In 1992 is in Valletta (Malta) het Europees Verdrag inzake de bescherming van het archeologisch erfgoed (Verdrag van Malta) ondertekend. Het Verdrag van Malta voorziet in bescherming van het Europees archeologisch erfgoed onder meer door de risico's op aantasting van dit erfgoed te beperken. Per 1 juli 2016 is de Erfgoedwet ingegaan totdat de Omgevingswet in werking treedt. De Erfgoedwet bundelt bestaande wet- en regelgeving voor behoud en beheer van het cultureel erfgoed in Nederland. Onder andere de Monumentenwet is hierin overgegaan. Op basis van de Erfgoedwet zijn mogelijke (toevals)vondsten bij het verrichten van werkzaamheden in de bodem altijd beschermd. Artikel 5.10 lid 1 van de Erfgoedwet stelt namelijk: 'Degene die anders dan bij het verrichten van opgravingen een vondst doet waarvan hij weet dan wel redelijkerwijs moet vermoeden dat het een archeologische vondst betreft, meldt dit zo spoedig mogelijk bij Onze Minister'.
De raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug heeft in april 2013 een archeologische beleidskaart vastgesteld. In november 2019 is er een update van het archeologisch beleid vastgesteld door de raad van de gemeente Utrechtse Heuvelrug. Op deze beleidskaart staan verschillende archeologisch waardevolle gebieden aangegeven. Er is gekozen voor zeven verschillende typen archeologie-gebieden, waarin verschillende regels met betrekking tot bescherming van archeologisch erfgoed gelden. In deze regels is vastgelegd wanneer archeologisch onderzoek noodzakelijk is.
Planspecifiek
Zoals op onderstaande uitsnede van de archeologische beleidskaart van de gemeente Utrechtse Heuvelrug te zien is zijn er verschillende archeologische verwachtingswaarden aanwezig in het plangebied. Volgens de archeologische beleidskaart is het gedeelte van het plangebied waar de natuurontwikkeling plaatsvindt voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 2' en 'Waarde - Archeologie 5'. Het gedeelte waar de sloop- en bouwwerkzaamheden plaatsvinden is voorzien van de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie 3'. Voor de verschillende dubbelbestemmingen gelden de volgende regels:
'Waarde - Archeologie 1' (zeer hoog)
Het streven is het behoud van de situatie. Er geldt een onderzoeksverplichting bij ingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld met een oppervlakte groter dan 50 m².
'Waarde - Archeologie 2' (zeer hoog)
Het streven is het behoud van de situatie. Er geldt een onderzoeksverplichting bij ingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld met een oppervlakte groter dan 100 m².
'Waarde - Archeologie 3' (hoog)
Het streven is het behoud van de situatie. Er geldt een onderzoeksverplichting bij ingrepen dieper dan 30 cm onder het maaiveld met een oppervlakte groter dan 150 m².
'Waarde - Archeologie 5' (laag)
Het streven is het behoud van de situatie. Er geldt een onderzoeksverplichting bij ingrepen met een oppervlakte groter dan 100.000 m².
Fragment archeologische beleidsadvieskaart van de gemeente Utrechtse Heuvelrug ter plaatse van het plangebied (in zwart omkaderd).
Op het gedeelte van het plangebied waar de natuurontwikkeling plaatsvindt zijn geen sloop, bouw of graafwerkzaamheden benodigd. Voor dit gedeelte van het plangebied hoeft dan ook geen archeologisch onderzoek uitgevoerd te worden en vormt het aspect archeologie geen belemmeringen.
Op de locatie waar de bestaande bebouwing gesloopt en de nieuwe woning gebouwd gaat worden, geldt de dubbelbestemming 'Waarde - Archeologie 3'. De benodigde graafwerkzaamheden voor de ontwikkeling zorgen ervoor dat er voor dit gedeelte van het plangebied een archeologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden.
Transect heeft in oktober 2019 een archeologisch vooronderzoek uitgevoerd in een plangebied aan de Broekweg 2 in Driebergen-Rijsenburg (gemeente Utrechtse Heuvelrug), zie
bijlagen bij toelichting bijlage 4. Het archeologisch vooronderzoek bestaat hier uit een Archeologisch Bureauonderzoek (BO) en een Inventariserend veldonderzoek (IVO). De vraagstelling van deze onderzoeken is het specificeren van de archeologische verwachting van het plangebied en het toetsen en aanvullen van deze verwachting door middel van waarnemingen in het veld.
De archeologische verwachting voor de periode Laat-Paleolithicum –Vroege Middeleeuwen kan in het hele plangebied van hoog naar laag worden bijgesteld. Dit is gebaseerd op de aanwezigheid van dekzand, dat is overdekt met veen en komklei. Het archeologisch niveau op het dekzand vertoont geen sporen van bodemvorming, wat wijst op natte en onbewoonbare omstandigheden. Ook het veen en de komklei wijzen op natte omstandigheden en vormen geen bewoonbaar niveau.
Binnen het IVO zijn 5 veldboringen verspreid over het plangebied gedaan:
In het centrum en (Zuid)westelijke deel van het plangebied zijn 3 boringen gedaan. De resultaten bevestigen het beeld dat de verwachtingswaarde van hoog naar laag kan worden bijgesteld. In het centrum is daarnaast het profiel diep verstoord vanwege de eerdere aanleg van de mestkelders. Deze zone kan daarom ook naar laag worden bijgesteld. In deze (Zuid)westelijke zone wordt nieuwbouw gepositioneerd. Alleen de bestaande opstallen en bouwsels worden daar verwijderd. Ophoging wordt daar overwogen vanwege de hoge (grond)waterstand en afwatering.
In het Noordoosten zijn 2 boringen gedaan waarbij enkele houtskoolspikkels zijn aangetroffen. Dit kan verband hebben met de aanwezigheid van een huisplaats, welke in ieder geval aanwezig was vanaf het begin van de 19de eeuw. Voorlopers hier weer van zijn op voorhand niet uit te sluiten. Volgens opgave van de huidige bewoner -tevens zichtbaar is op de oudst geraadpleegde kaart (Kadastrale Minuut uit 1811-1832-) zou voorlopers van de huidige boerderij echter aan de andere kant van de Broekweg hebben gelegen. Dit behoort niet tot het plangebied. De verwachtingswaarde van het Noordoosten van het plangebied kan daarmee nog niet van hoog naar laag worden bijgesteld. De zo vastgestelde archeologische verwachting leidt ertoe dat in het noordoosten van het plangebied vanaf een diepte van 30 cm onder het maaiveld met de aanwezigheid van archeologische resten rekening gehouden moet worden.
Het plangebied is op basis hiervan opgedeeld in 2 zones: archeologische lage verwachtingswaarde in het Zuidwestelijk en centrale deel, en hoger in Noordoostelijk deel.
Het advies van Transect is om daar ófwel te streven naar behoud van de aanwezige archeologische waarden, ofwel een aanvullend onderzoek uit te voeren. Om de archeologische waarden in situ te kunnen behouden wordt geadviseerd:
• Sloopwerkzaamheden tot aan het maaiveld uit laten voeren. Indien er toch sloopwerkzaamheden
beneden het huidige maaiveld plaats moeten vinden, kan deze onder archeologische begeleiding vinden.
• Geen graaf- of heiwerkzaamheden onder het huidige maaiveld uit voeren.
Transect adviseert tevens om beperkt op te hogen, maar niet meer dan 0,5 m, zodat verstoring door verdrukking geminimaliseerd wordt. Indien er toch graaf- of heiwerkzaamheden onder het huidige maaiveld plaatsvinden (in het gebied met een hoge verwachting) óf als er meer dan 0,5 m wordt opgehoogd adviseert Transect om een aanvullend onderzoek in te stellen om de aard, omvang en kwaliteit van archeologische resten die dan mogelijk verstoord gaan worden vast te stellen.
Bij de bouw wordt gekozen voor fundering middels een platte, betonnen plaat. Bij de aanleg hiervan worden eventuele verstorende graaf- en heiwerkzaamheden voorkomen. Tevens wordt gekozen voor een ophoging van 0,4 m ivm (grond)waterstand en waterafvoer. Nieuwe kabels en leidingen komen op een diepte van 0,1 tot 0,2 m te liggen waardoor het archeologisch niveau niet bereikt wordt. Daarbij wordt een tracé gevolgd waar al verstoring heeft plaatsgevonden. De nieuwe kabels en leidingen lopen door de zones waar in de huidige situatie de melkschuur met gedeeltelijke grup/onderkeldering en de mestvaalt staan. Op de navolgende afbeelding staan de zones voor de kabels en leidingen weergegeven.
Graafwerkzaamheden kabels en leidingen
De sloop van de bebouwing, waaronder de hooibergen, vindt plaats tot aan het maaiveld. De funderingen van de te slopen bebouwing blijven behouden. De nieuwe hooibergen worden gebouwd op betonnen platen om archeologische resten te sparen. In het Noordoosten van het plangebied (tussen Langbroekerwetering en boerderij) waar de boringen met houtskoolspikkels, vinden geen graafwerkzaamheden of bouwactiviteiten plaats. In conclusie worden hiermee eventuele archeologische verwachtingswaarden in situ beschermd en behouden. De archeologische verwachting binnen het plangebied blijft hoog, waardoor de dubbelbestemmingen 'Waarde - Archeologie' overgenomen.
Op basis van de voorgenomen onderzoeksresultaten uit het onderzoek is in dit bestemmingsplan de beschermingsregeling voor archeologie opgenomen conform de gemeentelijke standaard. En zijn de beoogde plannen in overeenstemming met het geldende archeologiebeleid.