Type plan: bestemmingsplan
Naam van het plan: Vinkenbaan 2-4, Warmond
Status: ontwerp
Plan identificatie: NL.IMRO.1525.BP2021TEY01064-ON01

Regels

 
1 Inleidende regels
Artikel 1 Begrippen
In deze regels wordt verstaan onder:
 
1. plan
het bestemmingsplan ‘Vinkenbaan 2-4, Warmond” met identificatienummer NL.IMRO.1525.BP2021TEY01064-ON01 van de gemeente Teylingen.
 
2. bestemmingsplan
de geometrisch bepaalde planobjecten met de bijbehorende regels en de daarbij behorende bijlagen.
 
3. aanduiding
een geometrisch bepaald vlak of figuur, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels, regels worden gesteld ten aanzien van het gebruik en/of het bebouwen van deze gronden.
 
4. aanduidingsgrens
de grens van een aanduiding indien het een vlak betreft.
 
5. aanbouw
een toevoeging van een afzonderlijke ruimte aan een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
6. aangebouwd bijgebouw en overkapping
een bijgebouw of overkapping gebouwd tegen een op hetzelfde perceel gelegen hoofdgebouw en/of tegen een op hetzelfde perceel gelegen aan en/of uitbouw en/óf tegen een ander tegen dit hoofdgebouw gebouwd bijgebouw of overkapping.
 
7. aan-huis-gebonden beroep
een vrij beroep, waarvan de activiteiten niet publiek gericht zijn, dat op kleine schaal in een woning door de bewoner wordt uitgeoefend, waarbij de woning primair haar woonfunctie behoudt en de desbetreffende beroepsuitoefening een ruimtelijke uitstraling heeft die in overeenstemming is met de woonfunctie. Zoals arts, notaris of advocaat.
 
8. achtererf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn achter de achtergevel van het
hoofdgebouw of achter een denkbeeldige lijn in het verlengde daarvan, voor zover gelegen binnen de bestemming 'Wonen'.
 
9. archeologisch onderzoek
een onderzoek verricht door of namens een dienst of instelling die over een
opgravingsvergunning beschikt.
 
10. archeologische waarde
de aan een gebied toegekende waarde in verband met de in dat gebied voorkomende overblijfselen uit oude tijden.
 
11. bebouwing
een of meer gebouwen en/of bouwwerken, geen gebouwen zijnde.
 
12. beplantingsplan
een beschrijving en kaart met de locaties van de te planten soorten bomen, soorten struiken en soorten overige beplantingen met daarin tevens een overzicht met aantallen van de beplantingen.
 
13. bestaand
  1. bij bebouwing: een gebouw of een bouwwerk, geen gebouw zijnde, dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand is gekomen of tot stand zal komen met in achtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht;
  2. bij gebruik: het legale gebruik zoals aanwezig op het tijdstip dat het plan ter inzage is gelegd
14. bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen, die op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan tot stand zijn gekomen of zullen komen met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens de Woningwet en/of de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
15. bestemmingsgrens
de grens van een bestemmingsvlak.
 
16. bestemmingsvlak
een geometrisch bepaald vlak met eenzelfde bestemming.
 
17. bevoegd gezag
bevoegd gezag zoals bedoeld in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht.
 
18. bouwen
het plaatsen, geheel of gedeeltelijk oprichten, vernieuwen of veranderen en het vergroten
van een bouwwerk.
 
19. bouwgrens
de grens van een bouwvlak.
 
20. bouwlaag
een doorlopend gedeelte van een gebouw dat door op gelijke hoogte of bij benadering gelijke hoogte liggende vloeren of balklagen binnenwerks is begrensd, dit met inbegrip van de begane grond en een dakterras en met uitsluiting van een zolder en kelder, die beiden lager zijn dan 1,5 m of niet voor verblijf geschikt zijn.
 
21. bouwperceel
een aaneengesloten stuk grond, waarop ingevolge de regels een zelfstandige, bij elkaar
behorende bebouwing is toegelaten.
 
22. bouwperceelgrens
de grens van een bouwperceel.
 
23. bouwvlak
een geometrisch bepaald vlak, waarmee gronden zijn aangeduid, waar ingevolge de regels
bepaalde gebouwen en bouwwerken, geen gebouwen zijnde, zijn toegelaten.
 
24. bouwwerk
een bouwkundige constructie van enige omvang, die direct en duurzaam met de aarde is
verbonden.
 
25. bijgebouw
een gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw
 
26. dakkapel
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich tussen de dakgoot en de nok van een dakvlak bevindt, waarbij deze constructie onder de noklijn is gelegen en de onderzijde van de constructie in het dakvlak is geplaatst.
 
27. dakopbouw
een constructie ter vergroting van een gebouw, die zich boven de dakgoot bevindt, waarbij deze constructie (deels) boven de oorspronkelijke nok uitkomt en de onderzijden van de constructie in één of beide dakvlak(ken) is (zijn) geplaatst.
 
28. eerste bouwlaag
de bouwlaag op de begane grond.
 
29. entreeportaal
een ruimte, waarin de hoofdtoegang van de woning is gelegen.
 
30. erf
al dan niet bebouwd perceel, of een gedeelte daarvan, dat direct is gelegen bij een hoofdgebouw en dat in feitelijk opzicht is ingericht ten dienste van het gebruik van dat gebouw, en, voor zover dit bestemmingsplan deze die inrichting niet verbiedt.
 
31. erfgrens
de volgens het kadaster geldende grens van het erf; indien er sprake is van meer aaneengebouwde woningen op één kadastraal perceel, is dit de feitelijke grens van het erf behorende bij de betreffende woning.
 
32. erker
  1. is een uitbouw aan een gevel en bestaat hoofdzakelijk uit doorzichtige delen;
  2. is rechtstreeks toegankelijk vanuit achtergelegen ruimte en vormt één geheel hiermee;
  3.  is geen entreeportaal van de woning;
  4. tot een erker kan ook een onder het raam gelegen borstwering behoren
33. gebouw
elk bouwwerk, dat een voor mensen toegankelijke, overdekte, geheel of gedeeltelijk met wanden omsloten ruimte vormt.
 
34. geluidsgevoelige objecten
woningen en andere geluidsgevoelige gebouwen en geluidsgevoelige terreinen, zoals
bedoeld in artikel 1 van de Wet geluidhinder.
 
35. gewasbeschermingsmiddel
gewasbeschermingsmiddel als bedoeld in artikel 2, eerste lid, van verordening (EG) 1107/2009.
 
36. hoofdgebouw
gebouw of gedeelte daarvan, dat noodzakelijk is voor de verwezenlijking van de geldende of toekomstige bestemming van een perceel en, indien meer panden of bouwwerken op het perceel aanwezig zijn, gelet op die bestemming het belangrijkst is.
 
37. huishouden
persoon of groep van personen, die een huishouding voert, waarbij sprake is van onderlinge
verbondenheid en continuïteit in de samenstelling ervan; bedrijfsmatige kamerverhuur wordt
daaronder niet begrepen.
 
38. kap
een constructie van één of meerdere schuine dakvlakken ter afdekking van een gebouw.
 
39. kwetsbaar object
een object als bedoeld in artikel 1, onder l van het Besluit van 27 mei 2004, houdende
milieukwaliteitseisen voor externe veiligheid van inrichtingen milieubeheer (Besluit externe
veiligheid inrichtingen).
 
40. landschapsdeskundige
een door het bevoegd gezag aan te wijzen onafhankelijke deskundige of commissie van deskundigen inzake landschap, natuur en/of cultuurhistorie.
 
41. landschapswaarde
de aan een gebied toegekende waarde met betrekking tot het waarneembare deel van de aardoppervlakte, die wordt bepaald door de herkenbaarheid en de identiteit van de onderlinge samenhang tussen levende en niet-levende natuur.
 
42. NEN
de door de Stichting Nederlands Normalisatie-instituut uitgegeven norm, zoals deze luidde op het moment van vaststelling van het plan.
 
43. nutsvoorzieningen
voorzieningen ten behoeve van het openbare nut, zoals transformatorhuisjes.
 
44. overig bouwwerk
een bouwkundige constructie van enig omvang, geen gebouw zijnde, die direct en duurzaam
met de aarde is verbonden.
 
45. overkapping
een bouwwerk, geen gebouw zijnde, voorzien van een gesloten dak.
 
46. peil
  1. de bovenkant van de afgewerkte beganegrondvloer voor gebouwen indien de bovenkant
    van de afgewerkte beganegrondvloer ligt tussen 0 en 0,15 m boven het bestaande
    gemiddelde aansluitende afgewerkte terrein;
  2. in alle andere gevallen is dit de bovenkant van het bestaande gemiddelde aansluitende
    afgewerkte terrein, waarbij plaatselijke, niet bij het verdere verloop van het terrein
    passende ophogingen of verdiepingen aan de voet van het bouwwerk, anders dan
    noodzakelijk voor de bouw daarvan, buiten beschouwing blijven.
47. uitbouw
een vergroting van een ruimte van een hoofdgebouw, dat in bouwkundig opzicht te
onderscheiden is van het hoofdgebouw.
 
48. verbeelding
voorheen plankaart; de digitale kaart, waarop de bestemmingen van de in het plan begrepen gronden zijn aangegeven.
 
49. voorgevel
de gevel van het hoofdgebouw die door zijn aard, functie, constructie of "uitstraling" als belangrijkste gevel kan worden aangemerkt
 
50. voorgevelrooilijn
de lijn waarin de voorgevel van een hoofdgebouw is gelegen, alsmede het verlengde
daarvan.
 
51. vrijstaand bijgebouw
een vrijstaand gebouw dat in functioneel en bouwkundig opzicht ondergeschikt is aan een op
hetzelfde bouwperceel gelegen hoofdgebouw.
 
52. vrijstaande woning
een niet-aangebouwde woning.
 
53. Wabo
Wet algemene bepalingen omgevingsrecht
 
54. Wgh
de Wet geluidhinder
 
55. windhaag/houtsingel
een wintergroene haag, of een constructie met dezelfde werking in de vorm van een houtsingel, van circa 1,5 m hoog die verwaaide druppels gewasbeschermingsmiddelen of meststoffen afvangt.
  
56. Wonen
huisvesting in een woning waarbij de bewoner(s) gezamenlijk één afzonderlijk huishouden vormen
 
57. woning
een complex van ruimten, dat blijkens zijn indeling en inrichting bestemd is voor huisvesting
van niet meer dan één huishouden.
 
58. zijerf
de gronden die behoren bij het hoofdgebouw en gelegen zijn aan de zijkant(en) van het
hoofdgebouw en tussen een denkbeeldige lijn in het verlengde van de voor- en achtergevel
van het hoofdgebouw.
Artikel 2 Wijze van meten
1. afstand
de afstand tussen bouwwerken onderling alsmede de afstand van bouwwerken tot bouwperceelsgrenzen wordt daar gemeten waar deze afstand het kleinst is.
 
2. bouwhoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan het hoogste punt van een gebouw of van een overig bouwwerk, met uitzondering van ondergeschikte bouwonderdelen, zoals schoorstenen, antennes, en naar de aard daarmee gelijk te stellen bouwonderdelen.
   
3. Breedte, lengte en diepte van een bouwwerk
tussen (de lijnen getrokken door) de buitenzijde van de gevels en het hart van de scheidingsmuren.
 
4.  dakhelling
langs het dakvlak ten opzichte van het horizontale vlak.
 
5. goothoogte van een bouwwerk
vanaf het peil tot aan de bovenkant van de goot c.q. de druiplijn, het boeibord, of een ander, daarmee gelijk te stellen constructiedeel.
 
6. inhoud van een bouwwerk
tussen de onderzijde van de beganegrondvloer, de buitenzijde van de gevels (en/of het hart van de scheidingsmuren) en de buitenzijde van daken en dakkapellen.
 
7. oppervlakte van een bouwwerk met wanden
tussen de buitenwerkse gevelvlakken en/of het hart van de scheidingsmuren, neerwaarts geprojecteerd op het gemiddelde niveau van het afgewerkte bouwterrein ter plaatse van het bouwwerk.
 
8. vloeroppervlakte
de gebruiksoppervlakte volgens het geldende Bouwbesluit.
 
9. de oppervlakte van een bouwwerk zonder wanden, zoals open overkappingen en daarmee vergelijkbare bouwwerken, geen gebouwen zijnde
het overdekte grondoppervlak, dat loodrecht gelegen is onder het dakoppervlak.
 
10. diepte en breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en -overkappingen
De diepte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de achtergevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende achtergevel van het hoofdgebouw.

De breedte van aanbouwen, uitbouwen en aangebouwde bijgebouwen en –overkappingen aan de zijgevel wordt gemeten haaks vanuit de betreffende zijgevel van het hoofdgebouw.
2 Bestemmingsregels
Artikel 3 Groen
 
3.1.  Bestemmingsomschrijving
De voor 'Groen' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Groen in de vorm van bomen, hagen, struiken, gras (waaronder bloemenrijk gras) overeenkomstig het beplantingsplan zoals opgenomen in bijlage 1 van de regels ten behoeve van de landschappelijke inpassing van de woonkavels, alsmede de instandhouding daarvan;
  2. Uitsluitend op de plek van de functieaanduiding ‘pad’ zijn de gronden bestemd voor: paden uitsluitend ter verbinding en ontsluiting van de bestemming Wonen met de bestemming Water. Per aanduiding mag er slechts één pad worden aangelegd met een maximale breedte van 2 meter;
  3. De gronden aangewezen met de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen – bescherming driftgewassen’ zijn mede bestemd voor het aanplanten en in stand houden van een windhaag en houtsingel ter voorkoming van driftgewassen op de achterliggende gronden.
  4. duikers;
  5. oeverbeschoeiing;
  6. nutsvoorzieningen.
3.2. Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. de bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw en geen overkapping zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. deze gronden dienen niet te worden beschouwd als erf in de zin van artikel 1 van bijlage II behorende bij het Besluit omgevingsrecht, zoals dat artikel luidt op het moment van de datum waarop het ontwerp van dit bestemmingsplan ter inzage is gelegd;
3.3 Omgevingsvergunning voor het uitvoeren van een werk, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden
 
3.3.1 Aanlegverbod zonder omgevingsvergunning
  1. Het is verboden op of in de gronden met de bestemming 'Groen' zonder of in afwijking van een omgevingsvergunning van het bevoegd gezag werkzaamheden of werken, geen bouwwerk zijnde, uit te voeren inhoudende het aanplanten of verwijderen van bomen, hagen, struiken en/of gras.
  2. Het uitvoeren van in het vorige lid genoemde werken of werkzaamheden zijn slechts toelaatbaar, indien de landschappelijke inpassing van de woonkavels niet onevenredig wordt aangetast, wat de aanvrager moet aantonen aan de hand van een advies van een landschapsdeskundige.
3.3.2 Uitzonderingen op het Aanlegverbod
  1. Het verbod van lid 3.3.1a is niet van toepassing op werken of werkzaamheden ter uitvoering van het beplantingsplan zoals genoemd in artikel 3.1 onder a, inclusief artikel 3.1 sub b, danwel die deel uitmaken van het standaard onderhoud zoals snoei- en maaiwerkzaamheden.
3.3.3 Voorwaarde voor een omgevingsvergunning voor het uitvoeren van werken, geen gebouw zijnde, of van werkzaamheden
Het uitvoeren van werken, geen bouwwerk zijnde, of van werkzaamheden:
  1. De werken of werkzaamheden als bedoeld in lid 3.3.1 zijn slechts toelaatbaar, indien daardoor de landschapswaarden als bedoeld in lid 3.1 onder a niet onevenredig worden of kunnen worden aangetast. Hiervoor moet advies worden ingewonnen bij een landschapsdeskundige.
3.3.4 Voorwaardelijke verplichting hagen / singels
Het gebruik als bedoeld in lid 7.1 is uitsluitend toegestaan indien de landschapselementen in de vorm van een groenblijvende windhaag van circa 1,5 meter hoog en 1 meter breedte ter afscheiding tussen de woonbestemming en de agrarische gronden is aangeplant. Ter plaatse van de reeds bestaande woning aan de oostzijde moet de haag direct worden aangelegd na de vaststelling van het bestemmingsplan. Deze bestaat aan de westzijde deels uit een houtsingel met dezelfde werking ter voorkoming van driftgewassen.
 
3.3.5 Instandhouding hagen / singels
Het gebruik als bedoeld in lid 7.1 is uitsluitend toegestaan indien de landschapselementen in de vorm van hagen en singels, ter plaatse van de functieaanduiding ‘specifieke vorm van groen – bescherming driftgewassen’ in stand worden gehouden conform het beplantingsplan zoals bijgevoegd in de bijlage bij deze regels.
Artikel 4 Tuin
4.1     Bestemmingsomschrijving
De voor Tuin aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Tuinen bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  2. Parkeren bij de op de aangrenzende gronden gelegen hoofdgebouwen;
  3. Perceelontsluitingen;
  4. Nutsvoorzieningen.
4.2     Bouwregels
 
4.2.1  Algemene bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouwen en geen overkappingen zijnde, worden gebouwd; 
4.2.2  Bouwwerken geen gebouw zijnde en geen overkappingen zijnde
  1. De bouwhoogte van erfafscheidingen bedraagt ten hoogste 1 meter;
  2. In afwijking van sub a bedraagt de bouwhoogte van de erfafscheidingen op het zijerf en achtererf ten hoogste 2 m;
Artikel 5 Verkeer
 
5.1 Bestemmingsomschrijving
 
De voor 'Verkeer' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1.  Wegen met ten hoogste 2 x 1 doorgaande rijstrook, alsmede opstelstroken, busstroken, voet- en fietspaden;
  2. kruisingen met andere verkeersvormen;
  3. bij deze bestemming behorende voorzieningen, groen, parkeervoorzieningen, nutsvoorzieningen en water. 
5.2  Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
  1. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de wegaanduiding of de verlichting, bedraagt ten hoogste 3 m.
 
Artikel 6 Water
6.1 Bestemmingsomschrijving
De voor 'Water' aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Water ten behoeve van de waterhuishouding (peilvlakniveau);
  2. verkeer te water;
  3. recreatie te water;
  4. ondergeschikt groen;
  5. duikers en steigers;
  6. oeverbeschoeiingen;
  7. aanleg van pleziervaartuigen. 
6.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels:
 
6.2.1 Algemeen
  1. Op deze gronden mogen uitsluitend bouwwerken, geen gebouw zijnde ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouw zijnde, anders dan ten behoeve van de verkeersregeling, de verlichting en bruggen, bedraagt ten hoogste 2 m;
  3. Het overkappen van de bestemming 'Water' is niet toegestaan. 
6.2.2 Steigers
Bouwwerken, geen gebouwen zijnde, in de vorm van steigers zijn uitsluitend toegestaan met dien verstande dat:
  1. de lengte en breedte van de steiger ten hoogste respectievelijk 8 m en 1,5 m bedragen;
  2. de bouwhoogte van de steiger ten hoogste de hoogte van het peil bedraagt;
  3. de steiger de oeverlijn aan weerszijde van de landzijde met ten hoogste 1,0 m overschrijdt;
  4. per bouwvlak van de bestemming 'Wonen' zijn maximaal 2 steigers toegestaan. 
6.3 Specifieke gebruiksregels
 
6.3.1 Pleziervaartuigen
Binnen de bestemming Water zijn per bouwvlak van de bestemming Wonen maximaal twee pleziervaartuigen toegestaan.
 
Artikel 7 Wonen
7.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Wonen aangewezen gronden zijn bestemd voor:
  1. Het wonen in vrijstaande woningen met de mogelijkheid van aan-huis-gebonden beroepen;
  2. bij deze bestemming behorende voorzieningen, zoals erven, nutsvoorzieningen, parkeervoorzieningen, perceelontsluitingen, tuinen en water.
 
7.2 Bouwregels
Op deze gronden mag worden gebouwd en gelden de volgende regels: 
  1. Gebouwen en bouwwerken, geen gebouw zijnde, mogen uitsluitend binnen het bouwvlak en ten dienste van de bestemming worden gebouwd;
  2. het aantal woningen per bouwvlak bedraagt ten hoogste 1;
  3. de woningen dienen minimaal op 1,5 meter afstand van de bestemmingsgrens worden gebouwd;
  4. overigens geldt het volgende:
 
max. oppervlak per bouwperceel
  
max. inhoud
  
max. goothoogte
  
max. bouwhoogte
  
vrijstaande woningen, inclusief aan- en uitbouwen  
-  
750 m³, inclusief aan- en uitbouwen
6 m  
10 m  
bijgebouwen en overkappingen  
50 m²  
-
3 m  
4,5 m  
     
erf- of terreinafscheidingen:  
-  
-  
-  
 
- voor de voorgevel
- overige plaatsen  
   
1 m
2 m  
overige bouwwerken, geen gebouw zijnde  
-  
-  
-  
3 m  
zwembad
10% van de oppervlakte van het bouwvlak 'Wonen', met een maximum van 50 m2.
  
  
de bouwhoogte van de rand van het zwembad en de overige bij het zwembad
behorende voorzieningen maximaal 0,3 m mag bedragen, gemeten vanaf het
aangrenzende maaiveld
- = Niet van toepassing
 
7.3 Nadere eisen 
  1. Burgemeester en wethouders zijn bevoegd nadere eisen te stellen met betrekking tot de situering, de afmeting, dakbeëindiging, de detaillering, de kapvorm en de nokhoogte, van de in lid 7.2 genoemde bebouwing, indien dit naar hun oordeel noodzakelijk is in verband met:
    1. de eisen zoals verwoord in het document "Beeldkwaliteitsplan, Vinkenbaan Warmond (zoals opgenomen in de bijlage);
    2. het realiseren van de met het plan beoogde stedenbouwkundige kwaliteit en beeldkwaliteit;
    3. de bebouwingskarakteristiek van de omgeving;
    4. de gebruiksmogelijkheden van de aangrenzende gronden en bouwwerken.
  2. Voor de woningen gelden de volgende aanvullende bepalingen:
    1. Een uitwendige scheidingsconstructie van een verblijfsgebied van een gebruiksfunctie heeft een zodanige volgens NEN 5077 bepaalde karakteristieke geluidwering dat het karakteristiek geluidniveau in het verblijfsgebied ten hoogste 33 dB is. Uitgangspunt voor de bepaling van de karakteristieke geluidwering van de uitwendige  scheidingsconstructie is de gecumuleerde geluidbelasting.
    2. In het kader van de aanvraag voor een omgevingsvergunning bouwen wordt een akoestisch onderzoek uitgevoerd naar de te treffen maatregelen.
Nadere eisen, als bedoeld onder a kunnen tevens worden gesteld ten behoeve van het verkrijgen van een harmonieuze ruimtelijke opbouw van het plangebied. 
 
7.4 Specifieke gebruiksregels
Met betrekking tot het gebruik gelden de volgende regels:
  1. De vloeroppervlakte ten behoeve van aan-huis-gebonden beroepen en kleinschalige bedrijfsmatige activiteiten bedraagt ten hoogste 25% van de vloeroppervlakte van de betrokken woning met een maximum van 40 m2;
  2. Per bouwvlak 'Wonen' worden ten minste 2 parkeerplaatsen gerealiseerd en in stand gehouden.
  3. Paardenbakken zijn niet toegestaan.
Artikel 8 Waterstaat - Waterkering
 
8.1 Bestemmingsomschrijving
De voor Waterstaat - Waterkering aangewezen gronden zijn - behalve voor de andere aldaar
geldende bestemming(en) - mede bestemd voor de waterkering.
 
8.2 Bouwregels
Voor het bouwen gelden de volgende regels:
  1. Op de gronden mogen ten behoeve van de in lid 8.1 genoemde bestemming uitsluitend
    bouwwerken, geen gebouwen zijnde, worden gebouwd;
  2. De bouwhoogte van bouwwerken, geen gebouwen zijnde, bedraagt ten hoogste 3 m;
  3. Ten behoeve van de andere, voor deze gronden geldende bestemming(en) mag - met
    inachtneming van de voor de betrokken bestemming(en) geldende (bouw)regels -
    uitsluitend worden gebouwd, indien het bouwplan betrekking heeft op vervanging,
    vernieuwing of verandering van bestaande bouwwerken, waarbij de oppervlakte, voor
    zover gelegen op of onder peil, niet wordt uitgebreid en gebruik wordt gemaakt van de
    bestaande fundering. 
8.3 Afwijken van de bouwregels
Het bevoegd gezag kan bij een omgevingsvergunning afwijken van het bepaalde in lid 8.2.
Deze vergunning wordt verleend, indien de bij de betrokken bestemming behorende
bouwregels in acht worden genomen en het waterkeringsbelang door de bouwactiviteiten niet
onevenredig wordt geschaad. Hiervoor is een schriftelijk advies nodig van de beheerder van de
waterkering.
3 Algemene regels
Artikel 9 Anti-dubbeltelregel
Grond die eenmaal in aanmerking is genomen bij de het toestaan van een bouwplan waaraan uitvoering is of alsnog kan worden gegeven blijft bij de beoordeling van latere bouwplannen buiten beschouwing.
Artikel 10 Algemene bouwregels
10.1 Ondergronds bouwen en -aanleggen
 
10.1.1 Ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde
Voor het uitvoeren van ondergrondse werken, geen bouwwerken zijnde, en werkzaamheden gelden, behoudens in deze regels opgenomen bepalingen, geen beperkingen.
 
10.1.2 Ondergrondse bouwwerken
Voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken, gelden de volgende bepalingen, tenzij in de regels anders is opgenomen:
  1. Ondergrondse bouwwerken zijn uitsluitend toegestaan binnen het bouwvlak;
  2. de ondergrondse bouwhoogte van de ondergrondse bouwwerken bedraagt maximaal 4 meter beneden maaiveld;
  3. bij het berekenen van de bebouwingspercentages, of van het maximaal te bebouwen oppervlak, wordt de oppervlakte van ondergrondse gebouwen mede in aanmerking genomen. 
10.1.3 Afwijken voor ondergronds bouwen
Het bevoegd gezag kan een omgevingsvergunning verlenen voor het afwijken van het bepaalde in lid 10.1.2 voor het bouwen van ondergrondse bouwwerken met een ondergrondse bouwhoogte van maximaal 10 m onder maaiveld onder de voorwaarde dat de waterhuishouding niet ontoelaatbaar wordt verstoord.
 
10.2 Bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen
  1. Voor een bouwwerk, dat bij of krachtens de Woningwet en/of Wet algemene bepalingen omgevingsrecht op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden en dat in het plan ingevolge de bestemming is toegelaten, maar waarvan de bestaande afstands-, hoogte-, inhouds- en oppervlaktematen afwijken van de maatvoeringbepalingen in de bouwregels van de betreffende bestemming, geldt dat:
    1. Bestaande maten, die meer bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten hoogste toelaatbaar worden aangehouden;
    2. Bestaande maten, die minder bedragen dan in hoofdstuk 2 is voorgeschreven, mogen als ten minste toelaatbaar worden aangehouden.
    3. Ingeval van herbouw is lid a onder 1 en 2 uitsluitend van toepassing, indien de herbouw op dezelfde plaats plaatsvindt.
    4. Op een bouwwerk als hiervoor bedoeld in lid a, is het Overgangsrecht bouwwerken als opgenomen in dit plan niet van toepassing.
Artikel 11 Overige regels
11.1 Werking wettelijke regelingen
 
De wettelijke regelingen, waarnaar in de regels wordt verwezen, gelden zoals deze luiden op het moment van de vaststelling van het plan.
 
11.2 Overige regels - parkeren
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen of uitbreiden van een gebouw (waaronder mede wordt begrepen het splitsen van een bestaande woning in een of meerdere woningen) of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat wordt of zal worden voldaan aan het gemeentelijke parkeerbeleid, zoals dat geldt op het tijdstip van indiening van de aanvraag om een omgevingsvergunning;
  2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a:
    1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, dan wel;
    2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      2. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      3. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      4. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren. 
11.2.1 Algemene gebruiksregels parkeren
  1. Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor parkeren ter uitvoering van het gemeentelijk parkeerbeleid, voor ander gebruik dan parkeren;
  2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder c:
    1. voor zover op andere wijze in de benodigde parkeergelegenheid wordt voorzien, dan wel;
    2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      1. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal gehandicapte gebruikers of bezoekers van het gebouw;
      2. een te verwachten meer dan gemiddeld aantal klanten of bezoekers, indien het gebouw bestemd is voor de vestiging van één of meer detailhandelsbedrijven, dan wel openbare dienstverlening of vermakelijkheid;
      3. een bestemming van het gebouw als parkeergarage, dan wel garagebedrijf;
      4. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het parkeren.
11.3 Overige regels - laden of lossen
  1. Een omgevingsvergunning voor het bouwen van een gebouw of een omgevingsvergunning voor een afwijking van het gebruik waarvoor een behoefte bestaat voor ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt slechts verleend, indien is aangetoond dat op het betreffende bouwperceel in voldoende mate ruimte voor het laden of lossen van goederen wordt of zal worden aangebracht;
  2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a:
    1. voor zover op andere wijze in de benodigde laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      1. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het laden of lossen. 
11.3.1 Algemene gebruiksregels laden of lossen
  1. Tot een gebruik in strijd met alle bestemmingen wordt in ieder geval begrepen het gebruiken van gronden en bouwwerken, voor zover die zijn ingericht voor laden of lossen, voor ander gebruik dan voor laden of lossen;
  2. Bij omgevingsvergunning kan worden afgeweken van het bepaalde onder a:
    1. voor zover op andere wijze in de benodigde laad- of losruimte wordt voorzien, dan wel;
    2. mits het voldoen aan deze regels door bijzondere omstandigheden op overwegende bezwaren stuit, tot welke bijzondere omstandigheden in elk geval worden gerekend:
      1. een bestemming die zich verzet tegen een gebruik ten dienste van het laden of lossen.
  
4 Overgangs- en slotregels
Artikel 12 Overgangsrecht
12.1 Overgangsrecht bouwwerken 
  1. Een bouwwerk dat op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan aanwezig of in uitvoering is, dan wel gebouwd kan worden krachtens een omgevingsvergunning voor het bouwen, en afwijkt van het plan, mag, mits deze afwijking naar aard en omvang niet wordt vergroot,
    1. gedeeltelijk worden vernieuwd of veranderd;
    2. na het teniet gaan ten gevolge van een calamiteit geheel worden vernieuwd of veranderd, mits de aanvraag van de omgevingsvergunning voor het bouwen wordt gedaan binnen twee jaar na de dag waarop het bouwwerk is teniet gegaan.
  2. Het bevoegd gezag kan eenmalig in afwijking van bepaalde onder het eerste lid een omgevingsvergunning verlenen voor het vergroten van de inhoud van een bouwwerk als bedoeld met het bepaalde onder a met maximaal 10%.
  3. Het bepaalde onder het eerste lid is niet van toepassing op bouwwerken, die weliswaar bestaan op het tijdstip van inwerkingtreding van het plan, maar zijn gebouwd zonder vergunning en in strijd met het daarvoor geldende plan, daaronder begrepen de overgangsbepaling van dat plan.
  
12.2 Overgangsrecht gebruik 
  1. Het gebruik van grond en bouwwerken dat bestond op het tijdstip van inwerkingtreding van het bestemmingsplan en hiermee in strijd is, mag worden voortgezet.
  2. Het is verboden het met het bestemmingsplan strijdige gebruik, bedoeld in het bepaalde onder het eerste lid te veranderen of te laten veranderen in een ander met dat plan strijdig gebruik, tenzij door deze verandering de afwijking naar aard en omvang wordt verkleind.
  3. Indien het gebruik, bedoeld in het bepaalde het eerste lid na het tijdstip van inwerkingtreding van het plan voor een periode langer dan een jaar wordt onderbroken, is het verboden dit gebruik daarna te hervatten of te laten hervatten.
  4. Dit lid onder het eerste lid is niet van toepassing op het gebruik, dat reeds in strijd was met het voorheen geldende bestemmingsplan, daaronder begrepen de overgangsbepalingen van dat plan.
Artikel 13 Slotregel
Deze regels worden aangehaald als: Regels van het Bestemmingsplan “Vinkenbaan 2-4 , Warmond”.