Tegelijk met de Omgevingsvisie is de Omgevingsverordening Zuid-Holland op 1 april 2023 in werking getreden. De Omgevingsverordening omvat in aanvulling op de Omgevingsvisie toetsbare criteria waaraan planvorming moet voldoen.
Ruimtelijke kwaliteit
In artikel 6.9 lid 5 van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan, onder de volgende voorwaarden ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit, kan voorzien in een nieuwe ruimtelijke ontwikkeling:
- de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, voorziet geen wijziging op structuurniveau, past bij de aard en schaal van het gebied en voldoet aan de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit, waardoor de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft. In dit geval is er sprake van inpassen;
- de ruimtelijke ontwikkeling past binnen de bestaande gebiedsidentiteit, maar veroorzaakt wijziging op structuurniveau. Een dergelijke ontwikkeling wordt alleen toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit per saldo ten minste gelijk blijft door zorgvuldige inbedding van de ontwikkeling in de omgeving, rekening houdend met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van aanpassen;
- de ruimtelijke ontwikkeling past niet binnen de bestaande gebiedsidentiteit. Een dergelijke ontwikkeling wordt uitsluitend toegestaan mits de ruimtelijke kwaliteit van de nieuwe ontwikkeling is gewaarborgd door een integraal ontwerp. Daarin wordt behalve aan de ruimtelijke kwaliteit van het gehele gebied ook aandacht besteed aan de fysieke en visuele overgang naar de omgeving en de fasering in ruimte en tijd en wordt ook rekening gehouden met de relevante richtpunten ruimtelijke kwaliteit. In dit geval is er sprake van transformeren.
Ten aanzien van ruimtelijke kwaliteit is sprake van een vorm van inpassen (sub a), omdat de ontwikkeling zich afspeelt op het niveau van een kavel en past bij de aard en de schaal van het gebied. Met de stedenbouwkundige invulling van de beoogde nieuwbouw is zoveel mogelijk rekening gehouden met de bestaande gebiedsidentiteit. De relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en gebiedsprofielen zijn in
toelichting paragraaf 3.2.1 toegelicht. Hieruit blijkt dat het beoogde plan aan de relevante richtpunten van de kwaliteitskaart en gebiedsprofielen voldoet.
Beschermingscategorie 1 Kroonjuwelen Cultureel Erfgoed
Het plangebied is gelegen in het Kroonjuweel 'De Kagerplassen', waarvoor beschermingscategorie 1 geldt. In artikel 6.9g van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan voor een locatie binnen een Kroonjuweel in een ruimtelijke ontwikkeling kan voorzien voor zover de ruimtelijke kwaliteit ten minste gelijk blijft en de ontwikkeling het behoud en de versterking van het betreffende cultureel erfgoed ondersteund en overwegend meerwaarde heeft voor kwaliteiten en de gebruikswaarde ervan. In de motivering moeten de volgende kwaliteiten betrokken worden:
- de herkenbaarheid van het Kroonjuweel Cultureel Erfgoed;
- de historische context van het Kroonjuweel Cultureel Erfgoed;
- de uniciteit van het Kroonjuweel Cultureel Erfgoed;
- de kwetsbaarheid van het Kroonjuweel Cultureel Erfgoed;
- de gaafheid van het Kroonjuweel Cultureel Erfgoed;
- de samenhang van de kwaliteiten van het Cultureel Erfgoed;
- de richtpunten die zijn opgesteld voor het specifieke kroonjuweel (zoals beschreven in de omgevingsvisie beleidskeuze landschap).
De bijzondere waarde van het kroonjuweel ligt in de samenhang tussen de natuurlijke veenmeren, het unieke patroon van onregelmatig verkavelde veenweidepolders en een groot aantal molens. De kavels zijn niet lang en smal, maar blokvormig. Dit duidt op een ontginning uit de vroege middeleeuwen. Het voorliggende plangebied is ook op deze manier te beschrijven. In de huidige situatie is het kavel qua bebouwing met verschillende functies erg verrommeld. Het voorliggende plan ziet toe op de sloop van een groot deel van deze verrommelde bebouwing en de omzetting van de functie van agrarisch bedrijf naar wonen. Met het voorliggende plan worden er geen aanpassingen gedaan aan de opzet van het kavel, het kavel blijft daardoor herkenbaar en historisch juist. De nieuwe opzet van de bebouwing zorgt daarnaast voor een ruimtelijke kwaliteitsverbetering en zorgt er voor dat het perceel aansluit bij de bestaande identiteit en structuur van het landschap.
Beschermingscategorie 2 Recreatiegebied
Een bestemmingsplan voor een locatie binnen recreatiegebied waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 14 in bijlage II, kan voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voor zover:
- de ontwikkeling geen beperking oplevert voor de openbare toegankelijkheid van het gebied, rekening houdend met het huidige gebruik van het gebied;
- de ontwikkeling gericht is op de vergroting van de diversiteit en de kwaliteit van het recreatiegebied en ook de recreatieve waarde van het gebied zal versterken;
- de ontwikkeling past bij de uitstraling en het recreatieve gebruik van het gebied;
- de ontwikkeling bijdraagt aan de samenhang tussen binnenstedelijke en buitenstedelijke groen- en waterstructuren;
- de ontwikkeling zo mogelijk gekoppeld wordt aan recreatie knooppunten en cultuurhistorisch erfgoed.
In de huidige situatie zijn er reeds drie recreatiewoningen toegestaan in het plangebied, dit wordt aangepast naar twee nieuwe recreatiewoningen in een bestaand gebouw. Deze recreatiewoning woningen worden hoogwaardiger, de toegankelijk van het gebied wordt niet beperkt en de ontwikkeling past ook bij de uitstraling het recreatieve gebruik van het gebied. Het voorliggende initiatief past binnen de beschermingscategorie.
Beschermingscategorie 2 Weidevogelgebied
Het plangebied is gelegen in een 'Belangrijk weidevogelgebied', waarvoor beschermingscategorie 2 geldt. In artikel 6.9c van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan voor een locatie in het buitengebied in een ruimtelijke ontwikkeling kan voorzien, mits geen significante aantasting tot gevolg heeft van de wezenlijke kenmerken en waarden van het weidevogelgebied. In de motivering worden de volgende kwaliteiten betrokken:
- de hoge weidevogeldichtheden of de potentie daarvoor;
- de factoren die de hoge weidevogeldichtheden mogelijk maken zoals het graslandgebruik, de waterhuishouding met relatief hoge grondwaterstanden, de landschapsstructuur en de rust van het gebied.
De ontwikkeling vindt plaats op een bestaand agrarisch erf en niet in het open grasland. Daarmee zijn er geen negatieve effecten te verwachten voor het weidevogelgebied.
Beschermingscategorie 2 Groene buffers
Het plangebied is gelegen in een 'Groene buffer', waarvoor beschermingscategorie 2 geldt. In artikel 6.9d van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan voor een locatie in het buitengebied in een ruimtelijke ontwikkeling kan voorzien, voor zover dit geen grootschalige ontwikkelingen behelzen en de bufferfunctie blijkens een afdoende motivering niet onevenredig wordt verstoord. In de motivering worden de volgende kwaliteiten betrokken:
- de functie van het gebied als tegenhanger van de stedelijke verdichting en stedelijke dynamiek;
- de identiteit die het gebied verleent aan de nabij gelegen stedelijke omgeving;
- de bescherming die het gebied biedt tegen grootschalige stedelijke ontwikkeling;
- de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde en de contrastkwaliteit met het stedelijk gebied.
Met het voorliggende plan wordt geen grootschalige ontwikkeling mogelijk gemaakt. Het betreft de transformatie van een voormalig agrarisch perceel naar een woonfunctie met vier woningen en twee recreatiewoningen. Daarmee wordt er een bijdrage geleverd aan de recreatieve gebruiks- en belevingswaarde van het gebied.
Beschermingscategorie 3 Buitengebied
Het plangebied is gelegen in het 'Buitengebied', waarvoor beschermingscategorie 3 geldt. In artikel 6.9a van de Omgevingsverordening is opgenomen dat een bestemmingsplan voor een locatie in het buitengebied in een ruimtelijke ontwikkeling kan voorzien, mits de openheid en het groene karakter van het landschap niet onevenredig worden aangetast. In de motivering moeten de volgende kwaliteiten betrokken worden:
- de openheid en de structuur van het landschap en de vergezichten daarin;
- de relatie tussen stad en buitengebied en het onderscheid daartussen;
- het groene karakter, het type functies en de kenmerkende verschijningsvormen van het landschap;
- de herkenbaarheid van de ontstaansgeschiedenis van het landschap.
De voorgenomen ontwikkeling heeft betrekking op sloop- en nieuwbouw. Er wordt voormalige agrarische bedrijfsbebouwing gesloopt daarvoor in de plaats worden twee nieuwe woningen toegevoegd en een extra woning in de bestaande boerderij. Daarnaast wordt in de bebouwing van Zijldijk 9/9a twee recreatiewoningen gerealiseerd. Daarmee zijn er verschillende aanpassingen aan de inrichting voorzien die de ruimtelijke kwaliteit, de openheid en de structuur van het landschap positief zullen beïnvloeden.
Artikel 6.20 Bescherming recreatietoervaart
Een bestemmingsplan voor gronden waarbinnen een recreatieve vaarverbinding ligt, waarvan de plaats geometrisch is bepaald en verbeeld op kaart 12 in bijlage II, kan voorzien in nieuwe ruimtelijke ontwikkelingen voor zover:
- de ontwikkeling geen beperking oplevert van de recreatieve bevaarbaarheid van de vaarweg rekening houdend met het huidig gebruik; of
- de ontwikkeling is gericht op verbetering en versterking van de bevaarbaarheid of de recreatieve waarden van de vaarweg.
De voorgenomen ontwikkeling levert geen beperking op ten aanzien van de recreatieve bevaarbaarheid, de ontwikkeling draagt juist bij aan verbetering en versterking van de bevaarbaarheid en recreatieve waarde van de vaarweg. Het plan voldoet aan de gestelde eisen.
Veiligheid
Artikel 6.22 Regionale waterkeringen
- Een bestemmingsplan voor gronden waarop een regionale waterkering ligt als bedoeld in artikel 2.2, bestemt die waterkering als zodanig.
- Een bestemmingsplan voor gronden die deel uitmaken van een beschermingszone langs een regionale waterkering, bestemt die beschermingszone als zodanig of duidt die als zodanig aan.
- Voor het bepalen van de omvang van de gronden, bedoeld in het eerste lid en in het tweede lid, wordt uitgegaan van de door de beheerder van de waterkering vastgestelde legger.
- Met betrekking tot de gronden waarop een regionale waterkering of een beschermingszone ligt, kan een bestemmingsplan worden vastgesteld dat een nieuwe ontwikkeling mogelijk maakt voor zover bij de verwezenlijking daarvan geen belemmeringen kunnen ontstaan voor het onderhoud, de veiligheid of de mogelijkheden voor versterking van de regionale waterkering.
- Voor de beoordeling of sprake is van belemmeringen als bedoeld in het vierde lid wordt advies gevraagd aan de beheerder van de waterkering.
Het voorliggende plan vormt voorziet in de realisatie van nieuwe bebouwing als vervanging van bestaande bebouwing. Er komen geen nieuwe belemmeringen bij zoals gesteld onder lid 4, toch zal het plan te beoordeling worden voorgelegd aan de beheerder van de waterkering.
Risico's van klimaatverandering
In artikel 6.27a van de Omgevingsverordening is opgenomen dat rekening gehouden moet worden met de gevolgen van de risico’s van klimaatverandering, tenminste voor zover het betreft de risico’s ten aanzien van:
- wateroverlast door overvloedige neerslag;
- overstroming;
- hitte;
- droogte.
De ontwikkeling houdt rekening met de risico's van klimaatverandering. Zo wordt er veel verhard oppervlak in het plangebied verwijderd, waardoor de kans op wateroverlast door overvloedige neerslag wordt verkleind. Het perceel wordt daarmee meer groen ingericht wat een gunstig effect heeft op het tegengaan van hitte. Daarbij is het plangebied gelegen in het buitengebied waar het niet te verwachten is dat zich problemen voordoen ten aanzien van hitte en droogte.
Conclusie
Gezien het voorgaande dient er geconcludeerd te worden dat er geen belemmeringen zijn voor het voorgenomen plan vanuit de Omgevingsverordening.