekenende mate bij aan de luchtkwaliteit. Er is bij deze aanvraag geen sprake van realisatie van een gevoelige bestemming. De kavel ligt binnen de 300 meterzone van de rijksweg N18. Er is echter geen sprake van feitelijke of dreigende overschrijding van grenswaarden. De situatie is daarom toelaatbaar en er is geen aanvullend onderzoek naar de luchtkwaliteit nodig.

6.7 Geur

Beoordelingskader

Voor de beoordeling van geurhinder van veehouderijen gelden de volgende kaders:

- Wet geurhinder en veehouderij;

- Activiteitenbesluit milieubeheer;

- Verordening geurhinder en veehouderij gemeente Oost Gelre 2008.

Overwegingen

Bij besluitvorming over ruimtelijke plannen gaat het erom voor geurhinder van veehouderijen de volgende vragen te beantwoorden:

  • 1. Is ter plaatse van geurgevoelige objecten een goed woon- en leefklimaat gegarandeerd?
  • 2. Wordt niet iemand onevenredig in zijn belangen geschaad?

Welke afstand voldoende is, vloeit op grond van de jurisprudentie over de omgekeerde werking voort uit de regelgeving voor geurhinder. In het algemeen is het zo, dat wanneer geurgevoelige objecten op voldoende afstand van veehouderijen zijn gepland, het woon- en leefklimaat als goed wordt aangemerkt en niemand onevenredig in zijn belangen wordt geschaad.

De aangevraagde ontwikkeling vindt plaats binnen de bebouwde kom, aan de “binnenkant” van het bedrijventerrein.

Een bestemming bedrijventerrein moet voor het gedeelte binnen de bouwgrenzen worden aangemerkt als geurgevoelig. Vanwege mogelijk langdurig menselijk verblijf binnen een bouwwerk kan sprake zijn van een geurgevoelig object als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij.

Veehouderijen in de omgeving bevinden zich op relatief grote afstand. Aan de daarvoor geldende minimumafstanden wordt in deze situatie in zeer ruime mate voldaan. Daarbij veranderen de bouwgrenzen op de betrokken kavel niet.

Het verblijfsklimaat op de kavel is hierdoor niet in het geding.

Conclusie

De voorgenomen ontwikkeling vindt plaats op voldoende afstand van omliggende veehouderijen. De voorgenomen ontwikkeling werkt niet belemmerend voor deze bedrijven. Ook het woon- en leefklimaat op de kavel zelf is hierbij niet in het geding.

6.8 Externe veiligheid

Beoordelingskader

Externe veiligheid beschrijft risico's met een externe werking, die ontstaan door het transport van, de opslag van of handelingen met gevaarlijke stoffen. Dit kan betrekking hebben op inrichtingen (bedrijven) of transport (weg, spoor, water en buisleiding) in relatie tot de (bebouwde) omgeving. Binnen het beoordelingskader voor externe veiligheid staan twee kernbegrippen centraal: het plaatsgebonden risico (PR) en het groepsrisico (GR).

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied is een Rijksweg (N18) gelegen welke is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.

Route voor gevaarlijke stoffen

In de nabijheid is de N18 (Twenteroute) gelegen. Dit betreft een doorgaande weg waar vervoer van gevaarlijke stoffen plaatsvindt.

In de directe omgeving van het plangebied zijn geen risicovolle bedrijven gevestigd. In de directe omgeving van het plangebied is een Rijksweg (N18) gelegen welke is aangewezen als route voor gevaarlijke stoffen.

Gelet op de intensiteit van de transporten met gevaarlijke stoffen over de N18 en gelet op de ruime afstand en het beoogde gebruik van de bestaande bedrijfskavel (geen gebouw), kan worden gesteld dat zowel PR als het GR geen belemmering zal vormen voor het voorgenomen plan.

Conclusie

Vanuit de vigerende wet- en regelgeving over externe veiligheid is de wijziging geen probleem.

6.9 Bedrijven en milieuzonering

Beoordelingskader

De VNG-publicatie Bedrijven en milieuzonering (editie 2009) is een hulpmiddel voor de beoordeling van de toelaatbaarheid van ruimtelijke ontwikkelingen. Die ontwikkelingen hebben bijvoorbeeld betrekking op nieuwe woningen in de omgeving van bedrijven of op nieuwe bedrijvigheid in de omgeving van woningen.

De in de VNG-publicatie genoemde richtafstanden zijn afhankelijk van de omgevings- en bedrijfskenmerken naar boven of beneden bij te stellen. Het toepassen van de richtafstand moet dus gemotiveerd gebeuren. Uitgangspunt is dat de in de bedrijvenlijst genoemde richtafstanden gelden tussen enerzijds de perceelsgrens van het bedrijf en anderzijds de gevel van de woning. De richtafstanden gelden ten opzichte van rustige woongebieden (rustige woonwijk en rustig buitengebied). Overigens gaan wettelijke afstanden voor de richtafstanden uit de VNG-publicatie.

Wanneer uit de beoordeling aan de richtafstanden blijkt dat een ontwikkeling niet mogelijk is, kan onderzoek naar de daadwerkelijke milieubelasting uitwijzen dat kleinere afstanden dan de richtafstanden mogelijk zijn. Op dat moment is een afweging aan de orde over de belangen van woningbouw en bedrijvigheid. In die afweging speelt ook de langere termijn visie op de gewenste ontwikkeling van het bedrijventerrein of de bedrijfslocatie een rol.

Voor het omgevingstype gemengd gebied kunnen gemotiveerd kleinere afstanden worden aangehouden. Een gemengd gebied is een gebied met een matige tot sterke functiemenging. Direct naast woningen komen andere functies voor, zoals winkels, horeca en bedrijven. Gebieden die direct langs de hoofdinfrastructuur liggen, behoren eveneens tot het omgevingstype gemengd gebied. Bij het omgevingstype gemengd gebied kunnen de richtafstanden uit bijlage 1 met één afstandsstap worden verlaagd. Voor bedrijven waarbij het aspect gevaar maatgevend is voor de richtafstand is reductie van de richtafstanden met één afstandsstap niet zonder meer mogelijk.

Overwegingen

Het betreft hier een als 'Bedrijventerrein - 2' bestemde kavel. De bestemming en de voor bedrijven toegestane milieucategorie veranderen hierbij niet. Wel wordt de functieaanduiding 'specifieke vorm van bedrijventerrein - 04' aan de kavel toegevoegd. Het bedrijf valt onder categorie 3.2.

Voor de ten noorden van het plangebied gelegen woningen aan de Lanneverweg en Lievelderweg geldt dat sprake is van gemengd gebied. Hetzelfde geldt voor de ten zuiden van het plangebied rij woningen aan de Lievelderweg. Hiervoor geldt een gecorrigeerde richtafstand van 50 meter. Het gaat hierbij om een indicatie van de minimaal in acht te nemen afstanden voor de aspecten geur, stof, geluid en gevaar ten opzichte van woningen in gemengd gebied. Voor de woningen in gemengd gebied wordt vanuit de grens van de nieuwe kavel voldaan aan de gecorrigeerde richtafstand van 50 meter.

Voor de woonwijk ten zuidwesten van het plangebied geldt echter dat sprake is van een rustige woonwijk. Voor de woningen in de rustige woonwijk wordt vanuit de grens van de nieuwe kavel voldaan aan de richtafstand van 100 meter.

De beoogde ontwikkeling is vanuit het oogpunt van bedrijven en milieuzonering daarom toelaatbaar.

Conclusie

Binnen de "gecorrigeerde" richtafstand van de beoogde bouwgrens bevinden zich geen woningen. Omliggende woningen vormen daarom geen belemmering voor de ontwikkeling. Ook het woon- en leefklimaat ter plaatse van die woningen is hierbij niet in het geding.

6.10 Parkeren

Parkeren zal moeten plaatsvinden op eigen terrein.

Conclusie

De uitbreiding van het bedrijf omvat op dit moment het stallen van vrachtwagens en vraagt daarmee niet direct meer parkeergelegenheid voor personeel en bezoekers. Mocht hieraan wel extra behoefte ontstaan is hiervoor voldoende ruimte beschikbaar op de kavel, zodat aan de voorwaarde voor voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein wordt voldaan.

Hoofdstuk 7 Juridisch planbeschrijving

7.1 Algemeen

De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. Op 1 juli 2008 is de nieuwe Wet ruimtelijke ordening (en het Besluit ruimtelijke ordening) in werking getreden. Daarnaast heeft het ministerie VROM het rapport Standaard Vergelijkbare Bestemmingsplannen 2008 (SVBP-2008) gepresenteerd. Deze standaard geeft aanbevelingen en richtlijnen voor de opzet van bestemmingsplannen. Op aan groot aantal punten wijkt deze standaard af van de tot nu toe gebruikelijke vormgeving van bestemmingsplannen. De SVBP 2008 is per 1 juli 2013 vervangen door de SVBP 2012.

Bij het opstellen van deze standaard is overigens ook rekening gehouden met het Informatiemodel Ruimtelijke Ordening 2012 (IMRO-2012) en de Praktijkrichtlijn Bestemmingsplannen 2012 (PRBP-2012). De bestemmingen in het voorliggende wijzigingsplan passen binnen die standaard. De planologisch-juridische regeling in dit wijzigingsplan sluit -met inachtneming van het vorenstaande- zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.

7.2 Bestemmingsplan

Het digitale bestemmingsplan 'Bestemmingsplan bedrijventerreinen Oost Gelre herziening Koningslinde 6 bedrijfskavel' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.

7.3 Regels

De regels van het voorliggende bestemmingsplan zijn onderverdeeld in vier hoofdstukken. Deze hoofdstukken zijn:

Hoofdstuk 1: Inleidende regels

In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).

Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels

In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Het plan kent de hoofdbestemming 'Bedrijventerrein - 2'

Hoofdstuk 3: Algemene regels

In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, en algemene afwijkingsregels.

Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels

In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.

Hoofdstuk 8 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid

8.1 Economische uitvoerbaarheid

Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Er worden geen nieuwe ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.

8.2 Maatschappelijke uitvoerbaarheid

8.2.1 Inspraak

Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen. In deze periode zijn geen zienswijzen ingediend.

8.2.2 Artikel 3.1.1.-overleg

Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. Ter voldoening hieraan is het (voor) ontwerpbestemmingsplan toegestuurd aan Provincie Gelderland en Waterschap Rijn en IJssel. Het plan geeft voor Provincie Gelderland en Waterschap Rijn en IJssel geen aanleiding om een zienswijze in te dienen.

Provincie Gelderland wijst nog op artikel 2.3.2.3 van de Omgevingsverordening waarin beleid is verwoord voor intergemeentelijke bedrijventerreinen. In lid 2 van dit artikel wordt beschreven onder welke omstandigheden een ruimere kavel dan 7500 m2 mogelijk is.

Het Waterschap Rijn en IJssel is ook akkoord met het plan, maar vraagt aandacht voor de mogelijkheden om zoveel mogelijk hemelwater vertraagd af te voeren en te bergen.

Hoofdstuk 9 Inspraak en vooroverleg

Over het voorontwerp van dit bestemmingsplan wordt, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot Inspraak geboden.

De resultaten van zowel het Overleg als de Inspraak zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt.