Plan: | Postweg 18 Doorn |
---|---|
Status: | vastgesteld |
Plantype: | bestemmingsplan |
IMRO-idn: | NL.IMRO.1581.DOOPostweg18-VA01 |
De aanleiding voor het opstellen van dit bestemmingsplan is de herbestemming van buitenplaats "Schoonoord, aan de Postweg 18 te Doorn in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. De locatie bestaat al sinds 1948 uit een conferentieoord. In 1996 is door de toenmalige gemeente Doorn een vergunning op basis van de Wet Milieubeheer verstrekt voor een uitgeverij/boekhandel en een vakantie- en conferentieoord. In het vigerende bestemmingsplan uit 2013 is het conferentieoord echter bestemd als 'Kantoor'. Deze bestemming komt niet overeen met het feitelijk gebruik. Op de locatie staat een conferentiegebouw met daarbij een administratiegebouw, een kapel en koetshuis. Binnen het conferentieoord worden bijeenkomsten, congressen, lezingen en vieringen georganiseerd, alsmede overnachtingsmogelijkhe-den ten dienste van het conferentieoord en het in ondergeschikte mate houden van feesten en partijen, tot een maximum van 10 keer per jaar. Om het bestemmingsplan weer in overeenstemming te brengen met het feitelijk gebruik en omdat de initiatiefnemer ook feesten en partijen, die niet omschreven waren in het voorgaande bestemmingsplan, maar wel al sinds 1948 plaatsvonden wil legaliseren is een nieuw bestemmingsplan voor de planlocatie opgesteld.
Het feitelijk gebruik van de buitenplaats als conferentieoord is niet in overeenstemming met de vigerende bestemming 'Kantoor'. Ook is voor de toegangsweg, de Schoonoordselaan, en een deel van de parkeervoorzieningen, die sinds jaar en dag op het perceel aanwezig en ten behoeve van het conferentieoord in gebruik zijn, de bestemming 'Natuur' opgenomen. Volgens de bestemmingsomschrijving zijn parkeervoorzieningen binnen de natuurbestemming niet toegestaan. Daarnaast is volgens de huidige bestemming geen bedrijfswoning toegestaan. Er is echter een vergunning verleend voor de oprichting van verschillende slaapvertrekken en een bedrijfswoning, zodat de beheerder te allen tijde op korte afstand beschikbaar is.
Het feitelijke gebruik is dus in strijd met het vigerende bestemmingsplan, al is momenteel op een groot deel van de activiteiten het overgangsrecht van toepassing. Door de initiatiefnemer is besloten een bestemmingsplanwijziging door te voeren zodat alle activiteiten positief bestemd worden.
Om de feitelijke situatie aan de Postweg 18 juridisch-planologisch van de juiste bestemming te voorzien, is een herziening van het vigerende bestemmingsplan noodzakelijk. Op 28 april 2020 heeft de gemeente besloten een positieve grondhouding in te nemen ten aanzien van de bestemmingswijziging. Daarbij moet aangetoond worden dat er sprake is van een goed woon- en leefklimaat voor omwonenden.
Het plangebied is gelegen aan de Postweg 18, in de kernrandzone van de kern Doorn in de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Doorn ligt ten zuiden van Amersfoort en ten oosten van Utrecht en is in noord-, oost- en westelijke richting omgeven door Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Het plangebied beslaat deels de percelen gemeente Doorn, sectie B, nummers 2911 en 2420.
Het plangebied heeft een oppervlakte van circa 13.200 m2. In oost- en zuidelijke richting wordt het plangebied volledig omsloten door natuur. In noordelijke richting grenst het plangebied aan de splitsing met de Postweg. Ten westen grenst het plangebied aan de woningen aan de straat Kombos in de kern van Doorn. Het plangebied kan bereikt worden door in zuidelijke richting via de Postweg en vervolgens de Schoonoordselaan het terrein op te rijden.
begrenzing plangebied
Voor het plangebied gelden de volgende bestemmingsplannen:
Binnen het bestemmingsplan 'Buitengebied Doorn 2011' heeft het conferentieoord de bestemming 'Kantoor'. De oprijlaan en een deel van de parkeerplaatsen vallen binnen de bestemming 'Natuur'. Daarnaast zijn de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3 hoog' en 'Waarde - Ecologie' van toepassing voor het gehele plangebied.
Vigerend bestemmingsplan (plangebied rood omlijnd)
Kantoor
Het conferentieoord heeft de bestemming "Kantoor". In de regels is binnen de bestemming "Kantoor" per adres onderscheid gemaakt in de nadere bestemming 'conferentiecentrum' of 'kantoor'. Voor de huidige locatie Postweg 18 geldt 'kantoor'. Binnen de huidige bestemmingsregeling zijn geen bedrijfswoningen toegestaan. De bestaande én maximale oppervlakte aan gebouwen bedraagt 1.257 m2. De maximale goothoogte is 6 meter en de maximale bouwhoogte is 8 meter. Daarnaast zijn de gronden met de bestemming 'Kantoor' bestemd voor de instandhouding van de aldaar voorkomende dan wel daaraan eigen natuurwaarden, en bij een en andere behorende voorzieningen, waaronder begrepen afschermende en andere groenvoorzieningen, parkeervoorzieningen en tuinen.
Natuur
De oprijlaan en een deel van de parkeerplaatsen op het terrein van het conferentieoord vallen binnen de bestemming 'Natuur'. De enkelbestemming 'Natuur' is bedoeld voor bosbouw; de instandhouding van bos, watergangen en natuurgebieden; extensieve openluchtrecreatie; natuurvoorlichting en -educatie; agrarisch medegebruik en voorzieningen ten behoeve van flora en fauna. Op deze gronden mogen in principe uitsluitend 'andere bouwwerken' worden gebouwd, zoals bijvoorbeeld erf- en perceelafscheidingen.
Dubbelbestemmingen
Voor het gehele plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 hoog'. Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 hoog' zijn mede bestemd voor bescherming van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.
Voor het grootste gedeelte van het plangebied geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie'. Gronden met de dubbelbestemming 'Waarde - Ecologie' zijn mede bestemd voor landschaps- en natuurwaarden en instandhouding daarvan, zodanig dat voor flora en fauna verbindingen kunnen ontstaan tussen natuur- en natuurontwikkelingsgebieden.
Gebiedsaanduiding
De gebiedsaanduiding 'reconstructiewetzone - extensiveringsgebied' heeft betrekking op de mogelijkheden van agrarische bedrijven en is in het kader van dit bestemmingsplan niet relevant.
Paraplubestemmingsplan Stedenbouwkundige bepalingen bouwverordening
Met dit paraplubestemmingsplan geeft de gemeente extra regels omtrent parkeergelegenheden en laad- en losruimtes bij of in gebouwen. De regels uit het paraplubestemmingsplan zijn overgenomen in de regels behorende bij dit bestemmingsplan.
In hoofdstuk 2 wordt een algemene beschrijving van het plan weergegeven. De huidige ruimtelijke en functionele structuur van het gebied en de eventuele verschillen tussen het geldende planologische regime en de toekomstige manier van bestemmen wordt beschreven.
Hoofdstuk 3 geeft vervolgens het algemene ruimtelijke beleidskader weer. Het overkoepelende beleid op alle bestuursniveaus en welke invloed dit beleid heeft op het plangebied wordt hier beschreven.
Het volgende hoofdstuk (4) geeft de specifieke wet- en regelgeving weer op de verschillende onderdelen. Te denken valt aan beeldkwaliteit, wonen, bedrijven, verkeer, water, etc. Hierin is alleen het voor het plan relevante beleid opgenomen. Het overige beleid wordt niet benoemd.
In hoofdstuk 5 is de juridische uitleg opgenomen van de bestemmingen die in de regels zijn verwoord.
Tenslotte geeft hoofdstuk 6 inzicht in de haalbaarheid van het plan. Hier wordt gekeken naar de maatschappelijke en economische uitvoerbaarheid en ook wordt het aspect handhaving besproken.
In dit hoofdstuk volgt een algemene beschrijving van het plan. Het bevat de volgende onderdelen:
De gemeente Utrechtse Heuvelrug ligt in de provincie Utrecht en bestaat uit de kernen Amerongen, Doorn, Driebergen-Rijsenburg, Leersum, Maarn, Maasbergen en Overberg en ligt ten zuiden van Amersfoort en ten oosten van Utrecht. In totaal heeft de gemeente circa 50.000 inwoners en een oppervlakte van circa 134 km2.
De gemeente bestaat voor een groot deel uit het Nationaal Park Utrechtse Heuvelrug. Dit nationale park loopt van Leusden tot Rhenen en omvat een veelheid aan landschapsvormen, waaronder de stuwwal, heidevelden, stuifzanden en uiterwaarden. Op de Veluwe na, is dit het grootste bosgebied van Nederland.
Het zuidelijke deel van de gemeente valt onder het rivierengebied. Het rivierengebied is een landschap met een langgerekte opbouw. Door de fysieke ondergrond en het menselijk gebruik daarvan zijn verschillende deelgebieden ontstaan, zoals Flank, Langbroek, Kromme Rijn, Nederrijn/Lek en Schalkwijk. Elk deelgebied heeft zich ontwikkeld rondom een centrale ruggengraat. De verschillen tussen de deelgebieden zijn goed te beleven door routes dwars op de ruggengraat en kenmerkende vergezichten. Doorn ligt op de grens van het rivierengebied.
Historie Doorn
Doorn ligt aan de zuidelijke rand van de Utrechtse Heuvelrug. 100.000 jaar geleden werd deze stuwwal gevormd tijdens het Riss-glaciaal. De Utrechtse Heuvelrug kent in zuidwestelijke richting een verschil in bodemsoort en hoogte, van hoge zanderige gronden (noord) naar lage klei- en veengronden (zuid). Deze verschillen zijn van grote invloed geweest op de vegetatie en de wijze van bewoning in deze streken. Er is hier ook een specifiek type nederzetting ontstaan: het flank-esdorp. Deze nederzettingen onderscheiden zich van andere, door de situering van het dorp met de hoofdrichting evenwijdig aan de stuwwal. Naast Doorn zijn ook de dorpen Amerongen en Leersum zo ontstaan. Zij liggen allen op de HUN-lijn (Haarlem-Utrecht-Nijmegen) die de grens aangeeft tot waar de gletsjers zijn gekomen.
De geschiedenis van Doorn gaat terug tot het jaar 890, toen de bisschop van Utrecht een versterkt huis stichtte ten behoeve van de voedselvoorziening voor de domstad. De centrale functie van het versterkte huis leidde tot de stichting van een parochiekerk, waaromheen een kleine kern zich kon ontwikkelen, het tegenwoordige Doorn.
Bij de kerk ontstond rond het plein geconcentreerde bebouwing (boerderijen). Vanuit het centrale plein waaierden paden uiteen waarover de schapenkuddes naar de heidevelden werden geleid. Deze paden, schaapsdriften, zijn nog steeds herkenbaar in de stedenbouwkundige structuur van Doorn.
Doorn is slechts langzaam gegroeid. Het accent lag op de ontginning van het Kromme Rijn gebied, waar de meeste bebouwing ontstond. Aan de noordzijde van het dorp lagen de uitgestrekte heidevelden, waar schapen graasden. Toen de wol- en graanprijzen daalden door import uit Amerika en Australië en door de introductie van kunstmest, aan het einde van de negentiende eeuw, werd het houden van schapen niet meer lonend. De heidevelden kregen een andere functie; er werden dennenbossen geplant ten behoeve van de productie van mijnhout. Rijke Utrechtse stadsfamilies lieten in Doorn een huis bouwen. Zo ontstonden buitenplaatsen waaromheen parkbossen werden geplant. Dankzij de stoomtramverbinding in 1883 werd Doorn ook bereikbaar voor dagjesmensen en kwam ook het forensisme opgang.
Het dorp begon in eerste instantie in noordelijke richting te groeien omdat zuidelijk van de Dorpsstraat de landgoederen lagen. Vanaf de tweede helft van de negentiende eeuw nam het inwonersaantal steeds sneller toe. Men bouwde langs de vroegere schapendriften (bijvoorbeeld Amersfoortseweg, Berkenweg, Drift en Woestduinlaan) en nieuwe woonstraten werden aangelegd om snellere verbindingen te maken.
De verdere uitbreiding in westelijke richting had tot gevolg, dat ook enkele monumentale lanen van Huis Doorn in de bebouwde kom werden opgenomen. Kasteel Huis Doorn was een buitenplaats op de Utrechtse Heuvelrug, het dankt zijn bekendheid aan de Duitse keizer Wilhelm II. De keizer woonde hier in ballingschap van 1920 tot aan zijn dood in 1941.
Door de steeds verdergaande groei van het dorp en de verbreding van de provinciale weg N225, verloor het oude centrum rond de kerk haar betekenis. Het functionele centrum van Doorn verplaatste zich van de kerk naar de Kampweg en de Acacialaan. Hier bevindt zich momenteel het winkelgebied van de gemeente, in combinatie met horeca en andere maatschappelijke voorzieningen. Door de recente herontwikkeling van het gebied rondom de kerk en het gemeentehuis heeft dit gebied weer een meer centrale plaats teruggekregen.
Na de Tweede Wereldoorlog is het dorp Doorn flink gegroeid en, vooral ten zuiden-oosten van de Dorpsstraat, is veel gebouwd. Andere veranderingen stonden vooral in het teken van mobiliteit, leefbaarheid en het verhogen van de kwaliteit van de verschillende wijken. De buitenplaats "Schoonoord", wat toen al een rijke geschiedenis bezat, is vanaf ca. 1948 in gebruik gekomen als conferentieoord.
historische kaart Doorn
Historie buitenplaats "Schoonoord"
Buitenplaats "Schoonoord" ligt aan de oostkant van de bebouwde kom van Doorn, op enige afstand van de Leersumsestraatweg. Een lange oprijlaan die de Postweg kruist, verbindt het huis met de straatweg. Het witgepleisterde landhuis staat met de middenpartij net niet in de as van de laan. Aan weerszijden van de laan is een landschappelijke aanleg herkenbaar met een afwisseling van bos en open weidepercelen.
Schoonoord was van origine een hofstede. De eerste schriftelijke vermelding dateert van 1348. Voormalig eigenaar Jan van Muyden, een vermogend man en bewindvoerder van de VOC, liet het oude Schoonoord, dat terugging op een middeleeuwse hofstede, afbreken en in 1732 een nieuw blokvormig huis bouwen. Hij breidde vervolgens de buitenplaats uit en legde een park aan. Een volgende eigenaar, Hendrik Swellengrebel jr., liet in 1780 de boerderij Vredenhoeve (Postweg 3) bouwen. Waarschijnlijk begon hij ook de dan nog formele tuin te voorzien van een landschappelijk karakter. Na 1861 werd het landgoed door de vererving van grote stukken grond sterk vergroot. In dezelfde periode werd het oude huis Schoonoord vervangen door het huidige landhuis. Kort daarna werd het landgoed echter weer verkleind. In 1875 kwam Schoonoord met slechts 19 ha grond in bezit van een groep ondernemers, waarschijnlijk met de bedoeling de buitenplaats te verfraaien en door te verkopen. Jan Copijn, één van die ondernemers, heeft vervolgens de tuinaanleg gemoderniseerd. Na de Tweede Wereldoorlog werd een groot deel van de gronden verkaveld en bouwrijp gemaakt. Het huis en een klein deel van het park bleef bestaan. Sinds 1947/1948 doet het huis dienst als conferentieoord. In 1996 is door de toenmalige gemeente Doorn een vergunning op basis van de Wet Milieubeheer verstrekt voor een uitgeverij/boekhandel en een vakantie- en conferentieoord.
Sinds 1978 is het conferentiegebouw geclassificeerd als Rijksmonument. In onderstaande afbeelding is de bebouwing van het conferentieoord te zien.
luchtfoto buitenplaats Schoonoord
Bebouwing
Het conferentieoord ligt in de kernrandzone van de Doorn. De bebouwing van de buitenplaats Schoonoord bestaat uit het conferentiegebouw, de kapel, het administratiegebouw en het koetshuis en zijn gebouwd in respectievelijk de jaren 1860, 1991, 1989 en rond 1973. In totaal is 1.257 m2 van het plangebied (ca. 13.200 m2) bebouwd. In afbeelding 4 is de exacte locatie van de gebouwen te zien. De gebouwen worden voor de volgende doeleinden gebruikt:
Het kantoor is van maandag tot en met vrijdag van 8:00 - 17:00u in gebruik als kantoorruimte ten behoeve van de stichtingen "Het Zoeklicht" en "Centrum voor Bijbelonderzoek". Het Zoeklicht en Centrum voor Bijbelonderzoek hebben een eigen uitgeverij. De meeste bestellingen worden online gedaan, enkele boeken worden ter plaatse verkocht.
Het conferentiegebouw is het hoofdgebouw van het conferentieoord. Het pand beschikt over 28 slaapvertrekken, waarbij ca. 50 personen gebruik kunnen maken van de mogelijkheid om te overnachten. Het gebouw beschikt verder over een plenaire ruimte, ook beschikt het gebouw over een centrale zaal waar zowel kan worden geluncht als kan worden gedineerd.
Aan de buitenzijde van het pand bevindt zich het terras dat bij goed weer gebruikt wordt door de deelnemers. Met de omwonenden zijn met betrekking tot het gebruik van het terras afspraken gemaakt (1996, vernieuwd 2019), waarbij is afgesproken dat het terras na 23:00u gesloten is. Het gebruik van het conferentiegebouw is enkel voor besloten groepen die zich vooraf hebben aangemeld. Er is permanent toezicht aanwezig doordat de beheerder op minder dan 100 meter, in het 'Koetshuis' zijn bedrijfswoning heeft. Per jaar worden maximaal 10 huwelijksjubilea gevierd, variërend van bruiloften tot 50 jarige huwelijken. Op de locatie worden enkel laag alcoholische dranken (bier/wijn en advocaat) geschonken en genuttigd.
Iedere zondag vinden in de kapel de wekelijkse erediensten plaats. In de kapel kunnen maximaal 250 personen aanwezig zijn. De kapel beschikt over een plenaire ruimte waar door de weeks dagcursussen/opleidingen en workshops gegeven worden. Er wordt enkel koffie en thee geschonken en genuttigd, er wordt geen lunch geserveerd.
De bedrijfswoning van de beheerder bevindt zich in de rechtervleugel van het Koetshuis. De linkervleugel beslaat 9 slaapvertrekken waar de deelnemers kunnen overnachten. Het Koetshuis beschikt over twee voordeuren zodat de slaapvertrekken en de bedrijfswoning ieder afzonderlijk toegankelijk zijn.
Groen en landschap
Het conferentieoord ligt direct ten oosten van de woningen aan de straat Kombos, in een bosrijk gebied. Het terrein van het conferentieoord is groen en ruim opgezet en bevat veel ronde vormen en open plekken rondom het hoofgebouw. Dit is het gevolg van een park dat in 1730 door een voormalige eigenaar is aangelegd. Volgende eigenaren voorzagen het park van een landschappelijk karakter en moderniseerden het. Het park bestaat vandaag de dag grotendeels uit een gazon, welke wordt afgebakend door kiezelpaden.
Aan de westzijde grenst de buitenplaats met het conferentieoord aan de bestaande woningen langs de straat Kombos in de bebouwde kom van Doorn. In afbeelding 6 zijn deze woningen op de achtergrond zichtbaar. Ten oosten van het conferentieoord, aan de Buurtweg, staan enkele vrijstaande woningen in het buitengebied van Doorn en liggen agrarische percelen afgewisseld met bosgebieden.
Verkeer en parkeren
De parkeerplaatsen van het conferentieoord bevinden zich voornamelijk ten noorden van de kapel en langs de oprijlaan/Schoonoordselaan. Dit is de toegangsweg van het conferentieoord. Vanaf de kruising met de Postweg en de Schoonoordselaan is het mogelijk in zuidelijke richting de Schoonoordselaan op te rijden. De toegangsweg is zo'n 150 meter lang en eindigt in een ronding, zodat gemakkelijk gekeerd kan worden.
Noordelijke deel van de Schoonoordselaan (toegangsweg), gezien vanaf het noorden in zuidelijke
richting
Toegangsweg naar het conferentiegebouw met bewegwijzering
Parkeermogelijkheden ten noorden van de kapel
Het administratiegebouw (links) en koetshuis (rechts)
Sinds 1948 wordt op het perceel Postweg 18 in Doorn een conferentiecentrum geëxploiteerd. Het huidige gebruik is vrijwel ongewijzigd aan de orde vanaf 1948. Er zijn ansichtkaarten uit de jaren '50 van de 20ste eeuw met de vermelding van de functie van het pand als jeugd- en conferentiecentrum met daarbij zichtbaar buitenactiviteiten en feesten. Uit het archief zijn door initiatiefnemers foto's overlegd die duidelijk weergeven dat al vele jaren lang ook feesten worden gegeven op de locatie. Ook uit de overlegde activiteitenplanning, opgenomen als bijlage bij de toelichting, is duidelijk geworden dat, verjaardagen, jubilea en huwelijksfeesten gegeven zijn voordat het bestemmingsplan "Buitengebied Doorn 2011" in 2013 is vastgesteld.
Bovendien blijkt uit het voorheen geldende bestemmingsplan Landelijk gebied, 3e herziening (15 februari 1982) dat de bestemming "Bijzondere doeleinden 2" was. Binnen deze bestemming waren "instellingen" toegestaan, gedefinieerd als "een vereniging, stichting of dergelijke van religieuze, sociale, culturele of medische aard, dan wel een vereniging, stichting of dergelijke op het gebied van het vormingswerk of van het onderwijs." Deze bestemming "Bijzondere doeleinden 2" is in ieder geval in de periode 1982 tot 2013 (31 jaar) van kracht geweest.
In 1996 is door de toenmalige gemeente Doorn een vergunning op basis van de Wet Milieubeheer vertrekt voor een uitgeverij/boekhandel en een vakantie- en conferentieoord.
In 2013 is het bestemmingsplan "Buitengebied Doorn 2011" door de gemeente vastgesteld. In dat bestemmingsplan is voor het plangebied de bestemming "Kantoor" opgenomen. Deze bestemming kwam en komt echter niet overeen met het toenmalige (en huidige) feitelijk gebruik als conferentiecentrum. Binnen het plangebied is nooit sprake geweest van een gebruik als uitsluitend een kantoor.
Het gebruik als conferentiecentrum door "De Betteld" is (vanaf 2014) ongewijzigd voortgezet. Voor de Wet ruimtelijke ordening is het niet van belang of ruimtelijke activiteiten worden ontplooid door een commerciële instelling of niet, het gaat om de beschrijving en impact van het ruimtelijk gebruik. Er is dan ook terecht sprake van legalisering c.q. positief bestemmen van de bestaande activiteiten.
De bestemmingswijziging voorziet in een passende bestemming van hetgeen tot vaststelling van het bestemmingsplan "Buitengebied Doorn 2011" in 2013 ook al gebeurde, met dien verstande dat het aantal bruiloften en partijen op een duidelijk en verifieerbaar aantal van 10 keer per jaar wordt gesteld, teneinde discussie daarover in de toekomst te vermijden. De afspraken die tussen de omwonenden en de initiatiefnemer zijn gemaakt, zijn in de planregels uitgewerkt.
Momenteel borgt het huidige bestemmingsplan op onvoldoende wijze het feitelijke gebruik van het conferentieoord. Zodoende is het voornemen het gebruik positief te bestemmen en de volgende planologische wijzigingen door te voeren.
Gemengd
Momenteel is met het feitelijke gebruik van het conferentieoord niet in overeenstemming met de vigerende bestemming 'Kantoor'. Door middel van dit bestemmingsplan wordt de bestemming van het conferentieoord gewijzigd naar 'Gemengd', zodat de huidige activiteiten van het conferentieoord op een juiste wijze juridisch planologisch geregeld zijn.
Daarnaast is de bestaande en vergunde bedrijfswoning in het koetshuis opgenomen in dit bestemmingsplan. Het gebruik van het administratiegebouw, het conferentiegebouw, de kapel, het koetshuis en de omgeving blijven verder onveranderd en zullen in principe op dezelfde manier doorgang vinden onder de nieuwe gemengde bestemming. Daarbij zullen de vigerende dubbelbestemmingen en de gebiedsaanduiding behouden blijven.
In de planregels van de bestemming 'Gemengd' is het feitelijke gebruik positief bestemd. Per gebouw zijn functieaanduidingen op de verbeelding opgenomen, waaraan in de planregels de volgende bestaande activiteiten zijn gekoppeld:
Activiteiten bruiloft
Ter plaatse van het gazon en de vijver zzijn buitenactiviteiten behorende bij een bruiloft aanvullend toegestaan. Het gebruik van deze gronden als terras en of voor het afspelen van luidde muziek wordt expliciet niet toegestaan.
Parkeren
Ten noorden van de kapel en langs de toegangsweg liggen de bestaande parkeerplaatsen voor de bezoekers van het conferentieoord. De parkeerplaatsen zijn uitgevoerd in open verharding, door middel van grasbetontegels. De toegangsweg Schoonoordselaan zelf en delen van de parkeerplaatsen liggen echter deels binnen de bestemming 'Natuur'. Binnen deze bestemming is het parkeren en de toegangsweg planologisch niet mogelijk.
Om de parkeerplaatsen en de toegangsweg op een juiste wijze planologisch te regelen, zijn deze voorzien van de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - parkeren'. In de regels is binnen deze aanduiding het volgende vastgelegd:
De parkeerplaatsen moeten bestaan uit open verharding, in de vorm van grasbetontegels. Deze zijn waterdoorlatend. In de huidige situatie is dat al het geval. De bestaande oprijlaan en de bestaande ontsluitingspaden (die de parkeerplaatsen verbinden) mogen bestaan uit gesloten verharding. De toets op basis van de NNN-wijzer en de ecologische quickscan (zie bijlage 2 en paragraaf 3.2 en 5.7) geven aan dat de wijzingen binnen de natuurbestemming geen negatieve gevolgen hebben op de aanwezige planten- en diersoorten.
Kernrandzone
In het principebesluit van de gemeente (28 april 2020) is aangegeven dat er ruimere gebruiksmogelijkheden mogelijk zijn vanwege de kernrandzone, waarin het conferentieoord ligt. De kernrandzone bevindt zich rondom de kern van Doorn. Hier is het de bedoeling dat de ruimtelijke kwaliteit behouden blijft en versterkt wordt. De bestemmingswijzigingen hebben geen verdere verstedelijking tot gevolg, waardoor de ruimtelijke kwaliteit blijft behouden. Het conferentieoord past binnen de mogelijkheden van de kernrandzone.
Buitenplaatsen
De historische buitenplaats Schoonoord is opgenomen in de nota Buitens op de Heuvelrug, die een beleidskader biedt voor historische landgoederen en buitenplaatsen. Deze nota is vastgesteld in 2012. Op basis van deze nota is onder meer als beleidskeuze opgenomen dat iedere buitenplaats een dubbelbestemming krijgt. Zo zijn deze bijzondere complexen goed zichtbaar aangegeven in bestemmingsplannen en is in één oogopslag te zien welke gronden er onder een complex vallen en dreigt niet het gevaar dat toekomstige ontwikkelingen afzonderlijk beoordeeld worden in plaats van binnen het geheel van het complex. Het opleggen van de dubbelbestemming heeft met name tot doel de instandhouding van bepaalde bijzondere waarden op historische landgoederen en buitenplaatsen te waarborgen, gezien uit het oogpunt van de bestaande situatie. Het gaat dan om cultuurhistorische waarden zoals een kenmerkende paden- en lanenstructuur en/of zichtassen, karakteristieke centrale bebouwing, veelal in de vorm van een kasteel, versterkt huis of landhuis, doorgaans met een tuin en/of park of bijzondere landschappelijke elementen, zoals theekoepels, hekwerken e.d. Voor de buitenplaats Schoonoord gaat het dus om de bestaande cultuurhistorische waarden. Dit zijn het hoofdgebouw, dat overigens beschermd is als rijksmonument, en de historische parkaanleg, die beschermd is als gemeentelijk monument. Verder zijn twee hardstenen blokken met tekst SCHOON-OORD, een hardstenen plantenbak en een zonnewijzer beschermd als onderdelen binnen het park. Ook vallen onderdelen die niet beschermd zijn als monument, maar wel cultuurhistorische waarde hebben, onder de dubbelbestemming. Doel is dat bij ontwikkelingen op de historische buitenplaats hier rekening mee wordt gehouden.
Het conferentieoord is gevestigd op een buitenplaats en heeft de uitstraling van een landgoed. In de nota 'Buitens op de Heuvelrug' (01-03-2012), is aangegeven dat voor landgoederen en buitenplaatsen met de hoofdbestemming 'Kantoor' een functiewijziging tot 'congres- en vergaderaccommodatie' mogelijk is. Deze functie is in overeenstemming met het huidige feitelijke gebruik. Volgens de nota is gebleken dat bestemmingsplannnen veelal gedateerd zijn, exploitatie lastig is en wensen bestaan om nieuwe functies op buitenplaatsen te creëren waarbij maatwerkoplossingen noodzakelijk zijn. De bestemmingswijziging naar 'Gemengd' voor het conferentieoord past binnen het beleid uit de nota 'Buitens op de Heuvelrug' van de gemeente.
Direct ten westen van het conferentieoord liggen woningen aan de straat Kombos. Voor deze woningen dient een goed woon- en leefklimaat gewaarborgd te worden. Hiertoe is een akoestisch onderzoek uitgevoerd.
In het onderzoek is aandacht besteed aan het geluid van het verkeer op het terrein, het gebruik van het terras, het cultuurtechnisch onderhoud (bladblazen) en het geluid, afkomstig van de feestzaal in het conferentiegebouw en het orgel in de kapel.
Uit het onderzoek blijkt dat de voorgenomen activiteiten niet resulteren in een aantasting van het woon- en leefklimaat bij de geluidgevoelige objecten (directe hinder). Dit betreffen de woningen aan de westzijde van het conferentieoord. De geluidbijdrage vanwege het verkeer dat van en naar de inrichting rijdt ter plaatse van woningen geeft ook geen te verwachten hinder (indirecte hinder).
Het akoestisch onderzoek is goedgekeurd en zowel aan het milieuspoor als het ruimtelijke spoor wordt voldaan.
Naar aanleiding van het onderzoek zijn de volgende voorwaarden in de planregels opgenomen:
Op het aspect geluid wordt verder ingegaan in paragraaf 4.1.3. Voor wat betreft de andere milieuaspecten wordt verwezen naar hoofdstuk 4.
Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)
Op 13 maart 2012 is de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) vastgesteld. Deze structuurvisie geeft een totaalbeeld van het ruimtelijk- en mobiliteitsbeleid op rijksniveau en is de 'kapstok' voor bestaand en nieuw rijksbeleid met ruimtelijke consequenties.
Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig. Daar streeft het Rijk naar met een krachtige aanpak die ruimte geeft aan regionaal maatwerk, de gebruiker voorop zet, investeringen scherp prioriteert en ruimtelijke ontwikkelingen en infrastructuur met elkaar verbindt. Dit doet het Rijk samen met andere overheden. Bij deze aanpak hanteert het Rijk een filosofie die uitgaat van vertrouwen, heldere verantwoordelijkheden, eenvoudige regels en een selectieve rijksbetrokkenheid.
Het Rijk formuleert drie hoofddoelen om Nederland concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig te houden voor de middellange termijn (2028):
De aard en kleinschaligheid van de voorgenomen ontwikkeling maakt dat er geen raakvlak is met het Rijksbeleid.
Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro)
De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte bepaalt welke kaderstellende uitspraken zodanig zijn geformuleerd dat deze bedoeld zijn om beperkingen te stellen aan de ruimtelijke besluitvormingsmogelijkheden op lokaal niveau. Ten aanzien daarvan is een borging door middel van normstelling, gebaseerd op de Wro, gewenst. Die uitspraken onderscheiden zich in die zin dat van de provincies en de gemeenten wordt gevraagd om de inhoud daarvan te laten doorwerken in de ruimtelijke besluitvorming. Zij zijn dus concreet normstellend bedoeld en worden geacht direct of indirect, d.w.z. door tussenkomst van de provincie, door te werken tot op het niveau van de lokale besluitvorming, zoals de vaststelling van bestemmingsplannen. Het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) bevestigt in juridische zin die kaderstellende uitspraken. Het Barro is op 30 november 2011 in werking getreden en op 1 oktober 2012 verder aangevuld.
De voorgenomen ontwikkeling valt niet binnen één van de projecten aangewezen in het Barro. Daarnaast is de ontwikkeling dusdanig klein van schaal dat het niet direct van nationaal belang is. Vanuit het Barro zijn er dan ook geen specifieke randvoorwaarden voor dit plan.
Besluit ruimtelijke ordening - Ladder voor duurzame verstedelijking
In het Besluit ruimtelijke ordening (Bro) is de verplichting opgenomen om in het geval van een nieuwe stedelijke ontwikkeling in de toelichting een beschrijving op te nemen van nut en noodzaak van de nieuwe stedelijke ruimtevraag en de ruimtelijke inpassing. Hierbij wordt gebruik gemaakt van de 'ladder voor duurzame verstedelijking' zoals beschreven in, het per 1 juli 2017 gewijzigde, artikel 3.1.6 Bro.
Nieuwe ontwikkelingen dienen getoetst te worden aan de Ladder voor duurzame verstedelijking mits er sprake is van een 'stedelijke ontwikkeling'. Het begrip 'stedelijke ontwikkeling' is in artikel 1.1.1, lid 1, sub i van de Bro gedefinieerd als: 'ruimtelijke ontwikkeling van een bedrijventerrein of zeehaventerrein, of van kantoren, detailhandel, woningbouwlocaties of andere stedelijke voorzieningen'. Uit jurisprudentie blijkt dat vanaf 12 nieuwe woningen sprake is van een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dat deze Ladderplichtig is.
De in de toelichting van een bestemmingsplan vereiste onderbouwing van de nieuwe stedelijke ontwikkeling bevat een beschrijving van de behoefte aan die ontwikkeling, en, indien het bestemmingsplan die ontwikkeling mogelijk maakt buiten het bestaand stedelijk gebied, een motivering waarom niet binnen het bestaand stedelijk gebied in die behoefte kan worden voorzien.
Toetsing
Om te bepalen of een planvoornemen Ladderplichtig is, dient getoetst te worden of de voorziene ontwikkeling wel een 'stedelijke ontwikkeling' is. Onderliggend planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij de bestemming 'Kantoor' wordt gewijzigd naar 'Maatschappelijk', waardoor het feitelijke gebruik positief bestemd wordt.
Ontwikkelingen die geen extra verstedelijking tot gevolg hebben, worden niet gezien als een stedelijke ontwikkeling in de zin van de Ladder. In beginsel is sprake van een nieuw beslag op ruimte als het nieuwe ruimtelijke besluit meer bebouwing mogelijk maakt dan er volgens het voorheen geldende planologische regime aanwezig was of gerealiseerd kon worden. Het planvoornemen voorziet in een bestemmingswijziging, om het reeds lang bestaande conferentieoord op de juiste wijze te bestemmen. Hierbij wordt geen bebouwing toegevoegd. Er is geen sprake van extra verstedelijking. Het planvoornemen wordt daarom niet beschouwd als een 'nieuwe stedelijke ontwikkeling' en is zodoende niet Ladderplichtig.
Conclusie
Uit de bovenstaande toetsing blijkt dat het planvoornemen niet gezien kan worden als een nieuwe stedelijke ontwikkeling en dus niet Ladderplichtig is.
Conclusie rijksbeleid
Het planvoornemen past binnen het rijksbeleid.
Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (herijking 2016)
In de Provinciale Ruimtelijke Structuurvisie 2013 - 2028 (PRS) heeft de provincie Utrecht haar ruimtelijke beleid vastgelegd voor de komende 15 jaar. De PRS is op 4 februari 2013 is de PRS vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. Op 12 december 2016 is de herijkte versie vastgesteld. In deze herijking zijn de volgende drie documenten integraal opgenomen:
Daarmee is het ruimtelijk beleid van de provincie Utrecht per december 2016 volledig in één document opgenomen.
In de herijking zijn diverse wijzigingen opgenomen. De grotere beleidswijzigingen betreffen de onderwerpen experimenteerruimte, duurzame energie, kernrandzones, detailhandel en landbouw. De rode draad van de PRS is het behoud van het evenwicht tussen mens, milieu en markt. Daarbij gaat het om deze drie samen en in samenhang. De sterkte van de regio wordt immers bepaald door de zwakste schakel. In Utrecht moet er ruimte zijn voor:
Bij het concretiseren van het ruimtelijk beleid binnen deze hoofdlijnen worden twee prioritaire keuzes gemaakt:
Vanuit de hoofdlijnen en prioritaire keuzes komt de provincie op drie pijlers voor de ruimtelijke ontwikkeling:
Deze pijlers voor de ontwikkeling dragen bij aan de aantrekkelijkheid, leefbaarheid en ruimtelijke kwaliteit van de provincie.
Visiekaart
Voor het landelijk gebied worden op de visiekaart ontwikkelingen onderscheiden per deelgebied. Hierna worden de ontwikkelingen beschreven voor het deelgebied wat op dit bestemmingsplan van toepassing is.
Visiekaart provinciale ruimtelijke structuurvisie
Het plangebied ligt volgens de visiekaart op de grens van de gebieden 'Heuvelreug en Vinkenveense Plassen' en 'Langbroek en oostrand Noorderpark'. Zodoende wordt getoetst aan beide gebieden.
Heuvelrug en Vinkeveense Plassen
Het grootste gedeelte van de Heuvelrug en van de Vinkeveense Plassen maakt deel uit van het Natuur Netwerk Nederland (NNN). In beide gebieden zijn natuur en recreatie bij met elkaar verweven. Maar een te grote druk van de recreatie leidt tot verliezen voor de natuur. Andersom krijgen exploitanten van recreatieterreinen en jachthavens te weinig kans om de voor hun economisch perspectief noodzakelijke kwalitatieve verbeteringsslagen te maken. Het feit dat hun terreinen in het NNN liggen, kan in sommige gevallen een blokkade vormen. Daarom zoekt de provincie Utrecht in het beleid een nieuw evenwicht tussen beide functies, vooral door het onderscheid te bevorderen tussen rustige en meer intensief gebruikte zones. Ook biedt de provincie ruimte voor ontwikkeling om de waarden van de landgoederen binnen de Stichtse Lustwarande in stand te houden.
Toetsing
Het planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik van het conferentieoord en de ondergeschikte feesten en partijen met een maximum van 10 keer per jaar positief bestemd worden. Het plan past in de beleidsuitgangspunten voor het deelgebied Heuvelrug en Vinkeveense Plassen.
Langbroek en oostrand Noorderpark
Door de vele landgoederen gaan landbouw en natuur in het gebied van Langbroek en aan de oostkant van het Noorderpark samen op. Het kwelwater uit de Heuvelrug dat hier aan het oppervlak komt maakt de gebieden extra waardevol voor de natuur. Het gebied van Langbroek kent bovendien een in Nederland unieke combinatie van buitenplaatsen en landgoederen met bijbehorende bossen en bosschages, binnen de context van een middeleeuwse cope-ontginning. Door het afwisselend coulisselandschap zijn beide gebieden in trek bij de recreant. Al met al zijn dit de twee gebieden in de provincie waar landbouw, natuur, cultuurhistorie en recreatie het meest hecht met elkaar zijn verweven. De belangrijkste opgave in het beleid voor de twee gebieden is het vinden van een goede balans tussen de vier functies.
Extra aandacht is nodig voor de economische draagkracht van de landgoederen. Ook daarbij is het zoeken naar de balans, zeker bij landgoederen die in het NNN liggen. De provincie koerst vooral op het beter benutten van de recreatieve potenties van de landgoederen. Voorwaarde voor het bieden van extra planologische ruimte is dat die potenties worden versterkt, net als de cultuurhistorische en groene kwaliteiten van het gebied.
Toetsing
Het planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik van het conferentieoord positief bestemd wordt. De huidige buitenplaats voorziet in de functies natuur, cultuurhistorie en een conferentieoord (met ondergeschikte feesten en partijen met een maximum van 10 keer per jaar). Deze functies zijn verweven en in balans met elkaar. Het plan past in de beleidsuitgangspunten voor het deelgebied Langbroek en oostrand Noorderpark.
Provinciale Ruimtelijke Verordening Utrecht (geconsolideerd incl. herijking 2016,
correctie 2017 en 2e partiële herziening 2018)
In de Provinciale Ruimtelijke Verordening 2013 (PRV) heeft de provincie Utrecht haar ruimtelijke beleid vastgelegd voor de komende 15 jaar. De PRV is op 4 februari 2013 vastgesteld door Provinciale Staten van Utrecht. De PRV wordt elke vier jaar opnieuw bekeken en eventueel aangepast (herijken). De eerste herijking is in juni 2015 begonnen en op 12 december 2016 vastgesteld. Het doel van de herijking is dat het geheel van ruimtelijk beleid en bijbehorende regels weer actueel is.
Het plangebied valt onder de volgende onderwerpen/gebieden:
Onderwerp | PRV kaart | Regels |
Duurzame energie | Kaart 3 | Duurzame energie (m.u.v. windenergie) |
Cultuurhistorie | Kaart 4 | Historische buitenplaatszone; Archeologie |
Landschap | Kaart 5 | Landschap Rivierengebied |
Natuur | Kaart 6 | Natuur Netwerk Nederland |
Wonen en werken | Kaart 7 | Detailhandel buiten bestaand winkelgebied; Kantoren; Geitenhouderijen |
Landelijk gebied | Kaart 9 | Kernrandzone; Landelijk gebied |
Landbouw | Kaart 10 | Landbouwstabiliseringsgebied; Glastuinbouw niet toegestaan; Agrarische bedrijven |
Recreatie | Kaart 11 | Recreatiewoningen |
De regels van de onderwerpen die in verband gebracht kunnen worden met het planvoornemen, worden vervolgens beschreven. Dit betreft de onderwerpen cultuurhistorie, landschap, natuur en landelijk gebied. De regels zijn te onderscheiden in drie categorieën, namelijk in regels waar bouwen in principe niet is toegestaan, het onder voorwaarden bouwen en regels die de gebiedskwaliteiten beschermen.
Bouwen niet toegestaan
Landelijk gebied (art. 3.1 t/m 3.5 en 3.7 t/m 3.11)
Als basis voor het landelijke gebied geldt artikel 3 (geconsolideerde PRV). In het gehele landelijk gebied moet een ongebreidelde uitwaaiering van stedelijke functies worden voorkomen. Er zijn echter uitzonderingen.
Bouwen onder voorwaarden
Historische buitenplaatszone (art. 1.7)
In afwijking van artikel 3 (landelijk gebied) kunnen gronden die zijn aangewezen als 'Cultuurhistorische hoofdstructuur' bestemmingen en regels bevatten die binnen de historische buitenplaatszones verstedelijking toestaan. Dit moet wel bijdragen aan het behoud van de cultuurhistorische waarde van de buitenplaatszone en de individuele buitenplaats. De verstedelijking is kleinschalig en wordt zorgvuldig ingepast in de omgeving.
Kernrandzone (art. 3.7)
Iedere kern beschikt over een kernrandzone rondom de kern, waarin meer of minder stedelijke activiteiten plaatsvinden. Gemeenten worden gestimuleerd om voor het gebied binnen de kernrandzone van hun kern(en) beleid te ontwikkelen gericht op het behouden en versterken van ruimtelijke kwaliteit. Als het voor versterking van de kwaliteit nodig is om een kostendrager te zoeken, kan verstedelijking mogelijk worden gemaakt. Dit is verstedelijking buiten het stedelijk gebied en betekent een aantasting. Dit is slechts toelaatbaar als tegelijkertijd een versterking van ruimtelijke kwaliteit plaatsvindt in de kernrandzone, of in de kern.
Regels ter bescherming van gebiedskwaliteiten
Landschap Rivierengebied (art. 1.8 en bijlage 'Kernkwaliteiten landschap')
Het plangebied behoort tot de gronden 'Landschap Rivierengebied'. De provincialeweg N225 is de grens tussen de gebieden Utrechtse Heuvelrug (ten noorden N225) en Riverengebied (ten zuiden N225). Aangezien het plangebied ten zuiden van de N225 ligt, behoort het tot het Rivierengebied.
Deze gronden bevatten bestemmingen en regels ter bescherming van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten. Kernkwaliteiten die het gebied kenmerken, zijn de volgende:
Nieuwe bestemmingen en regels mogen niet leiden tot een onevenredige aantasting van de in het plangebied voorkomende kernkwaliteiten.
Natuur Netwerk Nederland (NNN) (art. 2.4)
Gronden die behoren tot het 'Natuur Netwerk Nederland' bevatten bestemmingen en regels die de wezenlijke kenmerken en waarden beschermen en in stand houden. Nieuwe bestemmingen en regels mogen in principe niet leiden tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden, of tot een significante vermindering van de oppervlakte van die gebieden, of van de samenhang tussen die gebieden. Niet elke ingreep leidt echter tot een significante aantasting van de wezenlijke kenmerken en waarden. Ingrepen die niet de wezenlijke kenmerken en waarden significant aantasten, zijn vanuit dit artikel toegestaan. Uit onderzoekresultaten moet onder meer blijken dat er geen sprake is van significante aantasting van wezenlijke kenmerken en waarden of, door welke maatregelen aanvullend op de ingreep deze aantasting kan en zal worden voorkomen.
Toetsing
Het plangebied ligt in het Natuur Netwerk Nederland (NNN).
ligging plangebied binnen het NNN
NNN-wijzer provincie Utrecht
Vanwege de ligging van het plangebied in het Natuur Netwerk Nederland (NNN) is het plan getoetst met de NNN-wijzer van de provincie Utrecht. In de NNN-wijzer is het volgende opgenomen over een kleinschalige uitbreiding van een bestaande functie:
"Gaat het om een kleinschalige uitbreiding van een bestaande functie?"
Een ontwikkeling is kleinschalig als het:
Voor deze kleinschalige uitbreidingen kan volgens de toelichting van de PRV een uitgebreid onderzoek achterwege blijven, omdat significante effecten redelijkerwijs niet te verwachten zijn. Dat moet in het plan wel worden gemotiveerd; het is geen juridische vrijstelling van de nee, tenzijtoets.
Wel aantoonbaar moet zijn dat de impact op de omgeving niet verzwaart. Van zo'n verzwaring kan bijvoorbeeld sprake zijn bij het slaan van een extra winput bij een bestaande drinkwaterwinning.
Referentiesituatie
In de huidige situatie omvat het plangebied (een deel van) de buitenplaats Schoonoord, namelijk de bestaande gebouwen, de historische toegangsweg en de parkeervoorzieningen, waar sinds 1948 een conferentieoord gevestigd is. Het betreft dus een terrein dat al "verstoord" is, in de vorm van de buitenplaats Schoonoord met het bestaande conferentieoord. Tevens kan gesteld worden dat sprake is van een bestaande "ingesloten functie". Bij het vaststellen van de NNN-begrenzing is voor gekozen om niet alle andere functies te exclaveren (denk bij voorbeeld aan landgoederen waarbij ook de gebouwen binnen het NNN liggen). Wanneer binnen het Natuur Netwerk Nederland (NNN) andere functies aanwezig zijn dan natuur (de zogenaamde ingesloten functies) richt de bescherming en de toetsing (voor de een desbetreffende uitbreiding) zich dan ook alleen op de actuele waarden.
De bestaande gebouwen en een deel van de verhardingen zijn in het huidige bestemmingsplan bestemd als Kantoor. De historische toegangsweg Schoonoordselaan en een deel van de bestaande verhardingen en parkeerplaatsen (uitgevoerd in open verharding, grasbetontegels) zijn op basis van het huidige bestemmingsplan bestemd als Natuur. De historische toegangsweg Schoonoordselaan is echter sinds lange tijd aanwezig en al op historische kaarten van voor 1900 zichtbaar. Langs de toegangsweg Schoonoordselaan en op het parkeerterrein staan volwassen bomen.
Het plangebied grenst direct aan gebieden met een vergelijkbare bestemming (niet zijnde natuur). De toegangsweg Schoonoordselaan en de bestaande parkeerplaatsen grenzen aan de westzijde direct aan de bestaande woningen en flatgebouwen aan de Kombos. Door middel van een hekwerk wordt de buitenplaats Schoonoord van deze woningen en flatgebouwen gescheiden.
Toekomstig gebruik
Het planvoornemen voorziet uitsluitend in een wijziging van de bestemming, waarbij het feitelijke gebruik van het conferentieoord (vanaf 1948 aanwezig) positief bestemd wordt. Er vinden geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats. Ook vinden geen grondwerkzaamheden plaats.
In dit bestemmingsplan wordt uitsluitend de huidige bestemming 'Kantoor' voor de buitenplaats omgezet in de bestemming "Gemengd" ten behoeve van het bestaande conferentieoord. De gebruiksmogelijkheden voor de verschillende bestaande gebouwen zijn gedetailleerd vast gelegd en komen overeen met de huidige feitelijke situatie en de verleende vergunning Wet milieubeheer uit 1996. De toekomstige gebruiksmogelijkheden blijven gelijk aan de bestaande situatie. De bouwmogelijkheden voor de gebouwen binnen de bestemming Gemengd blijven gelijk aan het huidige bestemmingsplan.
De bestaande situatie van de (historische) toegangsweg Schoonoordselaan en het bestaande parkeren binnen de bestemming 'Natuur' worden in dit nieuwe bestemmingplan aanvullend geregeld middels de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - parkeren'. Als voorwaarde voor de bestaande parkeerplaatsen is in de planregels opgenomen dat deze ook in de toekomst in de vorm van open verharding, zoals grasbetontegels, uitgevoerd moeten blijven. De bouwregels binnen de bestemming Natuur blijven gelijk aan het vigerende bestemmingsplan.
De huidige dubbelbestemmingen Waarde - Ecologie blijft van kracht in dit nieuwe bestemmingsplan. Tevens is ter bescherming van de bestaande waarden van de buitenplaats de dubbelbestemming Waarde - Landgoed en buitenplaats in het bestemmingsplan toegevoegd.
Er is geen sprake van een uitbreiding van functies, activiteiten en bebouwing als gevolg van dit bestemmingsplan.
Fysieke ingrepen
In het kader van dit bestemmingsplan vinden geen fysieke ingrepen plaats.
Soortenbescherming
Om de eventuele impact van de bestemmingswijzigingen op flora en fauna (soortenbescherming) te onderzoeken, is een Ecologische quickscan uitgevoerd. Het onderzoek toont aan dat het planvoornemen geen negatieve gevolgen heeft op de aanwezige planten- en diersoorten. Hierop wordt verder ingegaan in paragraaf 4.4.
Conclusie NNN-wijzer
Gezien bovenstaande kan geconcludeerd worden dat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling. Een nader onderzoek kan achterwege blijven, omdat significante effecten niet te verwachten zijn.
Archeologie (art. 1.7)
Bij het behouden van archeologische waarden gaat het om regels die aantasting van archeologisch erfgoed voorkomen of tot het uiterste beperken. Daartoe moeten zowel bekende als te verwachten waarden worden beschermd. Behoud in situ (in de bodem) heeft altijd de voorkeur. Het geven van een dubbelbestemming verdient aanbeveling als de archeologische waarden zich over meerdere andere bestemmingen uitstrekken.
Toetsing
De dubbelbestemmingen 'Waarde - Ecologie' en 'Waarde - Archeologie 3 hoog' blijven in dit bestemmingsplan behouden. Zodoende blijven de aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden beschermd en worden de aanwezige landschaps- en natuurwaarden (kernkwaliteiten) in stand gehouden.
Conclusie provinciaal beleid
Het planvoornemen past binnen het provinciaal beleid.
Structuurvisie 'Groen dus vitaal' 2030, gemeente Utrechtse Heuvelrug, 2010
De gemeenteraad van Utrechtse Heuvelrug heeft op 28 januari 2010 de Structuurvisie 2030 'Groen dus Vitaal' vastgesteld. Daarin zijn onder meer afspraken op hoofdlijnen opgenomen over de ontwikkeling van gebieden en kwaliteiten tot 2030. Voor de periode 2010-2016 zijn concretere afspraken opgenomen.
Het motto van de Structuurvisie 2030 is: 'Groen dus Vitaal'. Aan de ene kant zijn natuur, landschap, cultuurhistorie en archeologie, samen met de sociale kwaliteit van de dorpen, het uitgangspunt. Voor wonen, economische ontwikkeling, sport en recreatie is ruimte als dat in het verlengde van dit uitgangspunt gevonden kan worden. Omgekeerd is het gewenst dat de samenleving, vanuit de behoefte aan wonen, werken, sporten en recreëren, op zoek gaat naar gebruiksmogelijkheden van het gemeentelijke grondgebied. De vitaliteit die daarmee wordt ingebracht, verhoogt voor iedereen de waarde van de leefomgeving voor iedereen.
Gezien de complexe omgeving met zoveel waarden vraagt het motto om creativiteit en maatwerk voor de functies wonen, werken, sport en recreatie. En een standvastige, maar niet dogmatische houding vanuit het oogpunt van natuur, landschap, cultuurhistorie en de samenleving. Voor de gemeentebrede invalshoek wordt gewerkt met zes thema's, die een breed terrein bestrijken:
De volgorde van de thema's weerspiegelt de algemene houding 'Groen dus Vitaal'. Om sturing te geven aan de ontwikkelingsrichting voor de diverse geografische samenhangende gebiedsdelen (zones), is een structuurvisiekaart met gebiedsdekkende zonering ontwikkeld. De kaart heeft een landschappelijke onderlegger en is gebaseerd op versterking van de bestaande situatie en de hieraan gekoppelde gemeentebrede thema's. Op de kaart zijn de hoofdaccenten verbeeld in kleuren:
Structuurvisiekaart gemeente Utrechtse Heuvelrug
Het planvoornemen bevindt zich volgens de structuurvisiekaart binnen de 'gemengde zone' (lichtgroen) van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Voor de gemengde zone geldt het volgende:
"Hier streven we naar een duurzame functiemenging. Maar wel in een grote bandbreedte. Soms
is die menging vooral op natuur gericht, soms op de agrarische sector en soms is het een zeer
brede mix van landbouw, cultuurhistorie, wonen, werken en natuur. Een veranderingsvraag (of
het nu uitbreiding of herontwikkeling is) benaderen we integraal en we zoeken naar maatwerk.
De verandering moet niet alleen een verbetering zijn voor de initiatiefnemer, maar ook voor
andere belanghebbenden."
Uitgangspunt is dat er integraal gezocht moet worden naar maatwerk. Daarbij moet de verandering voor zowel de initiatiefnemer als andere belanghebbenden een verbetering zijn. Functiemening is het streven.
Toetsing
Het planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik van het conferentieoord positief bestemd wordt. Maatwerk is hier van toepassing. Voor de bestaande buitenplaats wordt de bestemming 'Kantoor' gewijzigd naar 'Gemengd' en de bestaande parkeerplaatsen, welke vallen binnen 'Natuur', krijgen de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - parkeren'. De buitenplaats ligt in de kernrandzone van Doorn en grenst aan een woongebied, waardoor er sprake is van een functiemenging. Het plan past binnen de beleidsuitgangspunten van de Structuurvisie.
In dit hoofdstuk dient het specifieke beleid en de wettelijke verplichtingen per sector beschreven te worden. Vervolgens dient per sector te worden aangegeven in hoeverre de ontwikkelingen in het plan zich verhouden tot dat specifieke beleid en die wettelijke verplichtingen. In de toelichting dient dit duidelijk te worden beschreven. Zo nodig wordt dit onderbouwd met onderzoek(en). Als niet wordt voldaan aan het beleid of onderdelen daarvan zal gemotiveerd moeten worden aangegeven worden waarom in dit geval het gerechtvaardigd is om van dit beleid af te wijken. Of in ander geval dit wordt gecompenseerd in een ander plan.
Afhankelijk van het plan moet bekeken worden welk beleid, wetgeving en onderzoek relevant is.
Milieubeleidsplan Natuurlijk Duurzaam
De gemeenteraad heeft het programma 'Utrechtse Heuvelrug Duurzaam en Klimaatneutraal' opgesteld voor 2017 tot 2022. Naast de aanpak en het uitvoeringsprogramma van 2017, bevat dit programma de strategische milieubeleidsdoelen die geldend zijn van 2017 t/m 2022. Het programma richt zich op het versterken en verbinden van initiatieven uit de samenleving op het gebied van duurzaamheid en klimaat, waarbij vijf doelen centraal staan:
Het programma stelt de samenleving, waaronder ondernemers, inwoners en bezoekers, als belangrijk middel om de doelen voor een duurzame en klimaatneutrale gemeente te realiseren. Daarnaast wordt er ook ingezet op regionale partners.
Toetsing
Het planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik op een juiste wijze bestemd wordt. Daarbij is nieuwe bebouwing uitgesloten. Daarnaast wordt in deze toelichting op verschillende milieuaspecten ingegaan, waardoor een goede kwaliteit van de leefomgeving (2e doel) gewaarborgd wordt. De milieuaspecten worden behandeld in hoofdstuk 5.
Op grond van het Besluit ruimtelijke ordening moet in verband met de uitvoerbaarheid van een plan rekening worden gehouden met de bodemgesteldheid in het plangebied. Bij functiewijzigingen dient te worden bekeken of de bodemkwaliteit voldoende is voor de beoogde functie en moet daarnaast worden vastgesteld of er sprake is van een saneringsnoodzaak. In de Wet bodembescherming is bepaald dat indien de desbetreffende bodemkwaliteit niet voldoet aan de norm voor de beoogde functie, de grond zodanig dient te worden gesaneerd dat zij kan worden gebruikt door de desbetreffende functie (functiegericht saneren). Voor een nieuw geval van bodemverontreiniging geldt dat niet functiegericht maar in beginsel volledig moet worden gesaneerd. Nieuwe bestemmingen dienen bij voorkeur te worden gerealiseerd op bodem die geschikt is voor het beoogde gebruik.
Onderzoek
Het planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik positief bestemd wordt. Daarbij vinden geen bouw- of grondwerkzaamheden plaats. Daarnaast zal het gebruik van de locatie onder de nieuwe maatschappelijke bestemming onveranderd blijven. Zodoende is een verkennend bodemonderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect bodemkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Bij het opstellen of herzien van een bestemmingsplan worden de regels van de Wet geluidhinder (Wgh) toegepast. De Wgh kent drie soorten geluidsbronnen: industrie, wegverkeer en spoorwegen. De wet bevat geluidsnormen en richtlijnen over de toelaatbaarheid van geluidsniveaus als gevolg van deze bronnen. Indien het bestemmingsplan een geluidsgevoelig object mogelijk maakt binnen een geluidzone van deze bronnen, of indien het plan een nieuwe geluidsbron mogelijk maakt, dient akoestisch onderzoek plaats te vinden bij het voorbereiden van de vaststelling van het bestemmingsplan.
Akoestisch onderzoek
Door TecMap is op 18 maart 2020 een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Dit onderzoek is opgenomen als bijlage 1. In het onderzoek is aandacht besteed aan het geluid, afkomstig van de volgende activiteiten:
Directe hinder
In de berekening zijn de maximale geluidniveaus berekend, invallend op de gevels van de omliggende woningen. Uit de gegevens blijkt dat het maximale geluidniveau minder dan 62 dB(A) bedraagt invallend op de gevels van woningen tijdens de dagperiode (kerkgangers, personeel en bezoekers) en minder dan 52 dB(A) tijdens de avond- en nachtperiode (bezoekers feesten). Dit betekent dat de normstelling voor de categorie 'rustige woonwijk' niet wordt overschreden. Daarnaast bedraagt ook het langtijdgemiddelde ter plaatse van woningen minder dan 45 dB(A) etmaalwaarde, waardoor wordt voldaan de norm.
In beide gevallen wordt voldaan aan de normstelling volgens het Activiteitenbesluit.
Indirecte hinder
De geluidbijdrage vanwege het verkeer dat van en naar de inrichting rijdt, bedraagt ter plaatse van woningen minder dan de voorkeursgrenswaarde van 50 dB(A). Er is zodoende geen hinder te verwachten vanwege het verkeer dat van en naar de inrichting rijdt.
Uit bovenstaande blijkt dat de voorgenomen activiteiten niet resulteren in een aantasting van het woon- en leefklimaat bij de geluidgevoelige objecten.
Het akoestisch onderzoek is goedgekeurd en zowel aan het milieuspoor als het ruimtelijke spoor wordt voldaan
Naar aanleiding van het onderzoek zijn de volgende voorwaarden in de planregels opgenomen:
Conclusie
Het aspect geluid vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Door de uitstoot van uitlaatgassen door onder andere de industrie en het verkeer komen schadelijke stoffen in de lucht. Vooral langs drukke wegen kunnen de concentraties van verschillende stoffen zo hoog zijn dat deze de gezondheid kunnen aantasten. Om te voorkomen dat de gezondheid wordt aangetast door luchtverontreiniging dient bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen rekening gehouden te worden met de luchtkwaliteit ter plaatse.
De belangrijkste bepalingen over luchtkwaliteitseisen zijn opgenomen in hoofdstuk 5 van de Wet milieubeheer. Titel 5.2 Wet milieubeheer handelt over luchtkwaliteit, daarom staat deze ook wel bekend als de 'Wet luchtkwaliteit'. Met de 'Wet luchtkwaliteit' en bijbehorende bepalingen en hulpmiddelen, wil de overheid zowel de verbetering van de luchtkwaliteit bewerkstelligen als ook de gewenste ontwikkelingen in ruimtelijke ordening doorgang laten vinden. De 'Wet luchtkwaliteit' voorziet onder meer in een gebiedsgerichte aanpak van de luchtkwaliteit via het 'Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL)'.
In artikel 4 van het 'Besluit niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' en de bijlagen van de 'Regeling niet in betekenende mate bijdragen (luchtkwaliteitseisen)' is voor bepaalde categorieën projecten met getalsmatige grenzen vastgesteld dat deze 'niet in betekenende mate' (NIBM) bijdragen aan de luchtverontreiniging. Deze mogen zonder toetsing aan de grenswaarden voor luchtkwaliteit uitgevoerd worden. Dit geldt onder andere voor woningbouwlocaties die ingeval van één ontsluitingsweg niet meer dan 1.500 nieuwe woningen mogen omvatten. Bij twee ontsluitingswegen mogen uitbreidingslocaties niet meer dan 3.000 woningen bevatten. Voor kantoorlocaties gelegen aan één ontsluitingsweg geldt een bruto vloeroppervlak van niet meer dan 100.000 m2. Wanneer projecten wel in betekenende mate bijdragen aan de luchtkwaliteit dient luchtonderzoek uitgevoerd te worden, waarbij getoetst wordt aan de normen.
Onderzoek
NIBM
Gelet op de aard en omvang van onderliggend bestemmingsplan en de NIBM (Niet in Betekenende Mate)-projectgrens, staat vast dat het planvoornemen niet in betekenende mate bijdraagt aan de verslechtering van de luchtkwaliteit. Er verandert onder de nieuwe maatschappelijke bestemming niets aan het feitelijke gebruik. De gebouwen op het terrein blijven dezelfde functies behouden en zullen niet uitgebreid worden of worden verbouwd.
Huidige en toekomstige luchtkwaliteit
Op basis van de gegevens van de monitoring NSL en de grootschalige concentratie en depositiekaarten Nederland is de huidige (2020) en toekomstige situatie (2030) luchtkwaliteit in het plangebied onderzocht. De dichtsbijzijnde rekenpunten van de NLS monitoringstool zijn gelegen aan de N225 (op ca. 250 m van het plangebied) en de N227 (op ca. 400 m van het plangebied).
Stof | Soort norm | Concentratie | Status | waarde 2020 | waarde 2030 |
NO2 | jaargemiddelde | 40 µg/m3 | Grenswaarde | < 10 µg/m3 | < 10 µg/m3 |
PM10 | jaargemiddelde | 40 µg/m3 | Grenswaarde | < 18 µg/m3 | < 18 µg/m3 |
PM10 | Jaargemiddelde | 20 µg/m3 | WHO advieswaarde | < 18 µg/m3 | < 18 µg/m3 |
PM2,5 | Jaargemiddelde | 25 µg/m3 | Grenswaarde | 10,6 µg/m3 |
8,5 µg/m3 |
PM2,5 | Jaargemiddelde | 20 µg/m3 (vanaf 2020) | Indicatieve grenswaarde (EU) | 10,6 µg/m3 |
8,5 µg/m3 |
PM2,5 | Jaargemiddelde | 10 µg/m3 | WHO advieswaarde | 10,6 µg/m3 |
8,5µg/m3 |
Uit de toetsing blijkt dat op de locatie voldaan wordt aan zowel de wettelijke grenswaarden als aan de WHO advieswaarden. Er is sprake van een goed woon- en leeklimaat.
Conclusie
Het aspect luchtkwaliteit vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
De Wet milieubeheer zorgt ervoor dat milieuoverlast in woongebieden zoveel mogelijk wordt beperkt. Alle voorzieningen en bedrijven die overlast veroorzaken, moeten daarom een vergunning hebben in het kader van de Wet milieubeheer. Daarnaast kan een bedrijf ook vallen onder de meldingsplicht van het Activiteitenbesluit. In aanvulling op de milieuvergunning worden er in voorkomende gevallen ook afstanden vastgelegd tussen bedrijven en woonbuurten. De benodigde afstand tussen bedrijven en woonbuurten is afhankelijk van de aard en omvang van het bedrijf en de omgeving. Voor een rustige woonomgeving gelden andere richtafstanden dan voor drukke woonwijken, gemengde gebieden en landelijk gebieden.
Richtafstanden
Bij de milieuzonering wordt gebruik gemaakte van de door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) opgestelde publicatie "Bedrijven en milieuzonering". In deze publicatie is een lijst opgenomen met bedrijfstypen. Voor de bedrijfstypen zijn indicatieve (richt)afstanden bepaald voor de milieuaspecten geur, stof, geluid en gevaar. De richtafstanden vormen een indicatie van de aanvaardbaarheid in de situatie dat gevoelige functies in de nabijheid van milieubelastende functies worden gesitueerd. Voorbeelden van objecten met gevoelige functies zijn woningen, ziekenhuizen en scholen.
Twee omgevingstypen
De toelaatbaarheid van milieubelastende functies die volgens de VNG worden gehanteerd, zijn afhankelijk van het type gebied. Er bestaan twee type gebieden:
Het plangebied ligt op circa 220 meter van een stiltegebied. Daarnaast ligt het plangebied te midden van natuur- en woongebieden. Het plangebied valt daarom onder het omgevingstype 'rustige woonwijk of een vergelijkbaar omgevingstype (zoals rustig buitengebied, een stiltegebied of een natuurgebied)'. De minimale afstand per categorie is in de tabel weergegeven. Deze afstanden zijn afkomstig uit de VNG 'Handreiking Bedrijven en milieuzonering' (2009).
Milieucategorie | Richtafstand tot omgevingstype 'rustige woonwijk of vergelijkbaar' |
1 | 10 m |
2 | 30 m |
3.1 | 50 m |
3.2 | 100 m |
4.1 | 200 m |
4.2 | 300 m |
5.1 | 500 m |
5.2 | 700 m |
5.3 | 1.000 m |
6 | 1.500 m |
Het planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik van het conferentieoord positief bestemd wordt. Een conferentieoord (inclusief hotel/pension en horeca/restaurant) heeft volgens de VNG Handreiking Bedrijven en milieuzonering milieucategorie 1 met een richtafstand van 10 meter. De kapel valt volgens de VNG Handreiking onder 'kerkgebouwen', waarbij milieucategorie 2 hoort met een richtafstand van 30 meter.
In een nabijheid van 10 en 30 meter, gemeten vanaf de grens van de nieuwe bestemming 'Gemengd' komen geluidsgevoelige functies voor. Dit betreffen de woningen aan de straat Kombos. Deze woningen liggen direct ten westen van het conferentieoord.
Aangezien er bestaande woningen binnen de richtafstanden van 10 en 30 meter aanwezig zijn, is een onderzoek naar mogelijk geluidshinder noodzakelijk. Zodoende is een akoestisch onderzoek uitgevoerd. Deze is toegevoegd in bijlage 1 en beschreven in paragraaf 4.1.3.
Conclusie
Binnen de richtafstanden van 10 en 30 meter, gemeten vanaf de grens van de nieuwe bestemming 'Gemengd', komen geluidgevoelige functies voor. Dit betreffen woningen aan de westzijde. Om eventuele geluidshinder uit te sluiten, is een akoestisch onderzoek uitgevoerd, welke beschreven is in paragraaf 4.1.3.
Externe veiligheid heeft betrekking op het beheersen van risico's die mensen lopen door opslag, productie, gebruik en vervoer van gevaarlijke stoffen in hun omgeving. Het gaat hierbij om de risico's van inrichtingen met gevaarlijke stoffen, het vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg en water en door buisleidingen. Risico's die veroorzaakt worden door luchthavens worden in paragraaf 5.7 behandeld.
Besluit externe veiligheid inrichtingen
Het Besluit externe veiligheid inrichtingen (Bevi) legt veiligheidsnormen op aan bedrijven die een risico vormen voor personen. Het gaat daarbij onder meer om bedrijven die vallen onder het BRZO (Besluit Risico's Zware Ongevallen), LPG-tankstations en opslagplaatsen met gevaarlijke stoffen.
Belangrijke begrippen in het kader van externe veiligheid zijn het plaatsgebonden risico en het groepsrisico. Het plaatsgebonden risico is in het Bevi gedefinieerd als het "risico op een plaats buiten een inrichting, uitgedrukt als de kans per jaar dat een persoon die onafgebroken en onbeschermd op die plaats zou verblijven, overlijdt als rechtstreeks gevolg van een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Het groepsrisico is gedefinieerd als de "cumulatieve kansen per jaar dat ten minste 10, 100 of 1000 personen overlijden als rechtstreeks gevolg van hun aanwezigheid in het invloedsgebied van een inrichting en een ongewoon voorval binnen die inrichting waarbij een gevaarlijke stof of gevaarlijke afvalstof betrokken is".
Verder zijn kwetsbare en beperkt kwetsbare objecten van belang. Kwetsbare objecten zijn bijvoorbeeld scholen, kantoorgebouwen met een bruto vloeroppervlak van meer dan 1.500 m2 en woningen met een dichtheid van meer dan twee woningen per hectare. Beperkt kwetsbare objecten zijn onder meer sporthallen, zwembaden en woningen met een dichtheid van maximaal twee woningen per hectare.
Het Bevi bevat eisen voor het plaatsgebonden risico en regels voor het groepsrisico. Voor het plaatsgebonden risico geldt onder meer een grenswaarde van 10-6 per jaar voor kwetsbare objecten in nieuwe situaties. Voor het groepsrisico geldt dat de gemeenteraad verantwoording moet afleggen over de wijze waarop het groepsrisico is meegewogen in de besluitvorming.
Besluit externe veiligheid transportroutes
Het externe veiligheidsbeleid voor het vervoer van gevaarlijke stoffen is vanaf 1 april 2015 vastgelegd in de Wet Basisnet en de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (Wgvs). Voor ruimtelijke ordening in relatie tot transportroutes is er het Besluit externe veiligheid transportroutes (Bevt). Dit besluit is gebaseerd op de Wet ruimtelijke ordening (Wro) en de Wet milieubeheer (Wm). Volgens het Bevt mag op grond van een ruimtelijke besluit geen kwetsbaar object in de veiligheidszone worden gebouwd. Nieuwe beperkt kwetsbare objecten mogen alleen in uitzonderlijke gevallen in de veiligheidszone worden toegestaan. Het Bevt gaat ook in op de hoogte van het groepsrisico. Wanneer het aannemelijk is dat het groepsrisico ver beneden de oriëntatiewaarde blijft of nauwelijks toeneemt, is een verantwoording van het groepsrisico is niet verplicht.
Besluit externe veiligheid buisleidingen
Het Besluit externe veiligheid buisleidingen (Bevb) regelt de taken en verantwoordelijkheden van leidingexploitanten en gemeenten. De belangrijkste eisen aan bestemmingplannen zijn: ruimtelijke reservering voor plaatsgebonden risico, verantwoording van het groepsrisico en een ruimtelijke reservering voor zogenoemde belemmeringenstroken met een aanlegvergunningenstelsel.
Inventarisatie risicobronnen
Voor de inventarisatie van de risicobronnen is gebruik gemaakt van de risicokaart van de provincie Utrecht.
Transport over water
Uit de risicoatlas voor vervoer gevaarlijke stoffen over water blijkt dat in het plangebied en de directe omgeving geen vaarweg aanwezig is die relevant is in het kader van externe veiligheid.
Transport over de weg
Uit de risicoatlas voor vervoer van gevaarlijke stoffen over de weg blijkt dat in het plangebied en de directe omgeving geen weg aanwezig is die relevant is in het kader van externe veiligheid.
Transport over het spoor
Uit de risicoatlas voor vervoer van gevaarlijke stoffen over het spoor blijkt dat in het plangebied en de directe omgeving geen spoorweg aanwezig is die relevant is in het kader van externe veiligheid.
Transport per buisleiding
In het plangebied zijn geen buisleidingen aanwezig die een beperking vormen in het kader van externe veiligheid.
Inrichtingen
De risicokaart van de provincie Utrecht geeft aan dat in de directe omgeving geen risicovolle inrichtingen en transportroutes aanwezig zijn. Daarnaast voorziet het planvoornemen in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik positief bestemd wordt, waardoor er geen verandering in het groepsrisico plaatsvindt.
uitsnede risicokaart.nl
Conclusie
Het aspect externe veiligheid vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
In het plangebied en directe omgeving zijn geen relevante kabels en leidingen aanwezig.
Nationaal beleid
Kaderrichtlijn Water
De Kaderrichtlijn water (KRW) is een Europese richtlijn die moet leiden tot een verbetering van de kwaliteit van het oppervlakte- en grondwater. De Kaderrichtlijn moet in landelijke wet- en regelgeving worden omgezet. Met de komst van de Implementatiewet EG-kaderrichtlijn water is de KRW vertaald in de Nederlandse wetgeving. De Europese Kaderrichtlijn heeft gevolgen voor de gemeente op het gebied van riolering, afkoppelen, toepassing van bouwmaterialen en het ruimtelijke beleid. Er worden ecologische en fysisch-chemische doelen geformuleerd die afhankelijk zijn van de functie van een watergang.
Nationaal Waterplan
Het Nationaal Waterplan 2016-2021 (NWP2) is opgesteld op basis van de Waterwet. Het NWP2 geeft de hoofdlijnen, principes en richting van het nationale waterbeleid in de planperiode 2016-2021, met een vooruitblik richting 2050.
Met dit NWP2 zet het Rijk een volgende ambitieuze stap in het robuust en toekomstgericht inrichten van ons watersysteem, gericht op een goede bescherming tegen overstromingen, het voorkomen van wateroverlast en droogte en het bereiken van een goede waterkwaliteit, een duurzaam beheer en goede milieutoestand van de Noordzee en een gezond ecosysteem als basis voor welzijn en welvaart. Hierbij streeft het Rijk naar een integrale benadering, door economie (inclusief verdienvermogen), natuur, scheepvaart, landbouw, energie, wonen, recreatie en cultureel erfgoed zo veel mogelijk in samenhang met de wateropgaven te ontwikkelen. Het beleid en de maatregelen in dit Nationaal Waterplan dragen bij aan het vergroten van het waterbewustzijn in Nederland.
Op basis van de Waterwet is het Nationaal Waterplan voor de ruimtelijke aspecten tevens een structuurvisie. Het NWP is zelfbindend voor het Rijk. Het Rijk is in het bestemmingsplan Herziening Landgoederen en Groene Gebieden verantwoordelijk voor het hoofdwatersysteem. In het Nationaal Waterplan legt het Rijk onder meer de strategische doelen voor het waterbeheer vast. Rijkswaterstaat neemt in het Beheer- en Ontwikkelplan voor de Rijkswateren (Bprw) de condities en maatregelen op voor het operationeel beheer om deze strategische doelen te bereiken. Het NWP is kaderstellend voor het Bprw. Het kabinet vraagt andere overheden het NWP te vertalen in hun beleidsplannen.
Bestuursakkoord Water
Het bestuursakkoord Water volgt op het Nationaal Bestuursakkoord Water en bevat afspraken over bestuur, financiën en richtinggevende kaders voor onder andere water. De maatregelen uit het Bestuursakkoord Water zijn gericht op:
De doelstellingen van het 'oude' Nationaal Bestuursakkoord blijven van kracht.
Provinciaal beleid
Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021
In het Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021 van de provincie Utrecht staat wat de provincie de komende jaren samen met haar partners wil bereiken op het gebied van Bodem, Water en Milieu. De uitwerking van dit beleid staat beschreven in de Uitvoeringsagenda Bodem-, Water- en Milieuplan 2016-2021, welk plan is vastgesteld op 7 december 2015.
Met het Bodem-, Water- en Milieuplan is het beleid op basis van de provinciale wettelijke taken voor bodem, water en milieu vastgesteld voor de periode 2016-2021. Er wordt onderscheid gemaakt in vier prioriteiten:
De opgaven vanuit de Europese Kaderrichtlijn Water (KRW) maken onderdeel uit dit plan.
Daarnaast is in het plan is opgenomen voor het infiltratiegebied van de Utrechtse Heuvelrug dat ook integraal beoordeeld moet worden op welke wijze het hemelwater, dat afkomstig is van verhardingen, afgevoerd wordt. De opties zijn afkoppelen, infiltreren in de bodem, lozen op het oppervlaktewater of aansluiting op het riool. Tevens geldt hier een 'nee, tenzij'-beleid. Dit betekent dat als grondgebruikscategorieën worden gekozen die uit oogpunt van grondwaterkwaliteit minder gewenst zijn, een integrale afweging moet plaatsvinden en inzichtelijk moet worden gemaakt hoe emissies naar het grondwater worden voorkomen. Om houvast te bieden voor het maken en onderbouwen van deze integrale afweging heeft de provincie het regionale convenant 'Afkoppelen op de Utrechtse Heuvelrug' opgesteld.
Tot slot is ingevolge het plan het tegengaan van verdroging een aandachtspunt voor vooral het zuidelijk deel van het plangebied.
Regionaal beleid
Geactualiseerde leidraad afkoppelen Utrechtse Heuvelrug (26 november 2015)
In de leidraad afkoppelen Utrechtse Heuvelrug zijn de volgende beleidsuitgangspunten opgenomen:
Beleid Waterschap
Waterbeheerplan 'Waterkoers 2016 - 2021' Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Voor de planperiode 2016-2021 is het Waterbeheerplan (WBP) van De Stichtse Rijnlanden van toepassing. In dit plan geeft De Stichtse Rijnlanden aan wat haar ambities voor deze planperiode zijn en welke maatregelen in het watersysteem worden getroffen. Het WBP legt meer dan voorheen accent op uitvoering. De vijf hoofdthema's zijn:
Wat betreft veiligheid is het cruciaal dat de waterkeringen voldoen aan de veiligheidseisen en dat bij dijkverbeteringenswerken wordt uitgegaan van een duurzaam en robuust ontwerp. Wat betreft voldoende water gaat het erom het complete watersysteem goed in te richten, goed te beheren en goed te onderhouden, zodat het gebied geschikt is om te wonen, werken en recreëren. Daarbij wil De Stichtse Rijnlanden dat het watersysteem op orde en toekomstvast wordt gemaakt, rekening houdend met klimaatverandering. Immers, de verandering van het klimaat leidt naar verwachting tot meer lokale en heviger buien, perioden van langdurige droogte en zeespiegelrijzing.
Gezond water is voor De Stichtse Rijnlanden gezond als er een grote diversiteit aan planten en dieren in kan leven, als het veilig gebruikt kan worden voor recreatie of als grondstof voor drinkwater. Het water kan alleen zo schoon mogelijk gehouden worden als de (natuurvriendelijke) inrichtingen, het beheer en onderhoud van watersystemen worden aangepast. Europese regelgeving (de Kaderrichtlijn Water) is hierbij kaderstellend. Het voorkómen van verontreiniging en een goede inrichting van oppervlaktewateren dragen in belangrijke mate bij aan gezond water. Met het oog op het zuiveren van afvalwater beheert De Stichtse Rijnlanden rioolgemalen, persleidingen en zuiveringsinstallaties.
Het laatste thema betreft genieten van water. Hoewel dit geen kerntaak voor het waterschap is, is het onderwerp zeer belangrijk omdat deze in relatie staat tot het watersysteem en het waterbeheer. Recreatie en in het bijzonder 'genieten van water' neemt in de Nederlandse samenleving een steeds belangrijkere plaats in. Het waterschap wil de bewoners en bezoekers van het gebied laten genieten van water in een gezonde en veilige omgeving. Zo kan het waterschap ook zijn werk zichtbaar maken voor de bewoners. Het vaarwegbeheer is een wettelijke taak van het waterschap, voor de overige recreatieve thema's neemt het waterschap een adviserende en faciliterende rol aan.
Waterbeheerprogramma 2016-2021 (2016)
Op 30 september 2015 is het Waterbeheerprogramma (WBP) vastgesteld en vanaf 1 januari 2016 is
het WBP van kracht. Het waterbeheerprogramma bevat de koers voor de komende zes jaar. Op basis van de strategische doelstellingen uit de Langetermijnvisie, de Deltabeslissingen, de aanbevelingen uit het in 2014 gepresenteerde OESO-rapport en de Kaderrichtlijn Water zijn de tactische doelen geformuleerd. Het Waterbeheerprogramma (WBP) geeft de koers van het waterschap aan en beoogt twee dingen. Ten eerst inzicht geven aan alle gebruikers en partners in het werkgebied in de doelen en maatregelen die het waterschap de komende zes jaar gaat bereiken. Ten tweede de koers intern expliciet maken en vastleggen. De maatregelen zijn op hoofdlijnen uitgewerkt.
Het waterschap kan niet zonder haar partners. Er moet de komende jaren belangrijk werk worden verricht om de waterveiligheid, de zoetwatervoorziening en het opvangen van alle klimaatveranderingen in de toekomst te waarborgen. Dat kan alleen via een gezamenlijke aanpak met (buitenlandse) collegaoverheden, belangenorganisaties, kennisinstituten, ketenpartners, inwoners en bedrijven.
De zes toekomstbeelden uit de Langetermijnvisie zijn voor dit WBP vertaald in zes inhoudelijke ambities. Daarin komt tot uitdrukking hoe het waterschap denkt over onderwerpen als klimaatbestendigheid, duurzaamheid en energiebesparing, doelmatigheid, innovatie en maatschappelijke betrokkenheid. De ambities zijn vertaald in meetbare doelen en bijbehorende maatregelen op hoofdlijnen. Dit gebeurt langs de bekende lijnen van waterveiligheid, watersysteem en waterketen.
Gemeentelijk beleid
Gemeentelijk Rioleringsplan 2017 - 2020
Het GRP 2017-2020 is op 18 mei 2017 door de gemeenteraad vastgesteld en bevat onder andere de volgende beleidsuitgangspunten:
Watertoets
Ten behoeve van de watertoets is voor het plangebied de waterhuishoudkundige situatie onderzocht. Daarbij wordt aandacht besteed aan de huidige bodemkundige en (geo)hydrologische situatie, de gehanteerde uitgangspunten en randvoorwaarden en de mogelijkheden om (afgekoppelde) neerslag in de toekomstige situatie te bergen en te infiltreren.
Huidige en toekomstige situatie
Verdeling verhard oppervlak
De bebouwing van het plangebied bestaat momenteel uit een conferentiegebouw, administratiegebouw, kapel en een koetshuis. Dit is in totaal ca. 1.257 m2 aan bebouwing. Buiten de terreinverharding om, is het overige deel van het plangebied onverhard.
Het waterschap hanteert het beleid dat bij het aanbrengen van meer dan 500 m2 verharding in stedelijk gebied of meer dan 1.000 m2 in landelijk gebied, gecompenseerd moet worden in de vorm van oppervlaktewater voor waterberging. Echter, de hoeveelheid oppervlakteverharding wijzigt met het planvoornemen niet ten opzichte van de huidige situatie. Compenserende maatregelen zijn daarom niet noodzakelijk.
Oppervlaktewater en waterkeringen
In de nabije omgeving van het plangebied zijn twee tertiaire watergangen gelegen, zoals aangewezen op grond van de Keur van het waterschap. Ten noorden van het plangebied bevindt zich een tertiaire watergang in de vorm van een droge sloot. Ten zuidoosten van het plangebied bevinden zich meerdere tertiaire watergangen. Tertiaire wateren hebben geen beschermingszone en worden niet onderhouden door het waterschap. Wel geldt er een zorgplicht voor de eigenaar. De zorgplicht kan het volgende inhouden:
In onderstaande afbeelding zijn de watergangen weergegeven ten opzichte van het plangebied.
uitsnede legger Hoogheemraadschap De Stichtse Rijnlanden
Afvalwater
Het vrijkomende afvalwater wordt net als in de huidige situatie aangesloten op het gemeenteriool. Deze drukriolering heeft voldoende capaciteit om de (beperkte) toename in afvalwaterproductie te verwerken en af te voeren. Mocht blijken dat het afvalwateraanbod te groot zal zijn, dient in overleg met de gemeente naar aanvullende maatregelen te worden gekeken. Er vindt door de functiewijziging geen toename plaats van de hoeveelheid afvalwater. Derhalve zijn geen nadere aanpassingen vereist.
Regenwater
Het hemelwater dat op de bebouwing valt wordt via regenpijpen afgevoerd naar de direct aangrenzende watergangen die rondom het bedrijf liggen. Ook de overige verharde delen van het perceel wateren af op de omliggende watergangen. Op de onverharde delen zijgt het water in de bodem of loopt oppervlakkig af naar de watergangen.
Conclusie
Het aspect water vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Wet natuurbescherming
De Wet natuurbescherming (Wnb) vervangt per 1 januari 2017 de Boswet, Flora en faunawet en de Natuurbeschermingswet 1988. De Wnb regelt de bescherming van Natura 2000-gebieden, bescherming van soorten en de bescherming van houtopstanden. Naast bescherming vanuit de Wnb, zijn er ook gebieden die planologisch beschermd zijn door het Natuurnetwerk Nederland (NNN). Het NNN (voorheen de Ecologische Hoofdstructuur) is het Nederlands netwerk van bestaande en nieuw aan te leggen natuurgebieden. Het netwerk moet natuurgebieden beter verbinden met elkaar en met het omringende agrarisch gebied. Het doel van de Wet natuurbescherming is drieledig:
In deze paragraaf wordt getoetst of de ontwikkeling invloed heeft op de beschermde gebieden en soorten die zijn opgenomen in de Wnb.
Onderzoek
Gebiedsbescherming
In het kader van de Wnb en NNN dient getoetst te worden of de beoogde ontwikkelingen een negatieve invloed hebben op de beschermde gebieden. De gebiedsbescherming is beperkt tot de Natura 2000-gebieden en eventuele buiten het NNN geleden bijzondere provinciale natuurgebieden. In Nederland zijn 164 Natura 2000-gebieden aangewezen. Voorbeelden van Natura 2000-gebieden zijn Kolland & Overlangbroek, Rijntakken, Oostelijke Vechtplassen en de Veluwe. Per Natura 2000-gebied zijn instandhoudingsdoelstellingen (voor soorten en vegetatietypen) opgesteld. Iedereen die vermoedt of kan weten dat zijn handelen of nalaten, gelet op de instandhoudingsdoelen, nadelige gevolgen voor een Natura 2000-gebied kan hebben, is verplicht deze handelingen achterwege te laten of te beperken. Het bevoegd gezag kan schadelijke activiteiten beperken en eisen dat een vergunning in het kader van de Wnb wordt aangevraagd. Regulier beheer en bestaand gebruik zijn (of worden) opgenomen in Natura 2000-beheerplannen. Na vaststelling van de beheerplannen hoeft daarvoor geen vergunning aangevraagd te worden.
Toetsing NNN
Vanwege de ligging van het plangebied in het NNN heeft een toetsing aan de NNN-wijzer van de provincie Utrecht plaats gevonden. Deze toetsing is opgenomen in paragraaf 3.2. Uit de toetsing kan geconcludeerd worden dat sprake is van een kleinschalige ontwikkeling. Een nader onderzoek kan achterwege blijven, omdat significante effecten niet te verwachten zijn.
Ecologische quickscan
De soortenbeschermende werking is rechtstreeks opgenomen in de Wnb. In hoofdstuk 3 van de Wnb zijn de beschermingsregimes in drie aparte paragrafen neergelegd. Per beschermingsregime is bepaald welke verboden er gelden en onder welke voorwaarden ontheffing of vrijstelling kan worden verleend door het bevoegd gezag. Hieronder zijn de drie beschermingsregimes weergegeven:
Dit zijn alle van nature in Nederland in het wild levende vogels (zoals bedoeld in artikel 1 van de Vogelrichtlijn).
Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage IV van de Habitatrichtlijn, Bijlage I en II van het Verdrag van Bern en Bijlage II van het Verdrag van Bonn. In de bijlagen van de Verdragen van Bern en Bonn worden ook vogels genoemd.
Dit zijn soorten die genoemd zijn in Bijlage onderdeel A en B van de Wnb. Het gaat hier om de bescherming van zoogdieren, amfibieën, reptielen, vissen, dagvlinders, libellen, kevers en vaatplanten voorkomend in Nederland.
In de Wnb is onder meer bepaald dat beschermde diersoorten niet gedood, gevangen of verontrust mogen worden en plantensoorten niet geplukt, uitgestoken of verzameld worden. Bovendien dient iedereen voldoende zorg in acht ten nemen voor in het wild levende dieren en planten. Daarnaast is het niet toegestaan om hun directe leefomgeving, waaronder nesten en holen, te beschadigen, vernielen of te verstoren.
Voor soorten die ook niet in de bijlage van de Wnb worden genoemd, fungeert de zorgplichtbepaling (artikel 1.11 Wnb) als vangnet. Op grond van deze bepaling moeten schadelijke handelingen voor alle in het wild levende dieren en planten en hun directe leefomgeving in beginsel achterwege worden gelaten, dan wel moeten maatregelen worden genomen om schadelijke gevolgen (zoveel mogelijk) te beperken.
Ecologische quick scan
Ten behoeve van onderliggend planvoornemen heeft Adviesbureau Mertens BV een Ecologische quickscan uitgevoerd (bijlage 2). Het veldbezoek is afgelegd op 5 juni 2020. Enerzijds wordt inzichtelijk gemaakt welke wettelijk beschermde natuurwaarden in het kader van de soortbescherming van planten- en diersoorten te verwachten zijn. Anderzijds worden de consequenties van deze aanwezigheid voor de planontwikkeling weergegeven.
In en direct rond het plangebied Postweg 18 te Doorn komen vleermuizen, overige zoogdieren, broedvogels, amfibieën en vissen voor. Het voorkomen van beschermde planten, reptielen en ongewervelden wordt uitgesloten. De plannen zijn conserverend: dit betekent dat fysieke werkzaamheden niet zullen plaatsvinden. Doordat de plannen grotendeels conserverend zijn, worden negatieve effecten uitgesloten. Negatieve effecten op aanwezige diersoorten worden derhalve uitgesloten.
Daarnaast worden eveneens effecten op beschermde planten- en diersoorten uitgesloten. De herbestemming van de Postweg 18 te Doorn is niet in strijd met het gestelde binnen de Wet natuurbescherming.
De zorgplicht blijft onverkort van kracht. Dit houdt in dat iedereen voldoende zorg in acht moet nemen voor alle in het wild levende dieren, inclusief hun leefomgeving en voor alle planten en hun groeiplaats. Gedurende het gebruik van Postweg 18 te Doorn dient hierbij rekening gehouden te worden.
Stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden
Bij ontwikkelingen die tot gevolg hebben dat de stikstofdepositie op Natura 2000-gebieden toeneemt, is een stikstofdepositieonderzoek noodzakelijk. Het plangebied ligt op circa 4,6 kilometer van de dichtstbijzijnde Natura 2000-gebied 'Kolland & Overlangbroek'.
In onderhavige situatie vinden geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats. Ook is er geen sprake van uitbreiding of versoepeling van de bebouwingsmogelijkheden. Door dit bestemmingsplan zal de kantoorbestemming gewijzigd worden door een bestemming Gemengd en krijgen delen van de bestemming 'Natuur' de functieaanduiding 'specifieke vorm van natuur - parkeren'. Daarbij verandert er onder de nieuwe gemengde bestemming niets aan het feitelijke gebruik. Het conferentieoord zal in de nieuwe situatie nog steeds als conferentieoord gebruikt worden. De gebouwen op het terrein blijven dezelfde functies behouden en zullen niet worden uitgebreid of verbouwd. Daarbij zal de verkeersgeneratie hetzelfde blijven. Zodoende is een nader stikstofdepositieonderzoek niet noodzakelijk.
Conclusie
Het aspect natuurwetgeving vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling.
Nota Buitens op de Heuvelrug (2012)
Omdat de gemeente het noodzakelijk vindt een bijdrage te leveren aan de instandhouding van de landgoederen en buitenplaatsen op de lange termijn is in 2012 de nota Buitens op de Heuvelrug vastgesteld. De nota Buitens op de Heuvelrug brengt de complexen van A tot Z, van Aardenburg tot Zuylenstein in beeld en vormt daarmee een naslagwerk van het cultuurhistorisch erfgoed.
De instandhouding van landgoederen en buitenplaatsen staat onder druk. De exploitatie van deze complexen is doorgaans niet sluitend. Diverse eigenaren zijn dan ook op zoek naar aanvullende economische dragers om instandhouding ook in de toekomst te kunnen waarborgen. Gezien het diverse karakter van de landgoederen en buitenplaatsen is in de regel een maatwerkoplossing noodzakelijk.
Het kan bijvoorbeeld zijn dat om een integrale toekomstvisie voor de buitenplaats/het landgoed wordt gevraagd, waaruit blijkt dat de voorgenomen ontwikkeling noodzakelijk is en de duurzame instandhouding hierdoor gewaarborgd is.
Bij nieuwe ontwikkelingen in de nabijheid van een historisch landgoed of buitenplaats dient rekening gehouden te worden met de aanwezige cultuurhistorische waarden.
De gemeente zet tevens in op het verbeteren van de toegankelijkheid voor recreatief medegebruik en het realiseren van voorzieningen op landgoederen en buitenplaatsen. D.w.z. intensief, waar dit uitdrukkelijk gewenst is, maar extensief op de terreinen die niet ingericht zijn op grootschalig bezoek.
Toetsing
De historische buitenplaats Schoonoord is opgenomen in de nota Buitens op de Heuvelrug, die een beleidskader biedt voor historische landgoederen en buitenplaatsen. Deze nota is vastgesteld in 2012. Op basis van deze nota is onder meer als beleidskeuze opgenomen dat iedere buitenplaats een dubbelbestemming krijgt. Zo zijn deze bijzondere complexen goed zichtbaar aangegeven in bestemmingsplannen en is in één oogopslag te zien welke gronden er onder een complex vallen en dreigt niet het gevaar dat toekomstige ontwikkelingen afzonderlijk beoordeeld worden in plaats van binnen het geheel van het complex. Het opleggen van de dubbelbestemming heeft met name tot doel de instandhouding van bepaalde bijzondere waarden op historische landgoederen en buitenplaatsen te waarborgen, gezien uit het oogpunt van de bestaande situatie. Het gaat dan om cultuurhistorische waarden zoals een kenmerkende paden- en lanenstructuur en/of zichtassen, karakteristieke centrale bebouwing, veelal in de vorm van een kasteel, versterkt huis of landhuis, doorgaans met een tuin en/of park of bijzondere landschappelijke elementen, zoals theekoepels, hekwerken e.d. Voor de buitenplaats Schoonoord gaat het dus om de bestaande cultuurhistorische waarden. Dit zijn het hoofdgebouw, dat overigens beschermd is als rijksmonument, en de historische parkaanleg, die beschermd is als gemeentelijk monument. Verder zijn twee hardstenen blokken met tekst SCHOON-OORD, een hardstenen plantenbak en een zonnewijzer beschermd als onderdelen binnen het park. Ook vallen onderdelen die niet beschermd zijn als monument, maar wel cultuurhistorische waarde hebben, onder de dubbelbestemming. Doel is dat bij ontwikkelingen op de historische buitenplaats hier rekening mee wordt gehouden.
Het planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik van het conferentieoord positief bestemd wordt. Hierdoor kan de buitenplaats in stand worden gehouden. Daarbij wordt zorgvuldig rekening gehouden met de aanwezige cultuurhistorische waarden. Het plan past binnen de uitgangspunten van de nota Buitens op de Heuvelrug.
In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin overgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft in 2019 een archeologische beleidskaart vastgesteld. Op deze beleidskaart staan verschillende archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. Er is gekozen voor zeven verschillende typen archeologie-gebieden, waarin verschillende regels met betrekking tot bescherming van archeologisch erfgoed gelden. In deze regels is vastgelegd wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Onderzoek
Het plangebied ligt in een gebied met 'Waarde - Archeologie 3 hoog'. Voor een gebied met een dergelijke verwachtingswaarde geldt een archeologische onderzoeksverplichting bij bodemingrepen met een oppervlakte groter dan 150 m² en dieper dan 30 cm onder het maaiveld.
uitsnede beleidskaart archeologie
Het planvoornemen voorziet in een bestemmingsplanwijziging, waarbij het feitelijke gebruik positief bestemd wordt. Daarbij vinden geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats. Ook worden de bebouwingsmogelijkheden niet uitgebreid of versoepeld. Er zullen geen bodemingrepen plaatsvinden die groter zijn dan 150 m2 en die dieper gaan dan 30 cm onder het maaiveld.
Zodoende is archeologisch onderzoek niet noodzakelijk. De dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3 hoog' blijft behouden, waardoor de aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden blijven beschermd.
Conclusie
Het aspect archeologie vormt geen belemmering voor onderhavige ontwikkeling. Er vinden geen bouw- of sloopwerkzaamheden plaats. Het plangebied behoudt de archeologische dubbelbestemming.
Dit bestemmingsplan bestaat uit geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand <NL.IMRO.1581.DOOPostweg18-ON01> met de bijbehorende regels (en bijlagen) en een toelichting hierop. Het GML-bestand (simpel gezegd; de kaart) en de bijbehorende regels vormen samen het juridisch bindende gedeelte van het bestemmingsplan. Deze beide planonderdelen dienen in onderlinge samenhang te worden bezien en toegepast. In het GML-bestand zijn de bestemmingen aangewezen. Aan deze bestemmingen zijn bouwregels en regels over het gebruik gekoppeld.
De toelichting heeft geen rechtskracht, maar vormt niettemin een belangrijk onderdeel van het plan. De toelichting van dit bestemmingsplan geeft een weergave van de beweegredenen, de onderzoeksresultaten en de beleidsuitgangspunten die aan het bestemmingsplan ten grondslag liggen. Tot slot is de toelichting van wezenlijk belang voor een juiste interpretatie en toepassing van het bestemmingsplan.
In het GML-bestand hebben alle gronden met hun bebouwing binnen het plangebied een bestemming gekregen. Binnen een bestemming kunnen nadere soorten aanduidingen zijn opgenomen. Deze aanduidingen hebben alleen een juridische betekenis als in de regels in combinatie met het GML-bestand aan de betreffende aanduiding een gevolg wordt verbonden. Een aantal aanduidingen heeft juridisch gezien geen betekenis en is uitsluitend opgenomen ten behoeve van de leesbaarheid van de verbeelding. In de legenda zijn deze als "verklaringen" aangegeven (bijvoorbeeld kadastrale gegevens).
De regels van het bestemmingsplan zijn ondergebracht in vier hoofdstukken:
Regels in verband met de bestemmingen
De bestemmingsregels kennen allemaal dezelfde opbouw:
Bestemmingsomschrijving
De bestemmingsomschrijving is de centrale bepaling van elke bestemming. In de bestemmingsomschrijving worden de binnen een bestemming toegestane functies genoemd. Het gebruik wordt hier geregeld.
Bouwregels
De bouwregels zijn gerelateerd aan deze bestemmingsomschrijving. In de bouwregels wordt aangegeven welke bebouwingsmogelijkheden er op een perceel bestaan. Zoals bijvoorbeeld de goot- en bouwhoogten.
Nadere eisen
Het is mogelijk om in bepaalde gevallen (wanneer dit nodig is in het kader van een goede ruimtelijke ordening) aan de mogelijkheden die in de bouwregels zijn beschreven nadere eisen te stellen. De omstandigheden waaronder deze eisen worden gesteld moeten dan wel duidelijk zijn geformuleerd. Een voorbeeld van een nadere eis is het moeten overleggen van een beplantingsplan.
Afwijken van de bouwregels
Door het opnemen van een afwijkingsregeling bestaat de mogelijkheid om middels een omgevingsvergunning af te wijken van de algemeen toegestane bouwregels. In een afwijkingsregeling wordt opgenomen waarvan afwijking wordt verleend, de maximale omvang van de afwijking die kan worden toegestaan en eventuele voorwaarden waaronder de omgevingsvergunning tot afwijken wordt verleend. Een voorbeeld is een afwijkende goot- en/of bouwhoogte in een bepaalde situatie.
Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om, onder meer door middel van 'vergunningsvrij bouwen'.
Specifieke gebruiksregels
Deze regels zijn in feite een aanvulling op de bestemmingsomschrijving. Hier worden vormen van gebruik beschreven die men in strijd acht met de bestemming, maar waarvan niet direct uit de bestemmingsomschrijving blijkt dat dit zo is. Zo is in de bestemming 'Agrarisch' mogelijk gemaakt dat bepaalde bedrijfswoningen als zogenaamde 'plattelandswoningen' mogen worden bewoond, waarbij de bewoners geen functionele binding meer hoeven te hebben met het agrarische bedrijf op het perceel.
Afwijken van de gebruiksregels
Onder afwijken van de gebruiksregels wordt het mogelijk gemaakt een bepaalde vorm van gebruik toch onder de bestemming te laten vallen. Een afwijking van een gebruiksregel mag echter niet leiden tot een feitelijke wijziging van de bestemming. Het betreft dus altijd gebruik dat inherent is aan de in de bestemmingsomschrijving opgenomen functies.
Overigens biedt bijlage II van het Besluit Omgevingsrecht nog bouw- en gebruiksmogelijkheden buiten dit bestemmingsplan om.
Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
Specifieke inrichtingsactiviteiten, niet bestaande uit bouwen (dat is immers al onder de bouwregels beschreven), dienen soms aan een omgevingsvergunning te worden gebonden. Hiervan zal sprake zijn als bepaalde werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden van invloed kunnen zijn op in de specifieke bestemming voorkomende bijzondere omstandigheden. Voorbeelden van deze omstandigheden zijn cultuurhistorische- of landschappelijke waarden. Deze waarden kunnen met een omgevingsvergunningstelsel worden beschermd. De regeling is nadrukkelijk niet bedoeld om alle werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden geheel uit te sluiten. Concreet kan je denken aan bijvoorbeeld het moeten aanvragen van een vergunning voor het afgraven of egaliseren van gronden of het vellen van bos in de bestemming 'Natuur'.
Wijzigingsbevoegdheid
Door het opnemen van een wijzigingsbevoegdheid is het mogelijk om het bestemmingsplan te wijzigen (binnenplanse wijziging). Het kan dan gaan om het wijzigen van een op een perceel gelegde bestemming, maar ook bijvoorbeeld het wijzigen of vergroten van een bouwvlak (met bijbehorende bouwmogelijkheden).
De inleidende regels (hoofdstuk I)) en de overgangs- en slotregel (hoofdstuk IV) worden hier verder niet toegelicht. Voor de overige bestemmingen volgt in de volgende paragraaf een inhoudelijke beschrijving.
In het plangebied zijn bestemmingen weergegeven. Daarnaast kent het plangebied dubbelbestemmingen. Hieronder volgt een beschouwing van deze bestemmingen.
Artikel 3 Gemengd
Gronden met de bestemming 'Gemengd' zijn aangewezen voor een conferentieoord. De functies en het gebruik van de bebouwing zijn in de bestemmingsomschrijving en de specifieke gebruiksregels vastgelegd middels functieaanduidingen. Daarnaast zijn deze gronden aangewezen voor de instandhouding van de aldaar voorkomende of eigen natuurwaarden en bij een en andere behorende voorzieningen, zoals groenvoorzieningen, tuinen, ontsluitingspaden en overige voorzieningen, zoals fietsenstallingen en nutsvoorzieningen. Op de bestemming zijn parkeervoorzieningen enkel toegestaan in de vorm van open verharding, zoals grasbetontegels.
Op deze gronden mogen uitsluitend één bedrijfswoning, bedrijfsgebouwen en andere bouwwerken worden gebouwd. De maximale oppervlakte aan gebouwen bedraagt 1.257 m2. De maximale goot- en bouwhoogte voor bedrijfswoningen en bedrijfsgebouwen bedraagt 6 en 8 meter. Voor het conferentiegebouw, bedragen de maximale goot- en bouwhoogtes 12 en 14 meter. De inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 bedragen. Daarbij zijn nog specifieke bouwhoogtes gegeven voor andere bouwwerken, zoals erf- of perceelafscheidingen.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd een omgevingsvergunning te verlenen ten behoeve van het bouwen van bedrijfsgebouwen tot een oppervlakte die niet meer dan 20% van de bestaande oppervlakte bedraagt.
Artikel 4 Natuur
Gronden met de bestemming 'Natuur' zijn aangewezen voor bosbouw; de instandhouding van bos, watergangen en natuurgebieden; extensieve openluchtrecreatie; natuurvoorlichting en -educatie; agrarisch medegebruik; voorzieningen ten behoeve van flora en fauna en ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van natuur - parkeren' parkeervoorzieningen in de vorm van open verharding, zoals grasbetontegels; ontsluitingspaden en één oprijlaan.
Op deze gronden mogen uitsluitend 'andere bouwwerken' worden gebouwd, zoals bijvoorbeeld erf- en perceelafscheidingen. De maximale bouwhoogte van erf- en perceelafscheidingen bedraagt 2 meter.
Burgemeester en wethouders zijn bevoegd onder voorwaarden een omgevingsvergunning te verlenen voor het bouwen van niet voor bewoning bestemde gebouwen.
De bestemmingsplanregeling bevat naast de bovengenoemde bestemmingen ook dubbelbestemmingen. Dubbelbestemmingen vallen als het ware over 'onderliggende' (enkel)bestemmingen heen en houden beperkingen en aanvullingen in voor de bouw- en gebruiksmogelijkheden van die bestemmingen. Dubbelbestemmingen dienen een specifiek ruimtelijk belang dat middels de dubbelbestemming beschermd wordt.
Volgens de gemeentelijke archeologische verwachtingskaart bestaat het gemeentelijk grondgebied uit zones met verschillende archeologische verwachting. Binnen de gemeente bestaan gebieden met een zeer hoge, hoge, middelhoge en lage archeologische verwachting. Voor elke categorie verwachtingswaarde is bepaald vanaf welke planomvang rekening gehouden moet worden met het (laten) uitvoeren van archeologisch onderzoek. Dit geldt voor bodem verstorende activiteiten die plaats zullen vinden in het kader van 'plannen' waarvoor het vereist is een reguliere omgevingsvergunning voor het bouwen dan wel voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden aan te vragen. De op de aanvraag om een omgevingsvergunning aangegeven oppervlakte die de bodem (nagenoeg) raakt is het oppervlak dat gehanteerd moet worden voor de beoordeling voor de noodzaak van een archeologisch onderzoek.
Terreinen met een bepaalde archeologische verwachting zullen door middel van het stellen van voorwaarden aan de omgevingsvergunning worden beschermd met de volgende dubbelbestemmingen:
Dubbelbestemming |
Archeologisch waardevol gebied | Regime |
Waarde - Archeologie 1 | Zones met een zeer hoge archeologische verwachting (b.v. beschermde landgoederen, grafheuvels en oude wegen en paden) | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 50 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
Waarde - Archeologie 2 | Zones met een zeer hoge archeologische verwachting (Bufferzone) | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 100 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
Waarde - Archeologie 3 | Zones met een hoge archeologische verwachting | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 150 m2 en dieper dan 30 cm - onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
Waarde - Archeologie 4 | Zones met een middelhoge archeologische verwachting | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 1000 m2 en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
Waarde - Archeologie 5 | Zones met een lage archeologische verwachting | Bij plannen waarbij bodemverstorende activiteiten plaatsvinden van meer dan 10 hectare en dieper dan 30 cm onder maaiveld dient archeologisch onderzoek te worden uitgevoerd. |
In het artikel zijn uitzonderingen opgenomen voor situaties waarbij geen omgevingsvergunning hoeft te worden aangevraagd en archeologisch onderzoek niet nodig is. Deze uitzonderingen zijn opgesomd in het artikel en hieronder vallen onder andere 'zaken die het normale onderhoud en/of gebruik betreffen'. Hieronder wordt in ieder geval verstaan:
De dubbelbestemming Waarde - Ecologie is bedoeld om de landschaps- en natuurwaarden van de gronden in stand te houden en te beschermen. Deze bestemming geldt naast de onderliggende (enkel) bestemming en is van toepassing op gebieden die binnen de Ecologische Hoofdstructuur (EHS) vallen. Naast de geldende bouwregels van de enkelbestemming mogen overige bouwwerken ten dienste van de bestemming Waarde - Ecologie worden gebouwd met een maximale hoogte van 3 meter. Tevens zijn burgemeester en wethouders bevoegd om nadere eisen te stellen aan de situering van de bouwwerken die volgens de andere bestemmingen mogen worden gebouwd. Dit om onevenredige aantasting van de belangen van de landschaps- en natuurwaarden te voorkomen.
Naast de bescherming die de bestemming biedt is ook een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om te voorkomen dat de bestaande landschaps- en natuurwaarden onevenredig kunnen worden aangetast.
De bestemmingWaarde - Landgoed en buitenplaats is naast de enkelbestemming(en) van deze gronden bedoeld voor instandhouding van de ter plaatse voorkomende cultuurhistorische waarden en hun samenhang. Hieronder wordt onder andere verstaan de diverse paden, lanen en groenstructuur en bijbehorende kenmerkende overige bouwwerken (zoals entreehekken en bruggen), landhuis met bijgebouwen, waterpartijen en bijzondere landschappelijke elementen.
De bouwhoogte van overige bouwwerken mag niet meer dan 6 meter zijn en de cultuurhistorische waarden mogen niet onevenredig worden aangetast.
Wijziging gebruik
In de algemene regels Wijziging landgoed en buitenplaats is een wijzigingsbevoegdheid opgenomen die betrekking heeft op de voor deze gronden geldende enkelbestemmingen.
Omgevingsvergunning nodig
Naast de mogelijkheden die deze dubbelbestemming biedt is ook een omgevingsvergunningstelsel opgenomen om te voorkomen dat de bestaande cultuurhistorische waarden onevenredig kunnen worden aangetast.
Om te voorkomen dat grond dubbel wordt meegeteld, is hier geregeld dat grond die eenmaal bij een bouwplan is meegenomen, bij andere aanvragen buiten beschouwing moet blijven.
In de eerste plaats is hier opgenomen dat bij afwijking van de in de vorige hoofdstukken opgenomen regels/bestemmingen de bestaande situatie of de onherroepelijk vergunde situatie bij in werkingtreding van dit bestemmingsplan als maximaal toegestane situatie geldt.
Bij toepassing van alle bouwregels in dit bestemmingsplan mogen de in dit artikel genoemde ondergeschikte bouwdelen maximaal 1 meter afwijken van de gegeven bouw-, aanduidings- en maatvoeringsregels.
Dit artikel is opgenomen indien op de verbeelding of in de regels abusievelijk een maximum toegestane bouwhoogte ontbreekt, waardoor onbeperkt in de hoogte gebouwd zou mogen worden.
Dit kan naast stedenbouwkundige bezwaren ook bezwaren ten aanzien van licht- en luchttoetreding voor de omgeving opleveren.
Om dit te voorkomen was voorheen hier een bepaling voor opgenomen in de bouwverordening, maar die is geschrapt. Om deze reden wordt voor bovengenoemde gevallen met dit artikel een maximum bouwhoogte bepaald. De regeling is van toepassing voor die gevallen waar het wel toegestaan is om te bouwen, maar waar helemaal geen hoogtebeperkingen zijn opgenomen of indien bijvoorbeeld alleen een maximum goothoogte is aangegeven. De bepalingen gelden dan als aanvulling op de bouwregels.
De hoogte van bouwwerken wordt in dit artikel bepaald op basis van de afstand tussen twee tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg, vermeerderd met 1 meter. De hoogte mag echter nooit meer dan 15 m bedragen. Deze hoogte komt overeen met de hoogte uit de voormalige bouwverordening. Bij bouwwerken die op basis van overgangsrecht of een geldende vergunning een hogere bouwhoogte dan 15 meter hebben, wordt de bestaande hoogte als ten hoogste toelaatbaar aangehouden. Het artikel volgt hiermee in hoofdzaak de regeling uit de bouwverordening.
Hierin is bepaald dat het bouwen van grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik bij een (bedrijfs)woning is toegestaan indien wordt voldaan aan een aantal regels. De oppervlakte mag bijvoorbeeld maximaal 50 m2 bedragen en er gelden verschillende bouwhoogtes voor het voorerf en het achtererf.
In deze bepaling is aangegeven dat het verboden is om de in het plan vallende gronden en bouwwerken in strijd met de bestemming(en) te gebruiken. Er is ook een opsomming gemaakt van gebruik dat in ieder geval onder verboden gebruik valt. Hierbij valt bijvoorbeeld te denken aan het gebruik van gronden voor opslag en/of storten van grond en/of afval.
Onder de in dit artikel genoemde voorwaarden kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de regels inzake bouwgrenzen, bouwhoogte van specifieke overige bouwwerken.
Er kan een omgevingsvergunning worden verleend voor het afwijken van de in het bestemmingsplan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen. De maximale afwijking is 10% en alleen mogelijk indien voldaan wordt aan de in het artikel gestelde voorwaarden.
Voor verschillende bestemmingen kan het bevoegd gezag van de bouwregels afwijken om het bouwen van vrijstaande bergingen en fietsenstallingen buiten het bouwvlak op minder dan 1 meter achter de voorgevel of voor de voorgevel mogelijk te maken.
Het gebruik van een woning voor kamerbewoning of bijzondere woonvorm is een verboden gebruik. Het bevoegd gezag heeft de bevoegdheid om dit gebruik toch toe te staan. Dit mag alleen als het gebruik als woning in de bestemmingsomschrijving van de ter plaatse geldende bestemming is opgenomen. Deze regeling is echter niet van toepassing op bedrijfswoningen. Het gebruik moet qua uitstraling en ruimtelijke werking overeenstemmen met die van de woonfunctie. Het gebruik voor kamerbewoning of bijzondere woonvormen mag de belangen niet onevenredig schaden van eigenaren en gebruikers van de gronden waarop dit veranderde gebruik plaatsvindt of die in de nabijheid daarvan liggen. Het gebruik dient binnen het bouwvlak plaats te vinden.
Op grond van artikel9.4 Kleinschalige grondgebonden zonnepaneelinstallaties' worden grondgebonden zonnepanelen reeds toegestaan tot een maximum oppervlak van 50 m2. De 'Afwijking extra grondgebonden zonnepaneelinstallatie voor wko' maakt het mogelijk om nogmaals maximaal 50 m2 te realiseren indien aangetoond kan worden dat deze nodig zijn in verband met de energiebehoefte van een warmte koude opslaginstallatie (wko) of warmtepompinstallatie.
Op grond van artikel 11.5 wordt het toegestaan dat bouwgrenzen, goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen mag worden overschreden indien is aangetoond dat dit noodzakelijk is voor het isoleren van een gebouw (bijvoorbeeld in het kader van “nul op de meter”).
Deze wijzigingsmogelijkheden zijn bedoeld om ervoor te zorgen dat er (economisch) draagvlak blijft voor het in stand houden van landgoederen en buitenplaatsen. Hiervoor kan een bestemmingswijziging de oplossing zijn.
De eerste wijzigingsbevoegdheid betreft het wijzigen van de bestemming voor het bouwvlak in de bestemming Wonen in gevallen dat de gronden de aanduiding 'specifieke vorm van waarde - buitenplaats' hebben. Het betreft de gronden aangeduid als historische buitenplaats. Deze gronden zijn onderdeel van het landgoed. Voor deze wijziging gelden geen aanvullende voorwaarden aangezien wonen doorgaans de oorspronkelijke functie was van dit deel van het landgoed.
Deze bepaling verwijst voor de te hanteren parkeernormen naar het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP), vastgesteld door de raad op 2 februari 2010. Het parkeernormenbeleid is een dynamisch document en bijstelling van het beleid is met enige regelmaat noodzakelijk. Omdat het niet doelmatig is hiervoor telkens een nieuw bestemmingsplan op te stellen voorziet de regeling in een dynamische verwijzing naar de parkeernormen. Dit houdt in dat het GVVP van toepassing wordt verklaard en tevens rekening wordt gehouden met de opvolger van dit beleid.
In het GVVP staat het beleid ten aanzien van parkeren. Het betreft bijvoorbeeld hoe om te gaan met parkeren, hoeveel parkeerplaatsen er nodig zijn bij nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen, de manier waarop in deze parkeerplaatsen kan worden voorzien en welke eisen aan de verschillende parkeerplaatsen worden gesteld.
Een aanvraag omgevingsvergunning moet worden getoetst aan de parkeernormen wanneer er sprake is van vergunningplichtige nieuwbouw of vergroting en/of wanneer er sprake is van een functiewijziging . Bij een functiewijziging kan het daarbij ook gaan om een bestemming waarbinnen meerdere functies zijn toegestaan, bijvoorbeeld binnen een bestemming 'Centrum ' of 'Gemengd'. De regeling werkt aanvullend voor functiewijzingen binnen een dergelijke bestemming, indien een omgevingsvergunning is vereist en sprake is van een behoefte aan parkeergelegenheid. Bij het realiseren van voldoende parkeergelegenheid hoeven geen bestaande tekorten te worden opgelost. De te realiseren parkeergelegenheid moet voldoende zijn voor het bouwwerk en/of gewijzigde gebruik waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht.
De regeling bestaat uit de volgende onderdelen:
Van de verplichting om voldoende parkeergelegenheid te realiseren op grond van de gemeentelijke parkeernormen zoals gesteld in het GVVP kan in bijzondere gevallen worden afgeweken. Ook in de gemeentelijke bouwverordening is een dergelijke bepaling opgenomen. Het is echter niet de bedoeling dat deze bevoegdheid lichtvaardig wordt toegepast. Daarom dient de aanvrager van een omgevingsvergunning in dergelijke gevallen door middel van een verkeersonderzoek aan te tonen dat - gelet op de bijzondere omstandigheden - geen afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.
In het tweede lid is een regeling opgenomen voor het borgen van voldoende laad- en losruimte. Ook in de huidige bouwverordening is een dergelijke bepaling opgenomen. Net als bij de parkeerbepaling is een onderscheid gemaakt tussen bouwplannen en functiewijzigingen. Voor wat betreft functiewijzigingen bij bestemmingen waarbinnen meerdere functies zijn toegestaan werkt de regeling ook aanvullend zoals hierboven is beschreven.
Bij een aanvraag omgevingsvergunning waarbij een behoefte aan ruimte voor laden of lossen van goederen wordt verwacht dient te worden voorzien in deze ruimte. Dit kan aan of in het bouwwerk zijn, maar bijvoorbeeld ook op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk. De regeling geldt uitdrukkelijk niet voor bestaand gebruik en voor herbouw van gebouwen zonder functiewijziging.
Van de verplichting om te voorzien in voldoende laad- en losruimte kan worden afgeweken indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft. In dat geval dient de aanvrager van een omgevingsvergunning door middel van een verkeersonderzoek aan te tonen dat - gelet op de bijzondere omstandigheden - geen afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.
In artikel 14 van de regels is het overgangsrecht opgenomen. Daarbij is zoveel mogelijk aansluiting gezocht bij overgangsrecht dat is voorgeschreven voor bestemmingsplannen in de artikelen 3.2.1 en 3.2.2 van het Besluit ruimtelijke ordening.
In artikel 15 van de regels is de slotregel opgenomen.
In dit hoofdstuk wordt de uitvoerbaarheid van het plan beschreven. De volgende zaken komen aan bod:
Op grond van artikel 3.1.6 lid 1 onder f Bro dient de uitvoerbaarheid van bestemmingsplannen te worden aangetoond. De ontwikkelingen betreffen een particulier initiatief en bevinden zich op particulier terrein. De kosten worden via leges berekend en in rekening gebracht. Hiermee is het verhaal van kosten van de grondexploitatie over in het plan begrepen gronden anderszins verzekerd en hoeft geen exploitatieplan conform Wro te worden opgesteld.
Het voorontwerpbestemmingsplan heeft van 11 december 2020 tot en met 21 januari 2021 voor iedereen ter inzage gelegen. Gedurende deze periode is iedereen in de gelegenheid gesteld om een reactie te geven. De gemeente heeft dit vooraf aangekondigd op de gebruikelijke wijze in het Gemeentenieuws en op de website.
Gedurende de terinzagelegging zijn 2 schriftelijke inspraakreacties ontvangen. Het voorontwerpbestemmingsplan is ook toegezonden aan een aantal instanties, die volgens artikel 3.1.1 van het Besluit ruimtelijke ordening bij de planvorming dienen te worden betrokken.
De beantwoording van de inspraakreacties is opgenomen in de "Nota beantwoording inspraakreacties en wettelijk vooroverleg 'bestemmingsplan 'Postweg 18'", welke is opgenomen in de bijlagen.
Het ontwerpbestemmingsplan heeft in de periode van 21 mei 2021 gedurende zes weken (tot en met 2 juli 2021) ter inzage gelegen voor het indienen van zienswijzen. Er is 1 zienswijze op het plan inge-diend mede namens een aantal omwonenden.
Deze Nota zienswijzen, welke is opgenomen in de bijlagen, geeft de beantwoording weer van de zienswijze op het ontwerpbestemmingsplan.
Na vaststelling wordt het bestemmingsplan, samen met het besluit tot vaststelling hiervan, opnieuw 6 weken ter inzage gelegd. Gedurende deze periode kunnen belanghebbenden tegen dit besluit beroep aantekenen bij de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State.