direct naar inhoud van Regels
Plan: Haarweg 9, Overberg
Status: vastgesteld
Plantype: wijzigingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1581.AMRhaarweg9-VA01

Regels

Hoofdstuk 1 Inleidende regels

Artikel 1 Begrippen

1.1 plan

het wijzigingsplan Haarweg 9, Overberg met identificatienummer NL.IMRO.1581.AMRhaarweg9-VA01 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

1.2 bestemmingsplan

de geometrisch bepaalde planobjecten als vervat in het GML-bestand NL.IMRO.1581.AMRhaarweg9-VA01 met de bijbehorende regels (en de daarbij behorende bijlagen);

1.3 bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen'

het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' met identificatienummer NL.IMRO.1581.bpUHRommabuitengeb-va04 van de gemeente Utrechtse Heuvelrug;

1.4 verbeelding

de verbeelding van het wijzigingsplan 'Haarweg 9, Overberg' , bestaande uit de kaart met identificatienummer NL.IMRO.1581.AMRhaarweg9-VA01;

1.5 aanduiding

een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden;

1.6 aanduidingsgrens

De grens van een aanduiding indien het een vlak betreft;

1.7 bestaand(e)
  • a. bij bebouwing: bebouwing zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, dan wel mag worden gebouwd krachtens een voor dat tijdstip aangevraagde vergunning, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • b. bij gebruik: gebruik zoals aanwezig op het tijdstip van de inwerkingtreding van het bestemmingsplan, tenzij in de regels anders is bepaald;
  • c. het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan;
  • d. het bepaalde onder b is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan;
1.8 bestemmingsgrens

de grens van een bestemmingsvlak;

1.9 bestemmingsvlak

een geometrisch bepaald vlak met dezelfde bestemming;

1.10 bouwwerk

een bouwkundige constructie van enige omvang die direct en duurzaam met de aarde is verbonden;

1.11 bouwperceel

een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar behorende bebouwing is toegelaten;

1.12 dierenverblijf

al dan niet overdekte ruimte waarbinnen ten behove van een agrarisch bedrijf dieren worden gehouden;

1.13 erfinrichtingsplan

een plan waarin inzichtelijk wordt gemaakt op welke wijze een ontwikkeling wordt ingepast op het betreffende perceel en in relatie tot de omgeving;

1.14 gebouw

elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt;

1.15 voorgevel

de naar de weg gekeerde of aan de voorzijde van een gebouw gelegen gevel of, indien het een gebouw betreft met meerdere zodanige gevels, de gevel die kennelijk als zodanig moet worden aangemerkt;

1.16 voorgevelrooilijn

de lijn die horizontaal loopt door het buitenwerks vlak van de voorgevel, tot aan de perceelsgrenzen;

1.17 Van toepassingsverklaring

De overige begrippen behorende bij het 'bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen'' blijven onverkort van toepassing op dit plan.

Artikel 2 Wijze van meten

2.1 de dakhelling

langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.

2.2 de goothoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot, c.q. de druiplijn, het boeibord, of een daarmee gelijk te stellen constructiedeel.

2.3 de bouwhoogte van een bouwwerk

vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.

2.4 de inhoud van een bouwwerk

tussen de onderzijde van de begane grondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.

2.5 de breedte en diepte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken of het hart van scheidingsmuren.

2.6 de oppervlakte van een bouwwerk

tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.

2.7 bruto vloeroppervlakte

de vloeroppervlakte van de ruimte, dan wel van meerdere ruimten van een vastgoedobject gemeten op vloerniveau langs de buitenomtrek van de (buitenste) opgaande scheidingsconstructie, die de desbetreffende ruimte(n) omhullen. Ter aanvulling op bovenstaande geldt het volgende:

Indien een binnenruimte aan een andere binnenruimte grenst, moet worden gemeten tot het hart van de betreffende scheidingsconstructie;

Indien een gebouwgebonden buitenruimte aan een binnenruimte grenst, moet het grondvlak van de scheidingsconstructie volledig worden toegerekend aan de bruto-vloeroppervlakte van de binnenruimte.

2.8 het peil
  • a. voor een bouwwerk waarvan de hoofdtoegang direct aan een weg grenst:

de hoogte van die weg ter plaatse van die hoofdtoegang;

  • b. in andere gevallen:

de gemiddelde hoogte van het aansluitend afgewerkt terrein, waarbij plaatselijke niet bij het verdere verloop van het terrein passende, ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.

2.9 afstand tot de zijdelingse bouwperceelgrens

de kleinste afstand tussen de zijdelingse bouwperceelgrens en het bouwwerk.

Hoofdstuk 2 Bestemmingsregels

Artikel 3 Agrarisch met waarden

3.1 Bestemmingsomschrijving

De voor ''Agrarisch met waarden aangewezen gronden zijn bestemd voor:

  • a. agrarische bedrijvigheid, met dien verstande dat:
    • 1. uitsluitend op de bestaande locatie, de uitoefening van veehouderijbedrijven in de vorm van een grondgebonden agrarisch bedrijf is toegestaan;
    • 2. uitsluitend ter plaatse van de aanduiding 'intensieve veehouderij' mede intensieve veehouderij is toegestaan;
  • b. instandhouding van de aanwezige dan wel daaraan verbonden landschaps- en natuurwaarden, zoals geomorfologische, bodemkundige, landschapsvisuele en ecologische waarden:
    • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - half-open landschap' de half-openheid van het landschap;
  • c. mestvergisting en mestverwerking, uitsluitend ten behoeve van mest van het eigen bedrijf;
  • d. wonen in een bedrijfswoning;

met daarbij behorend:

  • e. tuinen en erven, paden, parkeervoorzieningen, groenvoorzieningen, waterhuishoudingvoorzieningen, voorzieningen ten behoeve van flora en fauna, zoals faunapassages, voorzieningen ten behoeve van extensieve openluchtrecreatie, zoals picknickplaatsen.
3.2 Bouwregels
3.2.1 Bouwen van gebouwen, mestopslag, silo's en overkappingen

Voor het bouwen van gebouwen, bouwwerken voor mestopslag, silo's en overkappingen gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen uitsluitend worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • b. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch uitgesloten-dierenverblijf' is het bouwen van gebouwen ten behoeve van dierenverblijf niet toegestaan;
  • c. bouwvlakken mogen voor 100 % worden bebouwd door één bedrijf;
  • d. het aantal bedrijfswoningen mag per bouwvlak niet meer dan één bedragen;
  • e. de inhoud van een bedrijfswoning mag niet meer dan 600 m3 (exclusief ondergrondse bouwwerken) bedragen, tenzij bestaande inhoud groter is, in welk geval de bestaande inhoud als maximum geldt;
  • f. de gezamenlijke oppervlakte van kassen met een bouwhoogte van meer dan 1 m mag binnen elk bouwvlak niet meer dan 300 m² bedragen;
  • g. de goot- en bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

 
Bouwwerken   max. goothoogte   max. bouwhoogte  
bedrijfsgebouwen   6 m   10 m  
bedrijfswoningen   4,5 m   10 m  
bijbehorende bouwwerken   3 m   6 m  
bouwwerken voor mestopslag   -   6 m  
silo's   -   12 m  
sleufsilo's   -   2 m  
kassen   6 m   8 m  
opslag   bestaande   bestaande  
veldschuur   bestaande   bestaande  
schaapskooi   1,5 m   7 m  
  • h. in aanvulling op lid f mogen bedrijfsgebouwen ten behoeve van intensieve veehouderij maximaal één bouwlaag bevatten.
3.2.2 Bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen)

Voor het bouwen van overige bouwwerken (niet zijnde overkappingen) gelden de volgende regels:

  • a. deze mogen zowel binnen als buiten het bouwvlak worden gebouwd;
  • b. paardenbakken mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • c. kuilvoerplaten mogen worden gebouwd binnen het bouwvlak;
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:

Bouwwerken   max. bouwhoogte  
erf- en terreinafscheidingen die worden geplaatst achter (het verlengde van) de voorgevel van het hoofdgebouw binnen het bouwvlak   2 m  
overige erf- of perceelafscheidingen   1 m  
andere, overige bouwwerken, binnen het bouwvlak   10 m  
andere, overige bouwwerken, buiten het bouwvlak   3 m  
   

3.3 Afwijken van de bouwregels
3.3.1 Afwijking bouwhoogte bedrijfsgebouwen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.2.1 onder f voor het toestaan van een hogere bouwhoogte voor bedrijfsgebouwen, mits:

  • a. de bouwhoogte niet meer bedraagt dan 12 meter;
  • b. geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de belangen van landschap en beeldkwaliteit;
  • c. de hogere bouwhoogte bedrijfstechnisch noodzakelijk is;
  • d. het aantal bouwlagen niet toeneemt.
3.4 Specifieke gebruiksregels
3.4.1 Strijdig gebruik

Tot een strijdig gebruik van gronden en bouwwerken wordt in ieder geval gerekend:

  • a. het gebruik van gronden als bedoeld in lid 3.1, voor boogkassen, opslag van hooirollen en mestzakken buiten het bouwvlak;
  • b. het in gebruik nemen van gebouwen als dierenverblijf als bedoeld in de Wet geurhinder en veehouderij (Wgv) ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voorwaardelijke verplichting'.
3.4.2 Voorwaardelijke verplichting
  • 1. ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - voorwaardelijke verplichting' is het gebruik van nieuwe bebouwing uitsluitend toegestaan mits de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt volgens de inrichtingsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan;
  • 2. in afwijking van het bepaalde onder a is gebruik van nieuwe bebouwing ook toegestaan als er een omgevingsvergunning is verleend voor andere inrichtingsmaatregelen dan die van het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan, mits de beoogde zorgvuldige landschappelijke inpassing minimaal gelijk is gebleven.
3.5 Afwijken van de gebruiksregels
3.5.1 Afwijking kwekerijen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.1, onder a, ten behoeve van het toestaan van kwekerijen, mits de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond.

3.5.2 Afwijking boogkassen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen in afwijking van het bepaalde in lid 3.4.1, ten behoeve van het gebruik van gronden voor boogkassen buiten het bouwvlak, mits:

  • a. de noodzaak voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond,
  • b. daardoor de waarden als bedoeld in lid 4.1, onder b, niet onevenredig worden aangetast.
3.5.3 Afwijking kleinschalige nevenactiviteiten

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 3.1 voor het toestaan van het gebruiken van gronden en gebouwen binnen een bouwvlak waar sprake is van agrarische bedrijvigheid als hoofdactiviteit, voor de volgende niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, uitsluitend als ondergeschikte nevenactiviteit:

  • a. ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;
  • b. aan agrarische functies verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, agrarisch loonwerkbedrijf, fouragehandel, hoefsmederij en hoveniers- en boomverzorgingsbedrijven;
  • c. ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;
  • d. opslag- en stallingsbedrijven;
  • e. kantoorbedrijvigheid, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;
  • f. bezoekers- en cursuscentrum;
  • g. atelier, museum, galerie en kunsthandel;
  • h. detailhandel overwegend in ter plaatse voortgebrachte of streekeigen producten;
  • i. horeca, zoals een theetuin, een ijs-/snackverkooppunt, een terras;
  • j. dagrecreatieve voorzieningen, zoals een speeltuin en verhuur van fietsen;
  • k. verblijfsrecreatieve voorzieningen in de vorm van 'bed & breakfast'-voorzieningen, vakantie-appartementen, pension en kampeerboerderij en in de vorm van standplaatsen voor kampeermiddelen, met uitzondering van stacaravans;
  • l. sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, zorgboerderij, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord;
  • m. andere niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten, die in ruimtelijk en functioneel opzicht met de hiervoor genoemde gelijk kunnen worden gesteld.

mits:

  • 1. de gezamenlijke oppervlakte van de bedrijfsbebouwing van het betreffende agrarisch bedrijf niet wordt vergroot, voorzover deze vergroting betrekking heeft op het met de omgevingsvergunning toegestane gebruik;
  • 2. binnen eenzelfde bouwvlak de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van de hiervoor genoemde niet-agrarische bedrijfs- en andere activiteiten niet meer dan 300 m² bedraagt;
  • 3. onverminderd het bepaalde onder 2, binnen eenzelfde bouwvlak de verkoop vloeroppervlakte van detailhandel niet meer dan 50 m² bedraagt;
  • 4. binnen eenzelfde bouwvlak de gezamenlijke bruto vloeroppervlakte ten behoeve van statische opslag niet meer dan 500 m2 bedraagt;
  • 5. voor verblijfsrecreatieve voorzieningen bovendien de volgende bepalingen in acht worden genomen:
    • a. de inhoud van een 'bed & breakfast'-appartement of vakantie-appartement niet meer dan 250 m³ bedraagt;
    • b. standplaatsen voor kampeermiddelen ook buiten een bouwvlak zijn toegestaan tot een afstand van 25 m uit de grens van het bouwvlak;
    • c. het gebruik als standplaats voor kampeermiddelen per bouwvlak geldt voor ten hoogste 15 kampeermiddelen, in de periode van 15 maart t/m 31 oktober;
  • 6. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • 7. in vergelijking met het agrarisch gebruik de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
  • 8. het parkeren behorende bij het andere gebruik binnen het betreffende bouwvlak plaatsvindt;
  • 9. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
3.5.4 Afwijking plattelandswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.1 onder d voor het gebruiken van een bedrijfswoning bij een agrarisch bedrijf als plattelandswoning mits:

  • a. het agrarisch bedrijf waarvan de plattelandswoning deel uitmaakte afstand doet van de betreffende woning;
  • b. voldaan wordt aan de eisen met betrekking tot luchtkwaliteit;
  • c. er sprake is van een goed woon- en leefklimaat;
  • d. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • e. het gebruik als plattelandswoning geen mogelijkheid oplevert voor het realiseren van een andere (tweede) bedrijfswoning;
  • f. voor het overige blijven de bouw- en gebruiksregels die van toepassing zijn op de bedrijfswoning die volgens een omgevingsvergunning mag worden gebruikt als plattelandswoning ook na het verlenen van de omgevingsvergunning van toepassing.
3.5.5 Afwijking voorwaardelijke verplichting

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 3.4.2 onder 1 indien in plaats van de landschapsmaatregelen conform het in Bijlage 1 opgenomen erfinrichtingsplan andere landschapsmaatregelen worden getroffen, met dien verstande dat:

  • de landschapsmaatregelen minimaal gelijk zijn aan de in het erfinrichtingsplan in Bijlage 1 opgenomen landschapsmaatregelen en voorzien in een minimaal gelijk beschermingsniveau van de landschappelijke waarden waarvoor de in het genoemde landschapsmaatregelen zijn bepaald;
  • er geen onevenredige aantasting plaatsvindt van in de omgeving aanwezige functies en waarden.
3.6 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
3.6.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren:

  • a. het vellen of rooien van bos en/of verwijderen van houtopstanden en het verrichten van handelingen die de dood of ernstige beschadiging van bos en/of houtopstanden ten gevolge hebben of kunnen hebben;
  • b. het verwijderen van natuur- en landschapselementen;
  • c. bebossen of anderszins beplanten met houtopstanden, waaronder begrepen het kweken en telen van bomen, struiken en heesters;
3.6.2 Uitzonderingen

Het gestelde verbod in lid 3.6.1 is niet van toepassing op werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden welke:

  • a. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een daartoe verleende omgevingsvergunning;
  • b. reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende vergunning ingevolge de Ontgrondingenwet;
  • c. het normale onderhoud en/of gebruik betreffen;
  • d. reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan.
  • e. het aanleggen van kavelpaden en verhardingen ten behoeve van in- of uitritten, tot elk een oppervlakte van 60 m2 betreffen;
  • f. het vellen, rooien of beschadigen van berken, coniferen, amerikaanse vogelkers en fruitbomen, uitgezonderd hoogstamfruitbomen.
3.6.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.6.1 zijn slechts toelaatbaar, mits:

  • a. door die werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer natuur- en landschapswaarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
3.7 Wijzigingsbevoegdheid
3.7.1 Wijziging verschuiven en vergroten bouwvlakken in verwevingsgebied
  • a. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' de grens van een bouwvlak te verschuiven en te vergroten, mits:
  • b. de noodzaak daarvan voor een doelmatige agrarische bedrijfsvoering is aangetoond;
  • c. het oorspronkelijke bouwvlak ten tijde van het onherroepelijk worden van het plan voor ten minste 50% van de oppervlakte is opgenomen in het nieuwe bouwvlak;
  • d. geen gebouw, mestopslag, sleufsilo of kuilvoerplaat door het wijzigen buiten het bouwvlak komen te liggen;
  • e. de oppervlakte van het bouwvlak door het wijzigen bij een tweede maal met ten hoogste 30 % wordt vergroot tot een maximum van 1 ha;
  • f. omliggende waarden door de wijziging niet onevenredig worden aangetast;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • h. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  • i. de versnelde afvoer van het hemelwater als gevolg van de toename van het verhard oppervlak wordt voorkomen of gecompenseerd en daarvoor advies wordt ingewonnen bij de waterbeheerder.
3.7.2 Wijziging omschakeling naar grondgebonden veehouderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd om ter plaatse van een bouwvlak de aanduiding 'intensieve veehouderij' te verwijderen, mits vaststaat dat binnen het bouwvlak geen intensieve veehouderij meer aanwezig is.

3.7.3 Wijziging naar 'Wonen - B1' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 16 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' , mits:

  • a. het betreffende bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning een bestemmingsvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1000 m² wordt aangewezen met de bestemming als bedoeld in artikel 16 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' ;
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak de betreffende agrarische bestemming houden;
  • d. aan het bepaalde in artikel 16 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' wordt voldaan;
  • e. alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak in de bestemming als bedoeld in artikel 16 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' worden gebracht;
  • f. vooraf vaststaat dat alle voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden, worden gesloopt met dien verstande dat een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen, tot een maximum van 200 m² is toegestaan;
  • g. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • h. het aantal woningen binnen elk voormalig bouwvlak niet wordt vergroot;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' het betreffende bouwvlak aantoonbaar niet voor de landbouw nodig is en de locatie geen landbouwontwikkelingsperspectief meer heeft;
  • j. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
3.7.4 Wijziging naar 'Wonen - B2' na beëindiging agrarisch bedrijf; één extra woning toegestaan in een voormalige boerderij

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 17 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' , mits:

  • a. het betreffende bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning een bestemmingsvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1000 m² worden aangewezen met de bestemming als bedoeld in artikel 17 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' ;
  • c. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak de betreffende agrarische bestemming houden;
  • d. alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak in de bestemming als bedoeld in artikel 17 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' worden gebracht;
  • e. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • f. uitsluitend binnen de aaneengesloten bebouwing van een voormalige boerderij, te weten de woonruimte met aangrenzende deel of soortgelijke inpandige ruimte, één woning extra toegestaan, mits:
    • 1. dat duidelijk bijdraagt aan de instandhouding van de betreffende bebouwing;
    • 2. vooraf vaststaat dat alle voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden, worden gesloopt met dien verstande dat een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen, tot een maximum van 200 m² is toegestaan;
  • g. aan het bepaalde in artikel 17 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' wordt voldaan, met dien verstande dat in afwijking van het bepaalde in 17.2.2 onder d van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' , de totale inhoud van de bestaande woonruimte plus de extra woning zoveel mag bedragen als de totale inhoud van de hiervoor onder f bedoelde aaneengesloten bebouwing;
  • h. op geen van de gevels van de extra woning, bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt;
  • i. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' het betreffende bouwvlak aantoonbaar niet voor de landbouw nodig is en de locatie geen landbouwontwikkelingsperspectief meer heeft;
  • j. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
3.7.5 Wijziging naar 'Wonen - B1' of 'Wonen - B2' na beëindiging agrarisch bedrijf; extra woning(en) toegestaan

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 16 dan wel artikel 17 (of een combinatie daarvan) van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' en daarbinnen extra woningen toe te staan, mits:

  • a. het betreffende bouwvlak aantoonbaar niet voor de landbouw nodig is en de locatie geen landbouwontwikkelingsperspectief meer heeft;
  • b. het betreffende bouwvlak wordt verwijderd;
  • c. ter plaatse van en aansluitend aan elke bestaande woning en de extra woning(en) een bouwvlak tot een oppervlakte van ten hoogste 1000 m² wordt aangewezen met de bestemming als bedoeld in artikel 16 dan wel artikel 17 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen';
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak de betreffende agrarische bestemming houden;
  • e. alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak in de bestemming als bedoeld in artikel 16 worden gebracht dan wel artikel 17 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' indien er sprake is van bestaande aaneengebouwde woningen;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. vooraf vaststaat dat alle voormalige bedrijfsgebouwen zonder cultuurhistorische waarden, worden gesloopt met dien verstande dat een gezamenlijke oppervlakte van maximaal 50% van de oppervlakte van de bestaande, niet voor bewoning bestemde gebouwen, tot een maximum van 200 m² is toegestaan;
  • h. voor de bouw van maximaal één extra woning vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak minimaal 1000 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
  • i. voor de bouw van maximaal twee extra woningen vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak minimaal 2500 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
  • j. voor de bouw van maximaal drie extra woningen vooraf vaststaat dat binnen het betreffende bouwvlak minimaal 4000 m2 aan bedrijfsgebouwen wordt gesloopt;
  • k. aan het bepaalde in artikel 16 dan wel artikel 17 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' wordt voldaan;
  • l. op geen van de gevels van de extra woning(en), bij voltooiing, de geluidbelasting de ter plaatse toegestane grenswaarde krachtens de Wet geluidhinder overschrijdt.
  • m. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  • n. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' het betreffende bouwvlak aantoonbaar niet voor de landbouw nodig is en de locatie geen landbouwontwikkelingsperspectief meer heeft.
3.7.6 Wijziging naar 'Bedrijf', 'Kantoor' of 'Maatschappelijk' na beëindiging agrarisch bedrijf

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien is komen vast te staan dat in een bouwvlak geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, de bestemming binnen dat bouwvlak te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 5, 8 of 9 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen', mits:

  • a. het betreffende bouwvlak wordt verwijderd;
  • b. het bouwvlak niet is gelegen ter plaatse van de aanduiding 'specifieke vorm van agrarisch met waarden - kwelafhankelijke vegetatie';
  • c. binnen het voormalig bouwvlak van elk bedrijf aan de bestaande bebouwing en de direct daaraan grenzende gronden een nieuw bouwvlak wordt toegekend;
  • d. de overige gronden binnen het voormalig bouwvlak de betreffende agrarische bestemming houden;
  • e. alle woonruimten binnen het betreffende bouwvlak worden gebracht;
  • f. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • g. de onder c bedoelde gronden nader bestemd en aangeduid worden voor:
    Hoofdbestemming   nadere naanduidingen  
    Bedrijf   ambachtelijke landbouwproducten verwerkende bedrijven, zoals een palingrokerij, wijnmakerij, zuivelmakerij, slachterij, imkerij;  
      ambachtelijke bedrijven, zoals een dakdekker, rietdekker, schildersbedrijf, meubelmaker, installatiebedrijf;  
      landbouw verwante bedrijven, zoals een paardenpension, paardenopleidingscentrum, loonwerkbedrijf; niet zijnde landbouwmechanisatiebedrijven;  
      opslag- en stallingsbedrijven;  
    Kantoor   kantoorbedrijvigheid, zoals een adviesbureau of een computerservicebureau;  
    Maatschappelijk   sociale en medische dienstverlening, zoals een kinderdagverblijf, verpleeghuis, dierenkliniek, artsenpraktijk, kuuroord.  
  • h. in afwijking van lid g, bedrijven die in ruimtelijk opzicht en gezien de gevolgen voor de omgeving daarmee gelijk kunnen worden gesteld, ook als zodanig bestemd en aangeduid mogen worden;
  • i. aan het bepaalde in artikel 5, 8 of 9 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' wordt voldaan;
  • j. de gezamenlijke oppervlakte, de goot- en de bouwhoogte van gebouwen en het totaal aantal woningen binnen het voormalige bouwvlak niet meer bedragen dan de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie, met dien verstande dat:
    • 1. van de gezamenlijke oppervlakte van de op dat tijdstip bestaande bedrijfsgebouwen ten minste 50% dient te worden gesloopt, doch maximaal 500 m² mag blijven staan;
    • 2. het bepaalde onder 1 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden.
  • k. het bedrijf voorziet in voldoende parkeergelegenheid op eigen terrein;
  • l. ter plaatse van de aanduiding 'reconstructiewetzone - verwevingsgebied' het betreffende bouwvlak aantoonbaar niet voor de landbouw nodig is en de locatie geen landbouwontwikkelingsperspectief meer heeft;
  • m. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  • n. de bedrijfsactiviteiten:
    • 1. de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden niet onevenredig aantasten;
    • 2. niet leiden tot een onevenredige aantasting van het landschap en het natuurlijk milieu van de omgeving, waarin het betreffende bedrijf voorkomt;
    • 3. geen wezenlijke wijziging van de uiterlijke verschijningsvorm van de betreffende bebouwing inhouden;
    • 4. geen opslag van goederen in de open lucht inhouden of met zich meebrengen,
    • 5. in vergelijking met het voormalige agrarische gebruik de verkeersbelasting niet onevenredig toeneemt;
3.7.7 Wijziging naar 'Natuur'

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd de bestemming te wijzigen in de bestemming als bedoeld in artikel 10 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' mits:

  • a. daar natuurontwikkeling zal plaatsvinden;
  • b. daarop de agrarische bedrijvigheid is of zal worden beëindigd.

Artikel 4 Waarde - Archeologie 4

4.1 Bestemmingsomschrijving

De voor 'Waarde - Archeologie 4' aangewezen gronden zijn, behalve voor de daar voorkomende bestemming(en), mede bestemd voor bescherming en veiligstelling van aanwezige of naar verwachting aanwezige archeologische waarden

4.2 Bouwregels
4.2.1 Bouwen van bouwwerken

Voor het bouwen ten dienste van de onderliggende bestemming(en) gelden de volgende regels:

  • a. de aanvrager van een omgevingsvergunning dient in het belang van de archeologische monumentenzorg een rapport te overleggen waarin de archeologische waarde van het terrein dat blijkens de aanvraag kan worden verstoord naar het oordeel van het bevoegd gezag in voldoende mate is vastgesteld;
  • b. in het belang van de archeologische monumentenzorg aan de vergunning de volgende verplichtingen kunnen worden verbonden:
    • 1. de verplichting tot het treffen van technische maatregelen waardoor archeologische waarden in de bodem kunnen worden behouden;
    • 2. de verplichting tot het doen van opgravingen;
    • 3. de verplichting de activiteit die tot bodemverstoring leidt, te laten begeleiden door een archeologisch deskundige die voldoet aan door het bevoegd gezag bij de vergunning te stellen kwalificaties.
4.2.2 Uitzondering bouwregels

Het bepaalde in lid 4.2.1 is niet van toepassing indien de aanvraag betrekking heeft op:

  • a. vervanging, vernieuwing of verandering van de bestaande bebouwing, waarbij de oppervlakte niet wordt uitgebreid en waarbij gebruik wordt gemaakt van de bestaande fundering;
  • b. bouwwerken met een gezamenlijke oppervlakte kleiner dan 1.000 m2;
  • c. bouwwerken die niet dieper dan 0,3 m onder maaiveld geplaatst kunnen worden.
4.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
4.3.1 Verbod

Het is verboden zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning, de volgende werken, geen bouwwerken zijnde, of werkzaamheden uit te voeren of te laten uitvoeren, over een oppervlakte van 1000 m2 of meer:

  • a. het uitvoeren van graafwerkzaamheden, het roeren en omwoelen van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • b. het verlagen van de bodem en afgraven van gronden, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • c. het graven of anderszins aanbrengen van watergangen en waterpartijen, dieper dan 0,3 m onder maaiveld;
  • d. het aanbrengen van diepwortelende beplantingen;
  • e. het ophogen en egaliseren van gronden.
4.3.2 Uitzonderingen

Het in lid 4.3.1 gestelde verbod geldt niet voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:

  • a. in het kader van het normale onderhoud en/of gebruik;
  • b. die reeds in uitvoering zijn op het tijdstip van het in werking treden van het plan;
  • c. die reeds mogen worden uitgevoerd krachtens een verleende omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden;
  • d. in het kader van het bouwen van een bouwwerk als bedoeld in lid 4.2.1;
  • e. in het kader van archeologisch onderzoek en het doen van opgravingen, mits verricht door een archeologisch deskundige;
  • f. in en op gronden waarvan naar oordeel van het bevoegd gezag vaststaat dat daar geen archeologische waarden aanwezig zijn of meer aanwezig zijn.
4.3.3 Toelaatbaarheid

De werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden als bedoeld in lid 4.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien:

  • a. door die werken, geen bouwwerk zijnde, of werkzaamheden, dan wel door de daarvan hetzij direct, hetzij indirect te verwachten gevolgen, één of meer archeologische waarden van de betreffende gronden, niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast, dan wel de mogelijkheden voor het herstel van die waarden niet onevenredig worden of kunnen worden verkleind;
  • b. door aanvrager een rapport is overgelegd, waaruit blijkt dat naar het oordeel van het bevoegd gezag aan de onder a genoemde voorwaarden is voldaan.
4.4 Wijzigingsbevoegdheid

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd het plan te wijzigen zodanig dat de bestemming 'Waarde - Archeologie 4' naar ligging wordt verschoven of naar omvang wordt vergroot of verkleind en in voorkomend geval uit het plan wordt verwijderd, voor zover de -mede aan de hand van de gemeentelijke archeologische beleidskaart- geconstateerde aanwezigheid of afwezigheid van archeologische waarden, in voorkomend geval na beëindiging van opgravingen, daartoe aanleiding geeft.

Hoofdstuk 3 Algemene regels

Artikel 5 Anti-dubbeltelregel

Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is gegeven of alsnog kan worden gegeven, blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.

Artikel 6 Algemene bouwregels

6.1 Bestaande situatie

Daar waar een hoofdgebouw of bijbehorend bouwwerk niet voldoet aan de gestelde regels in hoofdstuk 2 gelden de bestaande afmetingen, afstanden en/of aantallen wooneenheden zoals deze zijn gerealiseerd of waarvoor een onherroepelijke bouwvergunning c.q. omgevingsvergunning is verleend ten tijde van de inwerkingtreding van dit bestemmingsplan als maximaal toegestane afmetingen en/of afstanden.

6.2 Bouwdelen

Bij de toepassing van het bepaalde ten aanzien van het bouwen worden ondergeschikte bouwdelen, als plinten, pilasters, kozijnen, gevelversieringen, ventilatiekanalen, schoorstenen, gevel- en kroonlijsten, luifels, erkers, balkons en overstekende daken buiten beschouwing gelaten, mits de overschrijding van bouw- of aanduidingsgrenzen en van maatvoeringsregels niet meer dan 1 m bedraagt.

Artikel 7 Algemene gebruiksregels

7.1 Verboden gebruik
  • a. Het is verboden de in het plan begrepen gronden en de daarop voorkomende bouwwerken te gebruiken op een wijze of tot een doel strijdig met de in het plan aan de grond gegeven bestemming(en);
  • b. Onder verboden gebruik wordt in elk geval verstaan:
    • 1. een gebruik van gronden als stort- en/of opslagplaats van grond en/of afval, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 2. een gebruik van gronden als stallings- en/of opslagplaats van één of meer aan het gebruik onttrokken machines, voer-, vaar- of vliegtuigen, met uitzondering van een zodanig gebruik voor het normale op de bestemming gerichte gebruik en onderhoud;
    • 3. een gebruik van gronden en bouwwerken voor een seksinrichting dan wel ten behoeve van prostitutie, een escortbedrijf of een erotisch getinte vermaaksfunctie behoudens in het geval dat dit gebruik uitdrukkelijk is toegestaan;
    • 4. een gebruik van bijbehorende bouwwerken die zijn gelegen buiten het bouwvlak en op meer dan 4 m afstand van het oorspronkelijk hoofdgebouw voor bewoning, tenzij het betreft huisvesting in verband met mantelzorg;
    • 5. een gebruik van woningen voor kamerbewoning;
    • 6. een gebruik van woningen voor bijzondere woonvormen;
    • 7. een gebruik van 'bed & breakfast'-voorziening, recreatiewoningen, vakantie-appartementen, groepsaccomodatie, pensions en kampeerboerderijen voor permanente bewoning;
7.2 Gebruik als paardenbak

Het gebruik als paardenbak is uitsluitend toegestaan binnen bouwvlakken op gronden als bedoeld in artikel 3.

7.3 Uitoefening bed and breakfast in en bij een woning

Het uitoefenen van een bed & breakfast in en bij een (bedrijfs)woning is toegestaan, indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. niet meer dan 40 % van de totale bruto vloeroppervlakte van de (bedrijfs)woning of bovenwoning, inclusief bijbehorende bouwwerken, voor de uitoefening van bed & breakfastvoorzieningen worden gebruikt, met een maximum van 75 m2;
  • b. de oppervlakte per bed & breakfastvoorziening dient minimaal 20 m2 te bedragen;
  • c. het aantal bed & breakfastvoorzieningen mag maximaal 3 bedragen;
  • d. de activiteiten door de bewoners worden uitgeoefend;
  • e. per bed & breakfastvoorziening een zelfstandige sanitaire ruimte aanwezig is;
  • f. per bed & breakfastvoorziening geen zelfstandige keuken aanwezig is;
  • g. per bed & breakfastvoorziening een extra parkeerplaats op eigen terrein aanwezig is.
7.4 Kleinschalige grondgebonden zonnepaneelinstallaties

Het opwekken van energie met grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik bij een (bedrijfs)woning is toegestaan indien wordt voldaan aan de volgende regels:

  • a. de grondgebonden zonnepanelen binnen hetzelfde bouwperceel worden gerealiseerd als de (bedrijfs)woning;
  • b. de oppervlakte maximaal 50 m2 bedraagt;
  • c. in afwijking van lid a zijn grondgebonden zonnepanelen niet toegestaan indien het perceel is gelegen op de Grebbelinie.
  • d. de bouwhoogte mag niet meer bedragen dan hieronder is aangegeven:
Grondgebonden zonnepaneelinstallaties   Maximum bouwhoogte  
Binnen het bebouwingsgebied   2 m  
Buiten het bebouwingsgebied (het voorerf)   1 m  

Artikel 8 Algemene afwijkingsregels

8.1 Algemeen

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van:

  • a. de regels en toestaan dat bouwgrenzen worden overschreden, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 2,5 m, en deze noodzakelijk is in verband met de uitmeting van het terrein of uit een oogpunt van doelmatig gebruik van de gronden en/of de bebouwing;
  • b. de regels en toestaan dat de bouwhoogte van overige bouwwerken ten behoeve van kunstwerken en ten behoeve van zend-, ontvang- en/of sirenemasten wordt vergroot tot maximaal 40 m;
  • c. de regels ten aanzien van de hoogte van overige bouwwerken en toestaan dat de bouwhoogte voor overige bouwwerken, wordt vergroot tot maximaal 10 m;

mits:

  • 1. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • 2. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • 3. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.
8.2 Afwijking 10 % overschrijding

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, waarbij een overschrijding is toegestaan tot maximaal 10% van de goothoogten, bouwhoogten, oppervlakte- en inhoudsmaten, percentages en afstandseisen, mits:

  • a. medische-, sociale- of welstandtechnische noodzaak aanwezig is;
  • b. de belangen van de eigenaren en/of gebruikers van betrokken en nabijgelegen gronden niet onevenredig worden geschaad;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig worden geschaad;
  • d. vanuit verkeerstechnisch oogpunt geen onveilige situaties ontstaan.
8.3 Afwijking inhoud bedrijfswoning

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in bepaalde in 3.2.1 lid d voor het vergroten van de inhoud van een bedrijfswoning mits:

  • a. de inhoud van de oorspronkelijke bedrijfswoning wordt vergroot tot een maximum van 800 m3;
  • b. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins.
8.4 Afwijking gebruik als paardenbak

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.1 ten behoeve van het gebruiken van gronden voor paardenbakken, mits:

  • a. een (bedrijfs)woning op het perceel aanwezig is;
  • b. de oppervlakte van het bij de woning behorende perceel tenminste 1 ha bedraagt;
  • c. bij eenzelfde (bedrijfs)woning ten hoogste één paardenbak gerealiseerd wordt;
  • d. de lengte van de paardenbak niet meer dan 40 m, de breedte niet meer dan 20 m en de oppervlakte niet meer dan 800 m² bedraagt;
  • e. de paardenbak op maximaal 25 m van het bouwvlak wordt gesitueerd;
  • f. het een recreatieve, niet-bedrijfsmatige activiteit betreft;
  • g. de bouwhoogte van overige bouwwerken niet meer dan 1,3 m bedraagt;
  • h. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt, waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  • i. bij situering en inpassing van de paardenbak op gronden met de bestemming 'Agrarisch met waarden' de ter plaatse dan wel in de directe nabijheid voorkomende landschaps- en natuurwaarden, als bedoeld in lid ,3.1 onder b, niet onevenredig worden aangetast;
  • j. geen lichtmasten worden geplaatst
8.5 Afwijking extra grondgebonden zonnepaneelinstallatie voor wko

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in 7.4 lid b voor het gebruik van gronden voor het opwekken van energie met grondgebonden zonnepanelen voor eigen gebruik bij een (bedrijfs)woning van nogmaals maximaal 50 m2, mits:

  • a. aangetoond is dat deze nodig is in verband met de energiebehoefte van een warmte koude opslaginstallatie (wko);
  • b. aan de overige bepalingen van het betreffende artikel wordt voldaan.
8.6 Afwijking isoleren van een gebouw

Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van in het plan genoemde goothoogten, bouwhoogten en bouwgrenzen ten behoeve van voorzieningen gericht op het isoleren van een gebouw, mits:

  • a. bouwgrenzen niet meer dan 0,3 m worden overschreden;
  • b. maximale goot- en bouwhoogten niet meer dan 0,5 m worden overschreden;
  • c. het straat- en bebouwingsbeeld niet onevenredig wordt aangetast.

Artikel 9 Algemene wijzigingsregels

9.1 Wijziging vestiging seksinrichting

Burgemeester en wethouders zijn bevoegd, indien behoefte blijkt te bestaan aan vestiging van een seksinrichting of een escortbedrijf, de bestemming van gronden als bedoeld in de artikel 3 binnen een bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak waarvan is komen vast te staan dat daar geen agrarisch bedrijf meer is gevestigd, te wijzigen in de bestemming 'Cultuur en ontspanning' als bedoeld in artikel 6 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' met de nadere aanduiding 'seksinrichting', mits:

  • a. het totaal aantal seksinrichtingen of escortbedrijven binnen de grenzen van de gemeente na toepassing van deze wijzigingsbevoegdheid niet meer dan één bedraagt;
  • b. aannemelijk kan worden gemaakt dat daarvoor een vergunning op grond van de Wet natuurbescherming, hetzij niet nodig is, hetzij is of zal worden verleend;
  • c. de gezamenlijke oppervlakte van gronden met de nadere aanduiding 'seksinrichting' niet meer dan 1.000 m² bedraagt, met dien verstande dat:
    • 1. het bouwvlak wordt verwijderd, en
    • 2. de overige gronden binnen het voormalige bouwvlak respectievelijk bestemmingsvlak de voor wijziging geldende bestemming houden respectievelijk de aangrenzende bestemming krijgen;
  • d. het nieuwe bestemmingsvlak in elk geval alle woonruimten binnen het voormalige bouwvlak of bestemmingsvlak omvat;
  • e. de gezamenlijke oppervlakte, de goothoogte en de bouwhoogte van gebouwen en het totaal aantal woningen binnen het voormalige bouwvlak of bestemmingsvlak niet meer bedraagt dan de ten tijde van het wijzigingsbesluit bestaande situatie, met dien verstande dat:
    • 1. van de gezamenlijke oppervlakte van de op dat tijdstip bestaande bedrijfsgebouwen ten minste 50% dient te worden gesloopt, doch maximaal 250 m² mag blijven staan;
    • 2. het bepaalde onder 1 niet van toepassing is op bedrijfsgebouwen met aangetoonde cultuurhistorische waarden;
  • f. de afstand tussen de bebouwing van de betreffende seksinrichting en enige woning buiten de seksinrichting niet minder dan 75 m bedraagt;
  • g. de bedrijfsvoering en ontwikkelingsmogelijkheden van bedrijven in de omgeving niet wezenlijk worden aangetast;
  • h. geen onevenredige aantasting plaatsvindt van de bouw- en gebruiksmogelijkheden van aangrenzende gronden;
  • i. in de omgeving van de betreffende seksinrichting geen onevenredige vergroting van verkeers- en parkeerdruk optreedt, met dien verstande dat:
    • 1. de inrichting adequaat is ontsloten voor autoverkeer;
    • 2. het parkeren ten behoeve van de seksinrichting op eigen terrein plaatsvindt;
    • 3. geen bedrijfsmatige activiteiten in de openbare ruimte rond de betreffende seksinrichting plaatsvinden.
  • j. de activiteiten van de seksinrichting mogen door hun aard en visuele aspecten, zoals reclame-uitingen, verlichting, technische installaties en buitenactiviteiten, het woon- en leefmilieu van de omgeving niet onevenredig aantasten;
  • k. de inpassing in het landschap op zorgvuldige wijze plaatsvindt waarbij eisen kunnen worden gesteld betreffende situering en afscherming door beplanting of anderszins;
  • l. aan het bepaalde in artikel 6 van het bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' wordt voldaan.

Artikel 10 Overige regels

10.1 Parkeergelegenheid en laad- en losruimte bij of in gebouwen
10.1.1 Parkeergelegenheid bij bouwen
  • a. Een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en waarvan een behoefte aan parkeergelegenheid wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of vergroot wanneer voor dit bouwwerk op het bouwperceel of in de omgeving daarvan niet in voldoende parkeergelegenheid is voorzien. Deze bepaling geldt niet voor herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging;
  • b. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP, d.d. 2 februari 2010), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij kunnen voorschriften worden opgenomen over het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
10.1.2 Parkeergelegenheid bij functiewijziging
  • a. Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging waarvoor een omgevingsvergunning is vereist van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere parkeerbehoefte, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig is ten behoeve van het parkeren of stallen van auto's. Deze bepaling geldt niet voor bestaand gebruik;
  • b. De omgevingsvergunning kan alleen worden verleend indien sprake is van voldoende parkeergelegenheid aan de hand van de normen die zijn neergelegd in het Gemeentelijk Verkeers- en Vervoersplan (GVVP, d.d. 2 februari 2010), met dien verstande dat indien gedurende de planperiode een nieuwe versie verschijnt, met deze nieuwe versie rekening wordt gehouden. Hierbij wordt alleen gelet op de toename van de parkeerbehoefte als gevolg van de functiewijziging. Hierbij kunnen nadere eisen worden gesteld aan de situering en omvang van de parkeergelegenheid ten behoeve van het realiseren en in stand houden van parkeergelegenheid op eigen terrein.
10.1.3 Afwijken van de parkeernormen

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.1.1 en 10.1.2 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende parkeergelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft. De aanvrager dient in dat geval door middel van een verkeersonderzoek naar oordeel van het bevoegd gezag aan te tonen dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

10.1.4 Laad- en losruimte bij bouwen

Een bouwwerk waarvoor een omgevingsvergunning is vereist en waarvan een behoefte aan ruimte voor laden of lossen van goederen wordt verwacht, mag niet worden gebouwd of vergroot wanneer aan, in of onder dat bouwwerk dan wel op of onder het onbebouwde terrein dat bij het bouwwerk hoort, niet wordt voorzien in die behoefte. Deze bepaling geldt niet voor herbouw van een bouwwerk zonder functiewijziging.

10.1.5 Laad- en losruimte bij functiewijziging

Tot een gebruik, strijdig met de gegeven bestemmingen, wordt in ieder geval gerekend een functiewijziging waarvoor een omgevingsvergunning is vereist van bouwwerken of onbebouwde gronden in een functie met een grotere behoefte aan ruimte voor laden en lossen van goederen, zonder dat in voldoende mate ruimte aanwezig aan of in dat bouwwerk dan wel op het onbebouwde terrein bij het bouwwerk. Deze bepaling geldt niet voor bestaand gebruik.

10.1.6 Afwijken van de regels voor laad- en losruimte

Bij een omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde in 10.1.4 en 10.1.5 en worden toegestaan dat in minder dan voldoende laad- en losgelegenheid wordt voorzien, indien de structuur van de omgeving daartoe aanleiding geeft. De aanvrager dient in dat geval door middel van een verkeersonderzoek naar oordeel van het bevoegd gezag aan te tonen dat geen onevenredige afbreuk wordt gedaan aan de bereikbaarheid en verkeersveiligheid.

10.2 Maximaal toegestane bouwhoogte van bouwwerken

Voor zover op de verbeelding of in de regels van een ruimtelijk plan geen maximum bouwhoogte is opgenomen gelden de volgende regels:

  • a. de maximum bouwhoogte van een bouwwerk op een bouwperceel, waarvoor een omgevingsvergunning voor het bouwen is vereist, bedraagt de afstand tussen de tegenover elkaar liggende voorgevelrooilijnen langs de desbetreffende weg, vermeerderd met 1 m;
  • b. de afstand wordt gemeten haaks op de desbetreffende voorgevelrooilijn in het midden van de breedte van het bouwwerk of de projectie daarvan op de voorgevelrooilijn;
  • c. indien aan de overzijde van de weg een voorgevelrooilijn ontbreekt geldt ter bepaling van de maximum toegestane bouwhoogte, de dichtst bij gelegen tegenoverliggende voorgevelrooilijn. Indien de tegenoverliggende rooilijn plaatselijk is onderbroken geldt ter plaatse van die onderbreking de verst verwijderde van de beide ter weerszijden van de onderbreking voorkomende rooilijnen;
  • d. de maximum bouwhoogte bij gevallen als bedoeld onder a bedraagt in ieder geval niet meer dan 15 m. De bestaande en toegestane bouwwerken die meer dan 15 m bedragen, mogen als ten hoogste worden aangehouden.

Voor het overige blijven de algemene regels behorende bij het 'bestemmingsplan 'buitengebied Overberg, Maarn, Maarsbergen, Amerongen' onverkort van toepassing op dit plan.

Hoofdstuk 4 Overgangs- en slotregels

Artikel 11 Overgangsrecht

11.1 Bouwen
  • a. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel kan worden gebouwd krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    • 1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    • 2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  • b. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van het bepaalde onder a een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld onder a met maximaal 10 %;
  • c. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op bouwwerken die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
11.2 Gebruik
  • a. Het gebruik van gronden en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet;
  • b. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld onder a, te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  • c. Indien het gebruik, bedoeld onder a, na de inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  • d. Het bepaalde onder a is niet van toepassing op het gebruik dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.

Artikel 12 Slotregel

Deze regels worden aangehaald als: regels van het wijzigingsplan 'Haarweg 9, Overberg' van de gemeente Utrechtse Heuvelrug.