Plan: | Bestemmingsplan bedrijventerreinen herziening westzijde Bolwerk te Groenlo |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1586.BPBEDRIJVEN301-VG01 |
Hoofdstuk 4 Onderzoeksresultaten
Hoofdstuk 6 Juridisch planbeschrijving
Hoofdstuk 7 Economische en maatschappelijk uitvoerbaarheid
Hoofdstuk 8 Inspraak en vooroverleg
Bestemmingsplan bedrijventerreinen herziening westzijde Bolwerk te Groenlo |
December 2013 |
Inlichtingen: |
Afdeling Ruimtelijke en Economische Ontwikkeling |
Nardo Rondeel tel. 0544-393 482 |
Op 9 juli 2013 heeft de gemeenteraad van de gemeente Oost Gelre het bestemmingsplan Bedrijventerreinen Oost Gelre vastgesteld. Dit bestemmingsplan voorziet in de actualisatie van de bestaande bestemmingsplannen De laarberg, Den Sliem en Brandemate in Groenlo en De Kamp en Lindebrook in Lichtenvoorde.
Twee bedrijfsstroken aan de westzijde van het Bolwerk op bedrijventerrein De Laarberg in Groenlo zijn gescheiden door een groenstrook met de bestemming 'Groen'. Deze groenstrook diende als waterberging maar blijkt nu overbodig te zijn. Deze groenstrook kan derhalve worden aangemerkt als bedrijvenstrook. De bestemming 'Groen' dient dan wel te worden omgezet naar de bestemming 'Bedrijven'.
De twee bedrijvenstroken maken onderdeel uit van het bedrijventerrein De Laarberg welke grenst aan bedrijventerrein Den Sliem. De Laarberg is een regionaal bedrijventerrein en bestemd voor de 'zwaardere' categorie bedrijven met de milieuklasse 3 tot en met 5. De twee bedrijvenstroken grenzen aan de oostzijde aan de weg Bolwerk, aan de zuidzijde aan de weg Zuidgang en aan de noordzijde aan de Ruiterstraat. Deze wegen scheiden de twee bedrijvenstroken van het overige bedrijventerrein. Aan de westzijde grenzen de twee bedrijfsstroken aan het agrarisch gebied. Dit agrarisch gebied is overigens bestemd voor uitbreiding van De Laarberg en zal te zijner tijd als bedrijventerrein worden ingericht.
Aan de westzijde van het zuidelijk gelegen bedrijvenstrook is een groenstrook gelegen bedoeld voor de waterberging. Deze groenstrook heeft voldoende capaciteit om het hemelwater van het bedrijventerrein te bergen zodat de groenstrook gelegen tussen de bedrijvenstroken kan komen te vervallen.
Op onderstaande luchtfoto is in het gele kader het plangebied aangegeven.
Plangebied in geel aangegeven.
Het plangebied maakt deel uit van het vigerende bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Oost Gelre' welke op 9 juli 2013 door de gemeenteraad is vastgesteld. De aanleiding voor wijziging van dit plangebied is omschreven in paragraaf 2.1.
De bestemde situatie ziet er als volgt uit, waarbij paars als Bedrijventerrein is bestemd, groen als Groen en grijs de bestemming Verkeer heeft.
Uitsnede uit vigerend bestemmingsplan
Aan de westzijde van het zuidelijk gelegen bedrijvenstrook is een groenstrook gelegen bedoeld voor de waterberging. Deze groenstrook heeft voldoende capaciteit om het hemelwater van het bedrijventerrein te bergen zodat de groenstrook gelegen tussen de bedrijvenstroken kan komen te vervallen en als bedrijventerrein kan worden bestemd.
Het noordelijk gelegen bedrijventerrein zal tevens bestemd worden voor de vestiging van grootschalige detailhandel bedrijven. Op de verbeelding is hiervoor een gebiedsaanduiding aangegeven.
Voor het gebied geldt een groot aantal juridische en beleidskaders. In dit hoofdstuk worden de belangrijkste samengevat. Op internationaal niveau zijn diverse regelingen van kracht die de duurzame instandhouding van habitats en soorten tot doel hebben. De meest verplichtende regelingen van de Europese unie zijn de Vogelrichtlijn en de Habitatrichtlijn. Op nationaal en provinciaal niveau zijn eveneens een groot aantal juridische en beleidskaders van toepassing op het plangebied.
Het Streekplan Gelderland 2005 (nu structuurvisie geheten ex artikel 2.2 Wro) is door Provinciale Staten op 29 juni 2005 vastgesteld. Dit verwoordt het provinciaal ruimtelijk beleid. Het richt zich op de provinciale ruimtelijke hoofdstructuur, die wordt gevormd door het 'groenblauwe raamwerk' en het 'rode raamwerk'. Het 'rode raamwerk' is het stedelijk netwerk en de regionale centra die goed bereikbaar dienen te zijn. De ruggengraat van dit netwerk is de hoofdinfrastructuur. De bedrijventerreinen zijn alle opgenomen in het 'rode raamwerk'.
Provinciale Staten hebben de Ruimtelijke Verordening Gelderland vastgesteld in december 2010. Door de verordening stelt de provincie algemene regels aan de inhoud, toelichting en/of onderbouwing van bestemmingsplannen. Deze regels kunnen betrekking hebben op het hele provinciale grondgebied, delen daarvan of gebiedsgerichte thema's betreffen.
Op 27 juni 2012 is de eerste herziening van de Ruimtelijke verordening Gelderland vastgesteld. Deze eerste herziening bevat aanvullende regels voor bedrijventerreinen.
3.2.2.1 Relatie plangebied
Ingevolge de provinciale verordening valt het plan onder hoofdstuk 4 Bedrijventerreinen, artikel 4, paragraaf 4.2. Hierin is aangegeven dat op regionale bedrijventerreinen de mogelijkheid van vestiging van bedrijfsfuncties uit milieucategorie 1 en 2 en bedrijfsfuncties die gemengd kunnen worden met andere functies, dient te worden uitgesloten.
Hiervan kan worden afgeweken indien deze categorie 1 en 2 bedrijven en bedrijfsfuncties een ondersteunende functie vervullen voor de bedrijven op het regionale bedrijventerrein of kunnen worden toegestaan op locaties waar dit vanwege milieuzonering of vanuit overwegingen van ruimtelijk kwaliteit gewenst is.
In het plangebied zijn bedrijven toegestaan met een milieucategorie van 3.1 tot en met 4.2. Hiermee blijkt dat categorie 1 en 2 bedrijven zijn uitgesloten. Wel wordt in een deel van het plangebied grootschalige detailhandel toegestaan. Ook deze grootschalige bedrijven passen binnen deze milieucategorie.
Deze Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties is door Provinciale Staten op 30 juni 2010 vastgesteld. De opgave van deze structuurvisie is het realiseren van voldoende ruimte voor bedrijfsontwikkeling van de juiste kwaliteit op de juiste plek. Daarnaast het voorkomen van overschotten en leegstand. Dit betekent dat maatwerk moet worden geleverd om terreinen met verschillende kwaliteiten te (her)ontwikkelen. Vooral de herstructurering van bestaande terreinen moet prioriteit krijgen. Gevestigde bedrijven zijn gebaat bij een locatie met een goede bereikbaarheid en goede mogelijkheden voor bedrijfsontwikkeling. Een te snelle veroudering van terreinen heeft nadelige gevolgen voor de economische potentie van regio's en steden. Bedrijven lijden onnodig omzetverlies en mogelijke imagoschade. Daardoor worden ze gedwongen te verhuizen naar locaties buiten de regio. De gemeente ziet het als een uitdaging om samen met lokale overheden en bedrijven de kwaliteit van de bestaande terreinen op peil te houden en - waar nodig te - verbeteren. Zo blijven ook de bestaande opgeknapte terreinen interessant voor bedrijven die zich in Gelderland willen vestigen.
In regionaal verband hebben de gemeenten en de provincie in de regio Achterhoek afspraken rondom bedrijventerreinen vastgelegd (Regionaal programma bedrijventerreinen RPB). In het voorjaar van 2009 heeft de Regio Achterhoek haar Economisch Programmerings- en Ontwikkelingsdocument (EPO) opgesteld. Met dit RPB wordt invulling gegeven aan de Structuurvisie bedrijventerreinen en werklocaties. Het RPB biedt het kader voor concrete werk- en projectafspraken tussen de regiogemeenten. De provincie Gelderland is partner op diverse onderwerpen. Zij is nauw betrokken bij afspraken over vraag en aanbod, aanpak van de herstructurering en implementatie van de SER-ladder. Op subregionaal niveau zijn de volgende aanvullende afspraken gemaakt:
- het regionaal afsprakenkader over planning en programmering van bedrijventerreinen tussen Regio Achterhoek en provincie;
- de vertaling en uitwerking van de gemeentelijke, regionale en provinciale doelstellingen op het gebied van bedrijventerreinen;
- het toetsingskader voor de ontwikkeling van bedrijventerreinen in de regio.
In de 'Toekomstvisie Oost Gelre' zijn de wensbeelden van de gemeente voor 2020 weergegeven. Ook komt aan de orde hoe de gemeentelijke organisatie met dat toekomstbeeld omgaat. In 2020 komt dat onder andere tot uiting in het feit dat Oost Gelre voor de Achterhoek de belangrijkste speler is op het gebied van industriële bedrijvigheid. De (gerevitaliseerde) industrieterreinen concentreren zich daarbij rond de verbindingsweg tussen Groenlo en Lichtenvoorde. Er zijn goede mogelijkheden voor betaalbaar openbaar vervoer, wat overigens gestimuleerd wordt door de aanwezige bedrijven.
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn gericht op de verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De KRW is sinds december 2000 van kracht en maakt het mogelijk om waterverontreiniging van oppervlaktewater en grondwater internationaal aan te pakken. De kaderrichtlijn is geen vrijblijvende richtlijn, ze vormt een Europese verplichting, waar de waterbeheerder (Rijk, waterschappen, provincies en gemeenten) niet omheen kan. De belangrijkste uitgangspunten van de KRW zijn:
Via de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Kaderrichtlijn water moet ervoor zorgen dat de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater in 2015 op orde is. In dat jaar moet het oppervlaktewater voldoen aan normen voor bepaalde chemische stoffen (waaronder de zogeheten prioritaire (gevaarlijke) stoffen). Worden die normen gehaald, dan spreken we van 'een goede chemische toestand'. Daarnaast moet het oppervlaktewater goed zijn voor een gevarieerde planten- en dierenwereld. Is dat het geval, dan heet dat 'een goede ecologische toestand'. Hieronder valt ook een groot aantal andere chemische stoffen dan de hierboven al genoemde prioritaire (gevaarlijke) stoffen. Voor het grondwater gelden aparte normen voor chemische stoffen. Daarnaast moet de grondwatervoorraad stabiel zijn en mogen bijvoorbeeld natuurgebieden niet verdrogen door een te lage grondwaterstand (goede kwantitatieve toestand). Voor verschillende typen wateren gelden verschillende ecologische doelstellingen. In een plas leven bijvoorbeeld andere planten- en dierensoorten dan in kustwater. Daarom verschillen de ecologische doelen per watertype. De chemische normen zijn bij ieder water ongeveer hetzelfde, met uitzondering van de nutriënten. Daarvoor geldt weer wel een benadering die per watertype kan verschillen.
In het kader van het nieuwe bestemmingsplan 'Bedrijventerreinen Oost Gelre' heeft een toets plaatsgevonden naar milieuaspecten. Deze zijn omschreven in hoofdstuk 3 genaamd 'Uitvoerbaarheidsaspecten van de Toelichting van dit nieuwe vastgestelde bestemmingsplan'.
De voorgenomen herziening van een deel van dit bestemmingsplan heeft geen gevolgen voor deze uitvoerbaarheidsaspecten zodat met een kleine toelichting op de diverse milieuaspecten wordt volstaan. Alleen de watertoets wordt nader omschreven.
Het waterbeleid van Rijk en provincie is gericht op een veilig en goed bewoonbaar land met gezonde, duurzame watersystemen. In het waterbeheerplan 2010-2015 van Waterschap Rijn en IJssel staat het beleid beschreven op een drietal hoofdthema's. Voor het thema Veiligheid is bescherming tegen hoog water op rivieren het speerpunt. Het functioneren van de primaire en regionale waterkeringen staat hierbij centraal. Het thema Watersysteembeheer is gericht op het voorkomen van afwenteling door het hanteren van drietrapsstrategie "Vasthouden-Bergen-Afvoeren". Voor de waterkwaliteit is het uitgangspunt "stand still - step forward". Watersysteembenadering en integraal waterbeheer dienen als handvatten voor het benutten van de natuurlijke veerkracht van een watersysteem. Het einddoel is een robuust en klimaat bestendig watersysteem voor de toekomst. Voor het thema Waterketenbeheer streeft het waterschap naar een goed functionerende waterketen waarbij er een optimale samenwerking met de gemeenten wordt nagestreefd.
Ruimtelijke ordening en water zijn onlosmakelijk met elkaar verbonden. Er is meer ruimte nodig voor het waterbeheer van de toekomst. Ook op andere terreinen, zoals recreatie, wonen en landbouw speelt water een centrale rol. Het waterschap wil in het watertoetsproces vroegtijdig meedenken over de rol van het water in de ruimtelijke ontwikkeling en wil samen met de gemeente op zoek naar de bijdrage die water kan leveren aan de verbetering van de leefomgeving.
Thema | Toetsvraag | Relevant |
HOOFDTHEMA'S | ||
Veiligheid |
1. Ligt in of binnen 20 meter vanaf het plangebied een waterkering? (primaire waterkering, regionale waterkering of kade)? 2. Ligt het plangebied in een waterbergingsgebied of winterbed van een rivier? |
Nee Nee |
Riolering en Afvalwaterketen | 1. Is de toename van het afvalwater (DWA) groter dan 1 m3/uur? 2. Ligt in het plangebied een persleiding van WRIJ? 3. Ligt in of nabij het plangebied een RWZI van het waterschap? |
Nee Nee Nee |
Wateroverlast (oppervlaktewater) |
1. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 2500 m2? 2. Is er sprake van toename van het verhard oppervlak met meer dan 500 m2? 3. Zijn er kansen voor het afkoppelen van bestaand verhard oppervlak? 4. In of nabij het plangebied bevinden zich natte en laag gelegen gebieden, beekdalen en overstromingsvlaktes? |
Ja Nee Nee Nee |
Oppervlaktewater-kwaliteit | 1. Wordt vanuit het plangebied (hemel)water op oppervlaktewater geloosd? |
Nee |
Grondwater- overlast |
1. Is in het plangebied sprake van slecht doorlatende lagen in de ondergrond? 2. Is in het plangebied sprake van kwel? 3. Beoogt het plan dempen van perceelsloten of andere wateren? |
Nee Nee Ja |
Grondwater- kwaliteit |
1. Ligt het plangebied in de beschermingszone van een drinkwateronttrekking? |
Nee |
Inrichting en beheer |
1. Bevinden zich in of nabij het plangebied wateren die in eigendom of beheer zijn bij het waterschap? 2. Heeft het plan herinrichting van watergangen tot doel? |
Nee Nee |
Volksgezondheid | 1. In of nabij het plangebied bevinden zich overstorten uit het gemengde stelsel? 2. Bevinden zich, of komen er functie, in of nabij het plangebied die milieuhygienische of verdrinkingsrisico's met zich meebrengen (zwemmen, spelen, tuinen aan water)? |
Nee Nee |
Natte natuur | 1. Bevindt het plangebied zich in of nabij een natte EVZ? 2. Ligt in of nabij het plangebied een HEN of SED water? 3. Bevindt het plangebied zich in beschermingszones voor natte natuur? 4. Bevindt het plangebied zich in een Natura 2000-gebied? |
Nee Nee Nee Nee |
Verdroging | 1. Bevindt het plangebied zich in een TOP-gebied? | Nee |
Recreatie | 1. Bevinden zich in het plangebied watergangen en/of gronden in beheer van het waterschap waar actief recreatief medegebruik mogelijk wordt? | Nee |
Cultuurhistorie | 1. Zijn er cultuurhistorische waterobjecten in het plangebied aanwezig? | Nee |
Het plangebied beoogt een bergingsvijver voor hemelwater te wijzigen in bedrijventerrein. Dit wil zeggen dat te zijner tijd deze bergingsvijver wordt verhard en/of bebouwd waardoor het verhard oppervlak zal toenemen. Of dit in het geheel verhard gaat worden is nu nog niet bekend.
Om wateroverlast te voorkomen wordt het hemelwater niet afgevoerd naar het rioolstelsel maar volgens de trits vasthouden - bergen – afvoeren behandeld. Het hemelwater wordt ter plaatse geïnfiltreerd/geborgen in bergingsvijvers cq. bergingssloten. Op deze wijze kan regenbui T=10+10% (40mm) worden opgevangen in het plangebied en vertraagd worden afgevoerd. In extreme situaties zou bui T=100+10% tot aan maaiveld of op maaiveld geborgen kunnen worden zonder dat er waterschade optreedt.
Bij voorkeur worden natte en laag gelegen gebieden, beekdalen, regionale bergingsgebieden en overstromingsvlaktes niet bebouwd. Het plan gebied beoogt geen kapitaalintensieve bouwwerken in deze gebieden. In het bedrijventerrein zijn bergingssloten en -vijvers aangelegd waardoor wateroverlast wordt voorkomen.
Het plangebied maakt deel uit van het bestaand regionaal bedrijventerrein de Laarberg. Het risico op mogelijke toekomstige vervuilingen is niet groter dan op dit moment, aangezien het bedrijventerrein al als zodanig in gebruik is.
De verwachtingswaarden zijn beperkt. Waar wel sprake is van hogere verwachtingswaarden, is een dubbelbestemming opgenomen ter bescherming van archeologische waarden. Hiermee worden nadelige effecten voorkomen.
Voor de uitvoering van nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen moet worden onderzocht welke natuurwaarden aanwezig zijn en of verbodsbepalingen uit de Flora- en faunawet zullen worden overtreden. Aangezien in dit bestemmingsplan geen nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen via directe bouwmogelijkheden worden opgenomen hoeft hiervoor geen flora- en faunaonderzoek te worden verricht.
Voor het terrein geldt een geluidzone. Het geluidsniveau wordt door deze zone beperkt. De geluidzone wordt niet vergroot.
Het vigerend bestemmingsplan biedt wat betreft milieucategorieën in het plangebied ruimte voor categorie 3.1 tot en met 4.2 bedrijven. Bij dit bestemmingsplan blijven de milieucategorieën gelijk.
De aspecten verkeer en parkeren vormen geen belemmering. Door de planontwikkeling zal het verkeer niet toenemen en het parkeren dient te geschieden op eigen terrein.
In onderhavig geval is er geen sprake van ontwikkelingen van een nieuw bedrijventerrein. Op 1 januari 2008 was er in Nederland volgens het informatiesysteem IBIS 100.910 ha aan bruto oppervlakte bedrijventerrein. In 2008 bedroeg de uitstoot door alle industrie 33,4 miljoen kg NOx. De gemiddelde uitstoot per oppervlakte bedrijventerrein bedroeg derhalve in 2008 voor NOx 331 kg/ha per jaar. De luchtemissies van de industrie in de periode 1995 tot en met 2008 zijn reeds fors gedaald. Het ligt niet in de verwachting dat de uitstoot NOx toe zal nemen. Het betreft een bestaand bedrijventerein.
Dit bestemmingsplan gaat niet uit van het toevoegen van (beperkt) kwetsbare functies in het plangebied. De bestaande risicobronnen vormen geen probleem. Er is geen sprake van toename van het groepsrisico rondom het plangebied.
In aansluiting op de meer abstract geformuleerde planuitgangspunten wordt in dit hoofdstuk, vaak middels toelichtende tekeningen, een concrete uitwerking en beschrijving gegeven van het plan. Met name is dit van belang voor het inzichtelijk maken van nieuwe ontwikkelingen in het plangebied.
De beleidsdoelstellingen zijn juridisch vertaald in de regels en de bijbehorende verbeelding. De basis voor de verbeelding, de tekening, is een recente kadastrale ondergrond en topografische gegevens. Op de verbeelding is de grens van het bestemmingsplangebied aangegeven. Binnen die grens zijn de verschillende bestemmingen met verschillende kleuren en letteraanduidingen weergegeven. Voorts zijn aanduidingen opgenomen, waarnaar in de regels wordt verwezen. Uitgangspunt voor de regels zijn de planregels die in de meest recente plannen binnen de gemeente zijn opgenomen, deels aangepast aan de Standaard Vergelijkbare Bestemmings Plannen 2012 (SVBP 2012) en de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo). Het voorliggende bestemmingsplan is een conserverend plan (wat betekent dat het huidige gebruik en de huidige verschijningsvorm als uitgangspunt dienen). De planologisch-juridische regeling in dit bestemmingsplan sluit zoveel mogelijk aan bij andere recente bestemmingsplannen van de gemeente Oost Gelre.
Het digitale bestemmingsplan bedrijventerreinen 'herziening westzijde Bolwerk te Groenlo' is de verzameling geometrisch bepaalde planobjecten dat is vervat in een GML-bestand met bijbehorende regels. De papieren plankaart (nu bekend als de analoge verbeelding van het voorliggende bestemmingsplan) is getekend op een schaal 1:1.000 en omvat 1 kaartblad. Het kaartblad geeft de bestemming van de gronden aan. Waar nodig zijn aanduidingen op de kaart opgenomen waarvan de betekenis in de regels wordt verklaard.
De regels bestaan uit vier hoofdstukken:
Hoofdstuk 1: Inleidende regels
In dit hoofdstuk worden begrippen verklaard die in de regels worden gebruikt (artikel 1). Dit gebeurt om een eenduidige uitleg en toepassing van de regels te waarborgen. Ook is bepaald de wijze waarop gemeten moet worden bij het toepassen van de regels (artikel 2).
Hoofdstuk 2: Bestemmingsregels
In dit hoofdstuk zijn de (dubbel) bestemmingen vastgelegd. Per bestemming wordt het toegestane gebruik geregeld en zijn bouwregels opgenomen. Het plan kent de volgende hoofdbestemmingen 'Bedrijventerrein - 1' en 'Groen'.
Hoofdstuk 3: Algemene regels
In dit hoofdstuk zijn regels opgenomen met een algemeen - dat wil zeggen: het gehele bestemmingsplan betreffend - karakter. Het zijn achtereenvolgens een anti-dubbeltelbepaling, algemene bouwregels, algemene gebruiksregels, en algemene afwijkingsregels.
Hoofdstuk 4: Overgangs- en slotregels
In het laatste hoofdstuk zijn respectievelijk het overgangsrecht en de slotregel opgenomen. Hoewel het hier in wezen ook algemene bepalingen betreft, zijn deze vanwege hun meer bijzondere karakter in een apart hoofdstuk opgenomen.
Het bestemmingsplan heeft geen financiële consequenties voor de gemeente. Er worden geen ontwikkelingsmogelijkheden gecreëerd. Hierdoor is geen exploitatieplan nodig. Afdeling 6.4 van de Wro is ten aanzien van dit bestemmingsplan niet van toepassing.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft op grond van artikel 3.8 van de Wet ruimtelijke ordening gedurende zes weken ter inzage gelegen van 16 augustus 2013 tot en met 26 september 2013. Gedurende deze periode zijn er geen zienswijzen ingekomen.
Wel heeft het Waterschap Rijn en IJssel een opmerking gemaakt. Zij geven aan dat door het plan een bluswatervijver, die tevens dienst doet als afvoer van water naar de retentie aan de Ruiterweg, wordt gedempt. Er vindt overleg plaats tussen het Waterschap en de gemeente over compensatie van deze afvoer naar de retentie. Na dit overleg zal er door de gemeente een watervergunning moeten worden aangevraagd.
Op grond van artikel 3.1.1 van het Besluit op de ruimtelijke ordening dient bij de voorbereiding van een bestemmingsplan overleg te worden gevoerd met de besturen van betrokken gemeenten en waterschappen en met die diensten van provincie en Rijk die betrokken zijn bij de zorg voor de ruimtelijke ordening of belast zijn met de behartiging van belangen welke in het plan in het geding zijn. In een vooroverleg is met het waterschap en de brandweer intensief overleg gepleegd. Beide instanties zijn akkoord waardoor het vooroverleg ingevolge artikel 3.1.1. Bro wordt overgeslagen en zij kunnen reageren op het ontwerp bestemmingsplan.
Over het ontwerp van dit bestemmingsplan wordt, overeenkomstig de gemeentelijke Inspraakverordening, gelegenheid tot Inspraak geboden.
De resultaten van zowel het Overleg als de Inspraak zullen in het bestemmingsplan worden verwerkt.