De werken, geen bouwwerk zijnde, en werkzaamheden als bedoeld in
artikel 9 lid 1.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien door de werken, geen bouwwerk zijnde, of de werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, de drinkwatervoorziening daardoor blijkens een rapport van de grondwater- en leidingbeheerder, alsmede het waterschap, niet onevenredig wordt of kan worden aangetast, dan wel de mogelijkheden daartoe niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind.