direct naar inhoud van 5.8. Ecologie
Plan: Uitbreiding J.G. van der Mey Group Vleeswarenbedrijven e.o.
Status: voorontwerp
Plantype: bestemmingsplan
IMRO-idn: NL.IMRO.1525.BP2009TEY02001-0201

5.8. Ecologie

Beleid en toetsingskader

Nota Ruimte

De Nota Ruimte geeft het beleidskader voor de duurzame ontwikkeling en een verantwoord toekomstig grondgebruik in de vorm van onder andere de Ecologische Hoofdstructuur (EHS). De EHS is een samenhangend netwerk van bestaande en te ontwikkelen natuurgebieden. Het netwerk wordt gevormd door kerngebieden, natuurontwikkelingsgebieden en ecologische verbindingszones. De EHS is op provinciaal niveau uitgewerkt, de PEHS.

Natuurbeschermingswet 1998

Uit een oogpunt van gebiedsbescherming is de Natuurbeschermingswet 1998 van belang. Deze wet onderscheidt drie soorten gebieden, te weten:

  • a. door de minister van LNV aangewezen gebieden, zoals bedoeld in de Vogel- en Habitatrichtlijn;
  • b. door de minister van LNV aangewezen beschermde natuurmonumenten;
  • c. door Gedeputeerde Staten aangewezen beschermde landschapsgezichten.

Bij de planvorming moet worden onderzocht of de Natuurbeschermingswet 1998 de uitvoering van het plan niet in de weg staat. Dit is het geval wanneer de uitvoering tot ingrepen noodzaakt waarvan moet worden aangenomen dat daarvoor geen vergunning ingevolge de Natuurbeschermingswet 1998 zal kunnen worden verkregen.

Flora- en faunawet

Wat de soortenbescherming betreft is de Flora- en faunawet van belang. Deze wet is gericht op de bescherming van dier- en plantensoorten in hun natuurlijke leefgebied. De wet maakt hierbij een onderscheid tussen "licht" en "zwaar" beschermde soorten en zijn ingedeeld in drie beschermingscategorieën. Indien het leefgebied van soorten wordt verstoord bestaat de mogelijkheid om ontheffing te verkrijgen van het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV).

De Flora- en faunawet is in zoverre voor de onderhavige ontwikkeling van belang, dat bij de voorbereiding van het plan moet worden onderzocht of deze wet de uitvoering van de ontwikkeling niet in de weg staat.

Onderzoek

Beschrijving situatie plangebied en ontwikkeling

Het plangebied bestaat voornamelijk uit gebouwen en verhard terrein. Aan de randen van het plangebied is opgaande beplanting aanwezig.

Voor de herontwikkeling van de deellocatie aan de Hoofdstraat 26 zullen de volgende werkzaamheden in het plangebied worden uitgevoerd:

  • slopen van gebouwen;
  • het verwijderen van opgaand groen (bomen en struiken);
  • grondwerkzaamheden (bouwrijp maken);
  • bouwwerkzaamheden;
  • aanleg van parkeerterrein.

Gebiedbescherming

Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status, zoals een staats- of beschermd natuurmonument of Natura 2000-gebied of de Provinciale Ecologische Hoofdstructuur (PEHS). Ook zijn er geen beschermde natuurgebieden nabij het plangebied gelegen. Derhalve komt gebiedsbescherming niet meer aan de orde.

Soortenbescherming

De huidige ecologische waarden zijn vastgesteld aan de hand van verspreidingsatlassen (Broekhuizen, 1992; Limpens, 1997, www.ravon.nl, www.natuurloket.nl en www.waarneming.nl) waarin de waarnemingen zijn aangegeven.

Vaatplanten

Volgens het Natuurloket zijn vaatplanten goed onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Hierbij is aangegeven dat er zowel licht beschermde als zwaar beschermde soorten, als rode lijst soorten binnen de betreffende kilometerhokken voorkomen. Gezien de vele verharding en gebouwen zijn er geen groeiplaatsen van beschermde planten te verwachten op het plangebied.

Vogels

Broedvogels zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. De opgaande begroeiing biedt mogelijk geschikte nestplaatsen aan soorten als merel, ekster, koolmees, pimpelmees en roodborst. De gebouwen bieden mogelijk nestplaatsen aan huiszwaluw en huismus.

Zoogdieren

Zoogdieren zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht binnen de betreffende kilometerhokken. Gezien de vele verharding en gebouwen zijn alleen algemene soorten als egel (groene randen) en huisspitsmuis hier te verwachten. Mogelijk dat de gebouwen geschikte vaste verblijfplaatsen bieden aan vleermuizen. De opgaande begroeiing kan als foerageergebied en vliegroute dienen voor vleermuizen.

Amfibieën en reptielen

Amfibieën en reptielen zijn volgens het Natuurloket niet onderzocht in de betreffende kilometerhokken. Tijdens het nader onderzoek van Adviesbureau Mertens (juli 2008) in een nabijgelegen plangebied zijn algemene soorten als bruine kikker, groene kikker en de gewone pad aangetroffen. Mogelijk dat de kelders van de gebouwen en het opgaande groen winterverblijfplaatsen bieden aan genoemde algemene amfibieën. Andere soorten zijn hier gezien de voorkomende biotopen en verstoring niet te verwachten.

Toetsing

In tabel 5.2 staat aangegeven welke mogelijke beschermde soorten in het plangebied (naar verwachting) voorkomen en onder welk beschermingsregime deze vallen.

Tabel 5.2 Mogelijke beschermde soorten in het plangebied en het beschermingsregime

vrijstellingsregeling Ffw   ontheffingsregeling Ffw  
categorie 1   categorie 2   categorie 3  
egel en huisspitsmuis

gewone pad, groene kikker en bruine kikker  
alle soorten inheemse vogels   alle vleermuizen  

De planontwikkeling kan leiden tot verstoring van alle aanwezige soorten. Voor de genoemde ontwikkelingen zal geen ontheffing nodig zijn voor de soorten uit categorie 1, waarvoor een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet geldt.

De aantasting en verstoring van het leefgebied van de vogels uit de categorie 2 dient te worden voorkomen door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) te laten starten. Het vervangen, repareren of in de directe omgeving verplaatsen van een kast voor één van bovengenoemde soorten wordt niet gezien als een overtreding, zolang er maar nestgelegenheid beschikbaar blijft.

Aan de hand van een nader onderzoek zal worden vastgesteld of vleermuizen daadwerkelijk aanwezig zijn. Het onderzoek zal in de geschikte peildatumperiode (juni 2009) worden uitgevoerd. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van vleermuizen in de gebouwen aanwezig blijken te zijn of primaire migratieroutes of foerageergebieden in het plangebied aangetast worden door de planontwikkeling, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV. In het geval van dergelijke zwaar beschermde soorten (categorie 3) geldt een relatief zware procedure waarbij eisen worden gesteld aan mitigatie en compensatie. Indien de vereiste maatregelen worden genomen zal de gunstige staat van instandhouding van deze soorten niet in gevaar komen, temeer daar deze allen regionaal en landelijk vrij algemeen zijn. Het verlenen van ontheffing kan daarom in alle redelijkheid worden verwacht.

Conclusie

  • Het plangebied vormt geen onderdeel van een natuur- of groengebied met een beschermde status en maakt geen deel uit van de PEHS.
  • Voor de aanwezige soorten uit categorie 1 geldt een vrijstelling van de verbodsbepalingen van de Flora- en faunawet.
  • De aantasting en verstoring van het leefgebied van de soorten uit categorie 2 kan voorkomen worden door de werkzaamheden buiten het broedseizoen (globaal broedseizoen is van 15 maart t/m 15 juli) te laten starten en nestgelegenheid ter beschikking te stellen.
  • Aan de hand van een nader onderzoek zal in de geschikte peildatumperiode (juni 2009) worden vastgesteld om vleermuizen uit de categorie 3 aanwezig zijn. De samenvatting en conclusie van dit rapport zal worden opgenomen in het ontwerpbestemmingsplan. Indien vaste rust-, verblijfs- of voortplantingsplaatsen van vleermuizen in de gebouwen aanwezig blijken te zijn of primaire migratieroutes of foerageergebieden in het plangebied aangetast worden door de planontwikkeling, dient ontheffing te worden aangevraagd bij het Ministerie van LNV.

Met inachtneming van genoemde voorwaarden staan de Natuurbeschermingswet en de Flora- en faunawet het bestemmingsplan niet in de weg.