Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Woestduinlaan 85 en naast 85 te Doorn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1581.bpDOOwoestduinln85-va01

4.7 Ecologie

Bij ruimtelijke ingrepen dient rekening te worden gehouden met de natuurwaarden ter plaatse. Daarbij wordt onderscheid gemaakt tussen gebiedsbescherming en soortenbescherming. Gebiedsbescherming kan volgen uit de aanwijzing van een gebied in het kader van bijvoorbeeld de Habitat- of Vogelrichtlijn. Wat betreft soortenbescherming is de Flora- en Faunawet van toepassing. Hier wordt onder andere de bescherming van plant- en diersoorten geregeld. Bij ruimtelijke ontwikkelingen dient te worden getoetst of er sprake is van negatieve effecten op de aanwezige natuurwaarden. Indien hiervan sprake is, moet ontheffing of vrijstelling worden aangevraagd.

4.7.1 Natuurbeschermingswet (1998)

Gebieden die door de wet worden beschermd zijn de vroegere Beschermde- en Staatsnatuurmonumenten en de zogenoemde Natura2000-gebieden, welke onder de Europese Vogel- en habitatrichtlijnen vallen.
 
Op 1 februari 2009 is de Natuurbeschermingswet gewijzigd. Deze wijziging heeft betrekking op het zogenoemde ‘bestaand gebruik’. Hieronder vallen activiteiten in en om beschermde Natura2000-gebieden die al plaatshadden voordat een gebied als beschermd gebied is aangewezen. De wijziging is met name van belang voor provincies (als bevoegd gezag) en voor burgers en bedrijven met bestaand gebruik. De wijzigingen zijn gericht op:
  • verbetering van de werking van de wet in de praktijk;
  • verbetering van de aansluiting van de wet bij de Habitatrichtlijn.
Conclusie
Het plangebied is niet gelegen in de nabijheid van een Natura 2000 gebied, vogelrichtlijngebied of habitatrichtlijngebied. Hieruit volgt dan ook geen nadere onderzoeksverplichting.
 

4.7.2 Flora en Faunawet (2002)

Sinds 1 april 2002 regelt de Flora- en faunawet de bescherming van de in het wild voorkomende inheemse planten en dieren. De wet biedt het juridisch kader voor de bescherming van dier- en plantensoorten in Nederland en bevat onder andere de implementatie van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijnen. De wet richt zich vooral op het in stand houden van populaties die bescherming behoeven. In de wet zijn algemene en specifieke verboden vastgelegd ten aanzien van beschermde dier- en plantensoorten. Naast een aantal in de wet (en daarop gebaseerde besluiten) vermelde specifieke mogelijkheden om ontheffing te verlenen van in de wet genoemde verboden, geeft de wet een algemene ontheffingsbevoegdheid aan de minister van LBV (artikel 75, lid 3).
 
Om te kijken of er natuurwaarden in het plangebied aanwezig zijn is een onderzoek uitgevoerd, zie bijlage 1.
 
Uit dit onderzoek volgen de volgende conclusies:
  • In het plangebied komen 5 strikt beschermde vleermuizen voor. Van geen van de vleermuizen zijn in het gebied verblijfplaatsen aanwezig. Wel vormt het plangebied door zijn beschutte ligging een geschikte jachtlocatie. Omdat er geen vaste verblijfplaatsen worden verstoord of vernietigd hoeft voor vleermuizen geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd.
  • In het plangebied komt de eekhoorn voor, een strikter beschermde soort. De verblijfplaatsen van de eekhoorn bevinden zich in de aangrenzende bospercelen; in het plangebied zijn geen verblijfplaatsen aanwezig. Omdat er geen vaste verblijfplaatsen worden verstoord of vernietigd behoeft voor de eekhoorn geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet te worden aangevraagd.
  • Voor vogels zal geen ontheffing van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet behoeven te worden aangevraagd, omdat er geen nesten met eieren of jongen vernield zullen worden. Wel is het wenselijk werkzaamheden die sterk ingrijpen op het terrein (bouwrijp maken gronden) uit te voeren buiten het broedseizoen om verstoring van nesten van vogels die langs de randen van het plangebied broeden, te voorkomen.
  • In het plangebied en directe omgeving komen geen nesten voor van vogels waarvan de nesten jaarrond beschermd zijn.
  • Voor de strikt beschermde hazelworm geldt dat als de nieuwbouw min of meer centraal op het kavel wordt gerealiseerd, de kans op verstoring of vernietiging van verblijfplaatsen (zonplekken) dan wel het doden of verwonden van individuen van deze soort nihil is. In dat geval zal de nieuwbouw niet leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet.
Conclusie
Voor onderhavig plan is een onderzoek gedaan naar de natuurwaarden in het plangebied. Uit dit onderzoek volgt dat de realisatie van de nieuwbouw voor de aanwezige strikter beschermde soorten naar verwachting niet zal leiden tot overtreding van de verbodsbepalingen van de Flora- en Faunawet.
Hierbij wordt er wel van uitgegaan dat wordt voldaan aan twee randvoorwaarden, namelijk dat werkzaamheden die sterk ingrijpen op het terrein worden uitgevoerd buiten het broedseizoen van vogels en dat het afhankelijk van de precieze bouwlocatie nodig kan zijn eventueel aanwezige hazelwormen weg te vangen en te verplaatsen. Omdat aan deze randvoorwaarden wordt voldaan, zullen de verbodsbepalingen niet worden overtreden en behoeft voor geen van de strikt beschermde soorten een ontheffing te worden aangevraagd.