Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Woestduinlaan 85 en naast 85 te Doorn
Status: vastgesteld
Plan identificatie: NL.IMRO.1581.bpDOOwoestduinln85-va01

Artikel 4 Wonen – 1 Vrijstaand extensief

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ‘Wonen – 1 Vrijstaand extensief’ aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis.
met daarbij behorende:
  1. tuinen en erven, (ontsluitings)wegen, paden, parkeervoorzieningen en waterhuishoudingsvoorzieningen.

4.2 Bouwregels

4.2.1 Bouwen algemeen

Het bouwperceel mag voor niet meer dan 50 % worden bebouwd.

4.2.2 Bouwen van hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:
  1. mogen uitsluitend in de vorm van vrijstaande woningen worden gebouwd;
  2. mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  3. het aantal mag per bouwvlak niet meer dan 1 bedragen;
  4. de goot- en bouwhoogte mogen maximaal de ter plaatse van de aanduiding ‘maximale goot- en bouwhoogte (m)’ aangegeven goot- en bouwhoogte bedragen;
  5. de breedte van het hoofdgebouw mag maximaal de helft van de breedte van het perceel bedragen;
  6. in aanvulling op artikel 4 lid 2.2 sub e, geldt dat de breedte van het hoofdgebouw tot 3 m achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel, maximaal 15 m dient te bedragen;
  7. hoofdgebouwen dienen te worden afgedekt met een kap waarbij de dakhelling van deze kap minimaal 35° en maximaal 65°dient te bedragen.
  8. de afstand tot vrijstaande bijgebouwen en/of vrijstaande overkappingen dient minimaal 1m te bedragen.

4.2.3 Bouwen van aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen

Voor het bouwen van aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen gelden de volgende regels:
  1. dienen binnen het bouwvlak te worden gebouwd;
  2. dienen minimaal 3 m achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;
  3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens bedraagt minimaal 5 m tenzij de bestaande afstand ten tijde van het in-ontwerp-ter-inzageleggen van het bestemmingsplan geringer is, in welk geval deze bestaande afstand als minimum geldt;
  4. indien aan (het denkbeeldig verlengde van) de zijgevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd mag maximaal 3 m worden aan- of uitgebouwd gemeten vanuit (het verlengde van) deze gevel;
  5. de afstand tot vrijstaande bijgebouwen en/of vrijstaande overkappingen moet minimaal 1m bedragen;
  6. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m.
    

4.2.4 Bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen gelden de volgende regels:
  1. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  2. dienen achter (het denkbeeldig verlengde van) de basis achtergevel van het hoofdgebouw te worden gebouwd;  
  3. mogen tot in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd;
  4. de afstand tot een gebouw of overkapping moet minimaal 1 m bedragen;
  5. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt respectievelijk maximaal 3 m en 4,25 m;
  6. dakkapellen zijn op vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan;
  7. de gezamenlijke oppervlakte aan vrijstaande bijgebouwen en eventuele vrijstaande overkappingen buiten het bouwvlak mag maximaal 15% van het bouwperceel bedragen met een maximum van:
    1. 50 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 1000 m2;
    2. 60 m2 voor percelen met een oppervlakte tussen 1000 m2 en 1500 m2;
    3. 70 m2 voor percelen met een oppervlakte tussen 1500 m2 en 2000 m2;
    4. 80 m2 voor percelen met een oppervlakte tussen 2000 m2 en 2500 m2;
    5. 90 m2 voor percelen met een oppervlakte groter dan 2500 m2.

4.2.5 Bouwen van onoverdekte zwembaden

Voor het bouwen van onoverdekte zwembaden gelden de volgende regels:
  1. zijn uitsluitend toegestaan op minimaal 3 m achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw;
  2. de hoogte mag maximaal 0,5 m bedragen;
  3. de afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens moet minimaal 5 m bedragen;
  4. de oppervlakte mag maximaal 50% bedragen van het gedeelte van het bouwperceel dat op minimaal 3 m achter (het denkbeeldige verlengde van de) voorgevel van het hoofdgebouw is gelegen, met een maximum van 50 m2.

4.2.6 Bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:
 
 Bouwwerken, geen gebouw zijnde Maximale bouwhoogte
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw 1 m
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw2 m 
vlaggenmast 6 m 
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde (niet zijnde overkappingen) 3 m 
  
  

4.3 Afwijking van de bouwregels

4.3.1 Bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde (niet zijnde overkappingen)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in:
  1. artikel 4 lid 2.3 sub a  voor het bouwen van aan- of uitbouw of aangebouwd bijgebouw die dieper is dan 3 m tot een maximum van 6 m indien dit aansluit bij de architectuur van de woning en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het straatbeeld;
  2. artikel 4 lid 2.3 sub f  voor een hogere bouwhoogte tot een maximum van 5,5 m mits de dakhelling maximaal 65º bedraagt en deze vormgeving aansluit bij de architectuur van de woning en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het straatbeeld;
  3. artikel 4 lid 2.2 sub g voor het afdekken van het hoofdgebouw met een plat dak mits deze vormgeving aansluit bij de architectuur van de woning en dit niet leidt tot een onevenredige aantasting van het straatbeeld.

4.4 Specifieke gebruiksregels

4.4.1 Uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:
  1. niet meer dan 1/3 deel van het totale oppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan,- uit- en bijgebouwen, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 50 m2;
  2. alleen activiteiten worden uitgevoerd waarvoor geen vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer noodzakelijk is en die genoemd worden in categorie 1 (niet zijnde risicovolle bedrijven) uit de bij deze regels behorende bijlage A ‘Staat van Bedrijfsactiviteiten van de bedrijvenlijst, of die activiteiten die in zijn geheel niet meldingsplichtig zijn;
  3. geen horeca- en/of detailhandels activiteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
  4. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  5. geen personeel werkzaam is, met uitzondering van huis- en tandartspraktijken en vergelijkbare medische beroepen, waarbij maximaal één persoon parttime dan wel fulltime in dienst mag zijn, ter assistentie of ondersteuning;
  6. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  7. De woning in overwegende mate de woonfunctie behoudt (minimaal 70 % van de vloeroppervlakte van de woning en dat een ruimtelijke uitwerking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  8. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

4.5 Afwijking van de gebruiksregels

4.5.1 Bijzondere woonvormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde artikel 8 voor het toestaan van bijzondere woonvormen, mits:
  1. het hoofdgebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
  2. de functie een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  3. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  4. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad.