Plan: | Gemeentekantoor en Cultuurhuis |
---|---|
Status: | onherroepelijk |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.bpDOOgemeentekantr-oh01 |
Op achtereenvolgens 17 mei 2005 en 17 januari 2006 hebben de Tweede en Eerste Kamer der Staten-Generaal ingestemd met de Nota Ruimte "Ruimte voor ontwikkeling". De Nota Ruimte bevat de visie van het kabinet op de ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en de belangrijkste bijbehorende doelstellingen voor de komende decennia. Het kabinet gaat daarbij uit van een dynamisch, op ontwikkeling gericht ruimtelijk beleid en een heldere verdeling van verantwoordelijkheden tussen rijk en decentrale overheden. Hiermee keert het beleid terug naar de eigenlijke uitgangspunten van het ruimtelijk rijksbeleid en verschuift het accent van 'ordening' naar 'ontwikkeling'.
De Nota gaat uit van krachtige steden en een vitaal platteland. Krachtige steden zijn steden die veilig zijn, en die in alle opzichten voldoen aan de - steeds hogere - eisen die bewoners, bedrijven, instellingen, bezoekers en recreanten aan een stad stellen.
In de Nota Ruimte wordt het nationaal ruimtelijk beleid vastgelegd tot 2020, waarbij de periode 2020-2030 geldt als doorkijk naar de lange termijn.
De Nota Ruimte is een integrale nota en brengt zo veel mogelijk rijksbeleid voor ruimtelijke onderwerpen in één nota en vervangt hiermee diverse Planologische Kernbeslissingen en ruimtelijk relevante rijksnota's. De hierin vervatte ruimtelijke strategie wordt wat betreft verkeer en vervoer uitgewerkt in de separate PKB Nota Mobiliteit. De economische, ecologische en sociaal-culturele aspecten worden nader uitgewerkt in respectievelijk de Gebiedsgerichte Economische Perspectieven en het Actieplan Bedrijventerreinen, de Agenda Vitaal Platteland en het daarbij behorende Meerjarenprogramma Groene Ruimte en het actieprogramma voor ruimte en cultuur.
In de nota ruimte zijn de nationale landschappen aangewezen. De status 'Nationaal Landschap' houdt in dat het rijk en andere overheden extra aandacht geven aan deze gebieden en dat er extra financiële middelen voor worden vrijgemaakt. Met dat geld moeten de zogenoemde kernkwaliteiten van de gebieden behouden en versterkt worden. Omdat elk gebied zijn eigen kernkwaliteiten heeft, blijven de regionale verschillen die zo kenmerkend zijn voor Nederland, bestaan. Het Rivierengebied is één van de nationale landschappen.
In de Nota Ruimte wordt meer verantwoordelijkheid gegeven aan de decentrale overheden. Voor geheel Nederland is een basiskwaliteit geformuleerd waaraan voldaan moet worden. Een verdere verfijning wordt overgelaten aan de decentrale bestuurslagen. De gebieden en netwerken die het kabinet van nationaal belang acht zijn bestemd als Ruimtelijke Hoofdstructuur. In deze gebieden wil het Rijk een nadrukkelijke rol vervullen. Een en ander betekent dat de provincies en gemeenten in onderling overleg kunnen bepalen waar ontwikkelingen plaats kunnen vinden.
In de Nota Ruimte is de SER-ladder omschreven als een hulpmiddel bij besluitvorming. Een rode draad als het ware in het proces van ruimtelijke ordening. Kort omschreven houdt het in dat bij een vraag naar ruimte eerst gekeken wordt of bestaande ruimte benut kan worden, daarna of er door intensivering van de bouw voldaan kan worden aan ruimtevraag, en als ook dat niet (geheel) lukt dat er dan uitbreiding plaats kan vinden.
Gevolgen voor visie en planopzet
Het gemeentekantoor wordt ontwikkeld binnen stedelijk gebied en met inachtneming van de waarden van de natuurlijke en landschappelijke omgeving. In beginsel wordt gebruik gemaakt van de oude locatie van het voormalige gemeenthuis van Doorn. De ontwikkeling van het gebied volgt dan ook de SER-ladder.
In 2001 verscheen de kabinetsnota 'Een wereld en een wil: werken aan duurzaamheid', beter bekend als het vierde Nationaal Milieubeleidsplan (NMP4). In dit beleidsplan licht het kabinet het te voeren milieubeleid toe. Het NMP4 wil een eind maken aan het afwentelen van milieulasten op de generaties na ons en op mensen in arme landen. Want met de huidige manier van produceren en consumeren schuiven we nog steeds onze milieulasten door naar anderen. Deze nota gaat uit van doelstellingen voor 2030 - 'gezond en veilig leven in een aantrekkelijke omgeving te midden van vitale natuur, zonder biodiversiteit aan te tasten of natuurlijke hulpbronnen uit te putten' - en beschrijft welke maatregelen nodig zijn om deze te bereiken. Het oplossen van zeven hardnekkige milieuproblemen (verlies biodiversiteit, klimaatverandering, overexploitatie natuurlijke hulpbronnen, bedreigingen voor gezondheid en externe veiligheid, aantasting leefomgeving en mogelijk onbeheersbare risico's) staat centraal.
Gevolgen voor visie en planopzet
De visie die in het voorliggende plan is vertaald, namelijk het herontwikkelen van de locatie is een voortzetting van de visie uit het NMP4. De ontwikkeling zal zo veel mogelijk rekening houden met moderne duurzaamheidsbeginselen.
Tot het Nationaal Landschap Rivierenland behoort ook de Kromme Rijn en de Langbroekerwetering. De kernkwaliteiten zijn:
Het rivierenlandschap heeft heel herkenbare oeverwallen die besloten zijn door de onregelmatige structuur van dorpen en beplantingen. Ze vormen een contrast met de open rationele verkaveling van de kommen. Langs de rivieren is het aaneengesloten karakter van uiterwaarden en buitendijkse nevenstromen van belang. Tussen de Rijn en de Utrechtse Heuvelrug ligt een opeenvolging van landschappen van laag naar hoog. Samenhangend met de gradiënt zijn verschillende grondsoorten aanwezig, elk met zijn eigen ontginningstype, variërend van flankesdorpen, cope-ontginningen en een reeks van buitenplaatsen. Een fijnmazig stelsel van boschages, laanbomen, struiken gekoppeld aan de waterlopen en wegen geeft dit gebied een karakteristiek halfopen groen karakter.
Gevolgen voor visie en planopzet
Binnen de begrenzing van het Nationaal Landschap, die de begrenzing van de rode contour volgt, vindt wel ontwikkeling plaats. Een gedeelte van het zuidelijke bouwblok van het nieuwe gemeentehuis overschrijdt de begrenzing van het Nationaal Landschap.
De term 'Ecologische Hoofd Structuur' (EHS) werd in 1990 geïntroduceerd in het Natuurbeleidsplan (NBP) van het ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit. De EHS is een netwerk van gebieden in Nederland waar de natuur (plant en dier) in feite voorrang heeft. Het netwerk helpt voorkomen dat planten en dieren in geïsoleerde gebieden uitsterven en dat de natuurgebieden hun waarde verliezen. De EHS kan worden gezien als de ruggengraat van de Nederlandse natuur.
De EHS moet in 2018 klaar zijn en bestaat uit:
In het Structuurschema Groene Ruimte van 1995 is deze EHS, bestaande uit kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en verbindingszones, ruimtelijk vastgelegd. In deze gebieden mogen in principe geen ruimtelijke ingrepen plaatsvinden. Vervolgens hebben de provincies in hun streekplannen meer concrete grenzen voor de EHS vastgelegd. De provincies bepalen zelf de contouren. De gemeenten wordt verzocht om de gebieden in het bestemmingsplan de juiste juridische bescherming te geven. De geplande bouwlocatie ligt, behoudens enkele parkeerplaatsen niet binnen deze EHS (groen in onderstaande afbeelding).
Afbeelding 4: EHS en Nationaal landschap Rivierenland in relatie tot het plangebied.
Gevolgen voor visie en planopzet
De begrenzing van de EHS wordt gerespecteerd en zal derhalve niet door bebouwing worden overschreden. Wel zal een deel van de verharding de begrenzing van de EHS marginaal overschrijden. Bij de uitwerking worden optimalisatiemaatregelen getroffen ten behoeve van de groene contour (zie paragraaf 4.6), zoals bijvoorbeeld het toepassen van halfverharding.
In december 2009 heeft het kabinet het Nationaal Waterplan vastgesteld. Dit plan geeft op hoofdlijnen aan welk beleid het Rijk in de periode 2009 - 2015 voert om te komen tot een duurzaam waterbeheer. Het Nationaal Waterplan richt zich op bescherming tegen overstromingen, voldoende en schoon water en diverse vormen van gebruik van water. Ook worden de maatregelen genoemd die hiervoor worden genomen.
Het Nationaal Waterplan is de opvolger van de Vierde Nota Waterhuishouding uit 1998 en vervangt alle voorgaande nota's waterhuishouding. Het Nationaal Waterplan is opgesteld op basis van de Waterwet die met ingang van 22 december 2009 van kracht is. Op basis van de Wet ruimtelijke ordening heeft het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten de status van structuurvisie. Het Nationaal Waterplan pleit daarom voor meer samenhang tussen het beleid voor water, ruimtelijke ordening en milieu, gericht op de verschillende belangen zoals veiligheid, landbouw, natuur, drinkwatervoorziening, transport, recreatie en visserij, daarbij ruimte scheppend voor gebiedsgericht maatwerk.
Gevolgen voor visie en planopzet
De nota werkt door in het provinciale waterbeleid en het beleid van het waterschap Stichtse Rijnlanden. De totale gebiedsontwikkeling, inclusief het bouwplan, dient te voldoen aan de eisen van het waterschap.
In 1999 is de Nota Belvedère verschenen. Doel van de nota is de cultuurhistorische identiteit meer richtinggevend te laten zijn voor de inrichting van de ruimte. Deze doelstelling wordt in de nota geconcretiseerd in een breed scala van te ondernemen acties op rijks-, regionaal- en lokaal niveau. In het kader van de nota is een landsdekkend overzicht gemaakt van de cultuurhistorisch meest waardevol geachte steden en gebieden: de Cultuurhistorische Waardenkaart van Nederland (ook wel Bevedèrekaart genoemd). Het plangebied behoort tot het in de nota aangewezen gebied Kromme-Rijngebied en Heuvelrug. De zuidzijde van de Heuvelrug wordt gekenmerkt door de 19e-eeuwse Lustwarande met vele landgoederen in landschappelijke stijl.
Gevolgen voor visie en planopzet
Met name de Stichtse Lustwarande heeft geresulteerd in een gelijknamig project, dat vervolgens doorwerking heeft gevonden in een beeldkwaliteitsplan en de gemeentelijke welstandsnota. Het bouwplan zal hieraan worden getoetst.