direct naar inhoud van Regels
Plan: Spoorlaan 23-25 Overberg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.AMRspoorlaan23e25-VA01

Regels

inhoudende de wijziging van de plankaart van het bestemmingsplan Buitengebied OMMA.

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

In de regels van dit plan wordt verstaan onder:

1.1 plan

het wijzigingsplan Spoorlaan 23-25 Overberg, met identificatienummer NL.IMRO.1581.AMRspoorlaan23e25-VA01, van de gemeente Utrechtse Heuvelrug, zijnde een wijziging van het geldend bestemmingsplan;

1.2 geldend bestemmingsplan

het bestemmingsplan Buitengebied OMMA, met identificatienummer NL.IMRO.1581.bpUHRommabuitengeb-va03, van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

De regels van dit bestemmingsplan zijn van overeenkomstige toepassing op dit wijzigingsplan.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 bruto vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling op bovenstaande geldt het volgende:

  • a. Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie;
  • b. Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de bruto-vloeroppervlakte van de binnenruimte.
2.8 het peil
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:
    de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;
  • b. in andere gevallen:
    de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
2.9 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kleinste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrens en het bouwwerk.

2.10 de hoogte van een windturbine

vanaf het peil tot aan de as van de windturbine.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Agrarisch' aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid inclusief intensieve veehouderij;
  • b. mestvergisting en mestverwerking, uitsluitend ten behoeve van mest van het eigen bedrijf;
  • c. wonen in een bedrijfswoning;
  • d. in afwijking van lid c is ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' wonen in een bedrijfswoning niet toegestaan;
  • e. ter plaatse van de aanduiding 'paardenhouderij' mede een paardenhouderij;
  • f. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van horeca - vergader- en groepsaccommodatie' mede een vergader- en groepsaccommodatie tot een maximum van 500 m2;

met daarbij behorend:

  • g. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudingvoorzieningen en voorzieningen ten behoeve van flora en fauna, zoals faunapassages.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen van gebouwen, mestopslag, silo's en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen, bouwwerken voor mestopslag, silo's en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. bouwvlakken mogen voor 100 % worden bebouwd door één bedrijf;
  • c. het aantal bedrijfswoningen mag per bouwvlak niet meer dan één bedragen, tenzij:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'maximum aantal bedrijfswoningen' een ander aantal staat aangegeven;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van wonen - twee-aaneen bedrijfswoning' staat aangegeven, in welk geval een twee onder één kap bedrijfswoning is toegestaan;
    • 3. ter plaatse van de aanduiding 'bedrijfswoning uitgesloten' een bedrijfswoning is uitgesloten;
  • d. de inhoud van de bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m³ (exclusief ondergrondse bouwwerken) bedragen tenzij de bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte van kassen met een bouwhoogte van meer dan 1 m mag binnen elk bouwvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
  • f. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
    bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
    bedrijfsgebouwen   6 m   10 m  
    bedrijfswoningen   4,5 m   10 m  
    bijbehorende bouwwerken   3 m   6 m  
    bouwwerken voor mestopslag   -   6 m  
    sleufsilo's   -   2 m  
    kassen   6 m   8 m  
    silo's   -   12  
  • g. in afwijking van het bepaalde onder f mag de bouwhoogte van gebouwen ter plaatse van de aanduiding 'maximum bouwhoogte' niet meer bedragen dan is aangegeven;
  • h. in aanvulling op lid f mogen bedrijfsgebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal één bouwlaag bevatten.
3.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. paardenbakken mogen worden gebouwd:
    • 1. binnen het bouwvlak;
    • 2. ter plaatse van de aanduiding 'rijbak' buiten het bouwvlak, zonder lichtmasten.
  • c. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
bouwwerken   max. bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
paardenbak buiten het bouwvlak   1,3 m  
andere, overige bouwwerken, binnen het bouwvlak   10 m  
andere, overige bouwwerken, buiten het bouwvlak   3 m  

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking mestopslag en andere silo's buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 voor het toestaan van het op ten hoogste 25 m buiten een bouwvlak bouwen van:

  • a. ten hoogste één bouwwerk voor mestopslag, bij elk agrarisch bedrijf, tot een inhoud van 1000 m³ en een bouwhoogte van 5 m;
  • b. andere silo's, dan voor mestopslag, en kuilvoerplaten tot een gezamenlijke oppervlakte van 250 m² bij elk agrarisch bedrijf, en een bouwhoogte van 2 m,

mits de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak is aangetoond.

3.3.2 Afwijking schuilgelegenheden buiten bouwvlak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in sublid 3.2.1 het toestaan van een schuilgelegenheid voor dieren buiten een bouwvlak met oppervlakte van niet meer dan 15 m2 en een maximale bouwhoogte van 3 m, mits:

  • a. bij een agrarisch bedrijf, de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering van situering buiten het bouwvlak is aangetoond;
  • b. bij een hobbymatig karakter, de noodzaak van situering buiten het bouwvlak is aangetoond en de natuur- en landschapswaarden niet onevenredig worden aangetast.
3.3.3 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder f voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 meter;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
  • c. de hoger bouwhoogte bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
  • d. het aantal bouwlagen niet toeneemt.
3.4 Specifieke gebruiksregels

Een gebruik in strijd met de bestemming is in ieder geval ook het gebruik van gronden als bedoeld in lid 3.1, voor opslag van hooirollen buiten het bouwvlak.

3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking kleinschalige nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van het gebruiken van gronden en gebouwen binnen een bouwvlak waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor de volgende niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit:

  • a. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
  • b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
  • c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  • d. opslag- en stallingsbedrijven;
  • e. kantoorbedrijvigheid, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  • f. bezoekers- en cursuscentrum;
  • g. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
  • h. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
  • i. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
  • j. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  • k. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van 'bed & breakfast'-voorzieningen, vakantie-appartementen, pension en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  • l. sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord;
  • m. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.

mits:

  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf niet wordt vergroot, voorzover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • 2. binnen eenzelfde bouwvlak de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de hiervoor genoemde niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten niet meer dan 300 m² bedraagt;
  • 3. onverminderd het bepaalde onder 2, binnen eenzelfde bouwvlak de verkoop vloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • 4. binnen eenzelfde bouwvlak de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van statische opslag niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • 5. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen bovendien de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    • a. de inhoud van een 'bed & breakfast'-appartement of vakantie-appartement niet meer dan 250 m³ bedraagt;
    • b. standplaatsen voor kampeermiddelen ook buiten een bouwvlak zijn toegestaan tot een afstand van 25 m uit de grens van het bouwvlak;
    • c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen per bouwvlak geldt voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;
  • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 7. in vergelijking met het agrarisch gebruik de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • 8. het parkeren behorende bij het andere gebruik binnen het betreffende bouwvlak plaatsvindt;
  • 9. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
3.5.2 Afwijking plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 onder b voor het gebruiken van een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf als plattelandswoning mits:

  • a. het agrarisch bedrijf waarvan de plattelandswoning deel uitmaakte afstand doet van de betreffende woning.
  • b. voldaan wordt aan de eisen met betrekking tot luchtkwaliteit.
  • c. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat.
  • d. het verlenen van de afwijking niet leidt tot een onevenredige aantasting van de gebruiks- en ontwikkelingsmogelijkheden van omliggende bestemmingen en functies of van het woon- en/of leefmilieu.
  • e. het verlenen van de afwijking voor het gebruik van een bedrijfswoning als plattelandswoning voor het betrokken agrarisch bedrijf geen mogelijkheid oplevert voor het realiseren van een andere (tweede) bedrijfswoning.
  • f. voor het overige blijven de bouwregels en de gebruiksregels die van toepassing zijn op de bedrijfswoning die volgens een omgevingsvergunning mag worden gebruikt als plattelandswoning ook na het verlenen van de omgevingsvergunning van toepassing.
3.6 Wijzigingsbevoegdheid
3.6.1 Wijziging verschuiven en vergroten bouwvlakken

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de grens van een bouwvlak te verschuiven of te vergroten, mits:

  • a. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • b. het oorspronkelijke bouwvlak ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan voor ten minste 50% van de oppervlakte is opgenomen in het nieuwe bouwvlak;
  • c. geen gebouw, mestopslag, sleufsilo of kuilvoerplaat door het wijzigen buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • d. de oppervlakte van het bouwvlak door het wijzigen wordt vergroot tot een maximum van 1 ha;
  • e. omliggende waarden door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  • h. de versnelde afvoer van het hemelwater als gevolg van de toename van het verhard oppervlak wordt voorkomen of gecompenseerd en daarvoor advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 3

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 3' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en) gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg kunnen aan de vergunning de volgende verplichtingen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.2 Uitzonderingen bouwregels

Het bepaalde in lid 4.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 150 m2;
  • c. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.
4.3 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)
4.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 150 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in lid 4.2.1;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • f. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
4.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 3' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 5 Waarde - Archeologie 5

5.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 5' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden.

5.2 Omgevingsvergunningen voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden)
5.2.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 100.000 m2 (10 ha) of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
5.2.2 Uitzonderingen

Het in lid 5.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • e. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
5.2.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 5.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
5.3 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 5' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Artikel 6 Waarde - Grebbelinielandschap

6.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Grebbelinielandschap' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor het behoud, herstel en bescherming van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie zoals beschreven in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels.

6.2 Afwijken van de bouwregels
  • c. voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken geldt de voorwaarde dat voor het bouwen van bouwwerken geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorisch waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie;
  • d. bij de afweging voor verlening van de onder a bedoelde omgevingsvergunning, wordt in ieder geval het bepaalde in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels betrokken.
6.3 Afwijken van de gebruiksregels
  • a. voor het verlenen van een omgevingsvergunning voor afwijken geldt de voorwaarde dat voor het gebruik van gronden en bouwwerken geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deel uitmakende van de Grebbelinie;
  • b. bij de afweging voor verlening van de onder a bedoelde omgevingsvergunning wordt in ieder geval het bepaalde in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels betrokken.
6.4 Wijzigingsbevoegdheid
  • a. bij wijziging van een bestemmingsplan geldt, voor zover sprake is van het bouwen van bouwwerken, de voorwaarde dat geen onevenredige aantasting mag plaatsvinden van de herkenbaarheid en de beleefbaarheid van de cultuurhistorische waarden, deeluitmakende van de Grebbelinie.
  • b. bij de afweging voor wijziging zoals bedoeld onder a, wordt in ieder geval het bepaalde in Bijlage 1 Beeldkwaliteitsplan Grebbelinie behorende bij deze regels betrokken.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

De regels in hoofdstuk 3 van het geldend bestemmingsplan zijn van toepassing, waarbij in aanvulling daarop danwel ter wijziging daarvan de volgende bepalingen gelden.

Artikel 7 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 8 Algemene aanduidingsregels

8.1 overige zone - veengebied kwetsbaar voor oxidatie
8.1.1 Aanduidingsomschrijving

Ter plaatse van de aanduiding 'overige zone - veengebied kwetsbaar voor oxidatie' zijn de gronden, naast de aldaar voorkomende bestemming, mede bestemd voor de bescherming van het veengebied.

8.1.2 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het ontginnen, afgraven en verlagen, ophogen of egaliseren van de bodem;
  • b. het graven, dempen, dan wel verdiepen, vergroten, of op andere wijze herprofileren van waterlopen, sloten en greppels;
  • c. het verlagen van de waterstand anders dan door sloten/greppels of drainage met uitzondering van grondwateronttrekkingen;
  • d. diepploegen, waarbij de kruidlaag volledig wordt omgeploegd;
  • e. scheuren van grasland.
8.1.3 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 8.1.2 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • b. bodembewerkingen ten behoeve van grasland, anders dan het scheuren van grasland;
  • c. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • d. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • e. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet.
8.1.4 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 35.11.2, zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 9 Overgangsrecht

9.1 Bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.

9.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 10 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het wijzigingsplan Spoorlaan 23-25 Overberg van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.

De volledige naam is de aanhaaltitel.