direct naar inhoud van Toelichting
Plan: Paraplubestemmingsplan Stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening
Status: vastgesteld
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.UHRstedenbouwbp-VA01

Toelichting

Hoofdstuk 1 Inleiding

1.1 Aanleiding en context

Met de stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening beschikt de gemeente over de mogelijkheid om bij ruimtelijke ontwikkelingen - ten behoeve van voldoende parkeergelegenheid voor het parkeren of stallen van auto's - te toetsen aan de parkeernormen uit het 'Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan' (GVVP). Tevens is in de bouwverordening de maximaal toegestane bouwhoogte voor bouwwerken opgenomen die gelden op het moment dat een vigerend ruimtelijk plan hierin niet voorziet.

De stedenbouwkundige bepalingen uit de Bouwverordening zijn echter sinds 29 november 2014 vervallen. Dit houdt in dat de dynamische parkeerregeling en de maximale toegestane bouwhoogte bepaling uit de bouwverordening overgeheveld dienen te worden naar ruimtelijke plannen: bestemmingsplannen, beheersverordeningen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen. Er geldt een overgangstermijn voor bestaande ruimtelijke plannen tot 1 juli 2018. Vooruitlopend op deze ontwikkeling in de wetgeving is in de meest recent opgestelde ruimtelijke plannen (vanaf 2015) al een regeling opgenomen over parkeren.

Inmiddels is ook het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) gewijzigd in die zin dat omwille van flexibiliteit het mogelijk is geworden om in een ruimtelijk plan te verwijzen naar beleidsregels (artikel 3.1.2, lid 2, onder a Bro). Daarmee is een wettelijke grondslag gecreëerd om wat betreft het parkeren in ruimtelijke plannen direct te verwijzen naar beleidsregels die parkeernormen bevatten. Hiermee is het mogelijk geworden om het parkeren in het ruimtelijk plan te regelen.

In een groot aantal ruimtelijke plannen van de gemeente Utrechtse Heuvelrug is een artikel opgenomen dat de aanvullende werking van enkele stedenbouwkundige bepalingen van de Bouwverordening regelt. Een voorbeeld hiervan is een parkeerbepaling. De parkeerbepaling is sinds 2015 opgenomen in nieuwe bestemmingsplannen. Gebleken is dat deze bepaling echter op een aantal punten verbetering behoeft, gelet op de actuele jurisprudentie hierover. Om uiterlijk op 1 juli 2018 een gemeente-dekkende regeling te hebben voor parkeren (en laden en lossen) is voorliggend paraplubestemmingsplan opgesteld. Tevens is hieraan de bepaling voor de maximaal toegestane bouwhoogte voor bouwwerken toegevoegd. Het paraplubestemmingsplan wijzigt alle ruimtelijke plannen in de gemeente voor dit onderdeel. Omdat de regeling overkoepelend geldt voor een groot aantal ruimtelijke plannen wordt het een paraplubestemmingsplan genoemd.

Dit bestemmingsplan regelt nadrukkelijk geen nieuwe ontwikkelingen dan wel beleid. Het betreft de overheveling van voornoemde tweetal stedenbouwkundige bepalingen uit de bouwverordening naar de vigerende ruimtelijke plannen in de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

1.2 Ligging en begrenzing van het plangebied

Het plangebied omvat de gehele gemeente Utrechtse Heuvelrug (figuur 1.1).

afbeelding "i_NL.IMRO.1581.UHRstedenbouwbp-VA01_0001.jpg"

Figuur 1.1 Ligging plangebied

1.3 Vigerende plannen

Het Paraplubestemmingsplan Stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening heeft betrekking op alle bestemmingsplannen, uitwerkingsplannen en wijzigingsplannen op het moment van de vaststelling van dit plan.

1.4 Leeswijzer

In hoofdstuk 2 wordt uitgelegd op welke wijze de juridische regeling in elkaar zit en ten slotte wordt in hoofdstuk 3 ingegaan op de uitvoerbaarheid van het plan.

Hoofdstuk 2 Wijze van bestemmen

2.1 Inleiding

Het juridische deel van dit paraplubestemmingsplan bestaat uit een verbeelding en de regels. Op de verbeelding is het plangebied weergegeven. Dit plangebied geeft de begrenzing aan van het gebied waarbinnen de regels van dit bestemmingplan gelden: in dit geval de hele gemeente Utrechtse Heuvelrug.

2.2 Uitleg van de regels

De regels in dit plan bestaan uit de volgende onderdelen:

Artikel 1 Begrippen

Begrippen die in de regels worden gebruikt en die uitleg behoeven, worden in dit artikel uitgelegd.

Artikel 2 Wijze van meten

De wijze van meten beschrijft hoe de genoemde maatvoeringen gemeten dienen te worden.

Artikel 3 Van toepassing verklaren

In artikel 2 is een regel opgenomen, waarin is vastgelegd dat de parkeerregeling zoals genoemd in artikel 5, en de maximum bouwhoogtebepaling zoals genoemd in artikel 6 op alle ruimtelijke plannen betrekking heeft op het grondgebied van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

Voor wat betreft de parkeerregeling kan het in de praktijk voorkomen dat parkeernormen specifiek zijn vastgelegd in een ruimtelijk plan, bijvoorbeeld door parkeernormen expliciet in de regels te vermelden. Ook kan het voorkomen dat binnen een specifiek gebied een minimum aantal parkeerplaatsen gerealiseerd moet worden en in stand moet worden gehouden. Deze kunnen afwijken van de parkeernormen uit het GVVP. Het is niet de bedoeling dat deze regeling deze specifieke regels buiten toepassing verklaart. Daarom is bepaald dat indien parkeernormen specifiek vastliggen in ruimtelijke plannen deze van kracht blijven. Hieronder wordt niet begrepen, het vastleggen van parkeernormen met behulp van een verwijzing naar een algemene beleidsregel. Met deze laatste bepaling wordt de oorspronkelijke algemene parkeerregeling die sinds 2015 in ruimtelijke plannen is opgenomen buiten toepassing verklaard en vervangen door de uitgebreidere algemene regeling van dit plan.

Voor wat betreft de maximum bouwhoogtebepaling geldt dat deze regeling alleen van toepassing is, voor zover volgens de regels van het onderliggende ruimtelijk plan gebouwd mag worden en op de verbeelding of in de regels van dat ruimtelijk plan geen maximum bouwhoogte is opgenomen. De regeling geldt dan in aanvulling op de regels van het betreffende onderliggende ruimtelijke plan. De overige regels uit het onderliggende ruimtelijke plan blijven ongewijzigd.

Artikel 4 Anti-dubbeltelregel

Deze regel volgt uit het Besluit ruimtelijke ordening en wordt opgenomen in alle bestemmingsplannen. Om te voorkomen dat grond dubbel wordt meegeteld, is hier geregeld dat grond die eenmaal bij een bouwplan is meegenomen, bij andere aanvragen buiten beschouwing moet blijven. De regeling is alleen van toepassing op het paraplubestemmingsplan.

Artikel 5 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte bij of in gebouwen

Dit artikel bestaat uit twee bepalingen:

5.1 Parkeergelegenheid

De nieuwe parkeerbepaling is opgenomen in het eerste lid van artikel 5 van dit bestemmingsplan. De bepaling verwijst voor de te hanteren parkeernormen naar het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP), vastgesteld door de raad op 2 februari 2010. Het parkeernormenbeleid is een dynamisch document en bijstelling van het beleid is met enige regelmaat noodzakelijk. Omdat het niet doelmatig is hiervoor telkens een nieuw bestemmingsplan op te stellen voorziet de regeling in een dynamische verwijzing naar de parkeernormen. Dit houdt in dat het GVVP van toepassing wordt verklaard en tevens rekening wordt gehouden met de opvolger van dit beleid.

In het GVVP staat het beleid ten aanzien van parkeren. Het betreft bijvoorbeeld hoe om te gaan met parkeren, hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, de manier waarop in deze parkeerplaatsen kan worden voorzien en welke eisen aan de verschillende parkeerplaatsen worden gesteld.

Een aanvraag omgevingsvergunning moet worden getoetst aan de parkeernormen wanneer er sprake is van vergunningplichtige nieuwbouw of vergroting en/of wanneer er sprake is van een functiewijziging . Bij een functiewijziging kan het daarbij ook gaan om een bestemming waarbinnen meerdere functies zijn toegestaan, bijvoorbeeld binnen een bestemming 'Centrum ' of 'Gemengd'. De regeling werkt aanvullend voor functiewijzingen binnen een dergelijke bestemming, indien een omgevingsvergunning is vereist en sprake is van een behoefte aan parkeergelegenheid. Bij het realiseren van voldoende parkeergelegenheid hoeven geen bestaande tekorten te worden opgelost. De te realiseren parkeergelegenheid moet voldoende zijn voor het bouwwerk en/of gewijzigde gebruik waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht.

De regeling bestaat uit de volgende onderdelen:

  • Bouwplannen  (nieuwbouw of vergroting) worden getoetst aan artikel 5.1.1;
  • Functiewijzigingen worden getoetst aan artikel 5.1.2;
  • Artikel 5.1.3 bevat een afwijkingsmogelijkheid.

Van de verplichting om voldoende parkeergelegenheid te realiseren op grond van de gemeentelijke parkeernormen zoals gesteld in het GVVP kan in bijzondere gevallen worden afgeweken. Ook in de gemeentelijke bouwverordening is een dergelijke bepaling opgenomen. Het is echter niet de bedoeling dat deze bevoegdheid lichtvaardig wordt toegepast. Daarom dient de aanvrager van een omgevingsvergunning in dergelijke gevallen door middel van een verkeersonderzoek aan te tonen dat - gelet op de bijzondere omstandigheden - geen afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

5.2 Laad- en losruimte

In het tweede lid is een regeling opgenomen voor het borgen van voldoende laad- en losruimte. Ook in de huidige bouwverordening is een dergelijke bepaling opgenomen. Net als bij de parkeerbepaling is een onderscheid gemaakt tussen bouwplannen en functiewijzigingen. Voor wat betreft functiewijzigingen bij bestemmingen waarbinnen meerdere functies zijn toegestaan werkt de regeling ook aanvullend zoals hierboven is beschreven.

Bij een aanvraag omgevingsvergunning waarbij een behoefte aan ruimte voor laden of lossen van goederen wordt verwacht dient te worden voorzien in deze ruimte. Dit kan aan of in het bouwwerk zijn, maar bijvoorbeeld ook op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk. De regeling geldt uitdrukkelijk niet voor bestaand gebruik en voor herbouw van gebouwen zonder functiewijziging.

Van de verplichting om te voorzien in voldoende laad- en losruimte kan worden afgeweken indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft. In dat geval dient de aanvrager van een omgevingsvergunning door middel van een verkeersonderzoek aan te tonen dat - gelet op de bijzondere omstandigheden - geen afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

Artikel 6 Maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken

Dit artikel is opgenomen indien in een ruimtelijk plan (bestemmingsplan, beheersverordening) een maximum toegestane bouwhoogte ontbreekt, waardoor onbeperkt in de hoogte gebouwd zou mogen worden. In de praktijk gaat dit om een beperkt aantal gevallen omdat in de huidige bestemmingsplannen meestal wel een maximum bouwhoogte is opgenomen.

Indien dit toch niet het geval is kan dit naast stedenbouwkundige bezwaren ook bezwaren ten aanzien van licht- en luchttoetreding voor de omgeving opleveren. In de huidige bouwverordening is daarom voorzien in een regeling hiervoor. Met het vervallen van de bouwverordening is het wenselijk deze bepalingen over te nemen in het paraplubestemmingsplan.

Voor bovengenoemde gevallen wordt met dit artikel een maximum bouwhoogte bepaald. Zoals ook aangegeven onder artikel 3 is de regeling van toepassing voor die gevallen waar het wel toegestaan is om te bouwen maar waar helemaal geen hoogtebeperkingen zijn opgenomen of indien bijvoorbeeld alleen een maximum goothoogte is aangegeven. De bepalingen gelden dan als aanvulling op het ruimtelijke plan. Dit is in de huidige situatie met de bouwverordening ook het geval.

De hoogte van bouwwerken wordt in dit artikel bepaald op basis van de afstand tussen twee tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg, vermeerderd met 1 meter. De hoogte mag echter nooit meer dan 15 m bedragen. Deze hoogte komt overeen met de hoogte uit de bouwverordening. Bij bouwwerken die op basis van overgangsrecht of een geldende vergunning een hogere bouwhoogte dan 15 meter hebben, en waar geen maximale bouwhoogte geldt op basis van het vigerende bestemmingsplan, wordt de bestaande hoogte als ten hoogste toelaatbaar aangehouden. Het artikel volgt hiermee in hoofdzaak de regeling uit de bouwverordening.

Artikel 7 Overgangsrecht

Hier is het wettelijk vastgestelde overgangsrecht geregeld. De regeling is alleen van toepassing op het paraplubestemmingsplan.

Artikel 8 Slotregel

In de slotregel wordt aangegeven op welke wijze de regels van het bestemmingsplan kunnen worden aangehaald.

Hoofdstuk 3 Uitvoerbaarheid

Dit bestemmingsplan doorloopt de in de Wet ruimtelijke ordening (Wro) vastgelegde bestemmingsplanprocedure. Tijdens deze procedure zijn er verschillende momenten waarop inwoners en andere belanghebbenden hun zienswijze op het plan kenbaar kunnen maken.

Omdat geen sprake is van een nieuw beleidsvoornemen, wordt het paraplubestemmingsplan direct als ontwerpbestemmingsplan zes weken ter inzage gelegd. In deze periode kan een ieder zijn zienswijze kenbaar maken. Indien noodzakelijk wordt het bestemmingsplan aangepast aan de zienswijzen. Vervolgens wordt het bestemmingsplan al dan niet gewijzigd vastgesteld. Na de vaststelling wordt het bestemmingsplan nogmaals zes weken ter inzage gelegd. Tijdens deze periode bestaat de mogelijkheid tot het indienen van beroep bij de Raad van State.