direct naar inhoud van Artikel 5 Wonen - 4 Rijwoningen
Plan: De Beaufortweg 46 te Doorn
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.bpDOObeaufortweg46-va01

Artikel 5 Wonen - 4 Rijwoningen

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor "Wonen - 4 Rijwoningen" aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. wonen, al dan niet in combinatie met de uitoefening van een beroep- en of bedrijf aan huis;

met daarbij behorend:

  • b. tuinen en erven, (ontsluitings)wegen, paden, infiltratievoorzieningen en parkeren op eigen terrein.

5.2 Bouwregels
5.2.1 Algemeen

Het achtererfgebied mag voor niet meer dan 50% worden bebouwd;

5.2.2 Hoofdgebouwen

Voor het bouwen van hoofdgebouwen gelden de volgende regels:

  • a. mogen uitsluitend in de vorm van aaneengebouwde woningen worden gebouwd;
  • b. mogen uitsluitend binnen het bouwvlak worden gebouwd;
  • c. het aantal woningen mag per bouwvlak niet meer bedragen dan ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal wooneenheden' is aangegeven;
  • d. de bouwhoogte mag ter plaatse van de aanduiding 'maximale bouwhoogte (m)' maximaal de aangegeven bouwhoogte bedragen;
  • e. mogen uitsluitend in de vorm van aan- of uitbouwen worden vergroot;
  • f. de afstand tot vrijstaande bijgebouwen en/of vrijstaande overkappingen dient minimaal 1m te bedragen;
  • g. ingeval van sloop van het bestaande hoofdgebouw en vervanging daarvan door een nieuw hoofdgebouw dient de voorgevel van het nieuwe hoofdgebouw in de voorgevelrooilijn van het bestaande hoofdgebouw te worden gesitueerd;
  • h. ingeval van sloop van het bestaande hoofdgebouw en vervanging daarvan door een nieuw hoofdgebouw mag de diepte van het nieuwe hoofdgebouw, gemeten vanaf de voorgevel, niet meer bedragen dan de diepte van het bestaande hoofdgebouw;
  • i. op een hoekperceel geldt in geval van sloop van het bestaande hoofdgebouw en vervanging daarvan door een nieuw hoofdgebouw dat de voorgevel van het nieuwe hoofdgebouw aan dezelfde zijde van het bouwvlak dient te worden gesitueerd als waar de voorgevel van het bestaande hoofdgebouw is gesitueerd.

5.2.3 Bouwen van aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen

Voor het bouwen van aan- uitbouwen, aangebouwde bijgebouwen en aangebouwde overkappingen gelden, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.1, de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. de bouwhoogte bedraagt maximaal 3 m, dan wel de hoogte van de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw + 0,25 m, met dien verstande dat aan- en uitbouwen die gebouwd worden aan de zijgevel van het oorspronkelijke hoofdgebouw mogen worden afgedekt met een kap waarvan de bouwhoogte maximaal 5,5 m bedraagt en de dakhelling maximaal de dakhelling van het hoofdgebouw bedraagt;
  • c. de afstand tot vrijstaande bijgebouwen en/of vrijstaande overkappingen op hetzelfde bouwperceel moet minimaal 1 m bedragen;
  • d. mogen tot in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd;
  • e. indien buiten het bouwvlak wordt gebouwd dient:
    • 1. indien aan de achtergevel van het hoofdgebouw wordt gebouwd, mag tot een maximum van 3 m worden uitgebouwd gemeten vanaf (het denkbeeldig verlengde van) de achterste bouwgrens ter plaatse;
    • 2. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- uitbouwen, aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen en eventuele aangebouwde of vrijstaande overkappingen mag (buiten het bouwvlak) maximaal bedragen:
      • 50 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 500 m2;
  • f. in afwijking van lid e mogen erkers, toegangsportalen, luifels, balkons, trappen en bordessen vòòr de voorgevel van het hoofdgebouw en op zijgevels, welke zicht hebben op of gelegen zijn aan de zijde van een openbare weg of openbaar groen worden gebouwd, mits:
    • 1. de bouwgrens met ten hoogste 1,5 m wordt overschreden;
    • 2. de afstand vanaf de bouwperceelgrens tot aan de te bouwen erker minimaal 2,5 m is;
    • 3. de bouwhoogte maximaal 3 m, dan wel 0,25 m boven de eerste bouwlaag van het hoofdgebouw bedraagt;
    • 4. de breedte maximaal 2/3 van de breedte bedraagt van de gevel van het hoofdgebouw waaraan uitgebouwd wordt.

5.2.4 Bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen

Voor het bouwen van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen gelden, met inachtneming van het bepaalde in 5.2.1, de volgende regels:

  • a. mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. mogen tot in de zijdelingse bouwperceelgrens worden gebouwd;
  • c. de goot- en bouwhoogte van vrijstaande bijgebouwen en vrijstaande overkappingen bedraagt respectievelijk maximaal 3 m en 4,5 m;
  • d. dakkapellen zijn op vrijstaande bijgebouwen niet toegestaan;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte aan aan- uitbouwen, aangebouwde of vrijstaande bijgebouwen en eventuele aangebouwde of vrijstaande overkappingen mag buiten het bouwvlak maximaal bedragen:
    • 1. 50 m2 voor percelen met een oppervlakte tot 500 m2.

5.2.5 Bouwen van onoverdekte zwembaden

Onoverdekte zwembaden zijn niet toegestaan.

5.2.6 Bouwen van bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van bouwwerken, geen gebouw zijnde (niet zijnde overkappingen) geldt dat de bouwhoogte niet meer mag bedragen dan hieronder is aangegeven:

Bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde overkappingen)   Maximale bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst voor (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   1 m  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het denkbeeldige verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw   2 m  
vlaggenmasten   6 m  
overige bouwwerken, geen gebouwen zijnde (niet zijnde overkappingen)   3 m  

5.3 Afwijken van de bouwregels
5.3.1 Bouwen van bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 5.2.2, lid e voor het toestaan van een vergroting van het hoofdgebouw in de vorm van een meerlaagse uitbreiding aan de achterzijde van het hoofdgebouw met maximaal dezelfde goot- en bouwhoogte van het hoofdgebouw, mits:

  • a. de diepte ten opzichte van de oorspronkelijke achtergevel niet meer bedraagt dan 2 m.

5.4 Specifieke gebruiksregels
5.4.1 Uitoefening van een beroep en/of bedrijf aan huis

Het uitoefenen van een beroep of bedrijf aan huis is in overeenstemming met de woonfunctie, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 30% van het totale oppervlak van het hoofdgebouw, inclusief aan,- uit- en bijgebouwen, voor de uitoefening van het beroep of bedrijf wordt gebruikt, met een maximum van 50 m2;
  • b. alleen activiteiten worden uitgevoerd waarvoor geen vergunning ingevolge de Wet Milieubeheer noodzakelijk is en die genoemd worden in categorie 1 (niet zijnde risicovolle bedrijven) uit de bij deze regels behorende bijlage 1 'Staat van Bedrijfsactiviteiten van de bedrijvenlijst, of die activiteiten die in zijn geheel niet meldingsplichtig zijn;
  • c. geen horeca- en/of detailhandels activiteiten worden uitgeoefend, uitgezonderd beperkte verkoop die ondergeschikt is aan de uitoefening van het betrokken beroep of bedrijf aan huis;
  • d. de beroeps- en bedrijfsactiviteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. geen personeel werkzaam is, met uitzondering van huis- en tandartspraktijken en vergelijkbare medische beroepen, waarbij maximaal één persoon fulltime of parttime in dienst mag zijn, ter assistentie of ondersteuning;
  • f. het gebruik geen invloed heeft op de normale afwikkeling van het verkeer en geen onevenredige parkeerdruk veroorzaakt;
  • g. buitenopslag ten behoeve van de activiteit niet is toegestaan.

5.4.2 Parkeerplaatsen

Ter plaatse van de aanduiding "aantal parkeerplaatsen" dient het aangegeven aantal parkeerplaatsen te worden gerealiseerd en in stand gehouden.

5.5 Afwijken van de gebruiksregels
5.5.1 Bijzondere woonvormen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde 9.1 voor het toestaan van bijzondere woonvormen, mits:

  • a. het hoofdgebouw in overwegende mate de woonfunctie behoudt;
  • b. de functie een ruimtelijke werking of uitstraling heeft die met de woonfunctie in overeenstemming is;
  • c. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad.